This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32016R0341
Commission Delegated Regulation (EU) 2016/341 of 17 December 2015 supplementing Regulation (EU) No 952/2013 of the European Parliament and of the Council as regards transitional rules for certain provisions of the Union Customs Code where the relevant electronic systems are not yet operational and amending Delegated Regulation (EU) 2015/2446
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
C/2015/9248
PB L 69 van 15.3.2016, p. 1–313
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 15/03/2021
15.3.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 69/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/341 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2015
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (hierna „het wetboek” genoemd) (1), en met name de artikelen 6, 7, 131, 153, 156 en 279,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag is in het wetboek aan de Commissie de bevoegdheid gedelegeerd om een aantal niet-essentiële onderdelen van het wetboek aan te vullen. |
(2) |
Het wetboek stimuleert het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, zoals voorgeschreven bij Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) en erkent dat deze technologieën niet alleen essentieel zijn voor de vergemakkelijking van de handel maar ook voor de effectiviteit van de douanecontroles. Meer in het bijzonder moeten volgens artikel 6, lid 1, van het wetboek, alle uitwisselingen van informatie tussen douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten en de opslag van die informatie geschieden met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken. In de regel moeten informatie- en communicatiesystemen de marktdeelnemers in alle lidstaten dezelfde faciliteiten bieden. |
(3) |
Op basis van het bestaande planningsdocument voor alle IT-gerelateerde douaneprojecten, dat is opgesteld overeenkomstig Beschikking nr. 70/2008/EG, bevat Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU van de Commissie (3) (het werkprogramma) een lijst van de elektronische systemen die door de lidstaten en, in voorkomend geval, in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten moeten worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat het wetboek in de praktijk toepassing kan vinden. |
(4) |
In dit verband is in artikel 278 van het wetboek bepaald dat tot en met 31 december 2020, op overgangsbasis, andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken mogen worden gebruikt voor de uitwisseling en de opslag van informatie indien de voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek benodigde elektronische systemen nog niet operationeel zijn. |
(5) |
Hoewel de in deze verordening vervatte overgangsmaatregelen in principe uiterlijk tot 31 december 2020 toepassing moeten vinden, gelet op de praktische en projectmatige overwegingen van het werkprogramma, moet in het belang van de rechtszekerheid van de marktdeelnemers worden aanvaard dat wanneer de uitroldatum van een elektronisch systeem vóór de in het wetboek vastgestelde einddatum voor de toepassing van de overgangsbepalingen valt, de in deze verordening vastgestelde andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor de uitwisseling en de opslag van informatie als alternatief worden gebruikt voor het relevante elektronische systeem, waar dat uitgerold is, en vervolgens worden geschorst. |
(6) |
Aangezien de elektronische systemen die nodig zijn voor de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, nog niet voorhanden zijn, dienen overgangsmaatregelen te worden vastgesteld met betrekking tot de vorm van dergelijke aanvragen en beschikkingen. Bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening dienen de geldende nationale en EU-gegevensbeschermingsbepalingen onverkort in acht te worden genomen. |
(7) |
Wanneer de douaneautoriteiten van meer dan één lidstaat elkaar moeten raadplegen voordat een beschikking over de toepassing van de douanewetgeving wordt genomen, is het noodzakelijk, voor zover bij deze raadpleging gegevens moeten worden uitgewisseld en opgeslagen via elektronische middelen die nog niet zijn uitgerold, overgangsmaatregelen vast te stellen om ervoor te zorgen dat zulke raadplegingen kunnen blijven plaatsvinden. |
(8) |
Aangezien de upgrade van het elektronische systeem betreffende bindende tariefinlichtingen (BTI's) nog moet plaatsvinden, moeten de huidige papieren en elektronische middelen voor BTI-aanvragen en -beschikkingen verder worden gebruikt totdat de volledige upgrade van het systeem heeft plaatsgevonden, teneinde de bedrijven te helpen bij het vaststellen van de juiste tariefindeling. |
(9) |
Aangezien de upgrade van het elektronische systeem dat vereist is voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek betreffende zowel de aanvraag als de vergunning van de status van geautoriseerd marktdeelnemer (AEO), nog moet plaatsvinden, moeten de huidige papieren en elektronische middelen verder worden gebruikt totdat de upgrade van het systeem heeft plaatsgevonden. |
(10) |
Aangezien tot de upgrade van de nationale invoersystemen gebruik moet worden gemaakt van het huidige systeem voor de aangifte van gegevens inzake de douanewaarde (DV1), dienen er in deze verordening overgangsbepalingen te worden vastgesteld betreffende de mededeling van bepaalde elementen van de douanewaarde. |
(11) |
In artikel 147 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (4) wordt verwezen naar een elektronisch systeem dat is opgezet voor de uitwisseling en de opslag van informatie over zekerheidstellingen die in meer dan één lidstaat kunnen worden gebruikt. Aangezien dat elektronische systeem nog niet voorhanden is, moet worden voorzien in andere middelen voor de opslag en de uitwisseling van deze informatie. |
(12) |
Aangezien het invoercontrolesysteem, dat noodzakelijk is voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek inzake de summiere aangifte bij binnenbrengen, nog geen volledige upgrade heeft gekregen, moeten de huidige middelen voor de uitwisseling en de opslag van informatie, niet zijnde de in artikel 6, lid 1, van het wetboek bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken, verder worden gebruikt. |
(13) |
Omdat het huidige invoercontrolesysteem slechts een summiere aangifte bij binnenbrengen met behulp van de indiening van één gegevensset kan ontvangen, moeten in dit verband ook de artikelen die voorzien in de verstrekking van gegevens in meer dan één gegevensset, tijdelijk worden opgeschort totdat de upgrade van het invoercontrolesysteem heeft plaatsgevonden, en moeten alternatieve vereisten worden vastgesteld. |
(14) |
Teneinde de douaneformaliteiten bij het binnenbrengen van goederen in verband met de veiligheid van de Unie en haar burgers te ondersteunen en te waarborgen en ervoor te zorgen dat het douanetoezicht op het juiste moment begint en naar behoren wordt uitgevoerd zolang de systemen voor kennisgeving van aankomst, aanbrengen van goederen en tijdelijke opslag nog niet zijn uitgerold, moeten alternatieve middelen voor de uitwisseling en de opslag van informatie worden vastgesteld wat de kennisgeving van aankomst, uitwijking, aanbrengen en tijdelijke opslag van goederen betreft. |
(15) |
Om ervoor te zorgen dat de handelingen om goederen onder een bepaalde douaneregeling te plaatsen, vlot kunnen verlopen, moet worden toegestaan dat verder gebruik wordt gemaakt van papieren douaneaangiften naast de bestaande nationale invoersystemen zolang de upgrade van deze systemen nog niet heeft plaatsgevonden. |
(16) |
Aangezien de door het wetboek vereiste nieuwe gegevenssets en formaten en de in verband daarmee op basis van het wetboek vastgestelde bepalingen niet beschikbaar zullen zijn totdat de upgrade van de nationale invoersystemen heeft plaatsgevonden, moet worden voorzien in de mogelijkheid dat douaneaangiften worden ingediend met een andere gegevensset, teneinde de rechtszekerheid voor marktdeelnemers te garanderen. |
(17) |
Totdat de upgrade van het geautomatiseerde uitvoersysteem en de nationale invoersystemen heeft plaatsgevonden, moet voor marktdeelnemers die gebruikmaken van de vereenvoudigde aangifte, worden voorzien in verschillende termijnen om de aanvullende aangifte in te dienen. De lidstaten moeten daarom de mogelijkheid hebben om andere dan de in artikel 146 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (5) genoemde termijnen vast te stellen. |
(18) |
In dezelfde geest moet het de lidstaten tijdens de overgangsperiode worden toegestaan om te aanvaarden dat een vereenvoudigde douaneaangifte gebeurt in de vorm van een handels- of administratief document. |
(19) |
In de gevallen waarin een douaneaangifte wordt ingediend voordat de goederen zijn aangebracht, moet de kennisgeving van de aanbrenging van de goederen, totdat de uitrol en de upgrade van de daarvoor bestemde elektronische systemen heeft plaatsgevonden, bij de douaneautoriteiten kunnen worden ingediend via de bestaande nationale systemen of met behulp van andere middelen. |
(20) |
Door het invoeren van de verplichting tot het indienen van douaneaangiften door middel van elektronische gegevensuitwisseling overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het wetboek en het schrappen van de bestaande ontheffingen van de verplichting tot het indienen van summiere aangiften voor postzendingen staan de postaanbieders voor belangrijke uitdagingen. De mogelijkheid om voor bepaalde postzendingen gebruik te maken van een aangifte met een beperkte gegevensset, vereist ook aanpassingen in de gegevensstroom en de ondersteunende IT-infrastructuur van de postaanbieders en de douaneautoriteiten van de lidstaten. Daarom zijn er overgangsregels nodig, zodat de aanpassingen aan de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vastgestelde bepalingen vlot kunnen verlopen. |
(21) |
Aangezien het DWU-systeem Douanebeschikkingen niet voorhanden is, moet alle informatie met betrekking tot aanvragen en vergunningen voor gecentraliseerde vrijmaking ook tijdens de overgangsperiode worden gepubliceerd, zodat deze met het oog op controle toegankelijk is voor de Commissie en de lidstaten. |
(22) |
Om ervoor te zorgen dat het douanevervoer van goederen per spoor vlot en zonder onderbreking kan blijven verlopen totdat de upgrade van het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer (NCTS) heeft plaatsgevonden, moet worden voorzien in regels voor het voortgezette gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor. |
(23) |
Er moeten regels worden vastgesteld voor het voortgezette gebruik van papieren of elektronische manifesten om de continuïteit en doeltreffendheid van het vervoer van goederen door lucht- en scheepvaartmaatschappijen te waarborgen totdat de upgrade van de relevante systemen van de marktdeelnemers heeft plaatsgevonden. |
(24) |
Teneinde te garanderen dat de hierboven beschreven overgangsregelingen doeltreffend functioneren, moeten ook sommige bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden gewijzigd. |
(25) |
Geen van de bepalingen van deze verordening mag aan de Commissie of de lidstaten een verplichting tot het upgraden of uitrollen van technische systemen opleggen die niet in overeenstemming is met de streefdatums die zijn vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU. |
(26) |
De bepalingen van deze verordening moeten toepassing vinden vanaf 1 mei 2016 zodat het wetboek onverkort kan worden toegepast, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
1. Bij deze verordening worden overgangsmaatregelen vastgesteld betreffende de middelen voor de uitwisseling en de opslag van gegevens zoals bedoeld in artikel 278 van het wetboek totdat de voor de toepassing van de bepalingen van het wetboek benodigde elektronische systemen operationeel zijn.
2. De gegevensvereisten, -formaten en -codes die moeten worden toegepast tijdens de overgangsperioden die zijn vastgesteld in deze verordening, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn vastgesteld in de bijlagen bij deze verordening.
AFDELING 1
Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving
Artikel 2
Aanvragen en beschikkingen
Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt in het kader van aanvragen en beschikkingen en elke latere gebeurtenis met eventuele invloed op de oorspronkelijke aanvraag of beschikking, die gevolgen hebben in één of in meerdere lidstaten.
Artikel 3
Middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie
1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU zien de douaneautoriteiten erop toe dat er middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie beschikbaar zijn ten behoeve van de raadplegingen die moeten plaatsvinden in overeenstemming met artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.
2. Iedere douaneautoriteit wijst aanspreekpunten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie met andere douaneautoriteiten en met de Commissie, en deelt de contactgegevens van de aanspreekpunten mee aan de Commissie.
3. De Commissie maakt de lijst van aanspreekpunten bekend op haar website.
AFDELING 2
Beschikkingen betreffende BTI's
Artikel 4
Vorm van BTI-aanvragen en -beschikkingen
1. Tot de datums van de upgrade van het BTI-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor aanvragen en beschikkingen in het kader van een BTI of elke latere gebeurtenis met eventuele invloed op de oorspronkelijke aanvraag of beschikking.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen geldt dat:
a) |
tot de datum van de upgrade van de eerste fase van het elektronische systeem:
|
b) |
vanaf de datum van de upgrade van de eerste fase van het elektronische systeem tot de datum van de upgrade van de tweede fase van het elektronische systeem:
|
AFDELING 3
Aanvraag voor de AEO-status
Artikel 5
Vorm van aanvragen en vergunningen
1. Tot de datum van de upgrade van het AEO-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor aanvragen en beschikkingen in het kader van een AEO of elke latere gebeurtenis met eventuele invloed op de oorspronkelijke aanvraag of beschikking.
2. In de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen geldt dat:
a) |
aanvragen voor de AEO-status gebeuren volgens het formaat van het formulier in bijlage 6, en |
b) |
vergunningen voor de AEO-status worden afgegeven volgens het formulier in bijlage 7. |
HOOFDSTUK 2
DOUANEWAARDE VAN GOEDEREN
Artikel 6
Aangifte van gegevens inzake de douanewaarde
1. Tot de datums van de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden in een douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen gegevens inzake de douanewaarde opgenomen.
2. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde gegevens.
3. Wanneer de in lid 1 bedoelde gegevens worden verstrekt met behulp van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken, moet dit gebeuren aan de hand van het formulier in bijlage 8.
4. Wanneer de douanewaarde van de betrokken goederen niet kan worden vastgesteld op basis van artikel 70 van het wetboek, kunnen de douaneautoriteiten ontheffing verlenen van de verplichting om de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevens te verstrekken.
5. In elk van de volgende gevallen verlenen de douaneautoriteiten ontheffing van de verplichting om de in lid 1 bedoelde gegevens te verstrekken, behalve wanneer dit onontbeerlijk is voor de juiste vaststelling van de douanewaarde:
a) |
wanneer de douanewaarde van de ingevoerde goederen per zending niet hoger is dan 20 000 EUR, voor zover de zending geen deel uitmaakt van gesplitste of meervoudige zendingen van dezelfde afzender aan dezelfde geadresseerde, |
b) |
wanneer de transactie die ten grondslag ligt aan het in het vrije verkeer brengen van de goederen, geen handelskarakter heeft, |
c) |
wanneer de gegevens in kwestie niet hoeven te worden ingediend voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, |
d) |
wanneer de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief niet verschuldigd worden. |
6. In het geval van regelmatig goederenverkeer van dezelfde verkoper naar dezelfde koper onder dezelfde handelsvoorwaarden kunnen de douaneautoriteiten ontheffing verlenen van het vaste vereiste om de in lid 1 bedoelde gegevens te verstrekken.
HOOFDSTUK 3
ZEKERHEIDSTELLING VOOR EEN MOGELIJKE OF BESTAANDE DOUANESCHULD
Artikel 7
Middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie
1. Tot de datums van de uitrol van het DWU-systeem Beheer van de zekerheidstelling (GUM) zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de uitwisseling en opslag van informatie over zekerheidstellingen.
2. In het in lid 1 van dit artikel bedoelde geval geldt het volgende voor de uitwisseling en de opslag van informatie over zekerheidstellingen die in meer dan één lidstaat kunnen worden gebruikt zoals bedoeld in artikel 147 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, en die niet betrekking op douanevervoer:
a) |
de informatie wordt opgeslagen door de douaneautoriteiten van elke lidstaat in overeenstemming met het bestaande nationale systeem, en |
b) |
voor de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten wordt gebruikgemaakt van e-mail. |
3. Het overeenkomstig artikel 3, lid 2, aangewezen aanspreekpunt is verantwoordelijk voor de in lid 2, onder b), bedoelde uitwisseling.
Artikel 8
Toezicht op het referentiebedrag door de douaneautoriteiten
1. Tot de datum van de uitrol van het GUM-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU preciseert de in artikel 155, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde persoon in de aanvraag voor doorlopende zekerheidstelling hoe het referentiebedrag is opgesplitst tussen de lidstaten waar hij handelingen verricht — behalve in verband met onder een regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen — die door de zekerheid moeten worden gedekt.
2. Het douanekantoor van zekerheidstelling dat de aanvraag ontvangt, raadpleegt de andere in de aanvraag genoemde lidstaten over de opsplitsing van het referentiebedrag dat door de persoon die de zekerheid moet stellen, is aangevraagd, in overeenstemming met artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.
3. In overeenstemming met artikel 157 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 is elke lidstaat verantwoordelijk voor het toezicht op zijn deel van het referentiebedrag.
HOOFDSTUK 4
AANKOMST VAN GOEDEREN EN TIJDELIJKE OPSLAG
Artikel 9
Kennisgeving van aankomst van een zeeschip of luchtvaartuig
Tot de datums van de uitrol van de DWU-systemen Kennisgeving van aankomst, Aanbrengen van goederen en Tijdelijke opslag zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de indiening van een kennisgeving van aankomst van een zeeschip of van een luchtvaartuig in overeenstemming met artikel 133 van het wetboek.
Artikel 10
Aanbrengen van goederen bij de douane
Tot de datums van de uitrol van de DWU-systemen Kennisgeving van aankomst, Aanbrengen van goederen en Tijdelijke opslag zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor het aanbrengen van goederen bij de douane in overeenstemming met artikel 139 van het wetboek.
Artikel 11
Aangifte tot tijdelijke opslag
Tot de datums van de uitrol van de DWU-systemen Kennisgeving van aankomst, Aanbrengen van goederen en Tijdelijke opslag zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de indiening van een aangifte tot tijdelijke opslag in overeenstemming met artikel 145 van het wetboek.
HOOFDSTUK 5
DOUANESTATUS EN PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING
AFDELING 1
Douanestatus van goederen
Artikel 12
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen voor goederen onder een vereenvoudigde regeling Uniedouanevervoer
Tot de datums van de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt, wanneer gebruik wordt gemaakt van de papieren regeling Uniedouanevervoer om goederen door de lucht of over zee te vervoeren in overeenstemming met artikel 24, lid 1, van deze verordening, het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen verstrekt door vermelding van de letter „C” (gelijk aan „T2L”) naast het desbetreffende artikel op het manifest.
Artikel 13
Vormen van bewijs van de douanestatus van Uniegoederen
1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Bewijs van Uniestatus (PoUS) zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de uitwisseling en opslag van informatie over het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen.
2. Wanneer andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt om het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen te leveren, wordt een T2L- of T2LF-document verstrekt met behulp van exemplaar 4 of exemplaar 4/5 van het formulier dat is opgenomen in titel III van bijlage B-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
3. Dit formulier wordt zo nodig vervolledigd met een of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met exemplaar 4 of exemplaar 4/5 van het formulier dat is opgenomen in titel IV van bijlage B-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
4. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU staan de douaneautoriteiten toe dat ladingslijsten worden gebruikt die zijn opgesteld met behulp van het formulier in deel II, hoofdstuk III, van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 als beschrijvend gedeelte van het T2L- of T2LF-document in plaats van aanvullende formulieren.
5. Wanneer de douaneautoriteiten elektronische gegevensverwerkingstechnieken gebruiken om het T2L- of T2LF-document op te stellen waarbij het gebruik van aanvullende formulieren niet mogelijk is, wordt het in lid 2 van dit artikel bedoelde document aangevuld met een of meer formulieren die overeenstemmen met exemplaar 4 of exemplaar 4/5 van het formulier dat is opgenomen in titel III van bijlage B-01 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
6. Wanneer een toegelaten afgever gebruik maakt van het speciale stempel zoals bedoeld in artikel 129 bis, lid 2, onder e), ii), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, moet dat stempel door de douaneautoriteiten zijn goedgekeurd en in overeenstemming zijn met het model in hoofdstuk II van deel II van bijlage 72-04 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013. Punten 23 en 23.1 van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn van toepassing.
AFDELING 2
Plaatsing van goederen onder een douaneregeling
Artikel 14
Middelen voor de uitwisseling van gegevens
Tot de datums van de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de indiening van douaneaangiften om goederen onder de volgende douaneregelingen te plaatsen:
a) |
in het vrije verkeer brengen; |
b) |
douane-entrepot; |
c) |
tijdelijke invoer; |
d) |
bijzondere bestemming; |
e) |
actieve veredeling. |
Artikel 15
Formulieren voor douaneaangiften
Tot de datums van de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden, wanneer andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de in artikel 14 genoemde douaneregelingen, de douaneaangiften ingediend met behulp van de formulieren die zijn opgenomen in, naargelang het geval, aanhangsels B1-D1 van bijlage 9.
Artikel 16
Formulieren voor vereenvoudigde douaneaangiften
1. Tot de datums van de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt, wanneer een vereenvoudigde douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 166 van het wetboek wordt ingediend met behulp van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken voor een in artikel 14 van deze verordening bedoelde regeling, een dergelijke aangifte ingediend met behulp van de desbetreffende formulieren die zijn opgenomen in aanhangsels B1-B5 van bijlage 9.
2. Tot de datums van de upgrade van de in lid 1 bedoelde systemen kunnen de douaneautoriteiten, wanneer een persoon toestemming heeft gekregen voor het regelmatige gebruik van een vereenvoudigde aangifte zoals bedoeld in artikel 166, lid 2, van het wetboek voor een regeling zoals bedoeld in artikel 14 van deze verordening, een handels- of administratief document aanvaarden als een vereenvoudigde aangifte op voorwaarde dat dat document ten minste de gegevens bevat die nodig zijn voor de identificatie van de goederen, en het vergezeld gaat van een aanvraag om de goederen onder de desbetreffende douaneregeling te plaatsen.
Artikel 17
Indiening van een douaneaangifte vóór de aanbrenging van de goederen
Tot de respectieve datums van de uitrol van het DWU-systeem Geautomatiseerd uitvoersysteem (AES) en van de upgrade van de nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten, wanneer een douaneaangifte wordt ingediend voordat de goederen zijn aangebracht overeenkomstig artikel 171 van het wetboek, toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de indiening van de kennisgeving van aanbrengen.
Artikel 18
Middelen voor de uitwisseling van informatie voor gecentraliseerde vrijmaking
1. Tot de respectieve datums van de uitrol van het DWU-systeem Gecentraliseerde inklaring (CCI) en het AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU stellen de douaneautoriteiten die betrokken zijn bij een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking, in onderlinge samenwerking een regeling vast om de naleving van artikel 179, leden 4 en 5, van het wetboek, te garanderen.
2. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de uitwisseling van informatie tussen douaneautoriteiten onderling en tussen douaneautoriteiten en houders van een vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking.
Artikel 19
Opslag van informatie
1. De lidstaten verstrekken de Commissie de lijst van aanvragen en vergunningen voor gecentraliseerde vrijmaking, die deze vervolgens opslaat in de desbetreffende categorie in het communicatie- en informatiedocumentatiecentrum voor overheden, bedrijven en burgers (CIRCABC).
2. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde lijst up-to-date is.
Artikel 20
Afwijzing van een aanvraag voor gecentraliseerde vrijmaking
Tot de respectieve datums van de uitrol van het CCI- en het AES-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kan de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit aanvragen voor gecentraliseerde vrijmaking afwijzen wanneer de vergunning tot onevenredige administratieve lasten zou leiden.
Artikel 21
Inschrijving in de administratie van de aangever
1. Tot de respectieve datums van de upgrade van de nationale invoersystemen en van de uitrol van het AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de indiening van de kennisgeving van aanbrengen, behalve wanneer ontheffing is verleend van de verplichting om de goederen bij de douane aan te brengen in overeenstemming met artikel 182, lid 3, van het wetboek.
2. Tot de datum van de uitrol van het AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten, met het oog op de plaatsing van goederen onder de regeling uitvoer of wederuitvoer, toestaan dat de kennisgeving van aanbrengen wordt vervangen door een aangifte, waaronder een vereenvoudigde aangifte.
HOOFDSTUK 6
BIJZONDERE REGELINGEN
AFDELING 1
Algemene bepalingen voor andere bijzondere regelingen dan douanevervoer
Artikel 22
Formulieren voor aanvragen en vergunningen voor bijzondere regelingen
1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU worden aanvragen voor een vergunning zoals bedoeld in artikel 211, lid 1, van het wetboek, wanneer deze niet gebaseerd zijn op een douaneaangifte en wanneer deze worden gedaan met andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken, ingediend met behulp van het formulier in bijlage 12 bij deze verordening.
2. Wanneer de douaneautoriteiten die bevoegd zijn om op de in lid 1 bedoelde aanvraag te beschikken, besluiten de vergunning te verlenen, doen zij dit met behulp van het formulier in bijlage 12.
Artikel 23
Te gebruiken middelen voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF)
1. Tot de datums van de uitrol van het DWU-systeem Inlichtingenbladen (INF) voor bijzondere regelingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen.
2. Wanneer andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor een gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 181 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, wordt gebruikgemaakt van de inlichtingenbladen die zijn opgenomen in bijlage 13 bij deze verordening.
3. Voor de toepassing van lid 1 worden de in bijlage 13 opgenomen inlichtingenbladen gelezen volgens de concordantietabel in het aanhangsel bij die bijlage.
4. Wanneer een gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen zoals bedoeld in artikel 181 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 vereist is voor het in artikel 1, punt 27, van die verordening bedoelde geval, kan eender welke methode voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen worden gebruikt.
AFDELING 2
Douanevervoer
Artikel 24
Algemene bepalingen
1. Tot de datums van de upgrade van het NCTS zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor, door de lucht of over zee zoals bedoeld in de artikelen 25, 26 en 29 tot en met 51 van deze verordening van toepassing.
2. Tot 1 mei 2018 is de regeling Uniedouanevervoer op basis van een elektronisch manifest voor het vervoer van goederen door de lucht of over zee zoals bedoeld in de artikelen 27, 28, 29, 52 en 53 van deze verordening van toepassing op de marktdeelnemers die nog geen upgrade hebben doorgevoerd van de systemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek.
Tot die datum worden de regelingen zoals bedoeld in de artikelen 27, 28, 29, 52 en 53 beschouwd gelijkwaardig te zijn aan de regeling van artikel 233, lid 4, onder e), van het wetboek en wordt geen zekerheid geëist overeenkomstig artikel 89, lid 8, onder d), van het wetboek.
Artikel 25
Vergunning voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor
1. Er wordt vergunning verleend voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
de aanvrager is een spoorwegmaatschappij; |
b) |
de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van de Unie; |
c) |
de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling Uniedouanevervoer of de bevoegde douaneautoriteit weet dat hij aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling kan voldoen, en |
d) |
de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of belastingwetgeving gepleegd. |
2. De vergunning voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor geldt in alle lidstaten.
Artikel 26
Vergunning voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer door de lucht of over zee
1. Er wordt vergunning verleend voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer door de lucht of over zee aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
in het geval van de papieren regeling Uniedouanevervoer door de lucht: de aanvrager is een luchtvaartmaatschappij; |
b) |
in het geval van de papieren regeling Uniedouanevervoer over zee: de aanvrager is een scheepvaartmaatschappij; |
c) |
de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van de Unie; |
d) |
de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling Uniedouanevervoer of de bevoegde douaneautoriteit weet dat hij aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling kan voldoen, en |
e) |
de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of belastingwetgeving gepleegd. |
2. De vergunning voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer door de lucht of over zee geldt in de in de vergunning genoemde lidstaten.
Artikel 27
Vergunning voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer door de lucht op basis van een elektronisch manifest
1. Er wordt vergunning verleend voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer door de lucht op basis van een elektronisch manifest aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
de aanvrager is een luchtvaartmaatschappij die een beduidend aantal vluchten tussen EU-luchthavens uitvoert; |
b) |
de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van de Unie of heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting in de Unie; |
c) |
de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling Uniedouanevervoer of de bevoegde douaneautoriteit weet dat hij aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling kan voldoen, en |
d) |
de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of belastingwetgeving gepleegd. |
2. Zodra zij de aanvraag voor deze vergunning hebben aanvaard, delen de bevoegde douaneautoriteiten dit mee aan de andere lidstaten op het grondgebied waarvan de luchthavens van vertrek en van bestemming, die verbonden zijn via elektronische gegevensuitwisselingssystemen, zijn gelegen.
Indien binnen 60 dagen na de datum van deze mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, geven de bevoegde douaneautoriteiten de vergunning af.
3. De vergunning voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer door de lucht op basis van een elektronisch manifest geldt voor Uniedouanevervoer tussen de in de vergunning genoemde luchthavens.
Artikel 28
Vergunning voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer over zee op basis van een elektronisch manifest
1. Er wordt vergunning verleend voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer over zee op basis van een elektronisch manifest aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
de aanvrager is een scheepvaartmaatschappij die een beduidend aantal vaarten tussen EU-havens verricht; |
b) |
de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van de Unie of heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting in de Unie; |
c) |
de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling Uniedouanevervoer of de bevoegde douaneautoriteit weet dat hij aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling kan voldoen, en |
d) |
de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of belastingwetgeving gepleegd. |
2. Zodra zij de aanvraag voor deze vergunning hebben aanvaard, delen de bevoegde douaneautoriteiten dit mee aan de andere lidstaten op het grondgebied waarvan de havens van vertrek en van bestemming, die verbonden zijn via elektronische gegevensuitwisselingssystemen, zijn gelegen.
Indien binnen 60 dagen na de datum van deze mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, geven de bevoegde douaneautoriteiten de vergunning af.
3. De vergunning voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer over zee op basis van een elektronisch manifest geldt uitsluitend voor Uniedouanevervoer tussen de in de vergunning genoemde havens.
Artikel 29
Bepalingen betreffende vergunningen voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor, door de lucht of over zee en voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer door de lucht of over zee op basis van een elektronisch manifest
1. Een in de artikelen 25, 26, 27 en 28 bedoelde vergunning wordt slechts verleend op voorwaarde dat:
a) |
de bevoegde douaneautoriteit van oordeel is dat zij in staat zal zijn om toezicht te houden op het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer en controles te verrichten zonder dat zij daarvoor administratieve maatregelen moet nemen die niet in verhouding staan tot de behoeften van de betrokkene; |
b) |
de aanvrager een administratie voert aan de hand waarvan de bevoegde douaneautoriteiten een doeltreffende controle kunnen verrichten. |
2. Wanneer de aanvrager houder is van een AEO-vergunning zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, onder a), van het wetboek, wordt geacht aan de vereisten van artikel 25, lid 1, onder d), artikel 26, lid 1, onder e), artikel 27, lid 1, onder d), artikel 28, lid 1, onder d), en lid 1 van dit artikel te zijn voldaan.
Artikel 30
CIM-vrachtbrief als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor
Op voorwaarde dat hij wordt gebruikt voor vervoer dat door toegelaten spoorwegondernemingen in onderlinge samenwerking wordt verricht, geldt de CIM-vrachtbrief als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor.
Artikel 31
Houder van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor en op hem rustende verplichtingen
1. De houder van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor is:
a) |
een toegelaten spoorwegonderneming die in een lidstaat is gevestigd, goederen aanneemt voor vervoer onder geleide van een CIM-vrachtbrief die fungeert als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor, en vak 58b van de CIM-vrachtbrief invult door het vak „ja” aan te kruisen en haar UIC-code te vermelden, of |
b) |
wanneer de vervoersbeweging buiten het douanegebied van de Unie begint en de goederen dat douanegebied binnenkomen, elke andere toegelaten spoorwegonderneming die in een lidstaat is gevestigd en namens welke vak 58b door een spoorwegonderneming van een derde land wordt ingevuld. |
2. De houder van deze regeling neemt impliciet de verantwoordelijkheid op zich dat de opvolgende vervoerders en ondervervoerders (spoorwegondernemingen) die bij het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer betrokken zijn, ook voldoen aan de vereisten van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor.
Artikel 32
Verplichtingen van de toegelaten spoorwegonderneming
1. De goederen worden achtereenvolgens overgenomen en vervoerd door verschillende toegelaten spoorwegondernemingen op het nationale net en de betrokken toegelaten spoorwegondernemingen verklaren zich ten overstaan van de douaneautoriteit hoofdelijk aansprakelijk voor iedere potentiële douaneschuld.
2. Niettegenstaande de verplichtingen van de houder van de regeling zoals bedoeld in artikel 233, leden 1 en 2, van het wetboek, moeten andere toegelaten spoorwegondernemingen die de goederen tijdens het vervoer overnemen en die in vak 57 van de CIM-vrachtbrief vermeld zijn, er ook op toezien dat correct gebruik wordt gemaakt van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor.
3. De samenwerkende spoorwegondernemingen maken gebruik van een gezamenlijk overeengekomen systeem om onregelmatigheden bij het vervoer te controleren en te onderzoeken en zij zijn verantwoordelijk voor:
a) |
de afzonderlijke afrekening van de vervoerskosten op basis van gegevens die voor elke vervoersbeweging onder de regeling Uniedouanevervoer per spoor en voor elke maand ter beschikking moeten worden gehouden van de onafhankelijke toegelaten spoorwegonderneming in elke lidstaat; |
b) |
de opsplitsing van de vervoerskosten per lidstaat wiens grondgebied de goederen zijn binnengekomen tijdens het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer per spoor, en |
c) |
de betaling van het aandeel in de kosten die door elk van de samenwerkende toegelaten spoorwegondernemingen worden gedragen. |
Artikel 33
Formaliteiten bij het douanekantoor van vertrek
1. Wanneer de goederen onder de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor worden geplaatst en de vervoersbeweging begint en moet eindigen binnen het douanegebied van de Unie, worden de goederen aangebracht bij en wordt de CIM-vrachtbrief voorgelegd aan het douanekantoor van vertrek.
2. Het douanekantoor van vertrek brengt in het voor de douane bestemde vak van de bladen 1, 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief op duidelijk zichtbare wijze het volgende teken aan:
a) |
„T1”, indien de goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer overeenkomstig artikel 226, leden 1 en 2, van het wetboek worden vervoerd; |
b) |
„T2”, indien de goederen onder de regeling intern Uniedouanevervoer overeenkomstig artikel 227, lid 1, van het wetboek worden vervoerd, of |
c) |
„T2F”, in een geval zoals bedoeld in artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446. De tekens „T2” en „T2F” worden gewaarmerkt door het stempel van het douanekantoor van vertrek. |
3. Alle exemplaren van de CIM-vrachtbrief worden aan de betrokkene teruggegeven.
4. De toegelaten spoorwegonderneming draagt er zorg voor dat op de goederen die onder de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor worden vervoerd, etiketten worden aangebracht die zijn voorzien van een pictogram waarvan een model is opgenomen in bijlage 10. De etiketten worden aangebracht of rechtstreeks gedrukt op de CIM-vrachtbrief en op de desbetreffende wagon indien het een wagonlading betreft dan wel op het collo of de colli in andere gevallen. De etiketten mogen worden vervangen door een stempel dat het in bijlage 10 opgenomen pictogram weergeeft.
5. Wanneer de vervoersbeweging buiten het douanegebied van de Unie begint en binnen dat douanegebied moet eindigen, treedt het douanekantoor dat bevoegd is voor het grensstation waarlangs de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen, op als douanekantoor van vertrek.
Bij het douanekantoor van vertrek hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 34
Ladingslijsten
1. Wanneer op een CIM-vrachtbrief meer dan één wagon of container is vermeld, mag gebruik worden gemaakt van ladingslijsten, opgesteld overeenkomstig het formulier in bijlage 11.
2. Op de ladingslijsten wordt het nummer vermeld van de wagon waarop de CIM-vrachtbrief betrekking heeft of, in voorkomend geval, het nummer van de container waarin de goederen zich bevinden.
3. Bij vervoersbewegingen die binnen het douanegebied van de Unie beginnen en waarbij zowel onder de regeling extern Uniedouanevervoer als onder de regeling intern Uniedouanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd, worden voor elke categorie goederen afzonderlijke ladingslijsten opgesteld.
De volgnummers van de ladingslijsten die betrekking hebben op elk van de twee categorieën goederen, worden vermeld in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van de CIM-vrachtbrief.
4. De ladingslijsten bij de CIM-vrachtbrief maken integrerend deel uit van de vrachtbrief en hebben dezelfde rechtsgevolgen.
5. Het origineel van de ladingslijsten wordt gewaarmerkt met het stempel van het station van verzending.
Artikel 35
Formaliteiten bij het douanekantoor van doorgang
Wanneer de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor van toepassing is, hoeven geen formaliteiten te worden vervuld bij het douanekantoor van doorgang.
Artikel 36
Formaliteiten bij het douanekantoor van bestemming
1. Wanneer de onder de papieren regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen bij het douanekantoor van bestemming aankomen, moet de toegelaten spoorwegonderneming bij dat douanekantoor:
a) |
de goederen aanbrengen; |
b) |
de bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief voorleggen. Het douanekantoor van bestemming geeft het door hem afgestempelde blad 2 van de CIM-vrachtbrief terug aan de toegelaten spoorwegonderneming en behoudt blad 3 van de CIM-vrachtbrief. |
2. Het douanekantoor dat bevoegd is voor het station van bestemming, treedt op als douanekantoor van bestemming.
Wanneer de goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, treedt het voor dit station bevoegde douanekantoor op als douanekantoor van bestemming. Dit douanekantoor stempelt de bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief alsook de extra kopie van blad 3 van de CIM-vrachtbrief die door de toegelaten spoorwegonderneming zijn voorgelegd, af en brengt op deze bladen een van de volgende aantekeningen aan:
— |
Cleared, |
— |
Dédouané, |
— |
Verzollt, |
— |
Sdoganato, |
— |
Vrijgemaakt, |
— |
Toldbehandlet, |
— |
Εκτελωνισμένο, |
— |
Despachado de aduana, |
— |
Desalfandegado, |
— |
Tulliselvitetty, |
— |
Tullklarerat, |
— |
Propuštěno, |
— |
Lõpetatud, |
— |
Nomuitots, |
— |
Išleista, |
— |
Vámkezelve, |
— |
Mgħoddija, |
— |
Odprawiony, |
— |
Ocarinjeno, |
— |
Prepustené, |
— |
Оформено |
— |
Vămuit, of |
— |
Ocarinjeno. |
Dit douanekantoor geeft de door hem afgestempelde bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief onverwijld terug aan de toegelaten spoorwegonderneming en behoudt de extra kopie van blad 3 van de CIM-vrachtbrief.
3. De in lid 2 van dit artikel bedoelde procedure is niet van toepassing op accijnsgoederen zoals omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (6).
4. In het in lid 2 van dit artikel bedoelde geval kan de bevoegde douaneautoriteit van de lidstaat van bestemming om een controle achteraf verzoeken van de aantekeningen die door de voor het tussenstation bevoegde douaneautoriteit zijn aangebracht op de bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief.
5. Artikel 33, leden 1, 2 en 3, is van toepassing op het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor wanneer de vervoersbeweging binnen het douanegebied van de Unie begint en buiten dat douanegebied moet eindigen.
Het douanekantoor dat bevoegd is voor het grensstation waarlangs de goederen onder de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor het douanegebied van de Unie verlaten, treedt op als douanekantoor van bestemming. Bij het douanekantoor van bestemming hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 37
Wijziging van de vervoersovereenkomst
In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst teneinde:
a) |
een vervoersbeweging binnen in plaats van buiten het douanegebied van de Unie te beëindigen, of |
b) |
een vervoersbeweging buiten in plaats van binnen het douanegebied van de Unie te beëindigen, |
mogen de toegelaten spoorwegondernemingen de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het douanekantoor van vertrek uitvoeren.
In alle andere gevallen mogen de toegelaten spoorwegondernemingen de gewijzigde overeenkomst uitvoeren; zij stellen het douanekantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.
Artikel 38
Papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor waarbij het vervoer begint en eindigt buiten het douanegebied van de Unie
Wanneer de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor van toepassing is en het vervoer begint en moet eindigen buiten het douanegebied van de Unie, zijn respectievelijk de in artikel 33, lid 5, en artikel 36, lid 5, bedoelde douanekantoren de kantoren die moeten optreden als douanekantoor van vertrek en douanekantoor van bestemming.
Bij het douanekantoor van vertrek en bij het douanekantoor van bestemming hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 39
Regeling intern douanevervoer
1. Wanneer de bepalingen van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van toepassing zijn en de Uniegoederen worden vervoerd via een of meer landen die partij zijn bij die overeenkomst, worden de goederen voor het gehele traject vanaf het station van vertrek in het douanegebied van de Unie tot het station van bestemming in het douanegebied van de Unie, op de door elke lidstaat bepaalde wijze, onder de regeling intern Uniedouanevervoer geplaatst zonder dat de CIM-vrachtbrief hoeft te worden voorgelegd aan en de goederen hoeven te worden aangebracht bij het douanekantoor van vertrek, en zonder dat de in artikel 33, lid 4, bedoelde etiketten hoeven te worden aangebracht of afgedrukt.
Bij het douanekantoor van bestemming hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
2. Wanneer Uniegoederen per spoor worden vervoerd van een plaats in een lidstaat naar een plaats in een andere lidstaat, over het grondgebied van een of meer derde landen die geen partij zijn bij de overeenkomst gemeenschappelijk douanevervoer, is de regeling intern Uniedouanevervoer van toepassing. De bepalingen van artikel 1 zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.
3. In het in lid 2 van dit artikel bedoelde geval wordt de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor op het grondgebied van een derde land opgeschort.
Artikel 40
Regeling extern douanevervoer
In de in artikel 33, lid 5, en artikel 38 bedoelde gevallen worden de goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer geplaatst, tenzij de douanestatus van Uniegoederen is vastgesteld overeenkomstig de artikelen 153, 154 en 155 van het wetboek.
Artikel 41
Boekhoudafdeling van toegelaten spoorwegondernemingen en douanecontrole
1. De toegelaten spoorwegondernemingen houden de administratie bij in hun boekhoudafdeling en gebruiken het gezamenlijk overeengekomen systeem dat in deze afdelingen ten uitvoer is gelegd, om onregelmatigheden te onderzoeken.
2. De douaneautoriteit van de lidstaat waar de toegelaten spoorwegonderneming gevestigd is, heeft toegang tot de gegevens in de boekhoudafdeling van die onderneming.
3. Met het oog op de douanecontrole houdt de toegelaten spoorwegonderneming, in het land van bestemming, alle CIM-vrachtbrieven die zijn gebruikt als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer per spoor, ter beschikking van de douaneautoriteit in de lidstaat van bestemming, op de wijze die in onderling overleg met deze autoriteit is vastgesteld.
Artikel 42
Gebruik van de regeling Uniedouanevervoer
1. Wanneer de regeling Uniedouanevervoer van toepassing is, staan artikel 25 en de artikelen 29 tot en met 45 niet in de weg aan het gebruik van de regeling die is vastgesteld in de artikelen 188, 189 en 190 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en de artikelen 291 tot en met 312 en bijlage 72-04, punt 19, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447; artikel 33, lid 4, en artikel 41 van deze verordening zijn niettemin van toepassing.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt bij de opstelling van de CIM-vrachtbrief in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze verwezen naar het MRN van de aangifte voor douanevervoer.
3. Bovendien moet blad 2 van de CIM-vrachtbrief worden gewaarmerkt door de spoorwegonderneming die bevoegd is voor het laatste bij het Uniedouanevervoer betrokken spoorwegstation. Deze onderneming waarmerkt het document nadat zij zich ervan heeft vergewist dat de goederen worden vervoerd onder dekking van de aangifte voor Uniedouanevervoer.
Artikel 43
Toegelaten afzender
Wanneer de als aangifte voor douanevervoer fungerende CIM-vrachtbrief niet hoeft te worden voorgelegd aan en de goederen niet hoeven te worden aangebracht bij het douanekantoor van vertrek in het geval van goederen die door een toegelaten afzender onder de papieren regeling Uniedouanevervoer worden geplaatst, neemt het douanekantoor van vertrek de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat op de bladen 1, 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief het teken „T1”, „T2” of „T2F” is aangebracht, naargelang het geval.
Artikel 44
Toegelaten geadresseerde
Wanneer de goederen aankomen op de plaats van een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b), van het wetboek, kunnen de douaneautoriteiten bepalen dat de bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief, in afwijking van artikel 315 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, rechtstreeks door de spoorwegonderneming of de vervoersonderneming aan het kantoor van bestemming worden afgeleverd.
Artikel 45
Gebruik van andere papieren regelingen voor Uniedouanevervoer per spoor
Op voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de Uniemaatregelen die van toepassing zijn op goederen die onder de regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst, gewaarborgd is:
a) |
hebben de lidstaten het recht andere papieren regelingen voor Uniedouanevervoer per spoor die zij bilateraal of multilateraal al met elkaar zijn overeengekomen, te blijven toepassen, en |
b) |
heeft elke lidstaat het recht andere papieren regelingen voor Uniedouanevervoer per spoor te blijven toepassen voor goederen die niet moeten worden vervoerd naar het grondgebied van een andere lidstaat. |
Artikel 46
Manifest als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer door de lucht
1. Aan een luchtvaartmaatschappij kan vergunning worden verleend om het goederenmanifest als aangifte voor douanevervoer te gebruiken, mits de inhoud ervan overeenstemt met het formulier dat is opgenomen in aanhangsel 3 van bijlage 9 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, gedaan te Chicago op 7 december 1944.
2. In de in artikel 26 bedoelde vergunning worden de vorm van het manifest en de luchthavens van vertrek en van bestemming voor vervoersbewegingen onder de regeling Uniedouanevervoer vermeld. De luchtvaartmaatschappij waaraan overeenkomstig artikel 26 vergunning is verleend, doet de bevoegde douaneautoriteiten van elke betrokken luchthaven een gewaarmerkt afschrift van die vergunning toekomen.
3. Wanneer een vervoersbeweging betrekking heeft op goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer worden vervoerd overeenkomstig artikel 226 van het wetboek of goederen die overeenkomstig artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden vervoerd, worden deze goederen op afzonderlijke manifesten vermeld.
Artikel 47
Door de luchtvaartmaatschappij te verrichten formaliteiten
1. De luchtvaartmaatschappij vermeldt de volgende gegevens op een manifest:
a) |
„T1”, indien de goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer overeenkomstig artikel 226 van het wetboek worden vervoerd; |
b) |
„T2F”, in een geval zoals bedoeld in artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446; |
c) |
de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen vervoert, |
d) |
het vluchtnummer; |
e) |
de datum van de vlucht; |
f) |
de luchthaven van vertrek en de luchthaven van bestemming. |
2. Naast de in lid 1 gevraagde gegevens vermeldt de luchtvaartmaatschappij voor elke zending de volgende gegevens op het manifest:
a) |
het nummer van de luchtvrachtbrief; |
b) |
het aantal colli; |
c) |
de handelsomschrijving van de goederen, inclusief alle gegevens om deze te kunnen identificeren; |
d) |
de brutomassa. |
3. Bij groepagevervoer wordt de omschrijving in voorkomend geval vervangen door de vermelding „consolidation”, eventueel in afgekorte vorm. In dat geval moet de handelsomschrijving van de goederen, inclusief alle gegevens om deze te kunnen identificeren, voorkomen op de luchtvrachtbrieven die op de in het manifest vermelde zendingen betrekking hebben. Deze luchtvrachtbrieven worden aan het manifest gehecht.
4. De luchtvaartmaatschappij dateert en ondertekent het manifest.
5. Het manifest wordt ten minste in tweevoud aan de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek voorgelegd, die één exemplaar bijhouden.
6. Een exemplaar van het manifest wordt aan de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming voorgelegd.
Artikel 48
Verificatie van een lijst van manifesten die zijn gebruikt als een papieren aangifte voor douanevervoer door de lucht
1. Eenmaal per maand waarmerken de bevoegde douaneautoriteiten van elke luchthaven van bestemming een lijst van door de luchtvaartmaatschappijen opgestelde manifesten die hun in de loop van de vorige maand zijn voorgelegd, en doen zij deze toekomen aan de douaneautoriteiten van elke luchthaven van vertrek.
2. Deze lijst bevat voor elk manifest de volgende gegevens:
a) |
het nummer van het manifest; |
b) |
het teken dat aangeeft dat het manifest overeenkomstig artikel 47, lid 1, onder a) en b), als aangifte voor douanevervoer wordt gebruikt; |
c) |
de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd; |
d) |
het vluchtnummer, en |
e) |
de datum van de vlucht. |
3. In de in artikel 26 bedoelde vergunning kan ook worden bepaald dat de luchtvaartmaatschappijen zelf de in lid 1 bedoelde lijst doen toekomen aan de bevoegde douaneautoriteiten van elke luchthaven van vertrek.
4. Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld in verband met de gegevens op de in de lijst opgenomen manifesten, delen de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming dit mee aan de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek en aan de bevoegde douaneautoriteit die de vergunning heeft afgegeven, waarbij zij met name verwijzen naar de luchtvrachtbrieven betreffende de goederen die tot de vaststelling van de onregelmatigheden aanleiding hebben gegeven.
Artikel 49
Manifest als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling Uniedouanevervoer over zee
1. Een scheepvaartmaatschappij waaraan overeenkomstig artikel 26 vergunning is verleend, gebruikt het goederenmanifest als een aangifte voor douanevervoer in de in de vergunning voorgeschreven vorm.
2. In de vergunning worden de havens van vertrek en van bestemming voor vervoersbewegingen onder de regeling Uniedouanevervoer vermeld. De scheepvaartmaatschappij waaraan overeenkomstig artikel 26 vergunning is verleend, doet de douaneautoriteiten van elke betrokken haven een gewaarmerkt afschrift van die vergunning toekomen.
3. Wanneer een vervoersbeweging betrekking heeft op goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer worden vervoerd overeenkomstig artikel 226 van het wetboek of goederen die overeenkomstig artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden vervoerd, worden deze goederen op afzonderlijke manifesten vermeld.
Artikel 50
Door de scheepvaartmaatschappij te verrichten formaliteiten
1. De scheepvaartmaatschappij vermeldt de volgende gegevens op een manifest:
a) |
„T1”, indien de goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer overeenkomstig artikel 226 van het wetboek worden vervoerd; |
b) |
„T2F”, in een geval zoals bedoeld in artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446; |
c) |
de naam en het volledige adres van de scheepvaartmaatschappij die de goederen vervoert; |
d) |
de naam van het schip; |
e) |
de haven van vertrek; |
f) |
de haven van bestemming; |
g) |
de datum van het vervoer over zee. |
2. Naast de in lid 1 gevraagde gegevens vermeldt de scheepvaartmaatschappij voor elke zending de volgende gegevens op het manifest:
a) |
het nummer van het cognossement; |
b) |
het aantal, de aard, de merken en nummers van de colli; |
c) |
de handelsomschrijving van de goederen, inclusief alle gegevens om deze te kunnen identificeren; |
d) |
de brutomassa; |
e) |
in voorkomend geval, de identificatienummers van de containers. |
3. De scheepvaartmaatschappij dateert en ondertekent het manifest.
4. Het manifest wordt ten minste in tweevoud aan de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van vertrek voorgelegd, die één exemplaar bijhouden.
5. Een exemplaar van het manifest wordt aan de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van bestemming voorgelegd.
Artikel 51
Verificatie van een lijst van manifesten die zijn gebruikt als een papieren aangifte voor douanevervoer over zee
1. Eenmaal per maand waarmerken de bevoegde douaneautoriteiten van elke haven van bestemming een lijst van door de scheepvaartmaatschappijen opgestelde manifesten die hun in de loop van de vorige maand zijn voorgelegd, en doen zij deze toekomen aan de bevoegde douaneautoriteiten van elke haven van vertrek.
2. Deze lijst bevat voor elk manifest de volgende gegevens:
a) |
het nummer van het manifest; |
b) |
het teken dat aangeeft dat het manifest overeenkomstig artikel 50, lid 1, onder a) en b), als aangifte voor douanevervoer wordt gebruikt; |
c) |
de naam van de scheepvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd, en |
d) |
de datum van het vervoer over zee. |
3. In de in artikel 26 bedoelde vergunning kan ook worden bepaald dat de scheepvaartmaatschappijen zelf de in lid 1 bedoelde lijst doen toekomen aan de bevoegde douaneautoriteiten van elke haven van vertrek.
4. Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld in verband met de gegevens op de in de lijst opgenomen manifesten, delen de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van bestemming dit mee aan de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van vertrek en aan de douaneautoriteit die de vergunning heeft afgegeven, waarbij zij met name verwijzen naar de cognossementen betreffende de goederen die tot de vaststelling van de onregelmatigheden aanleiding hebben gegeven.
Artikel 52
Elektronisch manifest als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer door de lucht
1. De luchtvaartmaatschappij zendt het in de luchthaven van vertrek opgestelde manifest naar de luchthaven van bestemming met behulp van een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem.
2. De luchtvaartmaatschappij vermeldt een van de volgende tekens naast de desbetreffende artikelen op het manifest:
a) |
„T1”, indien de goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer overeenkomstig artikel 226 van het wetboek worden vervoerd; |
b) |
„T2F”, in een geval zoals bedoeld in artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446; |
c) |
„TD” indien de goederen reeds onder een regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst of in het kader van de regeling actieve veredeling, douane-entrepot of tijdelijke invoer worden vervoerd. In dergelijke gevallen brengt de luchtvaartmaatschappij het teken „TD” ook aan op de overeenkomstige luchtvrachtbrief en verwijst zij naar de gebruikte regeling alsmede het nummer en de datum van de aangifte voor douanevervoer of het document van overdracht en de naam van het kantoor van afgifte; |
d) |
„C” voor Uniegoederen die niet onder een regeling Uniedouanevervoer worden vervoerd; |
e) |
„X” voor uit te voeren Uniegoederen die niet onder een regeling Uniedouanevervoer worden vervoerd. |
3. Het manifest dient eveneens de in artikel 47, lid 1, onder c) tot en met f), en artikel 47, lid 2, bedoelde gegevens te bevatten.
4. De regeling Uniedouanevervoer wordt als beëindigd beschouwd zodra de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen beschikken over het manifest dat met behulp van een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem is verzonden, en de goederen bij hen zijn aangebracht.
5. De door de luchtvaartmaatschappij overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder b), gevoerde administratie bevat ten minste de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens.
Indien nodig zenden de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming de relevante gegevens van manifesten die via een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem zijn ontvangen, ter controle aan de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek.
6. De luchtvaartmaatschappij stelt de bevoegde douaneautoriteiten in kennis van alle overtredingen en onregelmatigheden.
7. De bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming stellen de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek en de bevoegde douaneautoriteit die de vergunning heeft afgegeven, zo spoedig mogelijk in kennis van alle overtredingen en onregelmatigheden.
Artikel 53
Elektronisch manifest als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer over zee
1. De scheepvaartmaatschappij zendt het in de haven van vertrek opgestelde manifest naar de haven van bestemming met behulp van een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem.
2. De scheepvaartmaatschappij kan één manifest voor alle vervoerde goederen gebruiken. In dat geval vermeldt zij een van de volgende tekens naast de desbetreffende artikelen op het manifest:
a) |
„T1”, indien de goederen onder de regeling extern Uniedouanevervoer overeenkomstig artikel 226 van het wetboek worden vervoerd; |
b) |
„T2F”, in een geval zoals bedoeld in artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446; |
c) |
„TD” indien de goederen reeds onder een regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst of in het kader van de regeling actieve veredeling, douane-entrepot of tijdelijke invoer worden vervoerd. In dergelijke gevallen brengt de scheepvaartmaatschappij het teken „TD” ook aan op het overeenkomstige cognossement of een ander geschikt handelsdocument en verwijst zij naar de gebruikte regeling alsmede het nummer en de datum van de aangifte voor douanevervoer of het document van overdracht en de naam van het kantoor van afgifte; |
d) |
„C” voor Uniegoederen die niet onder een regeling Uniedouanevervoer worden vervoerd; |
e) |
„X” voor uit te voeren Uniegoederen die niet onder een regeling Uniedouanevervoer worden vervoerd. |
3. Het manifest dient eveneens de in artikel 50, lid 1, onder c) tot en met g), en artikel 50, lid 2, bedoelde gegevens te bevatten.
4. De regeling Uniedouanevervoer wordt als beëindigd beschouwd zodra de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van bestemming kunnen beschikken over het manifest dat met behulp van een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem is verzonden, en de goederen bij hen zijn aangebracht.
5. De door de scheepvaartmaatschappij overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder b), gevoerde administratie bevat ten minste de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens.
Indien nodig zenden de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van bestemming de relevante gegevens van manifesten die via een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem zijn ontvangen, ter controle aan de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van vertrek.
6. De scheepvaartmaatschappij stelt de bevoegde douaneautoriteiten in kennis van alle overtredingen en onregelmatigheden.
De bevoegde douaneautoriteiten van de haven van bestemming stellen de bevoegde douaneautoriteiten van de haven van vertrek en de bevoegde douaneautoriteit die de vergunning heeft afgegeven, zo spoedig mogelijk in kennis van alle overtredingen en onregelmatigheden.
HOOFDSTUK 7
GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE VERLATEN
Artikel 54
Uitgaan van goederen
Tot de datums van de uitrol van het DWU-systeem AES zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt voor de uitwisseling en opslag van informatie over het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie.
HOOFDSTUK 8
SLOTBEPALINGEN
Artikel 55
Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd: „3. Tot de datum waarop de eerste fase van de upgrade van het BTI-systeem (bindende tariefinlichtingen) en het Surveillance 2-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is uitgerold, is in afwijking van lid 1 van dit artikel kolom 1a van bijlage A bij deze verordening niet van toepassing en zijn de respectieve gegevensvereisten die zijn vastgesteld in de bijlagen 2-5 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie (*), van toepassing. Tot de datum van de upgrade van het AEO-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is in afwijking van lid 1 van dit artikel kolom 2 van bijlage A bij deze verordening niet van toepassing en zijn de respectieve gegevensvereisten die zijn vastgesteld in de bijlagen 6 en 7 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341, van toepassing. 4. Wat de IT-systemen betreft die in bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 zijn opgenomen, zijn in afwijking van lid 2 van dit artikel de gemeenschappelijke gegevensvereisten die in bijlage B bij deze verordening zijn vastgesteld, niet van toepassing tot de respectieve datums van de uitrol of de upgrade van de relevante IT-systemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU. Wat de IT-systemen betreft die in bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 zijn opgenomen, zijn de uitwisseling en de opslag van informatie die voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van douanestatus vereist is, onderworpen aan de gegevensvereisten die in bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 zijn vastgesteld, tot de respectieve datums van de uitrol of de upgrade van de relevante IT-systemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU. Wanneer de gegevensvereisten voor de uitwisseling en de opslag van informatie die voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van douanestatus vereist is, niet zijn vastgesteld in bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341, dragen de lidstaten er zorg voor dat de respectieve gegevensvereisten waarborgen dat de bepalingen betreffende deze aangiften, kennisgevingen en bewijs van douanestatus kunnen worden toegepast. 5. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten besluiten dat passende alternatieve gegevensvereisten voor de in bijlage A bij deze verordening vastgestelde vereisten van toepassing zijn op de volgende aanvragen en vergunningen:
6. Wanneer een lidstaat in overeenstemming met lid 5 besluit dat alternatieve gegevensvereisten van toepassing zijn, draagt hij er zorg voor dat deze alternatieve gegevensvereisten hem in staat stellen na te gaan of de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning in kwestie vervuld zijn en dat ten minste de volgende vereisten gelden:
7. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen kunnen de douaneautoriteiten voor de volgende regelingen toestaan dat de gegevensvereisten voor aanvragen en vergunningen die zijn vastgesteld in bijlage 12 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341, van toepassing zijn in plaats van de gegevensvereisten die zijn vastgesteld in bijlage A bij deze verordening:
8. Niettegenstaande lid 7 bevat de douaneaangifte, wanneer een aanvraag voor een vergunning gebaseerd is op een douaneaangifte overeenkomstig artikel 163, lid 1, van deze verordening, tot de datums van de uitrol van het DWU-systeem Geautomatiseerd uitvoersysteem (AES) of van de upgrade van de nationale invoersystemen de volgende gegevens:
(*) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (PB L 69 van 15.3.2016, blz. 1).”." |
2) |
In artikel 3 worden de volgende alinea's toegevoegd: „In afwijking van de eerste alinea zijn de in bijlage 12-01 opgenomen gemeenschappelijke gegevensvereisten niet van toepassing tot de datum van de upgrade van het EORI-systeem zoals vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU. Tot de datum van de upgrade van het EORI-systeem verzamelen en bewaren de lidstaten de volgende gegevens zoals opgenomen in aanhangsel E van bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341, die het EORI-bestand vormen:
De lidstaten uploaden de in overeenstemming met de derde alinea van dit artikel verzamelde gegevens op regelmatige basis naar het EORI-systeem. In afwijking van de tweede en derde alinea van dit artikel kunnen de lidstaten ervoor kiezen of zij het in bijlage 12-01, titel I, hoofdstuk 3, punt 4 vermelde gegevenselement verzamelen. Wanneer dat element door de lidstaten wordt verzameld, wordt het zo snel mogelijk na de upgrade van het EORI-systeem naar dat systeem geüpload.”. |
3) |
In artikel 104 worden de volgende leden toegevoegd: „3. Tot de datums van de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is lid 2 van dit artikel niet van toepassing en wordt ontheffing verleend van de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen voor goederen in postzendingen. 4. Tot de datum van de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt ontheffing verleend van de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen voor goederen in een zending waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt, mits de douaneautoriteiten ermee instemmen dat, met goedkeuring van de marktdeelnemer, een risicoanalyse wordt verricht aan de hand van de informatie die aanwezig is in of wordt geleverd door het door de marktdeelnemer gebruikte systeem.”. |
4) |
In artikel 106 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen, tot de datum van de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU, ingediend binnen de volgende termijnen:
|
5) |
In artikel 112 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. Tot de datums van de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing.”. |
6) |
In artikel 113 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. Tot de datums van de upgrade van het invoercontrolesysteem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU zijn de leden 1 tot en met 3 van dit artikel niet van toepassing.”. |
7) |
Het volgende artikel 122 bis wordt ingevoegd: „Artikel 122 bis Informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten (Artikel 155, lid 2, van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU slaan de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten met behulp van een elektronisch informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten de volgende gegevens op en hebben zij toegang tot deze gegevens:
2. De douaneautoriteiten van de lidstaat waarbij de aanvraag is ingediend, stellen de douaneautoriteiten van de andere bij de lijndienst betrokken lidstaten daarvan in kennis via het in lid 1 bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten. 3. Indien de in kennis gestelde douaneautoriteiten de aanvraag afwijzen, wordt dit meegedeeld via het in lid 1 bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten. 4. Het in lid 1 bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten wordt gebruikt voor de opslag van de vergunning en voor de mededeling aan de douaneautoriteiten van de bij de lijndienst betrokken lidstaten dat de vergunning is afgegeven. 5. Wanneer een vergunning door de douaneautoriteit waarbij de aanvraag was ingediend dan wel op verzoek van de scheepvaartmaatschappij wordt ingetrokken, stelt die douaneautoriteit de douaneautoriteiten van de bij de lijndienst betrokken lidstaten daarvan in kennis met behulp van het in lid 1 bedoelde elektronische informatie- en communicatiesysteem voor lijndiensten.”. |
8) |
In artikel 124 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Bewijs van Uniestatus (PoUS) zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU is de eerste alinea van dit artikel niet van toepassing.”. |
9) |
Het volgende artikel 124 bis wordt ingevoegd: „Artikel 124 bis Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen aan de hand van een T2L- of T2LF-document (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) Tot de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU en bij gebruik van een papieren T2L- of T2LF-document geldt het volgende:
Deze documenten worden teruggegeven aan de betrokkene.”. |
10) |
In artikel 126 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU omvat het visum van de douane, in geval van visering, de naam en het stempel van het bevoegde douanekantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, de datum van visering en ofwel het nummer van registratie ofwel het nummer van de aangifte tot verzending, indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is.”. |
11) |
Het volgende artikel 126 bis wordt ingevoegd: „Artikel 126 bis Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen door voorlegging van een scheepvaartmanifest (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU omvat het scheepvaartmanifest ten minste de volgende gegevens:
Voorts bevat het manifest voor elke zending:
2. In geval van visering door de douane bevat het scheepvaartmanifest de naam en het stempel van het bevoegde douanekantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor en de datum van de visering.”. |
12) |
Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
De volgende artikelen 129 bis tot en met 129 quinquies worden ingevoegd: „Artikel 129 bis Formaliteiten bij de afgifte van een T2L- of T2LF-document, een factuur of een vervoersdocument door een toegelaten afgever (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU maakt de toegelaten afgever een kopie van elk afgegeven T2L- of T2LF-document. De douaneautoriteiten bepalen op welke wijze deze kopie ter controle wordt voorgelegd en voor ten minste drie jaar wordt bewaard. 2. In de in artikel 128, lid 2, bedoelde vergunning wordt met name vermeld:
Artikel 129 ter Faciliteiten voor een toegelaten afgever (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kan aan de toegelaten afgever vergunning worden verleend om geen handtekening te plaatsen op de gebruikte T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten waarop een afdruk van het speciale stempel zoals bedoeld in artikel 129, onder a), lid 2), punt e), ii), is aangebracht en die met behulp van een elektronisch of geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem zijn opgesteld. Deze vergunning kan pas worden verleend nadat de toegelaten afgever deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aansprakelijk is voor de rechtsgevolgen van de afgifte van alle T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten waarop een afdruk van het speciale stempel is aangebracht. 2. Op overeenkomstig lid 1 opgestelde T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten wordt in plaats van de handtekening van de toegelaten afgever een van de volgende vermeldingen aangebracht:
Artikel 129 quater Vergunning voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek (Artikel 153, lid 2, van het wetboek) Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten aan scheepvaartmaatschappijen vergunning verlenen om het in artikel 199, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde scheepvaartmanifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, pas op te stellen uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en in ieder geval voor de aankomst ervan in de haven van bestemming. Artikel 129 quinquies Voorwaarden om vergunning te krijgen voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek (Artikel 153, lid 2, van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt de vergunning om het scheepvaartmanifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, pas op te stellen uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en in ieder geval voor de aankomst ervan in de haven van bestemming, alleen verleend aan internationale scheepvaartmaatschappijen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
2. De in lid 1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend wanneer:
3. Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-vergunning zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, onder a), van het wetboek, wordt geacht te zijn voldaan aan de vereisten van lid 1, onder c), en lid 2, onder b), van dit artikel. 4. Zodra zij een aanvraag hebben ontvangen, delen de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de scheepvaartmaatschappij is gevestigd, dit mee aan de andere lidstaten op het grondgebied waarvan de havens van vertrek en de voorziene havens van bestemming zijn gelegen. Indien binnen 60 dagen na deze mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, verlenen de douaneautoriteiten vergunning voor het gebruik van de in artikel 129 quater omschreven vereenvoudigde procedure. Deze vergunning is geldig in de betrokken lidstaten en is uitsluitend van toepassing op vervoer tussen de in de vergunning genoemde havens. 5. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:
6. De volgende kennisgevingen worden gedaan:
|
14) |
Aan artikel 138 wordt het volgende lid toegevoegd: „Tot de datums van de upgrade van de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU bedoelde nationale invoersystemen voor de lidstaat waar de goederen geacht worden te zijn aangegeven, geldt evenwel het volgende:
|
15) |
In artikel 141 wordt het volgende lid toegevoegd: „5. Tot de datums van de upgrade van de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU bedoelde nationale invoersystemen voor de lidstaat waar de goederen geacht worden te zijn aangegeven, worden goederen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt, geacht te zijn aangegeven voor het vrije verkeer door het aanbrengen van deze goederen bij de douane overeenkomstig artikel 139 van het wetboek, mits de vereiste gegevens door de douaneautoriteiten zijn aanvaard.”. |
16) |
In artikel 144 worden de volgende alinea's toegevoegd: „Tot de datums van de upgrade van de desbetreffende nationale invoersystemen die nodig zijn voor het indienen van kennisgevingen van aanbrengen, zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU, wordt de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen van goederen in postzendingen zoals bedoeld in de eerste alinea geacht te zijn ingediend en aanvaard door de handeling waarbij de goederen bij de douane zijn aangebracht, mits zij vergezeld gaan van een CN22-verklaring of een CN23-verklaring of beide. In de gevallen zoals bedoeld in de eerste alinea van lid 2 van artikel 141 en in lid 3 van dat artikel wordt de geadresseerde aangemerkt als de aangever en, in voorkomend geval, de schuldenaar. In de gevallen zoals bedoeld in de tweede alinea van lid 2 van artikel 141 en in lid 4 van dat artikel wordt de afzender aangemerkt als de aangever en, in voorkomend geval, de schuldenaar. De douaneautoriteiten kunnen bepalen dat de postaanbieders worden aangemerkt als de aangever en, in voorkomend geval, de schuldenaar.”. |
17) |
In artikel 146 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. Tot de respectieve datums van de uitrol van het AES-systeem en de upgrade van de desbetreffende nationale invoersystemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten, onverminderd artikel 105, lid 1, van het wetboek, andere dan de in de leden 1 en 3 van dit artikel genoemde termijnen toestaan.”. |
18) |
In artikel 181 wordt het volgende lid toegevoegd: „5. Tot de datums van de uitrol van het DWU-systeem Inlichtingenbladen (INF) voor bijzondere regelingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen in afwijking van lid 1 van dit artikel andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt.”. |
19) |
In artikel 184 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Tot de datums van de upgrade van het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt het MRN van een aangifte voor douanevervoer ingediend bij de douaneautoriteiten met behulp van de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde middelen.”. |
Artikel 56
Datums van upgrade of uitrol van de elektronische systemen in kwestie
1. De Commissie publiceert op haar website een gedetailleerd overzicht van de datums van de upgrade of de uitrol van de elektronische systemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU. De Commissie houdt dat overzicht up-to-date.
2. De lidstaten brengen de Commissie in detail op de hoogte van hun nationale planning met betrekking tot de uitrolperioden van de systemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU, en dit zo spoedig mogelijk maar in elk geval ten laatste zes maanden voor de geplande uitroldatum van een bepaald IT-systeem. De lidstaten houden de Commissie up-to-date wat hun nationale planning in dit verband betreft.
Artikel 57
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (PB L 23 van 26.1.2008, blz. 21).
(3) Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van het werkprogramma voor het douanewetboek van de Unie (PB L 134 van 7.5.2014, blz. 46).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met nadere regels ter verduidelijking van een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(6) Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
BIJLAGE 1
LEGENDE VAN DE TABEL
Opschriften van de kolommen
Matrix bijlage B — kolommen |
Aangiften/Kennisgevingen/Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen |
IT-systemen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU |
Gegevensvereisten gedelegeerde verordening op overgangsbasis |
A1 |
Summiere aangifte bij uitgaan |
AES |
bijlage 9 — aanhangsel A |
A2 |
Summiere aangifte bij uitgaan — Expreszendingen |
AES |
bijlage 9 — aanhangsel A |
A3 |
Kennisgeving van wederuitvoer |
AES |
— |
B1 |
Aangifte tot uitvoer en aangifte tot wederuitvoer |
AES |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
B2 |
Bijzondere regeling — Veredeling — Aangifte voor passieve veredeling |
Nationale systemen voor bijzondere regelingen |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
B3 |
Aangifte voor douane-entrepot van Uniegoederen |
Nationale systemen voor bijzondere regelingen |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
B4 |
Aangifte tot verzending van goederen in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime |
Nationaal |
— |
C1 |
Vereenvoudigde aangifte tot uitvoer |
AES |
bijlage 9 — aanhangsel A |
C2 |
Aanbrengen van goederen bij de douane in geval van inschrijving in de administratie van de aangever of in het kader van de indiening van een douaneaangifte vóór de aanbrenging van de goederen bij uitvoer |
Nationale uitvoersystemen |
— |
D1 |
Bijzondere regeling — Aangifte voor douanevervoer |
NCTS update |
bijlage 9 — aanhangsel C1 en aanhangsel C2 |
D2 |
Bijzondere regeling — Aangifte voor douanevervoer met beperkte gegevensset — (vervoer per spoor, door de lucht en over zee) |
NCTS update |
— |
D3 |
Bijzondere regeling — Douanevervoer — Gebruik van een elektronisch vervoersdocument als douaneaangifte — (vervoer door de lucht en over zee) |
Nationaal |
— |
E1 |
Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen (T2L/T2LF) |
PoUS |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
E2 |
Douanemanifest |
PoUS & nationaal voor toegelaten afgevers |
— |
F1a |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Zee en binnenwateren — Volledige gegevensset |
ICS2 |
bijlage 9 — aanhangsel A |
F1b |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset ingediend door de vervoerder |
ICS2 |
— |
F1c |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset verstrekt door een persoon overeenkomstig artikel 127, lid 6, van het wetboek en in overeenstemming met artikel 112, lid 1, eerste alinea |
ICS2 |
— |
F1d |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset verstrekt door een persoon overeenkomstig artikel 127, lid 6, van het wetboek en in overeenstemming met artikel 112, lid 1, tweede alinea |
ICS2 |
— |
F2a |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Luchtvracht (algemeen) — Volledige gegevensset |
ICS2 |
bijlage 9 — aanhangsel A |
F2b |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Luchtvracht (algemeen) — Gedeeltelijke gegevensset ingediend door de vervoerder |
ICS2 |
— |
F2c |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Zee en binnenwateren — Gedeeltelijke gegevensset verstrekt door een persoon overeenkomstig artikel 127, lid 6, van het wetboek en in overeenstemming met artikel 113, lid 1 |
ICS2 |
— |
F2d |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Luchtvracht (algemeen) — Minimale gegevensset die vóór het laden moet worden verstrekt, met betrekking tot situaties omschreven in artikel 106, lid 1, tweede alinea, en in overeenstemming met artikel 113, lid 1 |
ICS2 |
— |
F3a |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Expreszendingen — Volledige gegevensset |
ICS2 |
bijlage 9 — aanhangsel A |
F3b |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Expreszendingen — Minimale gegevensset die vóór het laden moet worden verstrekt, met betrekking tot situaties omschreven in artikel 106, lid 1, tweede alinea |
ICS2 |
— |
F4a |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Postzendingen — Volledige gegevensset |
ICS2 |
— |
F4b |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Postzendingen — Gedeeltelijke gegevensset ingediend door de vervoerder |
ICS2 |
— |
F4c |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Postzendingen — Minimale gegevensset die vóór het laden moet worden verstrekt, met betrekking tot situaties omschreven in artikel 106, lid 1, tweede alinea (1), en in overeenstemming met artikel 113, lid 2 |
ICS2 |
— |
F4d |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Postzendingen — Gedeeltelijke gegevensset op het niveau van de recipiënt die vóór het laden moet worden verstrekt, met betrekking tot situaties omschreven in artikel 106, lid 1, tweede alinea, en in overeenstemming met artikel 113, lid 2 |
ICS2 |
— |
F5 |
Summiere aangifte bij binnenbrengen — Weg en spoor |
ICS2 |
bijlage 9 — aanhangsel A |
G1 |
Kennisgeving van uitwijking |
ICS2 |
bijlage 9 — aanhangsel A |
G2 |
Kennisgeving van aankomst |
Nationale systemen kennisgeving aankomst en ICS2 |
— |
G3 |
Aanbrengen van goederen bij de douane |
Nationale systemen kennisgeving aanbrengen |
— |
G4 |
Aangifte tot tijdelijke opslag |
Nationale systemen tijdelijke opslag |
— |
G5 |
Kennisgeving van aankomst in geval van overbrenging van goederen in het kader van tijdelijke opslag |
Nationale systemen tijdelijke opslag |
— |
H1 |
Aangifte voor het vrije verkeer en bijzondere regeling — Specifieke bestemming — Aangifte voor bijzondere bestemming |
Nationale invoersystemen |
bijlage 9 — aanhangsel C1 DV1 bijlage (uitsluitend aangifte voor het vrije verkeer) |
H2 |
Bijzondere regeling — Opslag — Aangifte voor douane-entrepot |
Nationale systemen voor bijzondere regelingen |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
H3 |
Bijzondere regeling — Specifieke bestemming — Aangifte voor tijdelijke invoer |
Nationale systemen voor bijzondere regelingen |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
H4 |
Bijzondere regeling — Veredeling — Aangifte voor actieve veredeling |
Nationale systemen voor bijzondere regelingen |
bijlage 9 — aanhangsel C1 |
H5 |
Aangifte voor het binnenbrengen van goederen in het kader van het handelsverkeer met gebieden met een bijzonder fiscaal regime |
Nationale invoersystemen |
— |
H6 |
Douaneaangifte in postverkeer voor in het vrije verkeer brengen |
Nationale invoersystemen |
— |
I1 |
Vereenvoudigde invoeraangifte |
Nationale invoersystemen |
bijlage 9 — aanhangsel A |
I2 |
Aanbrengen van goederen bij de douane in geval van inschrijving in de administratie van de aangever of in het kader van de indiening van een douaneaangifte vóór de aanbrenging van de goederen bij invoer |
Nationale invoersystemen |
— |
(1) De minimale gegevens vóór het laden komen overeen met de gegevens van CN23.
BIJLAGE 3
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
BIJLAGE 6
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
TOELICHTING
1. Aanvrager
De volledige naam van de marktdeelnemer die de aanvraag indient zoals geregistreerd in het EORI-systeem.
2. Rechtsvorm van de aanvrager
De rechtsvorm zoals vermeld in de akte van oprichting.
3. Datum van oprichting
In cijfers: dag, maand en jaar van oprichting.
4. Adres
Het volledige adres van de plaats waar uw bedrijf is gevestigd, met inbegrip van het land.
5. Plaats waar de hoofdactiviteiten worden uitgeoefend
Het volledige adres waar de hoofdactiviteiten van uw bedrijf worden verricht.
6. Contactpersoon
Volledige naam, telefoon- en fax en e-mailadres van de contactpersoon in uw bedrijf die de douane in verband met de aanvraag inlichtingen kan verstrekken.
7. Correspondentieadres
Alleen in te vullen indien dit een ander is dan het adres van de plaats van vestiging.
8, 9 en 10. Btw-nummer, identificatienummer bedrijf en wettelijk registratienummer
Vul de gevraagde nummers in.
Het (de) identificatienummer(s) van het bedrijf is (zijn) het (de) nummer(s) waaronder het bedrijf bij de douaneautoriteit(en) is geregistreerd.
Het wettelijk registratienummer is het nummer waaronder het bedrijf in het bedrijvenregister is ingeschreven.
Indien deze nummers dezelfde zijn, vul dan alleen het btw-nummer in.
Indien de aanvrager geen bedrijfsidentificatienummer heeft omdat dit bijvoorbeeld in zijn lidstaat niet voorkomt, laat het vak dan open.
11. Soort vergunning die wordt aangevraagd
Kruis aan wat van toepassing is.
12. Economische sector
Beschrijf uw activiteiten.
13. lidstaten waar douanegerelateerde activiteiten worden uitgeoefend
Vul de tweeletterige ISO-landcode(s) in.
14. Douanekanto(o)r(en) van grensoverschrijding
Vermeld de douanekantoren die regelmatig worden gebruikt om de grens te overschrijden.
15. Reeds toegekende vereenvoudigingen en faciliteiten, certificaten zoals bedoeld in artikel 28, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie, en/of de status van erkend agent of bekende afzender, verkregen zoals vermeld in artikel 28, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie
Als reeds vereenvoudigingen zijn toegekend, vermeld het soort vereenvoudiging, de betrokken douaneregeling en het nummer van de vergunning. De betrokken douaneregeling wordt vermeld met behulp van de codes voor het invullen van vak 1, tweede of derde deelvak, van het enig document.
Als de aanvrager reeds houder is van een of meer van de hierboven bedoelde vergunningen/certificaten, vermeld het soort en het nummer van het (de) certifica(a)t(en)/vergunning(en).
16, 17 en 18. Kantoren waar documentatie wordt bewaard/de hoofdboekhouding wordt bijgehouden
Vermeld het volledige adres van de betrokken kantoren. Indien de kantoren hetzelfde adres hebben, vul dan alleen vak 16 in.
19. Naam, datum en handtekening van de aanvrager
Handtekening: de ondertekenaar dient ook zijn hoedanigheid te vermelden. Hij moet altijd degene zijn die de aanvrager in zijn geheel vertegenwoordigt.
Naam: naam en stempel van de aanvrager.
Aantal bijlagen: de aanvrager dient de volgende algemene informatie te verstrekken:
1. |
Overzicht van de voornaamste eigenaren/aandeelhouders, met opgave van naam en adres en hun belang in de onderneming. Overzicht van de leden van de raad van bestuur. Hebben de eigenaren eerder de douanewetgeving overtreden? |
2. |
De medewerker in het bedrijf van de aanvrager die verantwoordelijk is voor douanezaken. |
3. |
Beschrijving van de economische activiteiten van de aanvrager. |
4. |
Gegevens over de locaties van de verschillende bedrijfsruimten van de aanvrager en korte beschrijving van de activiteiten op elke locatie. Vermeld of de aanvrager en elke locatie in eigen naam en voor eigen rekening binnen de toeleveringsketen handelt, of in eigen naam en voor rekening van een derde, of in naam en voor rekening van een derde. |
5. |
Vermeld of de goederen afkomstig zijn van en/of worden geleverd aan bedrijven die banden hebben met de aanvrager. |
6. |
Beschrijving van de interne structuur van de aanvrager. Voeg, indien aanwezig, documentatie bij over de hoedanigheden/bevoegdheden van elke afdeling en/of functie. |
7. |
Het totaal aantal werknemers en het aantal werknemers per afdeling. |
8. |
De naam van de voornaamste medewerkers (directeuren, afdelingschefs, hoofd van de boekhouding, hoofd van de afdeling douanezaken enz.). Vermeld hoe normaal te werk wordt gegaan wanneer de verantwoordelijke medewerker, al dan niet tijdelijk, afwezig is. |
9. |
De naam en de positie van medewerkers met een bijzondere douane-expertise binnen de organisatie van de aanvrager. Evaluatie van het kennisniveau van deze personen wat het gebruik van IT betreft in douane- en handelsprocedures en algemene zakelijke aangelegenheden. |
10. |
Vermeld of de aanvrager toestemming geeft voor de opneming van zijn bedrijf in de lijst van geautoriseerde marktdeelnemers zoals bedoeld in artikel 14 quinvicies, lid 4. |
BIJLAGE 7
Tekst van het beeld
TOELICHTING
Vergunningnummer
Het vergunningnummer begint altijd met de tweeletterige ISO-landcode van de lidstaat van afgifte, gevolgd door een letter, namelijk:
|
AEOC voor AEO-vergunning — douanevereenvoudigingen (customs simplifications) |
|
AEOS voor AEO-vergunning — veiligheid (security and safety) |
|
AEOF voor AEO-vergunning — douanevereenvoudigingen en veiligheid (customs simplifications/security and safety) |
De hierboven aangegeven letters moeten worden gevolgd door een nationaal vergunningnummer.
1. Houder van de AEO-vergunning
Dit vak bevat de volledige naam van de houder, zoals vermeld in vak 1 van het aanvraagformulier in bijlage 1 quater, en zijn btw-nummer zoals vermeld in vak 8 van het aanvraagformulier en, in voorkomend geval, het bedrijfsidentificatienummer zoals vermeld in vak 9 van het aanvraagformulier en het wettelijk registratienummer zoals vermeld in vak 10 van het aanvraagformulier.
2. Autoriteit van afgifte
Handtekening en naam en stempel van de douanedienst van de lidstaat.
Naargelang de structuur van de douanedienst kan dit de naam van een regionale dienst zijn.
Soort vergunning
Kruis aan wat van toepassing is.
3. De vergunning is geldig vanaf:
Vermeld dag, maand en jaar overeenkomstig artikel 29 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie.
BIJLAGE 9
Aanhangsel A
1. Toelichting bij de tabellen
Aantekening 1: Algemeen
1.1. |
De summiere aangifte die moet worden ingediend wanneer goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, bevat voor elke desbetreffende vervoerswijze of omstandigheid de informatie die in de tabellen 1 tot en met 5 is vermeld. Het verzoek om uitwijking dat moet worden ingediend wanneer een actief vervoermiddel dat het douanegebied van de Unie binnenkomt, eerst bij een douanekantoor zal aankomen in een lidstaat die in de summiere aangifte bij binnenkomst niet was opgegeven, bevat de in tabel 6 vermelde gegevens. |
1.2. |
In de tabellen 1 tot en met 7 zijn alle gegevenselementen opgenomen die voor de betrokken regelingen, aangiften en verzoeken om uitwijking zijn vereist. Deze tabellen geven een uitgebreid overzicht van de vereisten waaraan moet zijn voldaan voor de verschillende regelingen, aangiften en verzoeken om uitwijking. |
1.3. |
De opschriften van de kolommen behoeven geen nadere uitleg en verwijzen naar de betrokken regelingen en aangiften. |
1.4. |
Een „X” in een vak van een tabel betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven regeling of aangifte op artikelniveau dient te worden verstrekt. Een „Y” in een vak van een tabel betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven regeling of aangifte op rubriekniveau dient te worden verstrekt. Een „Z” in een vak van een tabel betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven regeling of aangifte op vervoersniveau dient te worden verstrekt. Een combinatie van de letters „X”, „Y” en „Z” betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven regeling of aangifte op elk van de aangegeven niveaus kan worden geëist. |
1.5. |
De omschrijvingen en aantekeningen in deel 4 met betrekking tot summiere aangiften bij binnenbrengen en bij uitgaan, vereenvoudigde procedures en verzoeken om uitwijking zijn van toepassing op de in de tabellen 1 tot en met 7 bedoelde gegevenselementen. |
Aantekening 2: Douaneaangifte gebruikt als summiere aangifte bij binnenbrengen
2.1. |
Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 162 van het wetboek wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 130, lid 1, van het wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens aanhangsel C1 of aanhangsel C2 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij binnenbrengen” van de tabellen 1 tot en met 4 zijn vermeld. Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 166 van het wetboek wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 130, lid 1, van het wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens tabel 7 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij binnenbrengen” van de tabellen 1 tot en met 4 zijn vermeld. |
2.2. |
Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 162 van het wetboek wordt ingediend door een AEO uit hoofde van artikel 38, lid 2, onder b), van het wetboek, en wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 130, lid 1, van het wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens aanhangsel C1 of aanhangsel C2 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „AEO — Summiere aangifte bij binnenbrengen” van tabel 5 zijn vermeld. Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 166 van het wetboek wordt ingediend door een AEO uit hoofde van artikel 38, lid 2, onder b), van het wetboek, en wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 130, lid 1, van het wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens tabel 7 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „AEO — Summiere aangifte bij binnenbrengen” van tabel 5 zijn vermeld. |
Aantekening 3: Douaneaangifte bij uitvoer
3.1. |
Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 162 van het wetboek is vereist overeenkomstig artikel 263, lid 3, onder a) van het wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens aanhangsel C1 of aanhangsel C2 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij uitgaan” van de tabellen 1 en 2 zijn vermeld. Wanneer een douaneaangifte zoals bedoeld in artikel 166 van het wetboek is vereist overeenkomstig artikel 263, lid 3, onder a), van het wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens tabel 7 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij uitgaan” van de tabellen 1 en 2 zijn vermeld. |
Aantekening 4: Andere bijzondere omstandigheden in verband met summiere aangiften bij uitgaan en bij binnenbrengen en bepaalde vormen van goederenverkeer — Aantekening bij de tabellen 2 tot en met 4
4.1. |
De kolommen „Summiere aangifte bij uitgaan -expreszendingen” en „Summiere aangifte bij binnenbrengen — expreszendingen” in tabel 2 hebben betrekking op de vereiste gegevens die elektronisch aan de douaneautoriteiten moeten worden toegezonden met het oog op risicoanalyse vóór vertrek of aankomst van expreszendingen. De postdiensten kunnen ervoor kiezen om de gegevens in deze kolommen van tabel 2 elektronisch aan de douaneautoriteiten toe te zenden met het oog op risicoanalyse vóór vertrek of aankomst van postzendingen. |
4.2. |
In deze bijlage wordt onder expreszending verstaan een artikel dat wordt verzonden in het kader van een geïntegreerde dienst bestaande in ophaling, vervoer, douaneafhandeling en levering op versnelde/tijdgevoelige basis, waarbij dit artikel gedurende de gehele verrichting van de dienst traceerbaar is en onder toezicht blijft. |
4.5. |
De tabellen 3 en 4 bevatten de voor summiere aangiften bij binnenbrengen te vermelden gegevens in het geval van weg- en spoorvervoer. |
4.6. |
Tabel 3 voor het wegvervoer is ook van toepassing op multimodaal vervoer, tenzij in deel 4 anders is bepaald. |
Aantekening 5: Vereenvoudigde procedures
5.1. |
De aangiften voor vereenvoudigde procedures zoals bedoeld in artikel 166 van het wetboek bevatten de informatie die in tabel 7 is vermeld. |
5.2. |
Het beknopte formaat voor de verstrekking van bepaalde gegevenselementen in het kader van een vereenvoudigde procedure houdt geen beperking in van en doet geen afbreuk aan de vereisten in de aanhangsels C1 en D1, met name die met betrekking tot de informatie die in een aanvullende aangifte moet worden verstrekt. |
2. Te vermelden gegevens in summiere aangiften bij binnenbrengen en uitgaan
2.1. Vervoer door de lucht, over zee, over de binnenwateren en andere dan de in de tabellen 2 tot en met 4 bedoelde vervoerswijzen of omstandigheden-Tabel 1
Naam |
Summiere aangifte bij uitgaan (zie aantekening 3.1) |
Summiere aangifte bij binnenbrengen (zie aantekening 2.1) |
Aantal artikelen |
Y |
Y |
Uniek referentienummer van de zending |
X/Y |
X/Y |
Vervoersdocumentnummer |
X/Y |
X/Y |
Afzender |
X/Y |
X/Y |
Indiener van de summiere aangifte |
Y |
Y |
Geadresseerde |
X/Y |
X/Y |
Vervoerder |
|
Z |
Te informeren partij |
|
X/Y |
Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel |
|
Z |
Referentienummer vervoer |
|
Z |
Code eerste plaats van aankomst |
|
Z |
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied |
|
Z |
Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject |
Y |
Y |
Vervoerswijze aan de grens |
|
Z |
Douanekantoor van uitgang |
Y |
|
Plaats van de goederen |
Y |
|
Plaats van lading |
|
X/Y |
Code plaats van lossing |
|
X/Y |
Omschrijving van de goederen |
X |
X |
Soort verpakking (code) |
X |
X |
Aantal colli |
X |
X |
Verzendingsmerken |
X/Y |
X/Y |
Containernummer, indien van toepassing |
X/Y |
X/Y |
Artikelnummer |
X |
X |
Goederencode |
X |
X |
Brutomassa (kg) |
X/Y |
X/Y |
VN-code gevaarlijke goederen |
X |
X |
Verzegelingsnummer |
X/Y |
X/Y |
Code betalingswijze vervoerskosten |
X/Y |
X/Y |
Datum van aangifte |
Y |
Y |
Handtekening/Authenticatie |
Y |
Y |
Indicator andere bijzondere omstandigheid |
Y |
Y |
Code volgend douanekantoor van binnenkomst |
|
Z |
2.2. Expreszendingen-Tabel 2
Naam |
Summiere aangifte bij uitgaan — Expreszendingen (zie aantekeningen 3.1 en 4.1 t/m 4.3) |
Summiere aangifte bij binnenbrengen -Expreszendingen (zie aantekeningen 2.1 en 4.1 t/m 4.3) |
Uniek referentienummer van de zending |
|
|
Vervoersdocumentnummer |
|
|
Afzender |
X/Y |
X/Y |
Indiener van de summiere aangifte |
Y |
Y |
Geadresseerde |
X/Y |
X/Y |
Vervoerder |
|
Z |
Referentienummer vervoer |
|
Z |
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied |
|
Z |
Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject |
Y |
Y |
Vervoerswijze aan de grens |
|
Z |
Douanekantoor van uitgang |
Y |
|
Plaats van de goederen |
Y |
|
Plaats van lading |
|
Y |
Code plaats van lossing |
|
X/Y |
Omschrijving van de goederen |
X |
X |
Containernummer, indien van toepassing |
|
|
Artikelnummer |
X |
X |
Goederencode |
X |
X |
Brutomassa (kg) |
X/Y |
X/Y |
VN-code gevaarlijke goederen |
X |
X |
Code betalingswijze vervoerskosten |
X/Y |
X/Y |
Datum van aangifte |
Y |
Y |
Handtekening/Authenticatie |
Y |
Y |
Indicator andere bijzondere omstandigheid |
Y |
Y |
Code volgend douanekantoor van binnenkomst |
|
Z |
2.3. Wegvervoer — Gegevensvereisten voor summiere aangifte bij binnenbrengen — Tabel 3
Naam |
Wegvervoer-Summiere aangifte bij binnenbrengen (zie aantekening 2.1) |
Aantal artikelen |
Y |
Uniek referentienummer van de zending |
X/Y |
Vervoersdocumentnummer |
X/Y |
Afzender |
X/Y |
Indiener van de summiere aangifte |
Y |
Geadresseerde |
X/Y |
Vervoerder |
Z |
Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel |
Z |
Code eerste plaats van aankomst |
Z |
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied |
Z |
Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject |
Y |
Vervoerswijze aan de grens |
Z |
Plaats van lading |
X/Y |
Code plaats van lossing |
X/Y |
Omschrijving van de goederen |
X |
Code soort verpakking |
X |
Aantal colli |
X |
Containernummer, indien van toepassing |
X/Y |
Artikelnummer |
X |
Goederencode |
X |
Brutomassa (kg) |
X/Y |
Code betalingswijze vervoerskosten |
X/Y |
VN-code gevaarlijke goederen |
X |
Verzegelingsnummer |
X/Y |
Datum van aangifte |
Y |
Handtekening/Authenticatie |
Y |
Indicator andere bijzondere omstandigheid |
Y |
2.4. Spoorvervoer — Gegevensvereisten voor summiere aangifte bij binnenbrengen — Tabel 4
Naam |
Spoorvervoer — Summiere aangifte bij binnenbrengen (zie aantekening 2.1) |
Aantal artikelen |
Y |
Uniek referentienummer van de zending |
X/Y |
Vervoersdocumentnummer |
X/Y |
Afzender |
X/Y |
Indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen |
Y |
Geadresseerde |
X/Y |
Vervoerder |
Z |
Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel |
Z |
Referentienummer vervoer |
Z |
Code eerste plaats van aankomst |
Z |
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied |
Z |
Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject |
Y |
Vervoerswijze aan de grens |
Z |
Plaats van lading |
X/Y |
Code plaats van lossing |
X/Y |
Omschrijving van de goederen |
X |
Code soort verpakking |
X |
Aantal colli |
X |
Containernummer, indien van toepassing |
X/Y |
Artikelnummer |
X |
Goederencode |
X |
Brutomassa (kg) |
X/Y |
Code betalingswijze vervoerskosten |
X/Y |
VN-code gevaarlijke goederen |
X |
Verzegelingsnummer |
X/Y |
Datum van aangifte |
Y |
Handtekening/Authenticatie |
Y |
Indicator andere bijzondere omstandigheid |
Y |
2.5. Geautoriseerde marktdeelnemers — Beperkte gegevensvereisten voor summiere aangiften bij binnenbrengen — Tabel 5
Naam |
Summiere aangifte bij binnenbrengen (zie aantekening 2.2) |
Uniek referentienummer van de zending |
X/Y |
Vervoersdocumentnummer |
X/Y |
Afzender |
X/Y |
Indiener van de summiere aangifte |
Y |
Geadresseerde |
X/Y |
Vervoerder |
Z |
Te informeren partij |
X/Y |
Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel |
Z |
Referentienummer vervoer |
Z |
Code eerste plaats van aankomst |
Z |
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied |
Z |
Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject |
Y |
Vervoerswijze aan de grens |
Z |
Douanekantoor van uitgang |
|
Plaats van lading |
X/Y |
Omschrijving van de goederen |
X |
Aantal colli |
X |
Containernummer, indien van toepassing |
X/Y |
Artikelnummer |
X |
Goederencode |
X |
Datum van aangifte |
Y |
Handtekening/Authenticatie |
Y |
Indicator andere bijzondere omstandigheid |
Y |
Code volgend douanekantoor van binnenkomst |
Z |
2.6. Gegevensvereisten betreffende verzoeken om uitwijking — Tabel 6
Naam |
|
Vervoerswijze aan de grens |
Z |
Identificatie van het grensoverschrijdende vervoermiddel |
Z |
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied |
Z |
Code van het land van het opgegeven eerste kantoor van binnenkomst |
Z |
Indiener van het verzoek om uitwijking |
Z |
MRN |
X |
Artikelnummer |
X |
Code eerste plaats van aankomst |
Z |
Code feitelijke eerste plaats van aankomst |
Z |
3. Gegevensvereisten betreffende vereenvoudigde aangiften — Tabel 7
Naam |
Vereenvoudigde aangifte uitvoer (zie aantekening 3.1) |
Vereenvoudigde aangifte invoer (zie aantekening 2.1) |
Aangifte |
Y |
Y |
Aantal artikelen |
Y |
Y |
Uniek referentienummer van de zending |
X |
X |
Vervoersdocumentnummer |
X/Y |
X/Y |
Afzender/exporteur |
X/Y |
|
Geadresseerde |
|
X/Y |
Aangever/vertegenwoordiger |
Y |
Y |
Code aangever/status vertegenwoordiger |
Y |
Y |
Valutacode |
|
X |
Douanekantoor van uitgang |
Y |
|
Omschrijving van de goederen |
X |
X |
Soort verpakking (code) |
X |
X |
Aantal colli |
X |
X |
Verzendingsmerken |
X/Y |
X/Y |
Containernummer, indien van toepassing |
|
X/Y |
Artikelnummer |
X |
X |
Goederencode |
X |
X |
Brutomassa (kg) |
|
X |
Regeling |
X |
X |
Nettomassa (kg) |
X |
X |
Artikelbedrag |
|
X |
Referentienummer voor inschrijving in de administratie van de aangever |
X |
X |
Vergunningnummer |
X |
X |
Aanvullende informatie |
|
X |
Datum van aangifte |
Y |
Y |
Handtekening/Authenticatie |
Y |
Y |
4. Toelichtingen bij de gegevenselementen
MRN
Verzoek om uitwijking: het „identificatienummer voor verzending” (MRN-Movement Reference Number) is een alternatief voor de volgende twee gegevenselementen:
— |
identificatie van het grensoverschrijdende vervoermiddel, en |
— |
datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied. |
Aangifte
Gebruik een in aanhangsel D1 vastgestelde code voor vak 1, eerste en tweede deelvak, van het ED.
Aantal artikelen (1)
Het totale aantal artikelen dat met de aangifte of de summiere aangifte wordt aangegeven.
[Ref.: vak 5 ED]
Uniek referentienummer van de zending
Een uniek nummer dat aan goederen wordt toegekend bij binnenkomst, invoer, uitgang en uitvoer.
Hiervoor moet een WDO-code (ISO 15459) of een equivalent daarvan worden gebruikt.
Summiere aangiften: dit is een alternatief voor het vervoersdocumentnummer wanneer dit niet beschikbaar is.
Vereenvoudigde procedures: de informatie kan worden verstrekt wanneer zij beschikbaar is.
Dit gegeven legt een verband met andere nuttige informatiebronnen.
[Ref.: vak 7 ED]
Vervoersdocumentnummer
Referentie van het vervoersdocument dat het vervoer van goederen naar of uit het douanegebied dekt. Wanneer de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen niet de vervoerder is, moet het vervoersdocumentnummer van de vervoerder ook worden verstrekt.
Dit omvat de code voor het soort vervoersdocument overeenkomstig aanhangsel D1, gevolgd door het identificatienummer van het document in kwestie.
Dit gegeven is een alternatief voor het uniek referentienummer van de zending [UCR] wanneer dit niet beschikbaar is. Het legt een verband met andere nuttige informatiebronnen.
Summiere aangiften bij uitgaan voor proviandering van schepen en luchtvaartuigen: nummer van factuur of ladingslijst.
Summiere aangiften bij binnenbrengen voor wegvervoer: deze informatie moet worden verstrekt voor zover zij beschikbaar is en kan een verwijzing naar zowel het TIR-carnet als de CMR-vrachtbrief omvatten.
Afzender
Persoon die de goederen verzendt zoals in de vervoersovereenkomst is bepaald door de persoon die het vervoer bestelt.
Summiere aangiften bij uitgaan: dit gegeven moet worden verstrekt wanneer het verschilt van de indiener van de summiere aangifte. Dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de afzender wanneer de indiener van de summiere aangifte over dit nummer beschikt. Als het EORI-nummer van de afzender niet beschikbaar is, dienen zijn volledige naam en adres te worden verstrekt. Wanneer de voor een summiere aangifte bij uitgaan vereiste gegevens reeds zijn opgenomen in een douaneaangifte overeenkomstig artikel 263, lid 3, onder a), van het wetboek en artikel 162 van het wetboek, stemt dit gegeven overeen met de „Afzender/exporteur” van die douaneaangifte.
Wanneer faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land, kan dit gegeven bestaan uit een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. Dat nummer kan worden gebruikt wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt.
De structuur van dit nummer is als volgt:
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Formaat |
Voorbeeld |
1 |
Identificator derde land (tweeletterige ISO-landcode) |
Alfabetisch 2 |
a2 |
US JP CH |
2 |
Uniek identificatienummer in een derde land |
Alfanumeriek tot maximaal 15 |
an..15 |
1234567890ABCDE AbCd9875F pt20130101aa |
Voorbeelden: „US1234567890ABCDE” voor een afzender in de VS (landcode: US) wiens unieke identificatienummer 1234567890ABCDE is. „JPAbCd9875F” voor een afzender in Japan (landcode: JP) wiens unieke identificatienummer AbCd9875F is. „CHpt20130101aa” voor een afzender in Zwitserland (landcode: CH) wiens unieke identificatienummer pt20130101aa is.
Identificator derde land: de door de Europese Unie gebruikte alfabetische codificering voor landen en gebieden is gebaseerd op de huidige tweeletterige ISO-normen (a2) voor zover deze verenigbaar zijn met de landcodes die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (2).
Wanneer het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer van een afzender wordt verstrekt, dienen zijn naam en adres niet te worden verstrekt.
Summiere aangiften bij binnenbrengen: dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de afzender wanneer de indiener van de summiere aangifte over dit nummer beschikt. Als het EORI-nummer van de afzender niet beschikbaar is, dienen zijn volledige naam en adres te worden verstrekt.
Wanneer faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land, kan dit gegeven bestaan uit een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. Dat nummer kan worden gebruikt wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. De structuur van dit nummer komt overeen met de structuur zoals omschreven in het deel „Summiere aangiften bij uitgaan” in de toelichting bij dit gegevenselement.
Wanneer het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer van een afzender wordt verstrekt, dienen zijn naam en adres niet te worden verstrekt.
Afzender/exporteur
Persoon die de uitvoeraangifte indient of namens wie deze aangifte wordt ingediend en die eigenaar van de goederen is of die een soortgelijk recht heeft over de goederen te beschikken op het tijdstip dat de aangifte wordt aanvaard.
Vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien de afzender/exporteur niet over een EORI-nummer beschikt, kan de douane hem voor de betrokken aangifte een ad-hocnummer toekennen.
[Ref.: vak 2 ED]
Indiener van de summiere aangifte
Dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de indiener van de summiere aangifte; zijn naam en adres dienen niet te worden verstrekt.
Summiere aangiften bij binnenbrengen: een van de in artikel 127, lid 4, van het wetboek bedoelde personen.
Summiere aangiften bij uitgaan: persoon zoals omschreven in artikel 271, lid 2, van het wetboek. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer overeenkomstig artikel 263, lid 1, van het wetboek de goederen zijn gedekt door een douaneaangifte.
Opmerking: deze informatie is noodzakelijk voor de identificatie van de persoon die de aangifte moet indienen.
Indiener van het verzoek om uitwijking:
Verzoek om uitwijking: de persoon die het verzoek om uitwijking bij binnenbrengen indient. Dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de indiener van het verzoek om uitwijking; zijn naam en adres dienen niet te worden verstrekt.
Geadresseerde:
Persoon aan wie de goederen worden verzonden.
Summiere aangiften bij uitgaan: in gevallen zoals bedoeld in artikel 215, lid 2, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet deze informatie in de vorm van de volledige naam en adres van de geadresseerde worden verstrekt wanneer zij beschikbaar is. Wanneer de goederen worden vervoerd onder dekking van een verhandelbaar cognossement „aan order blanco geëndosseerd”, is de geadresseerde onbekend en worden zijn gegevens vervangen door de volgende code in vak 44 van een uitvoeraangifte:
Rechtsgrondslag |
Onderwerp |
Vak |
Code |
Aanhangsel A |
Situatie van verhandelbare cognossementen „aan order blanco geëndosseerd”, in het geval van summiere aangiften bij uitgaan, waarin de gegevens van de geadresseerde onbekend zijn. |
44 |
30600 |
Dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de geadresseerde wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. Als het EORI-nummer van de geadresseerde niet beschikbaar is, dienen zijn volledige naam en adres te worden verstrekt.
Wanneer faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land, kan dit gegeven bestaan uit een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. Dat nummer kan worden gebruikt wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. De structuur van dit nummer komt overeen met de structuur zoals omschreven in het deel „Summiere aangiften bij uitgaan” in de toelichting bij het gegevenselement „Afzender”.
Wanneer het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer van een geadresseerde wordt verstrekt, dienen zijn naam en adres niet te worden verstrekt.
Summiere aangiften bij binnenbrengen: dit gegeven moet worden verstrekt wanneer het verschilt van de indiener van de summiere aangifte. Wanneer de goederen worden vervoerd onder dekking van een verhandelbaar cognossement „aan order blanco geëndosseerd”, is de geadresseerde onbekend en worden zijn gegevens vervangen door de volgende code 10600:
Rechtsgrondslag |
Onderwerp |
|
Code |
Aanhangsel A |
Situatie van verhandelbare cognossementen „aan order blanco geëndosseerd”, in het geval van summiere aangiften bij binnenbrengen, waarin de gegevens van de geadresseerde onbekend zijn. |
|
10600 |
Wanneer dit gegeven moet worden verstrekt, bestaat het uit het EORI-nummer van de geadresseerde wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. Als het EORI-nummer van de geadresseerde niet beschikbaar is, dienen zijn volledige naam en adres te worden verstrekt.
Wanneer faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land, kan dit gegeven bestaan uit een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. Dat nummer kan worden gebruikt wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. De structuur van dit nummer komt overeen met de structuur zoals omschreven in het deel „Summiere aangiften bij uitgaan” in de toelichting bij het gegevenselement „Afzender”.
Wanneer het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer van een geadresseerde wordt verstrekt, dienen zijn naam en adres niet te worden verstrekt.
Aangever/vertegenwoordiger
In te vullen indien verschillend van de afzender/exporteur bij uitvoer/de geadresseerde bij invoer.
Dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de aangever/vertegenwoordiger.
[Ref.: vak 14 ED]
Code aangever/status vertegenwoordiger
Code waarmee de aangever of de status van de vertegenwoordiger wordt opgegeven. Gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 14 ED vastgestelde code.
Vervoerder
Dit gegeven dient niet te worden verstrekt wanneer het gelijk is aan de persoon die de summiere aangifte bij binnenbrengen indient, behalve wanneer faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land. In dat geval kan dit gegeven worden verstrekt, met name in de vorm van een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. De structuur van dit nummer komt overeen met de structuur zoals omschreven in het deel „Summiere aangiften bij uitgaan” in de toelichting bij het gegevenselement „Afzender”.
Wanneer dit gegeven verschilt van de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen, wordt het verstrekt in de vorm van de volledige naam en adres van de vervoerder.
Het bestaat uit het EORI-nummer of unieke derdeland-identificatienummer van de vervoerder:
— |
wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt |
en/of
— |
in het geval van vervoer over zee, over de binnenwateren of door de lucht. |
Het bestaat uit het EORI-nummer van de vervoerder indien deze is aangesloten op het douanesysteem en een van de kennisgevingen zoals bepaald in artikel 185, lid 3, en artikel 187, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wenst te ontvangen.
Wanneer het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer van een vervoerder wordt verstrekt, dienen zijn naam en adres niet te worden verstrekt.
Te informeren partij
Persoon aan wie bij binnenkomst mededeling moet worden gedaan van de aankomst van de goederen. Deze informatie moet in voorkomend geval worden verstrekt. Dit gegeven bestaat uit het EORI-nummer van de te informeren partij wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. Als het EORI-nummer van de te informeren partij niet beschikbaar is, dienen zijn volledige naam en adres te worden verstrekt.
Wanneer faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land, kan dit gegeven bestaan uit een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. Dat nummer kan worden gebruikt wanneer de indiener van de summiere aangifte hierover beschikt. De structuur van dit nummer komt overeen met de structuur zoals omschreven in het deel „Summiere aangiften bij uitgaan” in de toelichting bij het gegevenselement „Afzender”.
Wanneer het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer van een te informeren partij wordt verstrekt, dienen zijn naam en adres niet te worden verstrekt.
Summiere aangifte bij binnenbrengen: wanneer de goederen worden vervoerd onder dekking van een verhandelbaar cognossement „aan order blanco geëndosseerd”, in welk geval de geadresseerde niet is vermeld en code 10600 wordt ingevoerd, moet altijd de te informeren partij worden opgegeven.
Summiere aangifte bij uitgaan: wanneer de goederen worden vervoerd onder dekking van een verhandelbaar cognossement „aan order blanco geëndosseerd”, in welk geval de geadresseerde niet is vermeld, moeten de gegevens van de te informeren partij altijd in het veld „geadresseerde” worden vermeld in plaats van de gegevens van „geadresseerde”. Wanneer een uitvoeraangifte de gegevens voor de summiere aangifte bij uitgaan bevat, wordt de code 30600 in vak 44 van de betreffende uitvoeraangifte ingevoerd.
Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel
Identiteit en nationaliteit van het actieve vervoermiddel dat de grens van het douanegebied van de Unie overschrijdt. Voor de identiteit dienen de in aanhangsel C1 voor vak 18 ED vastgestelde definities te worden gebruikt. Bij vervoer over zee en over de binnenwateren moet het IMO-scheepsidentificatienummer of het uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI-code) worden opgegeven. Voor luchtvervoer behoeft geen informatie te worden verstrekt.
Voor de nationaliteit dienen de in aanhangsel D1 voor vak 21 ED vastgestelde codes te worden gebruikt wanneer dit gegeven nog niet bij de identiteit wordt vermeld.
Spoorvervoer: vermeld het wagonnummer.
Identificatie van het grensoverschrijdende vervoermiddel
Verzoek om uitwijking: dit gegeven bestaat uit het IMO-scheepsidentificatienummer, de ENI-code of het IATA-vluchtnummer respectievelijk voor vervoer over zee, de binnenwateren of door de lucht.
Voor vervoer door de lucht moeten in situaties waarin de luchtvaartmaatschappij goederen vervoert volgens een code-sharingregeling met partners, de vluchtnummers van de partners worden gebruikt.
Referentienummer vervoer (3) (1)
Identificatie van het door het vervoermiddel afgelegde traject, bv. reisnummer, vluchtnummer, ritnummer, indien van toepassing.
Voor vervoer door de lucht moeten in situaties waarin de luchtvaartmaatschappij goederen vervoert volgens een code-sharingregeling met partners, de vluchtnummers van de partners worden gebruikt.
Spoorvervoer: vermeld het treinnummer. Dit gegevenselement moet worden verstrekt in geval van multimodaal vervoer, indien van toepassing.
Code eerste plaats van aankomst
Identificatie van de eerste plaats van aankomst in het douanegebied. Dit is een haven bij zeevervoer, een luchthaven bij luchtvervoer en een grenskantoor bij vervoer over land.
De code dient als volgt te worden opgebouwd: UN/LOCODE (an..5) + nationale code (an..6).
Weg- en spoorvervoer: de code moet worden opgebouwd zoals vastgesteld voor douanekantoren in aanhangsel D1.
Verzoek om uitwijking: vermeld de code van het opgegeven douanekantoor van eerste binnenkomst.
Code feitelijke eerste plaats van aankomst
Verzoek om uitwijking: vermeld de code van het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst.
Code van het land van het opgegeven eerste kantoor van binnenkomst
Verzoek om uitwijking: gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 2 ED vastgestelde code.
Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied
Opgave van datum en tijdstip respectievelijk geplande datum en tijdstip van aankomst van het vervoermiddel op de eerste luchthaven (luchtvervoer), bij het eerste grenskantoor (landvervoer) of in de eerste haven (zeevervoer), in code (n12) (CCYYMMDDHHMM). Vermeld de plaatselijke tijd op de eerste plaats van aankomst.
Verzoek om uitwijking: deze informatie is beperkt tot de datum; gebruik code n8 (CCYYMMDD).
Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject
Identificatie van de landen die op het vervoerstraject liggen tussen het land van vertrek en het land van bestemming, in chronologische volgorde (zowel het oorspronkelijke land van vertrek als het land van eindbestemming). Gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 2 ED vastgestelde code. Deze informatie moet worden verstrekt voor zover ze bekend is.
Summiere aangiften bij uitgaan voor expreszendingen — postzendingen: vermeld alleen het land van de eindbestemming van de goederen.
Summiere aangiften bij binnenbrengen voor expreszendingen — postzendingen: vermeld alleen het oorspronkelijke land van vertrek van de goederen.
Valutacode
Gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 22 ED vastgestelde code voor de valuta waarin de handelsfactuur is opgesteld.
Dit gegeven wordt gebruikt in combinatie met het „Artikelbedrag” indien dit nodig is voor de berekening van invoerrechten.
Bij vereenvoudigde aangiften bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
[Ref.: vakken 22 en 44 ED)
Vervoerswijze aan de grens
Summiere aangifte bij binnenbrengen: vervoerswijze van het actieve vervoermiddel waarin de goederen naar verwachting het douanegebied van de Unie zullen binnenkomen. Voor gecombineerd vervoer zijn de voorschriften in aanhangsel C1, in de toelichting bij vak 21, van toepassing.
Wanneer luchtvracht op andere wijze dan door de lucht wordt vervoerd, wordt de andere vervoerswijze aangegeven.
Gebruik de codes 1, 2, 3, 4, 7, 8 of 9 zoals vastgesteld in aanhangsel D1 voor vak 25 ED.
[Ref.: vak 25 ED]
Douanekantoor van uitgang
Gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 29 ED vastgestelde code voor het voorziene kantoor van uitgang.
Summiere aangiften bij uitgaan voor expreszendingen — postzendingen:
dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch en ondubbelzinnig kan worden afgeleid uit andere door het bedrijf verstrekte gegevens.
Plaats van de goederen (4)
Een nauwkeurige vermelding van de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht.
[Ref.: vak 30 ED]
Plaats van lading (5)
Naam van een zeehaven, luchthaven, vrachtterminal, treinstation of andere plaats waar goederen in het vervoermiddel worden geladen waarmee zij zullen worden vervoerd, inclusief het land waar deze plaats is gelegen.
Summiere aangiften bij binnenbrengen voor expreszendingen-postzendingen:
dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch en ondubbelzinnig kan worden afgeleid uit andere door het bedrijf verstrekte gegevens.
Weg- en spoorvervoer: dit kan de plaats zijn waar goederen overeenkomstig de vervoersovereenkomst zijn overgenomen of het douanekantoor van vertrek van het TIR-vervoer.
Plaats van lossing (6)
Naam van een zeehaven, luchthaven, vrachtterminal, treinstation of andere plaats waar goederen uit het vervoermiddel worden gelost waarmee zij zijn vervoerd, inclusief het land waar deze plaats is gelegen.
Weg- en spoorvervoer: indien de code niet beschikbaar is, een zo nauwkeurig mogelijke vermelding van de plaatsnaam.
Opmerking: dit gegeven is nuttig voor het beheer van de regeling.
Omschrijving van de goederen
Summiere aangiften: een duidelijke en voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen om identificatie door de douane mogelijk te maken. Algemene formuleringen (bv. „groepage”, „algemene vracht” of „onderdelen”) zijn niet acceptabel. De Commissie zal een lijst van dergelijke algemene formuleringen publiceren. Wanneer de goederencode wordt opgegeven, behoeft deze informatie niet te worden verstrekt.
Vereenvoudigde procedures: omschrijving voor tariefdoeleinden.
[Ref.: vak 31 ED]
Soort verpakking (code)
Gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 31 ED vastgestelde code voor het voorziene douanekantoor van uitgang.
Aantal colli
Aantal artikelen die zodanig zijn verpakt dat zij niet van elkaar kunnen worden gescheiden zonder de verpakking open te maken, of aantal stuks, indien onverpakt. Deze informatie wordt niet verstrekt wanneer de goederen los gestort zijn.
[Ref.: vak 31 ED]
Verzendingsmerken
Vrije omschrijving van de merken en nummers op vervoerseenheden of verpakkingen.
Deze informatie moet alleen voor verpakte goederen worden verstrekt. Voor goederen die in een container zijn geladen, kan het containernummer de verzendingsmerken vervangen, ofschoon deze mogen worden vermeld als zij beschikbaar zijn. De verzendingsmerken mogen door een UCR of de verwijzingen in het vervoersdocument worden vervangen wanneer alle colli in de zending gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd.
Opmerking: dit gegeven is nuttig voor de identificatie van zendingen.
[Ref.: vak 31 ED]
Containernummer, indien van toepassing
Merken (letters en/of cijfers) ter identificatie van de container.
[Ref.: vak 31 ED]
Artikelnummer (7)
Volgnummer van het artikel in het totale aantal artikelen dat in de aangifte, de summiere aangifte of het verzoek om uitwijking is vermeld.
Verzoek om uitwijking: wanneer het MRN wordt vermeld en het verzoek om uitwijking niet op alle goederen van een summiere aangifte bij binnenbrengen betrekking heeft, moet de indiener van het verzoek om uitwijking de artikelnummers opgeven van de goederen volgens de oorspronkelijke summiere aangifte bij binnenbrengen.
Uitsluitend te gebruiken wanneer er meer dan één artikel is.
Opmerking: dit gegeven, dat door een computersysteem automatisch wordt gegenereerd, is nuttig voor de identificatie van het betrokken artikel in de aangifte.
[Ref.: vak 32 ED]
Goederencode
Numerieke code die overeenstemt met het betrokken artikel.
Summiere aangiften bij binnenbrengen: eerste 4 cijfers van de GN-code. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer de goederen worden omschreven.
Vereenvoudigde aangifte bij invoer: 10-cijferige Taric-code. Deze informatie mag in voorkomend geval met aanvullende Taric-codes worden aangevuld. Bij vereenvoudigde aangiften bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
Summiere aangiften bij uitgaan: eerste 4 cijfers van de GN-code. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer de goederen worden omschreven.
Vereenvoudigde aangifte bij uitvoer: 8-cijferige GN-code. Deze informatie mag in voorkomend geval met aanvullende Taric-codes worden aangevuld. Bij vereenvoudigde aangiften bij uitvoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
[Ref.: vak 33 ED]
Brutomassa (kg)
Gewicht (massa) van de in de aangifte vermelde goederen, inclusief verpakking maar exclusief de uitrusting van de vervoerder.
Indien mogelijk mag dit gewicht op artikelniveau in de aangifte worden opgegeven.
Vereenvoudigde aangifte bij invoer: deze informatie moet uitsluitend worden verstrekt als zij voor de berekening van invoerrechten vereist is.
Bij vereenvoudigde aangiften bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
[Ref.: vak 35 ED]
Regeling
Gebruik een in aanhangsel D1 voor vak 37 ED, eerste en tweede deelvak, vastgestelde code voor de regeling.
Bij vereenvoudigde aangiften bij invoer en uitvoer kunnen de lidstaten afzien van de eis dat een in aanhangsel D1 voor vak 37 ED, tweede deelvak, vastgestelde code wordt vermeld, wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
Nettomassa (kg)
Gewicht (massa) van de goederen zelf zonder verpakking.
Bij vereenvoudigde aangiften bij invoer en uitvoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
[Ref.: vak 38 ED]
Artikelbedrag
Prijs van de goederen voor het betrokken artikel van de aangifte. Dit gegeven wordt gebruikt in combinatie met de „Valutacode” indien dit nodig is voor de berekening van invoerrechten.
Bij vereenvoudigde aangiften bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen pas in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.
[Ref.: vak 42 ED]
Referentienummer voor inschrijving in de administratie van de aangever
Dit is het referentienummer van inschrijving in de administratie voor de in artikel 182 van het wetboek beschreven procedure. De lidstaten kunnen van deze eis afzien wanneer een ander toereikend goederentraceersysteem bestaat.
Aanvullende informatie
Vermeld code 10100 wanneer artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1147/2002 (8) van toepassing is (met een luchtwaardigheidscertificaat ingevoerde goederen).
[Ref.: vak 44 ED]
Vergunningnummer
Nummer van de vergunning voor vereenvoudigingen. De lidstaten kunnen van deze eis afzien wanneer deze informatie door hun computersystemen ondubbelzinnig kan worden afgeleid uit andere elementen van de aangifte, zoals de identificatie van de marktdeelnemer.
VN-code gevaarlijke goederen
De United Nations Dangerous Goods Identifier (UNDG) is het unieke volgnummer (n4) dat door de Verenigde Naties is toegekend aan stoffen en voorwerpen die zijn opgenomen in de lijst van de meest vervoerde gevaarlijke goederen.
Dit gegeven dient uitsluitend in voorkomend geval te worden vermeld.
Verzegelingsnummer (9)
De identificatienummers van de verzegelingen die eventueel aan het hulpmiddel bij het vervoer zijn aangebracht.
Code betalingswijze vervoerskosten
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:
A |
Contante betaling in geld |
B |
Betaling met creditkaart |
C |
Betaling met cheque |
D |
Andere (bijvoorbeeld automatische afschrijving kasrekening) |
H |
Elektronische betaling |
Y |
Rekeninghouder bij vervoerder |
Z |
Niet vooraf betaald |
Deze informatie moet worden verstrekt voor zover zij beschikbaar is.
Datum van aangifte (10)
Datum waarop de betrokken aangiften opgesteld en in voorkomend geval ondertekend of anderszins gewaarmerkt zijn.
Bij inschrijving in de administratie van de aangever overeenkomstig artikel 182 van het wetboek is dit de datum van inschrijving in de administratie.
[Ref.: vak 54 ED]
Handtekening/Authenticatie (10)
[Ref.: vak 54 ED]
Indicator andere bijzondere omstandigheid
Gecodeerd gegeven dat verwijst naar de bijzondere omstandigheid waarop een beroep wordt gedaan.
A |
Post- en expreszendingen |
C |
Wegvervoer |
D |
Spoorvervoer |
E |
Geautoriseerde marktdeelnemers (AEO) |
Dit gegeven dient uitsluitend te worden verstrekt wanneer de indiener van de summiere aangifte een beroep wil doen op een andere bijzondere omstandigheid dan die welke in tabel 1 zijn vermeld.
Dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch en ondubbelzinnig kan worden afgeleid uit andere vermelde gegevens.
Code volgend douanekantoor van binnenkomst
Identificatie van de volgende douanekantoren van binnenkomst in het douanegebied van de Unie.
Deze code moet worden vermeld wanneer de code voor vervoerswijze aan de grens 1, 4 of 8 is.
De code moet de in aanhangsel D1 voor vak 29 ED vastgestelde structuur voor het douanekantoor van binnenkomst volgen.
(1) Wordt door een computersysteem automatisch gegenereerd.
(2) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23.
(3) Informatie in voorkomend geval te verstrekken.
(4) Informatie in voorkomend geval te verstrekken.
(5) Met code, indien deze beschikbaar is.
(6) Met code, indien deze beschikbaar is.
(7) Wordt door een computersysteem automatisch gegenereerd.
(8) PB L 170 van 29.6.2002, blz. 8.
(9) Informatie in voorkomend geval te verstrekken.
(10) Wordt door een computersysteem automatisch gegenereerd.
Aanhangsel B1
MODEL VAN HET ENIG DOCUMENT
(Set van acht exemplaren)
(1) |
De technische bepalingen inzake de formulieren, met name wat model en kleur betreft, zijn opgenomen in aanhangsel C1, Titel 1, deel A. |
Aanhangsel B2
MODEL VAN HET ENIG DOCUMENT VOOR HET AFDRUKKEN, DOOR GEAUTOMATISEERDE SYSTEMEN VOOR AANGIFTEVERWERKING, OP TWEE OPEENVOLGENDE SETS VAN VIER EXEMPLAREN
(1) |
De technische bepalingen inzake de formulieren, met name wat model en kleur betreft, zijn opgenomen in aanhangsel C1, Titel 1, deel A. |
Aanhangsel B3
MODEL VAN HET AANVULLENDE FORMULIER VAN HET ENIG DOCUMENT
(Set van acht exemplaren)
(1) |
De technische bepalingen inzake de formulieren, met name wat model en kleur betreft, zijn opgenomen in aanhangsel C1, Titel 1, deel A. |
Aanhangsel B4
MODEL VAN HET AANVULLENDE FORMULIER VAN HET ENIG DOCUMENT VOOR HET AFDRUKKEN, DOOR GEAUTOMATISEERDE SYSTEMEN VOOR AANGIFTEVERWERKING, OP TWEE OPEENVOLGENDE SETS VAN VIER EXEMPLAREN
(1) |
De technische bepalingen inzake de formulieren, met name wat model en kleur betreft, zijn opgenomen in aanhangsel C1, Titel 1, deel A. |
Aanhangsel B5
OPGAVE VAN DE EXEMPLAREN VAN DE IN DE AANHANGSELS B1 EN B3 OPGENOMEN FORMULIEREN WAAROP GEGEVENS DOOR MIDDEL VAN EEN ZELFKOPIËREND PROCÉDÉ WORDEN AANGEBRACHT
(uitgaande van exemplaar 1)
Nummer van het vak |
Nummer van de exemplaren |
Nummer van het vak |
Nummer van de exemplaren |
I. VAKKEN VOOR DE MARKTDEELNEMER |
|||
1 |
1 t/m 8 behalve deelvak midden: |
27 |
1 t/m 5 (1) |
|
1 t/m 3 |
28 |
1 t/m 3 |
2 |
1 t/m 5 (1) |
29 |
1 t/m 3 |
3 |
1 t/m 8 |
30 |
1 t/m 3 |
4 |
1 t/m 8 |
31 |
1 t/m 8 |
5 |
1 t/m 8 |
32 |
1 t/m 8 |
6 |
1 t/m 8 |
33 |
eerste deelvak links: 1 t/m 8 |
7 |
1 t/m 3 |
|
andere deelvakken: 1 t/m 3 |
8 |
1 t/m 5 (1) |
34 a |
1 t/m 3 |
9 |
1 t/m 3 |
34b |
1 t/m 3 |
10 |
1 t/m 3 |
35 |
1 t/m 8 |
11 |
1 t/m 3 |
36 |
— |
12 |
— |
37 |
1 t/m 3 |
13 |
1 t/m 3 |
38 |
1 t/m 8 |
14 |
1 t/m 4 |
39 |
1 t/m 3 |
15 |
1 t/m 8 |
40 |
1 t/m 5 (1) |
15a |
1 t/m 3 |
41 |
1 t/m 3 |
15b |
1 t/m 3 |
42 |
— |
16 |
1, 2, 3, 6, 7 en 8 |
43 |
— |
17 |
1 t/m 8 |
44 |
1 t/m 5 (1) |
17 a |
1 t/m 3 |
45 |
— |
17b |
1 t/m 3 |
46 |
1 t/m 3 |
18 |
1 t/m 5 (1) |
47 |
1 t/m 3 |
19 |
1 t/m 5 (1) |
48 |
1 t/m 3 |
20 |
1 t/m 3 |
49 |
1 t/m 3 |
21 |
1 t/m 5 (1) |
50 |
1 t/m 8 |
22 |
1 t/m 3 |
51 |
1 t/m 8 |
23 |
1 t/m 3 |
52 |
1 t/m 8 |
24 |
1 t/m 3 |
53 |
1 t/m 8 |
25 |
1 t/m 5 (1) |
54 |
1 t/m 4 |
26 |
1 t/m 3 |
55 |
— |
|
|
56 |
— |
II. VAKKEN VOOR DE ADMINISTRATIE |
|||
A |
1 t/m 4 (2) |
C |
1 t/m 8 (2) |
B |
1 t/m 3 |
D |
1 t/m 4 |
(1) In geen geval kan van de gebruikers worden verlangd dat zij bij douanevervoer deze vakken op exemplaar nr. 5 invullen.
(2) De lidstaat van verzending kan bepalen of die gegevens op de bedoelde exemplaren worden vermeld.
Aanhangsel B6
OPGAVE VAN DE EXEMPLAREN VAN DE IN DE AANHANGSELS B2 EN B4 OPGENOMEN FORMULIEREN WAAROP GEGEVENS DOOR MIDDEL VAN EEN ZELFKOPIËREND PROCÉDÉ WORDEN AANGEBRACHT
(uitgaande van exemplaar 1/6)
Nummer van het vak |
Nummer van de exemplaren |
Nummer van het vak |
Nummer van de exemplaren |
I. VAKKEN VOOR DE MARKTDEELNEMER |
|||
1 |
1 t/m 4 behalve deelvak midden: |
27 |
1 t/m 4 |
|
1 t/m 3 |
28 |
1 t/m 3 |
2 |
1 t/m 4 |
29 |
1 t/m 3 |
3 |
1 t/m 4 |
30 |
1 t/m 3 |
4 |
1 t/m 4 |
31 |
1 t/m 4 |
5 |
1 t/m 4 |
32 |
1 t/m 4 |
6 |
1 t/m 4 |
33 |
eerste deelvak links: 1 t/m 4 |
7 |
1 t/m 3 |
|
andere deelvakken: 1 t/m 3 |
8 |
1 t/m 4 |
34a |
1 t/m 3 |
9 |
1 t/m 3 |
34b |
1 t/m 3 |
10 |
1 t/m 3 |
35 |
1 t/m 4 |
11 |
1 t/m 3 |
36 |
1 t/m 3 |
12 |
1 t/m 3 |
37 |
1 t/m 3 |
13 |
1 t/m 3 |
38 |
1 t/m 4 |
14 |
1 t/m 4 |
39 |
1 t/m 3 |
15 |
1 t/m 4 |
40 |
1 t/m 4 |
15a |
1 t/m 3 |
41 |
1 t/m 3 |
15b |
1 t/m 3 |
42 |
1 t/m 3 |
16 |
1 t/m 3 |
43 |
1 t/m 3 |
17 |
1 t/m 4 |
44 |
1 t/m 4 |
17a |
1 t/m 3 |
45 |
1 t/m 3 |
17b |
1 t/m 3 |
46 |
1 t/m 3 |
18 |
1 t/m 4 |
47 |
1 t/m 3 |
19 |
1 t/m 4 |
48 |
1 t/m 3 |
20 |
1 t/m 3 |
49 |
1 t/m 3 |
21 |
1 t/m 4 |
50 |
1 t/m 4 |
22 |
1 t/m 3 |
51 |
1 t/m 4 |
23 |
1 t/m 3 |
52 |
1 t/m 4 |
24 |
1 t/m 3 |
53 |
1 t/m 4 |
25 |
1 t/m 4 |
54 |
1 t/m 4 |
26 |
1 t/m 3 |
55 |
— |
|
|
56 |
— |
II. VAKKEN VOOR DE ADMINISTRATIE |
|||
A |
1 t/m 4 (1) |
C |
1 t/m 4 |
B |
1 t/m 3 |
D/J |
1 t/m 4 |
(1) De lidstaat van verzending kan bepalen of die gegevens op de bedoelde exemplaren worden vermeld.
Aanhangsel C1
TOELICHTING BIJ HET ENIG DOCUMENT
TITEL I
ALGEMENE OPMERKINGEN
(1) |
De douanedienst van elke lidstaat kan deze toelichting zo nodig aanvullen. |
(2) |
De bepalingen van deze titel staan er niet aan in de weg dat douaneaangiften en documenten ten bewijze van de douanestatus van Uniegoederen die niet onder de regeling intern Uniedouanevervoer worden vervoerd, via een gegevensverwerkingssysteem op blanco papier worden afgedrukt, onder door de lidstaten vastgestelde voorwaarden. |
A. ALGEMEEN
(1) |
De papieren douaneaangifte wordt afgedrukt op zelfkopiërend papier dat zodanig is gelijmd dat het goed te beschrijven is, en dat ten minste 40 g/m2 weegt. Het papier moet zo ondoorzichtig zijn dat de tekst op de ene zijde de leesbaarheid van de tekst op de andere zijde niet vermindert en het moet zo stevig zijn dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. |
(2) |
Dit papier is wit voor alle exemplaren. In de exemplaren voor Uniedouanevervoer (1, 4 en 5) hebben de vakken 1 (eerste en derde deelvak), 2, 3, 4, 5, 6, 8, 15, 17, 18, 19, 21, 25, 27, 31, 32, 33 (eerste deelvak links), 35, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 53, 55 en 56 echter een groene onderdruk. De formulieren worden in het groen bedrukt. |
(3) |
De afmetingen van de vakken zijn horizontaal op 1/10 duim (inch) en verticaal op 1/6 duim (inch) gebaseerd. De afmetingen van de onderverdelingen van de vakken zijn horizontaal op 1/10 duim (inch) gebaseerd. |
(4) |
De verschillende exemplaren van de formulieren worden met de volgende kleuren gemerkt op de formulieren overeenkomstig de modellen in de aanhangsels B1 en B3:
Van de formulieren overeenkomstig de modellen in de aanhangsels B2 en B4 hebben de exemplaren 1/6, 2/7, 3/8 en 4/5 aan de rechterzijde een doorlopende kantlijn en rechts daarvan een niet doorlopende kantlijn waarvan de kleur respectievelijk rood, groen, geel en blauw is. Deze kantlijnen zijn ongeveer 3 mm breed. De niet doorlopende kantlijnen bestaan uit op elkaar volgende vierkantjes met een zijde van 3 mm, die ieder door een tussenruimte van 3 mm zijn gescheiden. In aanhangsel B5 zijn de exemplaren vermeld waarop de gegevens die voorkomen op de in de aanhangsels B1 en B3 opgenomen formulieren, door middel van een zelfkopiërend procedé moeten worden doorgeschreven. In aanhangsel B6 zijn de exemplaren vermeld waarop de gegevens die voorkomen op de in de aanhangsels B2 en B4 opgenomen formulieren, door middel van een zelfkopiërend procedé moeten worden doorgeschreven. |
(5) |
De afmetingen van de formulieren zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. |
(6) |
De douanediensten van de lidstaten kunnen eisen dat de naam en het adres van de drukker op de formulieren zijn vermeld of dat deze van een teken zijn voorzien aan de hand waarvan de drukker kan worden geïdentificeerd. Zij kunnen het drukken van de formulieren bovendien van een voorafgaande technische goedkeuring afhankelijk stellen. |
(7) |
De formulieren en aanvullende formulieren worden gebruikt:
|
(8) |
De te dien einde gebruikte formulieren en aanvullende formulieren bestaan uit de exemplaren die nodig zijn voor het vervullen van de formaliteiten van een of meer douaneregelingen en worden gekozen uit een set van acht exemplaren:
Verschillende combinaties van exemplaren zijn dus mogelijk, bijvoorbeeld:
|
(9) |
Voorts moet in bepaalde gevallen de douanestatus van Uniegoederen worden aangetoond op de plaats van bestemming. In dergelijke gevallen dient exemplaar 4 als T2L-document te worden gebruikt. |
(10) |
Marktdeelnemers kunnen de sets laten drukken die overeenkomen met de door hen gemaakte keuze, voor zover het gebruikte formulier in overeenstemming is met het officiële model. Elke set moet zodanig zijn samengesteld dat wanneer voor beide betrokken lidstaten eenzelfde gegeven moet worden ingevuld, dit door de exporteur of de houder van de regeling rechtstreeks op exemplaar 1 wordt vermeld en via de chemische behandeling die het papier heeft ondergaan, op alle exemplaren wordt doorgeschreven. Wanneer daarentegen om een of andere reden (met name wanneer naargelang de fase waarin de goederenbeweging zich bevindt andere gegevens moeten worden ingevuld) een gegeven niet van de ene lidstaat naar de andere moet worden doorgegeven, mag dit gegeven uitsluitend op de betrokken exemplaren worden doorgeschreven. Bij gebruikmaking van een systeem van geautomatiseerde aangifteverwerking bestaat de mogelijkheid sets te gebruiken waarvan elk exemplaar een dubbele bestemming heeft: 1/6, 2/7, 3/8 en 4/5. In dit geval worden op elke gebruikte set de nummers van de overeenkomstige exemplaren vermeld, terwijl de niet van toepassing zijnde nummers worden doorgehaald. Deze sets zijn zo samengesteld dat de op de verschillende exemplaren te vermelden gegevens dankzij de chemische behandeling van het papier worden doorgeschreven. |
(11) |
Wanneer overeenkomstig algemene opmerking 2 van deze bijlage aangiften tot plaatsing van goederen onder een douaneregeling of tot wederuitvoer, of documenten waarmee de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond van goederen die niet onder de regeling intern Uniedouanevervoer worden vervoerd, met behulp van openbare of particuliere systemen voor automatische gegevensverwerking op blanco papier worden gesteld, moet aan alle vormvereisten van het douanewetboek van de Unie of van deze verordening worden voldaan, ook wat de ommezijde van het formulier betreft (voor de in het kader van de regeling Uniedouanevervoer gebruikte exemplaren), met uitzondering van:
De aangifte voor douanevervoer wordt in een enkel exemplaar ingediend bij het kantoor van vertrek wanneer dit kantoor de aangifte met behulp van een systeem voor de automatische gegevensverwerking verwerkt. |
B. TE VERMELDEN GEGEVENS
De formulieren bevatten een aantal vakken waarvan maar een deel wordt gebruikt naargelang de gevraagde douaneregeling(en).
Onverminderd de toepassing van vereenvoudigde procedures zijn de voor elke regeling in te vullen vakken in de onderstaande tabel aangegeven. De specifieke bepalingen betreffende elk in titel II beschreven vak zijn van toepassing onverminderd de status van de in de tabel omschreven vakken.
Opgemerkt zij dat de onderstaande status geen afbreuk doet aan het feit dat de opgave van bepaalde gegevens alleen wordt verlangd wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen. Zo wordt de opgave van de bijzondere maatstaf in vak 41 (status „A”) alleen verlangd wanneer Taric daarin voorziet.
Vak nr. |
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
J |
1(1) |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
A |
A |
A |
1(2) |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
A |
A |
A |
1(3) |
|
|
|
|
|
A |
A |
|
|
|
2 |
B[1] |
A |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
2 (Aantal) |
A |
A |
A |
A |
A |
B |
A |
B |
B |
|
3 |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
A [2][3] |
4 |
B |
|
B |
|
B |
A [4] |
A |
B |
B |
|
5 |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
6 |
B |
|
B |
B |
B |
B[4] |
|
B |
B |
|
7 |
C |
C |
C |
C |
C |
A [5] |
|
C |
C |
C |
8 |
B |
B |
B |
B |
B |
A[6] |
|
B |
B |
B |
8 (Aantal) |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
A |
A |
A |
12 |
|
|
|
|
|
|
|
B |
B |
|
14 |
B |
B |
B |
B |
B |
|
B |
B |
B |
B |
14 (Aantal) |
A |
A |
A |
A |
A |
|
A |
A |
A |
A |
15 |
|
|
|
|
|
A[2] |
|
|
|
|
15a |
B |
B |
B |
B |
B |
A [5] |
|
A |
A |
B |
17 |
|
|
|
|
|
A [2] |
|
|
|
|
17a |
A |
A |
A |
B |
A |
A [5] |
|
B |
B |
B |
17b |
|
|
|
|
|
|
|
B |
B |
B |
18 (Identiteit) |
B [1] [7] |
|
B [7] |
|
B [7] |
A[7] [24] |
|
B [7] |
B [7] |
|
18 (Nationaliteit) |
|
|
|
|
|
A[8] [24] |
|
|
|
|
19 |
A[9] |
A[9] |
A[9] |
A[9] |
A[9] |
B [4] |
|
A[9] |
A[9] |
A[9] |
20 |
B[10] |
|
B[10] |
|
B[10] |
|
|
B[10] |
B[10] |
|
21 (Identiteit) |
A [1] |
|
|
|
|
B [8] |
|
|
|
|
21 (Nationaliteit) |
A[8] |
|
A[8] |
|
A[8] |
A[8] |
|
A[8] |
A[8] |
|
22 (Valuta) |
B |
|
B |
|
B |
|
|
A |
A |
|
22 (Bedrag) |
B |
|
B |
|
B |
|
|
C |
C |
|
23 |
B[11] |
|
B[11] |
|
B[11] |
|
|
B[11] |
B[11] |
|
24 |
B |
|
B |
|
B |
|
|
B |
B |
|
25 |
A |
B |
A |
B |
A |
B |
|
A |
A |
B |
26 |
A[12] |
B[12] |
A[12] |
B[12] |
A[12] |
B[12] |
|
A[13] |
A[13] |
B[13] |
27 |
|
|
|
|
|
B |
|
|
|
|
29 |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
B |
B |
B |
30 |
B |
B[1] |
B |
B |
B |
B [14] |
|
B |
B |
B |
31 |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
32 |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
A[3] |
33(1) |
A |
A |
A |
|
A |
A [16] |
A[17] |
A |
A |
B |
33(2) |
|
|
|
|
|
|
|
A |
A |
B |
33(3) |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
A |
B |
33(4) |
A |
A |
|
|
|
|
|
A |
A |
B |
33(5) |
B |
B |
B |
B |
B |
|
|
B |
B |
B |
34a |
C[1] |
A |
C |
C |
C |
|
|
A |
A |
A |
34b |
B |
|
B |
|
B |
|
|
|
|
|
35 |
B |
A |
B |
A |
B |
A |
A |
B |
B |
A |
36 |
|
|
|
|
|
|
|
A |
A [17] |
|
37(1) |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
A |
A |
A |
37(2) |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
A |
A |
A |
38 |
A |
A |
A |
A |
A |
A[17] |
A[17] |
A[18] |
A |
A |
39 |
|
|
|
|
|
|
|
B[19] |
B |
|
40 |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
41 |
A |
A |
A |
A |
A |
|
|
A |
A |
A |
42 |
|
|
|
|
|
|
|
A |
A |
|
43 |
|
|
|
|
|
|
|
B |
B |
|
44 |
A |
A |
A |
A |
A |
A [4] |
A |
A |
A |
A |
45 |
|
|
|
|
|
|
|
B |
B |
|
46 |
A[25] |
B[25] |
A[25] |
B [25] |
A[25] |
|
|
A[25] |
A[25] |
B[25] |
47 (Soort) |
BC [20] |
|
BC [20] |
|
BC [20] |
|
|
A [18][21] [22] |
A [18] [21] [22] |
|
47 (Heffingsgrondslag) |
B |
B |
B |
|
B |
|
|
A [18] [21] [22] |
A [18] [21] [22] |
B |
47 (Tarief) |
BC[20] |
|
BC[20] |
|
BC[20] |
|
|
BC[18][20][22] |
BC[20] |
|
47 (Bedrag) |
BC[20] |
|
BC[20] |
|
BC[20] |
|
|
BC[18][20][22] |
BC[20] |
|
47 (Totaal) |
BC[20] |
|
BC[20] |
|
BC[20] |
|
|
BC[18][20][22] |
BC[20] |
|
47 (WB) |
B |
|
B |
|
B |
|
|
B [18][22] |
B |
|
48 |
B |
|
B |
|
B |
|
|
B |
B |
|
49 |
B[23] |
A |
B[23] |
A |
B[23] |
|
|
B[23] |
B[23] |
A |
50 |
C |
|
C |
|
C |
A |
|
|
|
|
51 |
|
|
|
|
|
A [4] |
|
|
|
|
52 |
|
|
|
|
|
A |
|
|
|
|
53 |
|
|
|
|
|
A |
|
|
|
|
54 |
A |
A |
A |
A |
A |
|
A |
A |
A |
A |
55 |
|
|
|
|
|
A |
|
|
|
|
56 |
|
|
|
|
|
A |
|
|
|
|
Legende
Opschriften van de kolommen |
In het eerste deelvak van vak 37 te gebruiken codes |
|
A: |
Uitvoer/verzending |
10, 11, 23 |
B: |
Regeling douane-entrepot ter verkrijging van de betaling van bijzondere uitvoerrestituties voorafgaande aan de uitvoer of vervaardiging onder douanetoezicht en douanecontrole voorafgaande aan de uitvoer en de betaling van uitvoerrestituties |
76, 77 |
C: |
Wederuitvoer na plaatsing onder een bijzondere regeling, met uitzondering van de regeling douane-entrepot |
31 |
D: |
Wederuitvoer na opslag in een douane-entrepot |
31 |
E: |
Passieve veredeling |
21, 22 |
F: |
Douanevervoer |
|
G: |
Douanestatus van Uniegoederen |
|
H: |
In het vrije verkeer brengen |
01, 07, 40, 42, 43, 45, 48, 49, 61, 63, 68 |
I: |
Plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling of tijdelijke invoer |
51, 53, 54 |
J: |
Opslag in een douane-entrepot |
71, 78 |
Symbolen in de vakken:
A |
: |
Verplicht: in elke lidstaat verlangde gegevens. |
B |
: |
Facultatief voor de lidstaten: gegevens die de lidstaten al dan niet kunnen vragen. |
C |
: |
Facultatief voor de marktdeelnemers: gegevens die de marktdeelnemers vrijwillig kunnen verstrekken, maar waarvan de opgave niet door de lidstaten kan worden verlangd. |
Opmerkingen
[1] |
Dit vak is verplicht voor landbouwproducten die voor uitvoerrestituties in aanmerking komen. |
||||
[2] |
Dit gegeven mag alleen in het kader van niet-geautomatiseerde procedures worden verlangd. |
||||
[3] |
Wanneer de aangifte slechts op één artikel betrekking heeft, kunnen de lidstaten bepalen dat in dit vak niets wordt ingevuld, aangezien het cijfer „1” reeds in vak 5 is vermeld. |
||||
[4] |
Dit vak is verplicht voor het NCTS volgens de bepalingen van aanhangsel C2. |
||||
[5] |
Dit gegeven mag alleen in het kader van geautomatiseerde procedures worden verlangd. |
||||
[6] |
Dit vak is facultatief voor de lidstaten wanneer de geadresseerde noch in de Unie noch in een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, gevestigd is. |
||||
[7] |
Niet gebruiken in geval van postzendingen of vervoer via vaste transportinrichtingen. |
||||
[8] |
Niet gebruiken in geval van postzendingen of vervoer via vaste transportinrichtingen of per spoor. |
||||
[9] |
Dit gegeven kan bij niet-geautomatiseerde procedures worden verlangd. Wanneer geautomatiseerde procedures worden gebruikt, hoeven de lidstaten dit gegeven niet te verlangen als het uit andere elementen van de aangifte kan worden afgeleid en aldus overeenkomstig de bepalingen betreffende het verzamelen van de statistieken van de buitenlandse handel aan de Commissie kan worden meegedeeld. |
||||
[10] |
De lidstaten kunnen alleen verlangen dat het derde deelvak wordt ingevuld wanneer de douanewaarde door de douanedienst wordt berekend namens de marktdeelnemer. |
||||
[11] |
De lidstaten kunnen dit gegeven alleen verlangen in de gevallen waarin een uitzondering wordt gemaakt op de in [ex titel V, hoofdstuk 6,] neergelegde regels inzake de maandelijkse vaststelling van de wisselkoersen. |
||||
[12] |
Dit vak mag niet worden ingevuld wanneer de uitvoerformaliteiten op de plaats van uitgang uit de Unie worden vervuld. |
||||
[13] |
Dit vak mag niet worden ingevuld wanneer de invoerformaliteiten op de plaats van binnenkomst in de Unie worden vervuld. |
||||
[14] |
Dit vak kan in het NCTS worden gebruikt volgens de bepalingen van aanhangsel C2. |
||||
[16] |
Dit deelvak moet worden ingevuld:
|
||||
[17] |
Alleen in te vullen wanneer de Uniewetgeving daarin voorziet. |
||||
[18] |
Dit gegeven is niet verplicht voor goederen die voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen, tenzij de douaneautoriteiten dit noodzakelijk achten voor de toepassing van de bepalingen betreffende het in het vrije verkeer brengen van de betrokken goederen. |
||||
[19] |
De lidstaten kunnen van deze verplichting afzien indien deze informatie via hun systemen automatisch en ondubbelzinnig uit andere gegevens van de aangifte kan worden afgeleid. |
||||
[20] |
Dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer de douanediensten de rechten namens de marktdeelnemers berekenen op basis van andere gegevens in de aangifte. In andere gevallen is het facultatief voor de lidstaten. |
||||
[21] |
Dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer de douanediensten de rechten namens de marktdeelnemers berekenen op basis van andere gegevens in de aangifte. |
||||
[22] |
De lidstaten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting om dit vak in te vullen wanneer de aangifte vergezeld gaat van het in artikel 6 van deze Gedelegeerde Verordening bedoelde document. |
||||
[23] |
Dit vak moet worden ingevuld wanneer de aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling tot doel heeft een regeling douane-entrepot aan te zuiveren. |
||||
[24] |
Wanneer de goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de douaneautoriteiten toestaan dat de houder van de regeling vak 18 niet invult indien het om logistieke redenen niet mogelijk is op de plaats van vertrek de identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel op de aangifte voor douanevervoer te vermelden, mits zij ervoor kunnen zorgen dat de vereiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld. |
||||
[25] |
De lidstaat van aanvaarding van de aangifte kan afzien van de verplichting om deze informatie te verstrekken wanneer hij in de positie verkeert om deze correct te beoordelen en routineberekeningen heeft uitgevoerd om tot een resultaat te komen dat vergelijkbaar is met statistische eisen. |
C. GEBRUIKSAANWIJZING VAN HET FORMULIER
Wanneer de gebruikte set minstens één exemplaar bevat dat in een andere lidstaat kan worden gebruikt, moeten de formulieren met de schrijfmachine of door middel van een mechanografisch of soortgelijk procedé worden ingevuld. Ter vereenvoudiging van het invullen met de schrijfmachine moet het formulier zo worden ingevoerd dat de eerste letter van het in vak 2 in te vullen gegeven in het daarvoor bestemde positievakje in de linkerbovenhoek komt te staan.
Wanneer alle exemplaren van de gebruikte set bestemd zijn om in dezelfde lidstaat te worden gebruikt, mogen ze, voor zover deze lidstaat dit toestaat, op leesbare wijze met de hand, in inkt en in blokletters worden ingevuld. Dit geldt eveneens voor de gegevens die worden vermeld op de exemplaren die voor de regeling Uniedouanevervoer worden gebruikt.
In de formulieren mogen geen schrappingen noch overschrijvingen voorkomen. Wijzigingen moeten worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en de gewenste gegevens toe te voegen. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door de persoon die deze heeft aangebracht, en uitdrukkelijk door de bevoegde autoriteiten worden geviseerd. Deze kunnen zo nodig eisen dat een nieuwe aangifte wordt ingediend.
Daarnaast is het toegestaan dat de formulieren met behulp van een reproductietechniek, in plaats van met de bovengenoemde technieken, worden ingevuld. Ze mogen eveneens met behulp van een reproductietechniek worden vervaardigd en ingevuld, mits aan de vereisten inzake model en afmetingen, te gebruiken taal, leesbaarheid en aanbrengen van wijzigingen wordt voldaan en het verbod inzake schrappingen en overschrijvingen strikt in acht wordt genomen.
Slechts de genummerde vakken moeten, indien van toepassing, door de marktdeelnemers worden ingevuld. De met een hoofdletter aangeduide vakken zijn uitsluitend bestemd voor gebruik door de douane.
Onverminderd algemene opmerking 2 moet op de exemplaren die in het kantoor van uitvoer/verzending of van vertrek blijven, de originele handtekening van de betrokkenen voorkomen.
Door het indienen van een door hem ondertekende aangifte bij een douanekantoor geeft de aangever of zijn vertegenwoordiger de wens te kennen de betrokken goederen voor de gevraagde regeling aan te geven. Onverminderd de eventuele toepassing van strafbepalingen verbindt hij zich, overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de lidstaten, ten aanzien van:
— |
de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens, |
— |
de echtheid van de bijgevoegde documenten, |
— |
de naleving van alle verplichtingen in verband met de plaatsing van de betrokken goederen onder de regeling in kwestie. |
De houder van de regeling of, in voorkomend geval, zijn gemachtigde vertegenwoordiger verbindt zich met zijn handtekening ten aanzien van alle gegevens in verband met het Uniedouanevervoer overeenkomstig de bepalingen inzake Uniedouanevervoer die in het douanewetboek en in deze verordening zijn vastgesteld en in deel B hierboven zijn genoemd.
Wat de formaliteiten van de regeling Uniedouanevervoer en de formaliteiten ter bestemming betreft, heeft eenieder die bij het vervoer betrokken is, er belang bij de inhoud van zijn aangifte te controleren alvorens deze te ondertekenen en bij het douanekantoor in te dienen. Hij moet met name elk verschil tussen de reeds op het formulier voorkomende gegevens met de door hem aan te geven goederen onmiddellijk aan de douaneautoriteit meedelen. In dergelijke gevallen moet een nieuwe aangifte worden opgesteld op nieuwe formulieren.
Tenzij in titel III anders is bepaald, mag in een vak dat niet hoeft te worden ingevuld, geen enkele vermelding of teken voorkomen.
TITEL II
AANWIJZINGEN VOOR HET INVULLEN VAN DE VAKKEN
A. FORMALITEITEN BIJ UITVOER/VERZENDING, WEDERUITVOER, OPSLAG IN DOUANE-ENTREPOT OF VERVAARDIGING ONDER DOUANETOEZICHT EN DOUANECONTROLE VAN GOEDEREN WAAROP EEN UITVOERRESTITUTIE VAN TOEPASSING IS, PASSIEVE VEREDELING, UNIEDOUANEVERVOER EN/OF IN VERBAND MET HET BEWIJS VAN DE STATUS VAN UNIEGOEDEREN
Vak 1: Aangifte
Vermeld in het eerste deelvak de relevante Uniecode van aanhangsel D1.
Vermeld in het tweede deelvak het soort aangifte met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1.
Vermeld in het derde deelvak de relevante Uniecode van aanhangsel D1.
Vak 2: Afzender/exporteur
Vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien de afzender/exporteur niet over een EORI-nummer beschikt, kan de douane hem voor de betrokken aangifte een ad-hocnummer toekennen.
Onder „exporteur” wordt in dit aanhangsel verstaan de exporteur in de zin van de Uniedouanewetgeving. In dit verband is de „afzender” degene die optreedt als exporteur in de gevallen zoals bedoeld in artikel 134 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.
Vermeld de volledige naam en adresgegevens van de betrokkene.
Bij groepagezendingen kunnen de lidstaten verlangen dat in dit vak het woord „diverse” wordt ingevuld en dat de lijst van afzenders/exporteurs bij de aangifte wordt gevoegd.
Vak 3: Formulieren
Vermeld het volgnummer van de set in het totale aantal gebruikte sets (formulieren en aanvullende formulieren samen). Bijvoorbeeld: wanneer één EX-formulier en twee EX/c-formulieren worden ingediend, vul dan op het EX-formulier 1/3, op het eerste EX/c-formulier 2/3 en op het tweede EX/c-formulier 3/3 in.
Wanneer voor de aangifte twee sets van vier exemplaren in plaats van één set van acht exemplaren worden gebruikt, worden deze geacht, wat het aantal formulieren betreft, slechts één set te vormen.
Vak 4: Ladingslijsten
Vermeld in cijfers het aantal eventueel bijgevoegde ladingslijsten of door de bevoegde autoriteit toegelaten lijsten van commerciële aard waarin de goederen zijn omschreven.
Vak 5: Artikelen
Vermeld in cijfers het totale aantal artikelen dat door de betrokkene met alle gebruikte formulieren en aanvullende formulieren (of ladingslijsten of lijsten van commerciële aard) wordt aangegeven. Het aantal artikelen moet overeenstemmen met het aantal vakken 31 dat moet worden ingevuld.
Vak 6: Totaal aantal colli
Vermeld in cijfers het totale aantal colli waaruit de betrokken zending is samengesteld.
Vak 7: Referentienummer
Dit is het commerciële referentienummer dat door de betrokkene aan de zending in kwestie is toegekend. Dit nummer kan de vorm hebben van een Unique Consignment Reference Number (UCR) (1).
Vak 8: Geadresseerde
Vermeld de volledige naam en adresgegevens van de persoon of personen bij wie de goederen zullen worden afgeleverd.
Wanneer een identificatienummer vereist is, vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien aan de geadresseerde geen EORI-nummer is toegekend, vermeld het nummer dat de wetgeving van de betrokken lidstaat voorschrijft.
Wanneer een identificatienummer vereist is en de aangifte de in aanhangsel A vastgestelde gegevens voor een summiere aangifte bij uitgaan bevat en faciliteiten worden verleend in het kader van een door de Unie erkend partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven van een derde land, kan dat identificatienummer bestaan uit een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld. De structuur van dit unieke derdeland-identificatienummer komt overeen met de structuur zoals omschreven in het deel „Summiere aangiften bij uitgaan” in de toelichting bij het gegevenselement „Afzender” in aanhangsel A.
Bij groepagezendingen kunnen de lidstaten verlangen dat in dit vak het woord „diverse” wordt ingevuld en dat de lijst van geadresseerden bij de aangifte wordt gevoegd.
Vak 14: Aangever/vertegenwoordiger
Vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien de aangever/vertegenwoordiger niet over een EORI-nummer beschikt, kan de douane hem voor de betrokken aangifte een ad-hocnummer toekennen.
Vermeld de volledige naam en adresgegevens van de betrokkene.
Wanneer de aangever en de exporteur/afzender dezelfde persoon zijn, vermeld „exporteur” of „afzender”.
Gebruik de relevante Uniecode van aanhangsel D1 om de aangever of de status van de vertegenwoordiger aan te geven.
Vak 15: Land van verzending/uitvoer
Vermeld in vak 15a de relevante Uniecode van aanhangsel D1 voor de lidstaat waarin de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de regeling.
Wanneer echter bekend is dat de goederen vanuit een andere lidstaat naar de lidstaat zijn gebracht waarin de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de douaneregeling, vermeld die andere lidstaat, op voorwaarde dat:
i) |
de goederen vandaar uitsluitend met het oog op de uitvoer zijn gebracht, en |
ii) |
de exporteur niet is gevestigd in de lidstaat waarin de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de douaneregeling, en |
iii) |
de binnenkomst in de lidstaat waarin de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de douaneregeling, geen intra-Unieverwerving van goederen betrof of een daarmee gelijkgestelde handeling zoals bedoeld in Richtlijn 2006/112/EG van de Raad. |
Vermeld echter de lidstaat waar de laatste veredelingsactiviteit heeft plaatsgevonden wanneer de goederen na een regeling actieve veredeling worden uitgevoerd.
Vak 17: Land van bestemming
Vermeld in vak 17a de relevante Uniecode van aanhangsel D1 voor het laatste land van bestemming waarnaar de goederen zullen worden uitgevoerd voor zover bekend op het tijdstip van uitvoer.
Vak 18: Identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek
Vermeld de identiteit van het vervoermiddel waarin de goederen rechtstreeks zijn geladen op het tijdstip waarop de formaliteiten bij uitvoer of voor douanevervoer worden vervuld, gevolgd door de nationaliteit van het vervoermiddel (of van het voertuig waarmee het geheel wordt voortbewogen indien er meerdere vervoermiddelen zijn), met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1. Indien een trekker en een aanhangwagen verschillende kentekens hebben, vermeld zowel het kenteken van de trekker als dat van de aanhangwagen, alsook de nationaliteit van de trekker.
Naargelang het betrokken vervoermiddel kunnen de volgende gegevens betreffende de identiteit worden vermeld:
Vervoermiddel |
Wijze van identificatie |
Vervoer over zee en over de binnenwateren |
Naam van het vaartuig |
Luchtvervoer |
Nummer en datum van de vlucht (indien er geen vluchtnummer is, vermeld het registratienummer van het luchtvaartuig) |
Wegvervoer |
Kenteken van het voertuig |
Spoorvervoer |
Nummer van de wagon |
Wanneer bij douanevervoer de goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de douaneautoriteiten echter toestaan dat de houder van de regeling dit vak niet invult indien het om logistieke redenen niet mogelijk is op de plaats van vertrek de identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel op de aangifte voor douanevervoer te vermelden, mits zij ervoor kunnen zorgen dat de vereiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
Vak 19: Container (Ctr)
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de veronderstelde situatie bij het overschrijden van de buitengrens van de Unie op basis van de informatie die beschikbaar is op het tijdstip waarop de formaliteiten bij uitvoer worden vervuld.
Vak 20: Leveringsvoorwaarden
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes en rubrieken van aanhangsel D1 de gegevens over de voorwaarden van het handelscontract.
Vak 21: Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de nationaliteit van het actieve vervoermiddel waarmee de buitengrens van de Unie wordt overschreden, zoals bekend op het tijdstip waarop de formaliteiten bij uitvoer worden vervuld.
Bij gecombineerd vervoer of wanneer meerdere vervoermiddelen worden gebruikt, is het actieve vervoermiddel datgene waarmee het geheel wordt voortbewogen. Bij een vrachtwagen op een zeeschip bijvoorbeeld is het actieve vervoermiddel het schip. In het geval van een trekker en een oplegger is het actieve vervoermiddel de trekker.
Naargelang het betrokken vervoermiddel kunnen de volgende gegevens betreffende de identiteit worden vermeld:
Vervoermiddel |
Wijze van identificatie |
Vervoer over zee en over de binnenwateren |
Naam van het vaartuig |
Luchtvervoer |
Nummer en datum van de vlucht (indien er geen vluchtnummer is, vermeld het registratienummer van het luchtvaartuig) |
Wegvervoer |
Kenteken van het voertuig |
Spoorvervoer |
Nummer van de wagon |
Vak 22: Valuta en totaal gefactureerd bedrag
Vermeld in het eerste deelvak met behulp van de relevante code van aanhangsel D1 de valuta waarin de factuur luidt.
Vermeld in het tweede deelvak het gefactureerde bedrag voor alle aangegeven goederen.
Vak 23: Wisselkoers
In dit vak wordt de koers vermeld waartegen de valuta van de factuur in de valuta van de betrokken lidstaat wordt omgerekend.
Vak 24: Aard van de transactie
Vermeld het soort transactie met behulp van de relevante codes van aanhangsel D1.
Vak 25: Vervoerswijze aan de grens
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de vervoerswijze die overeenstemt met het actieve vervoermiddel waarop of waarin de goederen het douanegebied van de Unie naar verwachting zullen verlaten.
Vak 26: Binnenlandse vervoerswijze
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de vervoerswijze bij vertrek.
Vak 27: Plaats van lading
Vermeld, waar nodig met behulp van een code, de plaats, zoals bekend bij het vervullen van de formaliteiten, waar de goederen op of in het actieve vervoermiddel zullen worden geladen waarmee zij de grens van de Unie zullen overschrijden.
Vak 29: Kantoor van uitgang
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 het douanekantoor waarlangs de goederen het douanegebied van de Unie vermoedelijk zullen verlaten.
Vak 30: Plaats van de goederen
Vermeld de precieze plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht.
Vak 31: Colli en omschrijving van de goederen; merken en nummers-containernummer(s)-aantal en soort
Vermeld de merken en nummers, de hoeveelheid en het soort colli of, in het geval van onverpakte goederen, het aantal stuks waarop de aangifte betrekking heeft, evenals de voor de identificatie van de goederen vereiste gegevens. Onder omschrijving van de goederen wordt de gebruikelijke handelsbenaming verstaan. Wanneer vak 33 „Goederencode” moet worden ingevuld, moet deze omschrijving dermate duidelijk zijn dat de goederen aan de hand daarvan kunnen worden ingedeeld. In dit vak worden eveneens de krachtens bijzondere voorschriften vereiste gegevens vermeld. Vermeld met behulp van de relevantie Uniecode van aanhangsel D1 het soort colli.
Indien containers worden gebruikt, dienen in dit vak ook de identificatiekenmerken te worden vermeld.
Vak 32: Artikelnummer
Vermeld het volgnummer van het betrokken artikel in het totale aantal artikelen dat is aangegeven in de gebruikte formulieren en aanvullende formulieren zoals beschreven in de opmerking bij vak 5.
Vak 33: Goederencode
Vermeld het in aanhangsel D1 beschreven codenummer voor het betrokken artikel.
Vak 34: Code land van oorsprong
Vak 34a moet worden ingevuld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 voor het land van oorsprong zoals omschreven in titel II van het wetboek.
Vermeld in vak 34b de regio vanwaaruit de betrokken goederen zijn verzonden of waar deze zijn voortgebracht.
Vak 35: Brutomassa (kg)
Vermeld de brutomassa, uitgedrukt in kilogram, van de in vak 31 omschreven goederen. De brutomassa is de massa van de goederen en de verpakking tezamen, met uitzondering van de containers en andere hulpmiddelen bij het vervoer.
Wanneer een aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op verschillende soorten goederen, moet de totale brutomassa alleen in het eerste vak 35 worden vermeld en kunnen de andere vakken 35 leeg worden gelaten. De lidstaten kunnen deze regel uitbreiden tot alle regelingen zoals bedoeld in de kolommen A tot en met E en G van de tabel in Titel I, onder B.
Wanneer de brutomassa meer dan 1 kg bedraagt en een fractie van een eenheid (kg) omvat, mag deze als volgt worden afgerond:
— |
van 0,001 tot 0,499: afronding op de lagere eenheid (kg), |
— |
van 0,5 tot 0,999: afronding op de hogere eenheid (kg). |
Wanneer de brutomassa minder dan 1 kg bedraagt, verdient het aanbeveling deze in de vorm „0,xyz” te vermelden (bijvoorbeeld „0,654” = 654 g).
Vak 37: Regeling
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de regeling waarvoor de goederen worden aangegeven.
Vak 38: Nettomassa (kg)
Vermeld de nettomassa, uitgedrukt in kilogram, van de in vak 31 omschreven goederen. De nettomassa is de massa van de goederen zonder enige verpakking.
Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1 de referentienummers van de documenten die voorafgingen aan de uitvoer naar een derde land/verzending naar een andere lidstaat.
Wanneer de aangifte betrekking heeft op goederen die na aanzuivering van de regeling douane-entrepot type B wederuitgevoerd worden, vermeld het referentienummer van de aangifte tot plaatsing van de goederen onder deze regeling.
Wanneer het een aangifte voor de regeling Uniedouanevervoer betreft, vermeld de voorafgaande douanebestemming of het referentienummer van de desbetreffende douanedocumenten. Wanneer in het kader van niet-geautomatiseerde regelingen douanevervoer meer dan een referentienummer moet worden vermeld, kunnen de lidstaten bepalen dat in dit vak het woord „diverse” wordt ingevuld en dat een lijst met de betrokken referentienummers bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.
Vak 41: Aanvullende eenheden (bijzondere maatstaf)
Vermeld in voorkomend geval de hoeveelheid van het betrokken artikel in de eenheid die in de goederennomenclatuur is vastgesteld.
Vak 44: Aanvullende informatie/voorgelegde documenten/certificaten en vergunningen
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1 de krachtens specifieke regels vereiste gegevens, samen met de referentienummers van de tot staving van de aangifte voorgelegde documenten.
Het deelvak „code A.I.” (code aanvullende informatie) mag niet worden gebruikt.
Wanneer een aangifte tot wederuitvoer die de regeling douane-entrepot aanzuivert, bij een ander douanekantoor dan het controlekantoor wordt overgelegd, vermeld de naam en het volledige adres van het controlekantoor.
In aangiften die worden opgesteld in lidstaten die de marktdeelnemers gedurende de overgangsperiode voor de invoering van de euro de mogelijkheid bieden hun douaneaangiften in euro op te stellen, moet in dit vak, bij voorkeur in het deelvak in de rechterbenedenhoek, de gebruikte valuta-eenheid (nationale valuta of euro) worden vermeld.
De lidstaten kunnen bepalen dat deze vermelding uitsluitend wordt aangebracht in vak 44 van het eerste artikel waarop de aangifte betrekking heeft. Zij wordt dan geacht op alle andere aangegeven artikelen betrekking te hebben.
De valuta wordt in de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217) vermeld.
Vak 46: Statistische waarde
Vermeld de statistische waarde in de munteenheid waarvan de code in vak 44 is vermeld of, indien deze code in vak 44 ontbreekt, in de munteenheid van de lidstaat waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, overeenkomstig de ter zake geldende Unievoorschriften.
Vak 47: Berekening van de belastingen
Vermeld de toepasselijke heffingsgrondslag (waarde, gewicht of andere). Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1, in voorkomend geval, op elke regel de volgende gegevens:
— |
het soort belasting (bv. accijnzen.), |
— |
de heffingsgrondslag, |
— |
het toepasselijke belastingtarief, |
— |
het bedrag van de verschuldigde belasting, |
— |
de gekozen wijze van betaling (WB). |
De bedragen in dit vak moeten worden vermeld in de munteenheid waarvan de code in vak 44 is vermeld of, indien deze code in vak 44 ontbreekt, in de munteenheid van de lidstaat waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld.
Vak 48: Uitstel van betaling
Vermeld in voorkomend geval de referentiegegevens van de betrokken vergunning. Onder uitstel van betaling wordt in dit geval zowel uitstel van betaling van douanerechten als belastingkrediet verstaan.
Vak 49: Identificatie van het entrepot
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de referentiegegevens van het entrepot.
Vak 50: Aangever
Vermeld de volledige naam (persoon of onderneming) en het adres van de houder van de regeling, samen met het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Wanneer het EORI-nummer is opgegeven, kunnen de lidstaten afzien van de verplichting dat de volledige naam (persoon of onderneming) en het adres moeten worden vermeld. Vermeld in voorkomend geval de volledige naam (persoon of onderneming) van de gemachtigde vertegenwoordiger die namens de houder van de regeling zijn handtekening plaatst.
Behoudens nog vast te stellen bijzondere bepalingen betreffende het gebruik van geautomatiseerde systemen moet de originele handtekening van de betrokkene worden geplaatst op het door het kantoor van vertrek te bewaren exemplaar. Wanneer de houder van de regeling een rechtspersoon is, dient de handtekening te worden gevolgd door de volledige naam en de functie van de ondertekenaar.
In geval van uitvoer kan de aangever of zijn vertegenwoordiger de naam en het adres van een in het ambtsgebied van het kantoor van uitgang gevestigde tussenpersoon vermelden. Het door dit kantoor geviseerde exemplaar 3 kan aan deze tussenpersoon worden teruggegeven.
Vak 51: Voorziene kantoren van doorgang (en land)
Vermeld de code van het voorziene kantoor van binnenkomst in elk land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer en over het grondgebied waarvan de goederen zullen worden vervoerd, evenals het kantoor van binnenkomst waar de goederen het douanegebied van de Unie opnieuw binnenkomen na te zijn vervoerd over het grondgebied van een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer of, indien het vervoer zal plaatsvinden over een ander grondgebied dan dat van de Unie of van een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, het kantoor van uitgang waar de zending de Unie verlaat en het kantoor van binnenkomst waar deze de Unie weer binnenkomt.
Vermeld met behulp van de relevantie Uniecode van aanhangsel D1 de betrokken douanekantoren.
Vak 52: Zekerheid
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1 het soort zekerheidstelling of de ontheffing van zekerheidstelling, alsmede, in voorkomend geval, het nummer van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling of het nummer van het bewijs van zekerheidstelling per aangifte en het kantoor van zekerheidstelling.
Indien de doorlopende zekerheid, de ontheffing van zekerheidstelling of de zekerheidstelling per aangifte niet voor een of meer van de volgende landen geldig zijn, vermeld na de woorden „zekerheid niet geldig voor” de code(s) van aanhangsel D1 voor het of de betrokken land(en):
— |
verdragsluitende partijen van buiten de EU bij de verdragen betreffende een gemeenschappelijke regeling voor het douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer, |
— |
Andorra, |
— |
San Marino. |
Wanneer gebruik wordt gemaakt van zekerheidstelling per aangifte door het storten van een bedrag in contant geld of door middel van bewijzen, is deze geldig voor alle verdragsluitende partijen bij de verdragen betreffende een gemeenschappelijke regeling voor het douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer.
Vak 53: Kantoor van bestemming (en land)
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 het kantoor waar de goederen moeten worden aangebracht om het Uniedouanevervoer te beëindigen.
Vak 54: Plaats en datum, handtekening en naam van de aangever of zijn vertegenwoordiger
Vermeld de plaats en datum waarop de aangifte werd opgesteld.
Behoudens nog vast te stellen bijzondere bepalingen betreffende het gebruik van geautomatiseerde systemen moet de originele handtekening van de betrokkene, gevolgd door zijn volledige naam, worden geplaatst op het door het kantoor van uitvoer/verzending te bewaren exemplaar. Wanneer het een rechtspersoon betreft, dient de handtekening te worden gevolgd door de volledige naam en de functie van de ondertekenaar.
B. FORMALITEITEN TIJDENS HET VERVOER
Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van uitvoer en/of vertrek verlaten en het tijdstip waarop zij bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde gegevens dienen te worden vermeld op de exemplaren van het enig document die de goederen vergezellen. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en dienen, wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen tijdens het vervoer, op het document te worden ingevuld door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen rechtstreeks zijn geladen. De gegevens mogen op leesbare wijze met de hand worden toegevoegd; in dat geval moet het formulier in inkt en in blokletters worden ingevuld.
Deze gegevens worden uitsluitend op de exemplaren 4 en 5 vermeld en hebben betrekking op de volgende vakken:
— |
Overlading: vul vak 55 in. |
Vak 55: Overlading
De eerste drie regels van dit vak moeten door de vervoerder worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of in een andere container worden overgeladen.
De vervoerder mag de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de overlading plaatsvindt.
Wanneer deze autoriteiten van oordeel zijn dat het douanevervoer op de normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij, na eventueel de nodige maatregelen te hebben genomen, de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer.
— |
Andere voorvallen: vul vak 56 in. |
Vak 56: Andere voorvallen tijdens het vervoer
Vul dit vak in in overeenstemming met de bestaande verplichtingen op grond van de regeling Uniedouanevervoer.
Wanneer de goederen op of in een oplegger zijn geladen en de trekker tijdens het vervoer wordt gewijzigd (en de goederen daarbij niet worden behandeld of overgeladen), vermeld in dit vak het kenteken van de nieuwe trekker. In dit geval is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.
C. FORMALITEITEN BIJ IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN, BIJZONDERE BESTEMMING, ACTIEVE VEREDELING, TIJDELIJKE INVOER EN DOUANE-ENTREPOT
Vak 1: Aangifte
Vermeld in het eerste deelvak de relevante Uniecode van aanhangsel D1.
Vermeld in het tweede deelvak het soort aangifte met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1.
Vak 2: Afzender/exporteur
Vermeld de volledige naam en adresgegevens van de laatste verkoper van de goederen voordat deze in de Unie werden ingevoerd.
Wanneer een identificatienummer vereist is, kunnen de lidstaten afzien van de verplichting dat de volledige naam en het adres van de betrokkene moeten worden vermeld.
Wanneer een identificatienummer vereist is, vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien aan de afzender/exporteur geen EORI-nummer is toegekend, vermeld het nummer dat de wetgeving van de betrokken lidstaat voorschrijft.
Bij groepagezendingen kunnen de lidstaten verlangen dat in dit vak het woord „diverse” wordt ingevuld en dat de lijst van afzenders/exporteurs bij de aangifte wordt gevoegd.
Vak 3: Formulieren
Vermeld het volgnummer van de set in het totale aantal gebruikte sets (formulieren en aanvullende formulieren samen). Bijvoorbeeld: wanneer één IM-formulier en twee IM/c-formulieren worden ingediend, vul dan op het IM-formulier „1/3”, op het eerste IM/c-formulier „2/3” en op het tweede IM/c-formulier „3/3” in.
Vak 4: Ladingslijsten
Vermeld in cijfers het aantal eventueel bijgevoegde ladingslijsten of door de bevoegde autoriteit toegelaten lijsten van commerciële aard waarin de goederen zijn omschreven.
Vak 5: Artikelen
Vermeld in cijfers het totale aantal artikelen dat door de betrokkene met alle gebruikte formulieren en aanvullende formulieren (of ladingslijsten of lijsten van commerciële aard) wordt aangegeven. Het aantal artikelen moet overeenstemmen met het aantal vakken 31 dat moet worden ingevuld.
Vak 6: Totaal aantal colli
Vermeld in cijfers het totale aantal colli waaruit de betrokken zending is samengesteld.
Vak 7: Referentienummer
Dit is het commerciële referentienummer dat door de betrokkene aan de zending in kwestie is toegekend. Dit nummer kan de vorm hebben van een Unique Consignment Reference Number (UCR) (2).
Vak 8: Geadresseerde
Vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien de geadresseerde niet over een EORI-nummer beschikt, kan de douane hem voor de betrokken aangifte een ad-hocnummer toekennen.
Vermeld de volledige naam en adresgegevens van de betrokkene.
Wanneer goederen in het kader van de regeling douane-entrepot in een particulier entrepot worden opgeslagen, vermeld de volledige naam en adresgegevens van de entrepositaris indien deze niet de aangever is.
Bij groepagezendingen kunnen de lidstaten verlangen dat in dit vak het woord „diverse” wordt ingevuld en dat de lijst van geadresseerden bij de aangifte wordt gevoegd.
Vak 12: Gegevens inzake de waarde
Vermeld in dit vak gegevens betreffende de waarde van de goederen, zoals een verwijzing naar de vergunning waarbij de douaneautoriteiten afzien van het vereiste tot overlegging van een D.V.1-formulier om aangiften of gegevens betreffende aanpassingen te staven.
Vak 14: Aangever/vertegenwoordiger
Vermeld het in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde EORI-nummer. Indien de aangever/vertegenwoordiger niet over een EORI-nummer beschikt, kan de douane hem voor de betrokken aangifte een ad-hocnummer toekennen.
Vermeld de volledige naam en adresgegevens van de betrokkene.
Indien de aangever en de geadresseerde dezelfde persoon is, vermeld het woord „geadresseerde”.
Gebruik de relevante Uniecode van aanhangsel D1 om de aangever of de status van de vertegenwoordiger aan te geven.
Vak 15: Land van verzending/uitvoer
Wanneer noch een handelstransactie (bv. verkoop of veredeling), noch een niet aan het vervoer van goederen gerelateerd oponthoud in een tussenliggend land heeft plaatsgevonden, vermeld in vak 15a de relevante Uniecode van aanhangsel D1 voor het land waaruit de goederen aanvankelijk werden verzonden naar de lidstaat waarin de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave ervan voor de douaneregeling.
Vermeld het laatste tussenliggende land wanneer wel een dergelijk oponthoud of een handelstransactie heeft plaatsgevonden.
Voor dit gegevensvereiste wordt een oponthoud om de goederen onderweg te kunnen consolideren, beschouwd als aan het vervoer van de goederen gerelateerd.
Vak 17: Land van bestemming
Vermeld in vak 17a de Uniecode van aanhangsel D1 als volgt:
a) |
voor de formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen met inbegrip van bijzondere bestemming of verbruik: de Uniecode van de lidstaat waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave voor de douaneregeling. Wanneer bij het opstellen van de douaneaangifte echter bekend is dat de goederen na de vrijgave naar een andere lidstaat zullen worden verzonden, vermeld de code van die laatste lidstaat. |
b) |
voor de formaliteiten voor de regeling passieve veredeling: de Uniecode voor de lidstaat waar de eerste veredelingsactiviteit plaatsvindt. |
c) |
voor de formaliteiten voor tijdelijke invoer: de Uniecode voor de lidstaat waar de goederen het eerst zullen worden gebruikt. |
d) |
voor de formaliteiten voor douane-entrepot: de Uniecode van de lidstaat waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de vrijgave voor de douaneregeling. |
Vermeld in vak 17b de regio van bestemming van de goederen.
Vak 18: Identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel bij aankomst
Vermeld de identiteit van het vervoermiddel waarop of waarin de goederen rechtstreeks zijn geladen op het tijdstip van de aanbrenging bij het douanekantoor waar de formaliteiten voor de bestemming worden vervuld. Indien een trekker en een aanhangwagen verschillende kentekens hebben, vermeld zowel het kenteken van de trekker als dat van de aanhangwagen.
Naargelang het betrokken vervoermiddel kunnen de volgende gegevens betreffende de identiteit worden vermeld:
Vervoermiddel |
Wijze van identificatie |
Vervoer over zee en over de binnenwateren |
Naam van het vaartuig |
Luchtvervoer |
Nummer en datum van de vlucht (indien er geen vluchtnummer is, vermeld het registratienummer van het luchtvaartuig) |
Wegvervoer |
Kenteken van het voertuig |
Spoorvervoer |
Nummer van de wagon |
Vak 19: Container (Ctr)
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de situatie bij het overschrijden van de buitengrens van de Unie.
Vak 20: Leveringsvoorwaarden
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes en rubrieken van aanhangsel D1 de gegevens over de voorwaarden van het handelscontract.
Vak 21: Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de nationaliteit van het actieve vervoermiddel waarmee de buitengrens van de Unie wordt overschreden.
Bij gecombineerd vervoer of wanneer meerdere vervoermiddelen worden gebruikt, is het actieve vervoermiddel datgene waarmee het geheel wordt voortbewogen. Bij een vrachtwagen op een zeeschip bijvoorbeeld is het actieve vervoermiddel het schip. In het geval van een trekker en een oplegger is het actieve vervoermiddel de trekker.
Vak 22: Valuta en totaal gefactureerd bedrag
Vermeld in het eerste deelvak met behulp van de relevante code van aanhangsel D1 de valuta waarin de factuur luidt.
Vermeld in het tweede deelvak het gefactureerde bedrag voor alle aangegeven goederen.
Vak 23: Wisselkoers
In dit vak wordt de koers vermeld waartegen de valuta van de factuur in de valuta van de betrokken lidstaat wordt omgerekend.
Vak 24: Aard van de transactie
Vermeld het soort transactie met behulp van de relevante codes van aanhangsel D1.
Vak 25: Vervoerswijze aan de grens
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de vervoerswijze die overeenstemt met het actieve vervoermiddel waarop of waarin de goederen het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen.
Vak 26: Binnenlandse vervoerswijze
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de vervoerswijze bij aankomst.
Vak 29: Kantoor van binnenkomst
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 het douanekantoor waarlangs de goederen het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen.
Vak 30: Plaats van de goederen
Vermeld de precieze plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht.
Vak 31: Colli en omschrijving van de goederen; Merken en nummers — containernummer(s)-aantal en soort
Vermeld de merken en nummers, de hoeveelheid en het soort colli of, in het geval van onverpakte goederen, het aantal stuks waarop de aangifte betrekking heeft, evenals de voor de identificatie van de goederen vereiste gegevens. Onder omschrijving van de goederen wordt de gebruikelijke handelsbenaming verstaan. Behalve voor niet-Uniegoederen die onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst, moet deze benaming dermate duidelijk zijn dat de goederen op basis daarvan onmiddellijk en ondubbelzinnig kunnen worden geïdentificeerd en ingedeeld. In dit vak worden eveneens de krachtens bijzondere voorschriften vereiste gegevens vermeld (bv. Btw, accijnzen.). Vermeld met behulp van de relevantie Uniecode van aanhangsel D1 het soort colli.
Indien containers worden gebruikt, dienen in dit vak ook de identificatiekenmerken te worden vermeld.
Vak 32: Artikelnummer
Vermeld het volgnummer van het betrokken artikel in het totale aantal artikelen dat is aangegeven in de gebruikte formulieren en aanvullende formulieren zoals beschreven in de opmerking bij vak 5.
Vak 33: Goederencode
Vermeld het in aanhangsel D1 beschreven codenummer voor het betrokken artikel. De lidstaten kunnen voorschrijven dat in het vijfde deelvak een aanduiding volgens een specifieke accijnsnomenclatuur wordt vermeld.
Vak 34: Code land van oorsprong
Vermeld in vak 34a de relevante Uniecode van aanhangsel D1 voor het land van oorsprong zoals omschreven in titel II van het wetboek.
Vak 35: Brutomassa (kg)
Vermeld de brutomassa, uitgedrukt in kilogram, van de in vak 31 omschreven goederen. De brutomassa is de massa van de goederen en de verpakking tezamen, met uitzondering van de containers en andere hulpmiddelen bij het vervoer.
Wanneer de aangifte op verschillende soorten goederen betrekking heeft, kunnen de lidstaten besluiten dat voor de regelingen zoals bedoeld in de kolommen H tot en met J van de tabel in (ex titel I, onder B), moet de totale brutomassa alleen in het eerste vak 35 worden vermeld en kunnen de andere vakken 35 leeg worden gelaten.
Wanneer de brutomassa meer dan 1 kg bedraagt en een fractie van een eenheid (kg) omvat, mag deze als volgt worden afgerond:
— |
van 0,001 tot 0,499: afronding op de lagere eenheid (kg), |
— |
van 0,5 tot 0,999: afronding op de hogere eenheid (kg), |
— |
bij een brutomassa van minder dan 1 kg verdient het aanbeveling deze in de vorm „0,xyz” te vermelden (bijvoorbeeld „0,654”= 654 g). |
Vak 36: Preferentie
Dit vak bevat informatie over de tariefbehandeling van de goederen. Wanneer de matrix in deel B van titel I aangeeft dat dit vak moet worden gebruikt, dient het te worden ingevuld, ook als er geen tariefpreferentie wordt gevraagd. Dit vak mag echter niet worden ingevuld voor handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing zijn en delen van dit douanegebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn, of in het kader van het handelsverkeer tussen delen van dit douanegebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn. Vermeld de relevante Uniecode van aanhangsel D1.
De Commissie zal in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie op gezette tijden de lijst van combinaties van codes bekendmaken, vergezeld van de nodige voorbeelden en een toelichting.
Vak 37: Regeling
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de regeling waarvoor de goederen worden aangegeven.
Vak 38: Nettomassa (kg)
Vermeld de nettomassa, uitgedrukt in kilogram, van de in vak 31 omschreven goederen. De nettomassa is de massa van de goederen zonder enige verpakking.
Vak 39: Contingent
Vermeld het volgnummer van het door de aangever aangevraagde tariefcontingent.
Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1 de referentienummers van eventuele in de lidstaat van invoer gebruikte summiere aangiften of voorafgaande documenten.
Vak 41: Aanvullende eenheden (bijzondere maatstaf)
Vermeld in voorkomend geval de hoeveelheid van het betrokken artikel in de eenheid die in de goederennomenclatuur is vastgesteld.
Vak 42: Artikelprijs
Vermeld de prijs van het artikel in kwestie.
Vak 43: Waarderingsmethode
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de gebruikte waarderingsmethode.
Vak 44: Aanvullende informatie/voorgelegde documenten/certificaten en vergunningen
Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1 de krachtens specifieke regels vereiste gegevens, samen met de referentienummers van de tot staving van de aangifte voorgelegde documenten.
Het deelvak „Code A.I.” (code aanvullende informatie) mag niet worden gebruikt.
Wanneer een aangifte tot plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot bij een ander douanekantoor dan het controlekantoor wordt overgelegd, vermeld de naam en het volledige adres van het controlekantoor.
In aangiften die worden opgesteld in lidstaten die de marktdeelnemers gedurende de overgangsperiode voor de invoering van de euro de mogelijkheid bieden hun douaneaangiften in euro op te stellen, moet in dit vak, bij voorkeur in het deelvak in de rechterbenedenhoek, de gebruikte valuta-eenheid (nationale valuta of euro) worden vermeld.
De lidstaten kunnen bepalen dat deze vermelding uitsluitend wordt aangebracht in vak 44 van het eerste artikel waarop de aangifte betrekking heeft. Zij wordt dan geacht op alle andere aangegeven artikelen betrekking te hebben.
De valuta wordt in de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217) vermeld.
Bij goederen met vrijstelling van btw voor levering in een andere lidstaat moet de op grond van artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG vereiste informatie in vak 44 worden ingevuld, alsmede, indien een lidstaat daarom verzoekt, het bewijs dat de ingevoerde goederen bestemd zijn om te worden vervoerd of verzonden van de lidstaat van invoer naar een andere lidstaat.
Vak 45: Aanpassing
Dit vak bevat informatie over eventuele aanpassingen wanneer geen D.V.1-formulier wordt overgelegd tot staving van de aangifte. Bedragen in dit vak moeten worden vermeld in de munteenheid waarvan de code in vak 44 is vermeld of, indien deze code in vak 44 ontbreekt, in de munteenheid van de lidstaat waar de invoerformaliteiten worden vervuld.
Vak 46: Statistische waarde
Vermeld de statistische waarde in de munteenheid waarvan de code in vak 44 is vermeld of, indien deze code in vak 44 ontbreekt, in de munteenheid van de lidstaat waar de invoerformaliteiten worden vervuld, overeenkomstig de ter zake geldende Unievoorschriften.
Vak 47: Berekening van de belastingen
Vermeld de toepasselijke heffingsgrondslag (waarde, gewicht of andere). Vermeld met behulp van de relevante Uniecodes van aanhangsel D1, in voorkomend geval, op elke regel de volgende gegevens:
— |
het soort belasting (bv. invoerrechten, btw), |
— |
de heffingsgrondslag, |
— |
het toepasselijke belastingtarief, |
— |
het bedrag van de verschuldigde belasting, |
— |
de gekozen wijze van betaling (WB). |
De bedragen in dit vak moeten worden vermeld in de munteenheid waarvan de code in vak 44 is vermeld of, indien deze code in vak 44 ontbreekt, de munteenheid van de lidstaat waar de invoerformaliteiten worden vervuld.
Vak 48: Uitstel van betaling
Vermeld in voorkomend geval de referentiegegevens van de betrokken vergunning. Onder uitstel van betaling wordt in dit geval zowel uitstel van betaling van douanerechten als belastingkrediet verstaan.
Vak 49: Identificatie van het entrepot
Vermeld met behulp van de relevante Uniecode van aanhangsel D1 de referentiegegevens van het entrepot.
Vak 54: Plaats en datum, handtekening en naam van de aangever of zijn vertegenwoordiger
Vermeld in dit vak de plaats en datum van de aangifte.
Behoudens nog vast te stellen bijzondere bepalingen betreffende het gebruik van geautomatiseerde systemen moet de originele handtekening van de betrokkene, gevolgd door zijn volledige naam, worden geplaatst op het door het kantoor van invoer te bewaren exemplaar. Wanneer het een rechtspersoon betreft, dient de handtekening te worden gevolgd door de volledige naam en de functie van de ondertekenaar.
TITEL III
TOELICHTING OP DE AANVULLENDE FORMULIEREN
a) |
Aanvullende formulieren mogen slechts worden gebruikt wanneer de aangifte op meerdere artikelen betrekking heeft (zie vak 5). Ze moeten samen met een IM-, EX-, EU- of CO- formulier worden overgelegd. |
b) |
De aanwijzingen in de titels I en II zijn ook van toepassing op de aanvullende formulieren. Hierbij wordt evenwel het volgende opgemerkt:
|
c) |
Wanneer aanvullende formulieren worden gebruikt:
|
(1) Aanbeveling van de Internationale Douaneraad betreffende het voor douanedoeleinden te gebruiken Unique Consignment Reference Number (UCR) (30 juni 2001).
(2) Aanbeveling van de Internationale Douaneraad betreffende het voor douanedoeleinden te gebruiken Unique Consignment Reference Number (UCR) (30 juni 2001).
Aanhangsel C2
TOELICHTING OP HET GEBRUIK VAN DE AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER DOOR MIDDEL VAN DE UITWISSELING VAN EDI-STANDAARDBERICHTEN
(EDI-AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER)
TITEL I
ALGEMEEN
De EDI-aangifte voor douanevervoer is gebaseerd op de gegevens die zijn ingevuld in de vakken van het enig document zoals vastgesteld in de aanhangsels C1 en D1, in voorkomend geval gecombineerd met of vervangen door een code.
Dit aanhangsel bevat uitsluitend de bijzondere basisvoorschriften die van toepassing zijn wanneer de formaliteiten worden vervuld door middel van de uitwisseling van EDI-standaardberichten. Voorts zijn de in aanhangsel D2 opgenomen aanvullende codes van toepassing. De aanhangsels C1 en D1 gelden voor EDI-aangiften voor douanevervoer, tenzij in dit aanhangsel of in aanhangsel D2 anders is bepaald.
Om het correcte functioneren van het systeem te waarborgen, dienen de gedetailleerde structuur en inhoud van de EDI-aangifte voor douanevervoer te voldoen aan de technische specificaties die de bevoegde autoriteiten aan de houder van de regeling meedelen. Deze specificaties zijn gebaseerd op de in dit aanhangsel vastgestelde voorschriften.
Dit aanhangsel beschrijft de structuur van de gegevensuitwisseling. De aangifte voor douanevervoer wordt ingedeeld in gegevensgroepen, die gegevenskenmerken bevatten. De kenmerken worden zodanig gegroepeerd dat ze samenhangende logische blokken vormen binnen het bericht. Een gegevensgroepindentatie geeft aan dat de gegevensgroep afhangt van een gegevensgroep met een lagere indentatie.
Indien aanwezig wordt het nummer van het vak op het enig document vermeld.
Met de omschrijving „aantal” in de toelichting bij een gegevensgroep wordt verwezen naar het aantal malen dat die gegevensgroep in de aangifte voor douanevervoer mag voorkomen.
Met de omschrijving „type/lengte” in de toelichting bij een kenmerk wordt verwezen naar de vereisten voor het gegevenstype en de gegevenslengte. Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:
a |
alfabetisch |
n |
numeriek |
an |
alfanumeriek |
Het getal na de code geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Hierbij geldt het volgende:
de facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat het maximale aantal karakters wordt aangegeven door de lengte-indicator. Een komma in de gegevenslengte betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximale aantal cijfers na de decimale punt.
TITEL II
STRUCTUUR VAN DE EDI-AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER
A. Overzicht gegevensgroepen
|
DOUANEVERVOER |
|
HANDELAAR afzender |
|
HANDELAAR geadresseerde |
|
ARTIKEL
|
|
DOUANEKANTOOR van vertrek |
|
HANDELAAR houder van de regeling |
|
VERTEGENWOORDIGER |
|
DOUANEKANTOOR van doorgang |
|
DOUANEKANTOOR van bestemming |
|
HANDELAAR toegelaten geadresseerde |
|
CONTROLERESULTAAT |
|
VERZEGELINGSINFORMATIE
|
|
ZEKERHEIDSTELLING
|
B. Gegevens EDI-aangifte douanevervoer
DOUANEVERVOER
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
LRN
Type/lengte: an ..22
Het lokale referentienummer (LRN) moet worden gebruikt. Dit nummer is nationaal gedefinieerd en wordt in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten door de gebruiker toegewezen om elke afzonderlijke aangifte te identificeren.
Soort aangifte
(vak 1)
Type/lengte: an ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Totaal aantal artikelen
(vak 5)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Totaal aantal colli
(vak 6)
Type/lengte: n ..7
Het gebruik van dit kenmerk is facultatief. Het totale aantal colli is gelijk aan de som van alle „Totaal colli” + alle „Aantal stuks” + de waarde „1” voor elke aangegeven „Los gestort”.
Land van verzending
(vak 15a)
Type/lengte: a2
Dit kenmerk moet worden gebruikt als slechts één land van verzending wordt aangegeven. De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt. In dit geval kan het kenmerk „Land van verzending” van de gegevensgroep „ARTIKEL” niet worden gebruikt. Indien meer dan één land van verzending wordt aangegeven, kan dit kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” niet worden gebruikt. In dat geval moet het kenmerk „Land van verzending” van de gegevensgroep „ARTIKEL” worden gebruikt.
Land van bestemming
(vak 17a)
Type/lengte: a2
Dit kenmerk moet worden gebruikt als slechts één land van bestemming wordt aangegeven. De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt. In dat geval kan het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „ARTIKEL” niet worden gebruikt. Indien meer dan één land van bestemming wordt aangegeven, kan dit kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” niet worden gebruikt. In dat geval moet het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „ARTIKEL” worden gebruikt.
Identiteit bij vertrek
(vak 18)
Type/lengte: an ..27
Dit kenmerk moet worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1.
Identiteit bij vertrek LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Nationaliteit bij vertrek
(vak 18)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1.
Container
(vak 19)
Type/lengte: n1
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:
0 |
: |
nee |
1 |
: |
ja |
Nationaliteit bij grensoverschrijding
(vak 21)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1.
Identiteit bij grensoverschrijding
(vak 21)
Type/lengte: an ..27
Het gebruik van dit kenmerk is voor de lidstaten facultatief overeenkomstig aanhangsel C1.
Identiteit bij grensoverschrijding LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Type vervoer grensoverschrijding
(vak 21)
Type/lengte: n ..2
Het gebruik van dit kenmerk is voor de lidstaten facultatief overeenkomstig aanhangsel C1.
Vervoerswijze aan de grens
(vak 25)
Type/lengte: n ..2
Het gebruik van dit kenmerk is voor de lidstaten facultatief overeenkomstig aanhangsel C1.
Binnenlandse vervoerswijze
(vak 26)
Type/lengte: n ..2
Het gebruik van dit kenmerk is voor de lidstaten facultatief. Voor het gebruik geldt de toelichting op vak 25 in aanhangsel D1.
Plaats van lading
(vak 27)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk is voor de lidstaten facultatief.
Code erkende locatie
(vak 30)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact in gecodeerde vorm worden opgegeven. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Erkende locatie van goederen
(vak 30)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact worden opgegeven. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Erkende locatie van goederen LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Toegelaten locatie van goederen
(vak 30)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk is facultatief als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact worden opgegeven. Als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” niet wordt gebruikt, kan dit kenmerk niet worden gebruikt. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Door de douane aangewezen plaats
(vak 30)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact worden opgegeven. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Totale brutomassa
(vak 35)
Type/lengte: n ..11,3
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Taalcode NCTS-geleidedocument
Type/lengte: a2
Om de taal van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (NCTS-geleidedocument) aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Dialoogtaalindicator bij vertrek
Type/lengte: a2
Het gebruik van de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes is facultatief. Als dit kenmerk niet wordt gebruikt, wordt door het systeem de standaardtaal van het kantoor van vertrek gebruikt.
Datum van aangifte
(vak 50)
Type/lengte: n8
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Plaats van aangifte
(vak 50)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Plaats van aangifte LNG
Type/lengte: a2
Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
HANDELAAR afzender
(vak 2)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer slechts één afzender wordt aangegeven. In dit geval kan de gegevensgroep „HANDELAAR afzender” van de gegevensgroep „ARTIKEL” niet worden gebruikt.
Naam
(vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer
(vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land
(vak 2)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
Postcode
(vak 2)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad
(vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
TIN
(vak 2)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk voor de opgave van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de lidstaten facultatief.
HANDELAAR geadresseerde
(vak 8)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven en het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” een lidstaat of een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, bevat. In dat geval kan de gegevensgroep „HANDELAAR geadresseerde” van de gegevensgroep „ARTIKEL” niet worden gebruikt.
Naam
(vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer
(vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land
(vak 8)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
Postcode
(vak 8)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad
(vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
TIN
(vak 8)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk voor de opgave van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de lidstaten facultatief.
ARTIKEL
Aantal: 999
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Soort aangifte
(ex vak 1)
Type/lengte: an ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt als voor het kenmerk „Soort aangifte” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” de code „t-” is gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt.
Land van verzending
(ex vak 15a)
Type/lengte: a2
Dit kenmerk moet worden gebruikt als meer dan één land van verzending wordt aangegeven. De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt. Het kenmerk „Land van verzending” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” kan niet worden gebruikt. Indien slechts één land van verzending wordt aangegeven, moet het overeenkomstige kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” worden gebruikt.
Land van bestemming
(ex vak 17a)
Type/lengte: a2
Dit kenmerk moet worden gebruikt als meer dan één land van bestemming wordt aangegeven. De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt. Het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” kan niet worden gebruikt. Indien slechts één land van bestemming wordt aangegeven, moet het overeenkomstige kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” worden gebruikt.
Omschrijving
(vak 31)
Type/lengte: an ..140
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Omschrijving LNG
Type/lengte: a2
Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Artikelnummer
(vak 32)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt, ook als voor het kenmerk „Totaal aantal artikelen” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” het cijfer „1” is gebruikt. In dat geval wordt het cijfer „1” voor dit kenmerk gebruikt. Elk artikelnummer is uniek in de gehele aangifte.
Goederencode
(vak 33)
Type/lengte: n ..8
Voor dit kenmerk moeten ten minste vier en ten hoogste acht cijfers worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1.
Brutomassa
(vak 35)
Type/lengte: n ..11,3
Dit kenmerk is facultatief wanneer verschillende soorten goederen waarvoor slechts één aangifte is opgesteld, op zodanige wijze tezamen zijn verpakt dat de brutomassa van elk afzonderlijk soort goederen niet kan worden vastgesteld.
Nettomassa
(vak 38)
Type/lengte: n ..11,3
Het gebruik van dit kenmerk is facultatief overeenkomstig aanhangsel C1.
HANDELAAR afzender
(ex vak 2)
Aantal: 1
De gegevensgroep „HANDELAAR afzender” kan niet worden gebruikt wanneer slechts één afzender wordt aangegeven. In dat geval wordt de gegevensgroep „HANDELAAR afzender” op het niveau „DOUANEVERVOER” gebruikt.
Naam
(ex vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer
(ex vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land
(ex vak 2)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
Postcode
(ex vak 2)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad
(ex vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
TIN
(ex vak 2)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk voor de opgave van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de lidstaten facultatief.
HANDELAAR geadresseerde
(ex vak 8)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer meer dan een geadresseerde wordt aangegeven en het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „ARTIKEL” een lidstaat of een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, bevat. Wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven, kan de gegevensgroep „HANDELAAR geadresseerde” van de gegevensgroep „ARTIKEL” niet worden gebruikt.
Naam
(ex vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer
(ex vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land
(ex vak 8)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
Postcode
(ex vak 8)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad
(ex vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
TIN
(ex vak 8)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk voor de opgave van het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) is voor de lidstaten facultatief.
CONTAINERS
(vak 31)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer het kenmerk „Container” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” de code „1” bevat.
Containernummers
(vak 31)
Type/lengte: an ..11
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
COLLI
(vak 31)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Merken en nummers van de colli
(vak 31)
Type/lengte: an ..42
Om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Merken en nummers van de colli LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Soort colli
(vak 31)
Type/lengte: an2
De codes in de lijst „Verpakkingscodes” in de rubriek „vak 31” van aanhangsel D1 moeten worden gebruikt.
Aantal colli
(vak 31)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” andere, in aanhangsel D1 vermelde codes bevat dan de codes voor „los gestort” (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor „onverpakt” (NE, NF, NG). Dit kenmerk mag niet worden gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” een van de hierboven genoemde codes bevat.
Aantal stuks
(vak 31)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” een in aanhangsel A2 vermelde code voor „onverpakt” bevat (NE). In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt.
VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE REFERENTIES
(vak 40)
Aantal: 9
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1.
Soort voorafgaand document
(vak 40)
Type/lengte: an ..6
Wanneer de gegevensgroep wordt gebruikt, moet ten minste één soort voorafgaand document worden gebruikt.
Referentie voorafgaand document
(vak 40)
Type/lengte: an ..20
De referentie van het voorafgaande document moet worden gebruikt.
Referentie voorafgaand document LNG
Type/lengte: a2
Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven, worden de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Aanvullende informatie
(vak 40)
Type/lengte: an ..26
Het gebruik van dit kenmerk is voor de lidstaten facultatief.
Aanvullende informatie LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
VOORGELEGDE DOCUMENTEN/CERTIFICATEN
(vak 44)
Aantal: 99
De gegevensgroep moet worden gebruikt voor TIR-berichten. In andere gevallen moet hij worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1. Wanneer de gegevensgroep wordt gebruikt, moet ten minste een van de volgende kenmerken worden gebruikt.
Soort document
(vak 44)
Type/lengte: an ..3
De codes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
Referentie document
(vak 44)
Type/lengte: an ..20
Referentie document LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Aanvullende informatie
(vak 44)
Type/lengte: an ..26
Aanvullende informatie LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
BIJZONDERE VERMELDINGEN
(vak 44)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1. Als deze gegevensgroep wordt gebruikt, is het gebruik van het kenmerk „Aanvullende-informatie-id” of het kenmerk „Tekst” verplicht.
Aanvullende-informatie-id
(vak 44)
Type/lengte: an ..3
Voor de identificatie (id) van de aanvullende informatie moeten de in bijlage D2 vermelde codes worden gebruikt.
Uitvoer uit de EU
(vak 44)
Type/lengte: n1
Het gebruik van het kenmerk „Uitvoer uit de EU” of „Uitvoer uit land” is verplicht als het kenmerk „Aanvullende-informatie-id” de code „DG0” of „DG1” bevat. Beide kenmerken kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk worden de volgende codes gebruikt:
0 |
= |
nee |
1 |
= |
ja |
Uitvoer uit land
(vak 44)
Type/lengte: a2
Het gebruik van het kenmerk „Uitvoer uit de EU” of „Uitvoer uit land” is verplicht als het kenmerk „Aanvullende-informatie-id” de code „DG0” of „DG1” bevat. Beide kenmerken kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk moeten de in aanhangsel D2 bedoelde landcodes worden gebruikt.
Tekst
(vak 44)
Type/lengte: an ..70
Tekst LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
DOUANEKANTOOR van vertrek
(vak C)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Referentienummer
(vak C)
Type/lengte: an8
De codes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
HANDELAAR houder van de regeling
(vak 50)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
TIN
(vak 50)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” de code A3 bevat of wanneer het kenmerk „GRN” wordt gebruikt.
Naam
(vak 50)
Type/lengte: an ..35
Het gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „TIN” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Straat en nummer
(vak 50)
Type/lengte: an ..35
Het gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „TIN” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Land
(vak 50)
Type/lengte: a2
Het gebruik van de landcodes bedoeld in aanhangsel D2 is verplicht wanneer het kenmerk „TIN” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Postcode
(vak 50)
Type/lengte: an ..9
Het gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „TIN” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Stad
(vak 50)
Type/lengte: an ..35
Het gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „TIN” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Als de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal van naam en adres (NAD LNG) aan te geven.
VERTEGENWOORDIGER
(vak 50)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer de houder van de regeling zich door een gemachtigde laat vertegenwoordigen.
Naam
(vak 50)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
(vak 50)
Type/lengte: a ..35
Het gebruik van dit kenmerk is facultatief.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
DOUANEKANTOOR van doorgang
(vak 51)
Aantal: 9
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel C1.
Referentienummer
(vak 51)
Type/lengte: an8
De codes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
DOUANEKANTOOR van bestemming
(vak 53)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Referentienummer
(vak 53)
Type/lengte: an8
De codes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt.
HANDELAAR toegelaten geadresseerde
(vak 53)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep kan worden gebruikt om aan te geven dat de goederen zullen worden afgeleverd bij een toegelaten geadresseerde.
TIN toegelaten geadresseerde
(vak 53)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk moet worden gebruikt om het Trader Identification Number (TIN) (identificatienummer handelaar) aan te geven.
CONTROLERESULTAAT
(vak D)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer de aangifte wordt ingediend door een toegelaten afzender.
Code controleresultaat
(vak D)
Type/lengte: an2
De code A3 moet worden gebruikt.
Uiterste datum
(vak D)
Type/lengte: n8
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
VERZEGELINGSINFORMATIE
(vak D)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt wanneer een toegelaten afzender een aangifte indient waarvoor zijn vergunning verzegeling verplicht stelt, of indien een houder van de regeling toestemming heeft gekregen om een verzegeling van een bijzonder model te gebruiken.
Verzegelingsnummer
(vak D)
Type/lengte: n ..4
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
VERZEGELINGSIDENTITEIT
(vak D)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt voor de identificatie (id) van de verzegeling.
Verzegelingsidentiteit
(vak D)
Type/lengte: an ..20
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Verzegelingsidentiteit LNG
Type/lengte: a2
De in aanhangsel D2 bedoelde taalcodes (LNG) moeten worden gebruikt.
ZEKERHEIDSTELLING
Aantal: 9
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Soort zekerheidstelling
(vak 52)
Type/lengte: an ..1
De codes in aanhangsel D1 moeten worden gebruikt.
REFERENTIE ZEKERHEIDSTELLING
(vak 52)
Aantal: 99
De gegevensgroep moet worden gebruikt indien het kenmerk „Soort zekerheidstelling” de code „0”, „1”, „2”, „4” of „9” bevat.
GRN
(vak 52)
Type/lengte: an ..24
Het kenmerk moet worden gebruikt om het zekerheidsreferentienummer (Guarantee Reference Number of GRN) op te geven indien het kenmerk „Soort zekerheidstelling” de code „0”, „1”, „2”, „4” of „9” bevat. In dit geval kan het kenmerk „Andere referentie zekerheidstelling” niet worden gebruikt.
Het door het kantoor van zekerheidstelling aan elke zekerheid toe te kennen zekerheidsreferentienummer (GRN) wordt als volgt samengesteld:
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
Laatste twee cijfers van het jaar waarin de zekerheid werd aanvaard (YY) |
Numeriek 2 |
97 |
2 |
Land waar de zekerheid werd gesteld (tweeletterige ISO-landcode) |
Alfabetisch 2 |
IT |
3 |
Unieke code voor de aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling per jaar en land |
Alfanumeriek 12 |
1234AB788966 |
4 |
Controlecijfer |
Alfanumeriek 1 |
8 |
5 |
Code voor de zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling (1 letter + 6 cijfers) of NUL voor andere soorten zekerheid |
Alfanumeriek 7 |
A001017 |
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.
Veld 3 moet worden ingevuld met een door het kantoor van zekerheidstelling toegekende code voor de aanvaarding van de zekerheid die uniek is per jaar en land. Nationale douanediensten die het COR-nummer (identificatienummer douanekantoor) van het kantoor van zekerheidstelling in het GRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van dat kantoor te vermelden.
In veld 4 moet een cijfer worden ingevuld waarmee de velden 1, 2 en 3 van het GRN gecontroleerd kunnen worden. Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van de eerste vier velden van het GRN worden ontdekt.
Veld 5 wordt alleen gebruikt wanneer het GRN betrekking heeft op een zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling die in het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer geregistreerd is. In dat geval moet de code van het bewijs in dit veld worden ingevuld.
Andere referentie zekerheidstelling
(vak 52)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt als het kenmerk „Soort zekerheidstelling” een andere code dan „0”, „1”, „2”, „4” of „9” bevat. In dat geval kan het kenmerk „GRN” niet worden gebruikt.
Toegangscode
Type/lengte: an4
Dit kenmerk moet worden gebruikt wanneer het kenmerk „GRN” wordt gebruikt. In alle andere gevallen is dit kenmerk facultatief voor de lidstaten. Afhankelijk van het soort zekerheidstelling wordt deze code afgegeven door het kantoor van zekerheidstelling, de borg of de houder van de regeling en gebruikt voor het dekken van een specifieke zekerheid.
GELDIGHEIDSBEPERKING (EU)
Aantal: 1
Niet geldig voor de EU
(vak 52)
Type/lengte: n1
Voor Uniedouanevervoer moet de code 0 = nee worden gebruikt.
GELDIGHEIDSBEPERKING (NIET-EU)
Aantal: 99
Niet geldig voor andere overeenkomstsluitende partijen
(vak 52)
Type/lengte: a2
De landcodes in aanhangsel D2 moeten worden gebruikt om het land in kwestie dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, te vermelden.
Aanhangsel D1
OP DE FORMULIEREN TE GEBRUIKEN CODES (1)
TITEL I
ALGEMENE OPMERKINGEN
Dit aanhangsel heeft uitsluitend betrekking op de bijzondere basisvereisten die gelden wanneer papieren formulieren worden gebruikt. Wanneer de formaliteiten in verband met het douanevervoer door de uitwisseling van EDI-berichten worden vervuld, gelden de bepalingen in dit aanhangsel tenzij in de aanhangsels C2 en D2 anders is bepaald.
In sommige gevallen worden de vereisten voor het gegevenstype en de gegevenslengte gespecificeerd.
Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:
a |
alfabetisch |
n |
numeriek |
an |
alfanumeriek |
Het getal na de code getal geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat het gegeven geen vaste lengte heeft, maar dat het maximale aantal tekens wordt aangegeven door de lengte-indicator.
TITEL II
CODES
Vak 1: Aangifte
Eerste deelvak
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes (a2):
EX. |
Handelsverkeer met landen en gebieden die zich buiten het douanegebied van de Unie bevinden, met uitzondering van de partijen bij de Overeenkomst inzake vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer Plaatsing van goederen onder een douaneregeling zoals bedoeld in de kolommen A en E van de tabel in aanhangsel C1, titel I, onder B Geven van een douanebestemming aan goederen zoals bedoeld in de kolommen C en D van de tabel in aanhangsel C1, titel I, onder B Verzending van niet-Uniegoederen in het handelsverkeer tussen lidstaten |
IM. |
Handelsverkeer met landen en gebieden die zich buiten het douanegebied van de Unie bevinden, met uitzondering van de partijen bij de Overeenkomst inzake vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer. Plaatsing van goederen onder een douaneregeling zoals bedoeld in de kolommen H tot en met J van de tabel in aanhangsel C1, titel I, onder B Plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling in het handelsverkeer tussen lidstaten |
EU. |
Handelsverkeer met partijen bij de Overeenkomst inzake vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer. Plaatsing van goederen onder een douaneregeling zoals bedoeld in de kolommen A, E en H tot en met J van de tabel in aanhangsel C1, titel I, onder B Geven van een douanebestemming aan goederen zoals bedoeld in de kolommen C en D van de tabel in aanhangsel C1, titel I, onder B |
CO. |
Uniegoederen die tijdens de overgangsperiode na de toetreding van nieuwe lidstaten aan bijzondere maatregelen zijn onderworpen Plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot ter verkrijging van de betaling van bijzondere uitvoerrestituties voorafgaande aan de uitvoer of vervaardiging onder douanetoezicht en onder douanecontrole voorafgaande aan de uitvoer en de betaling van uitvoerrestituties Uniegoederen in het kader van het handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing zijn en delen van dit gebied waar de bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing zijn, of in het kader van het handelsverkeer tussen delen van dit douanegebied waar de bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing zijn |
Tweede deelvak
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes (a1):
A |
standaard aangifte (normale procedure overeenkomstig artikel 162 van het wetboek) |
B of C |
vereenvoudigde aangifte (vereenvoudigde procedure overeenkomstig 166 van het wetboek) |
D |
standaard aangifte (zoals bedoeld onder code A) die wordt ingediend voordat de aangever de goederen heeft kunnen aanbrengen |
E of F |
vereenvoudigde aangifte (zoals bedoeld onder code C) die wordt ingediend voordat de aangever de goederen heeft kunnen aanbrengen |
X of Y |
aanvullende aangifte in het kader van een vereenvoudigde procedure zoals bedoeld onder codes B of C en E of F |
Z |
aanvullende aangifte in het kader van een vereenvoudigde procedure overeenkomstig de artikelen 166 en 182 van het wetboek |
De codes D en F kunnen uitsluitend worden gebruikt in het kader van de in artikel 171 van het wetboek bedoelde procedure wanneer een aangifte wordt ingediend voordat de aangever de goederen heeft kunnen aanbrengen.
Derde deelvak
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes (a5):
T1. |
Goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer dienen te worden vervoerd |
T2. |
Goederen die onder de regeling intern Uniedouanevervoer dienen te worden vervoerd overeenkomstig artikel 227 van het wetboek, tenzij artikel 286, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van toepassing is |
T2F. |
Goederen die onder de regeling intern Uniedouanevervoer dienen te worden vervoerd in overeenstemming met artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
T2SM. |
Goederen die onder de regeling intern Uniedouanevervoer zijn geplaatst met toepassing van artikel 2 van Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992 |
T. |
Gemengde zendingen die onder artikel 286 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vallen, in welk geval de ruimte na het teken „t” moet worden doorgehaald |
T2L. |
Document ten bewijze van de douanestatus van Uniegoederen |
T2LF. |
Document ten bewijze van de douanestatus van Uniegoederen die worden verzonden naar of vanuit een deel van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG niet van toepassing zijn |
T2LSM. |
Document ten bewijze van de status van voor San Marino bestemde goederen met toepassing van artikel 2 van Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992. |
Vak 2: Afzender/exporteur
Wanneer een identificatienummer vereist is, dient het EORI-nummer te worden gebruikt, dat als volgt is samengesteld:
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Formaat |
Voorbeeld |
1 |
Identificator van de lidstaat die het nummer heeft toegekend (tweeletterige ISO-landcode) |
Alfabetisch 2 |
a2 |
PL |
2 |
Unieke identificator in een lidstaat |
Alfanumeriek 15 |
an..15 |
1234567890ABCDE |
Voorbeeld: „PL1234567890ABCDE” voor een Poolse exporteur (landcode: PL) wiens unieke nationale EORI-nummer 1234567890ABCDE is.
Landcode: de door de Unie gebruikte alfabetische codificering voor landen en gebieden is gebaseerd op de huidige tweeletterige ISO-normen (a2) voor zover deze verenigbaar zijn met de landcodes die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (2).
Vak 8: Geadresseerde
Wanneer een identificatienummer vereist is, dient het EORI-nummer te worden gebruikt, dat is samengesteld zoals in de beschrijving van vak 2 is vermeld.
Wanneer een identificatienummer vereist is en de aangifte de in aanhangsel A vastgestelde gegevens voor een summiere aangifte bij uitgaan bevat, kan een uniek derdeland-identificatienummer dat door het betrokken derde land aan de Unie is meegedeeld, worden gebruikt.
Vak 14: Aangever/vertegenwoordiger
a) |
De aangever of de status van vertegenwoordiger moeten worden aangegeven door voor de volledige naam en het adres een van de volgende codes (n1) te vermelden:
Wanneer dit gegevenselement op een papieren document wordt gedrukt, wordt het tussen vierkante haken geplaatst (bv. [1], [2] of [3]). |
b) |
Wanneer een identificatienummer vereist is, dient het EORI-nummer te worden gebruikt, dat is samengesteld zoals in de beschrijving van vak 2 is vermeld. |
Vak 15a: Code land van verzending/uitvoer
Gebruik de in vak 2 vermelde landcodes.
Vak 17a: Code land van bestemming
Gebruik de in vak 2 vermelde landcodes.
Vak 17b: Code regio van bestemming
Gebruik de door de lidstaten vast te stellen codes.
Vak 18: Nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek
Gebruik de in vak 2 vermelde landcodes.
Vak 19: Container (Ctr)
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes (n1):
0 |
Niet in containers vervoerde goederen |
1 |
In containers vervoerde goederen |
Vak 20: Leveringsvoorwaarden
De hiernavolgende codes en vermeldingen worden, indien van toepassing, in de eerste twee deelvakken van dit vak aangebracht:
Eerste deelvak |
Betekenis |
Tweede deelvak |
Codes Incoterms |
Incoterms — IKK/ECE |
Te vermelden plaats |
Gebruikelijke code voor weg- en spoorvervoer |
||
DAF (Incoterms 2000) |
Franco grens |
Overeengekomen plaats |
Codes voor alle vervoerswijzen |
||
EXW (Incoterms 2010) |
Af fabriek |
Overeengekomen plaats |
FCA (Incoterms 2010) |
Franco vervoerder |
Overeengekomen plaats |
CPT (Incoterms 2010) |
Vrachtvrij tot |
Overeengekomen plaats van bestemming |
CIP (Incoterms 2010) |
Vrachtvrij inclusief verzekering tot |
Overeengekomen plaats van bestemming |
DAT (Incoterms 2010) |
Geleverd op terminal |
Overeengekomen terminal in haven of plaats van bestemming |
DAP (Incoterms 2010) |
Geleverd ter bestemming |
Overeengekomen plaats van bestemming |
DDP (Incoterms 2010) |
Franco inclusief rechten |
Overeengekomen plaats van bestemming |
DDU (Incoterms 2000) |
Franco exclusief rechten |
Overeengekomen plaats van bestemming |
Gebruikelijke codes voor vervoer over zee en de binnenwateren |
||
FAS (Incoterms 2010) |
Franco langszij schip |
Overeengekomen haven van lading |
FOB (Incoterms 2010) |
Vrij aan boord |
Overeengekomen haven van lading |
CFR (Incoterms 2010) |
Kosten en vracht |
Overeengekomen haven van bestemming |
CIF (Incoterms 2010) |
Kosten, verzekering en vracht |
Overeengekomen haven van bestemming |
DES (Incoterms 2000) |
Franco af schip |
Overeengekomen haven van bestemming |
DEQ (Incoterms 2000) |
Franco af kade |
Overeengekomen haven van bestemming |
XXX |
Andere leveringsvoorwaarden dan de hierboven vermelde |
Vermelding voluit van de contractvoorwaarden |
De lidstaten kunnen eisen dat in het derde deelvak de volgende gecodeerde (n1) informatie wordt verstrekt:
1 |
Plaats op het grondgebied van de betrokken lidstaat |
2 |
Plaats op het grondgebied van een andere lidstaat |
3 |
Andere (plaats buiten de Unie) |
Vak 21: Nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel
Gebruik de in vak 2 vermelde landcodes.
Vak 22: Valuta factuur
De valuta van de factuur moet worden aangegeven met de drieletterige ISO-muntcode (ISO 4217 — valuta's en fondsen).
Vak 24: Aard van de transactie
De lidstaten die dit gegeven vragen, moeten gebruikmaken van de codes met één cijfer uit kolom A van de tabel die is vastgesteld op grond van artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) nr. 113/2010 (3) van de Commissie, en dit cijfer in het linkerdeel van het vak vermelden. Zij kunnen eventueel bepalen dat in het rechterdeel van het vak een tweede cijfer uit kolom B van die tabel wordt vermeld.
Vak 25: Vervoerswijze aan de grens
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes (n1):
Code |
Omschrijving |
1 |
Zeevervoer |
2 |
Spoorvervoer |
3 |
Wegvervoer |
4 |
Luchtvervoer |
5 |
Postzendingen |
7 |
Vaste transportinrichtingen |
8 |
Vervoer over binnenwateren |
9 |
Eigen voortbeweging |
Vak 26: Binnenlandse vervoerswijze
De voor vak 25 vastgestelde codes zijn van toepassing.
Vak 29: Kantoor van uitgang/binnenkomst
De te gebruiken codes (an8) hebben de volgende structuur:
— |
de eerste twee tekens (a2) identificeren het land door middel van de in vak 2 vermelde landcode, |
— |
de volgende zes tekens (an6) duiden het betrokken kantoor in dit land aan. Hiervoor wordt de volgende structuur aanbevolen: De eerste drie tekens (an3) geven de UN/LOCODE weer en de laatste drie een nationale alfanumerieke onderverdeling (an3). Indien deze onderverdeling niet wordt gebruikt, moet „000” worden ingevoegd. |
Voorbeeld: BEBRU000: BE = ISO 3166 voor België, BRU = UN/LOCODE voor de stad Brussel, en 000 omdat de onderverdeling niet wordt gebruikt.
Vak 31: Colli en omschrijving van de goederen; merken en nummers-containernummer(s)-aantal en soort
Soort colli
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:
(VN/ECE-aanbeveling 21/herz. 8.1 van 12 juli 2010)
VERPAKKINGSCODES
Aërosol |
AE |
Ampul, met bescherming |
AP |
Ampul, zonder bescherming |
AM |
Baal, niet samengeperst |
BN |
Baal, samengeperst |
BL |
Bagage |
LE |
Bak |
BI |
Bakje |
PJ |
Bakje voor levensmiddelen |
FT |
Balk |
GI |
Balken, gebundeld of samengevoegd |
GZ |
Ballon, met bescherming |
BP |
Ballon, zonder bescherming |
BF |
Band |
B4 |
Band |
TU |
Beker |
CU |
Bladmetaal |
SM |
Blik (canister) |
CI |
Blik (tin) |
T1 |
Blik, cilindervormig (can, cylindrical) |
CX |
Blik, rechthoekig (can, rectangular) |
CA |
Blok |
OK |
Blok |
LG |
Blokken, gebundeld of samengevoegd |
LZ |
Bol |
AL |
Buis (pipe) |
PI |
Buis (tube) |
TU |
Buis, met schenktuit |
TV |
Buizen, gebundeld of samengevoegd (pipes, in bundle/bunch/truss) |
PV |
Buizen, gebundeld of samengevoegd (tubes, in bundle/bunch/truss) |
TZ |
Bulk, gas (1 031 mbar en 15 °C) |
VG |
Bulk, vaste stof, fijne deeltjes („poeders”) |
VY |
Bulk, vaste stof, granulaire deeltjes („korrels”) |
VR |
Bulk, vaste stof, grove deeltjes („knolletjes”) |
VO |
Bulk, vloeibaar gas (abnormale temperatuur/druk) |
VQ |
Bulk, vloeistof |
VL |
Bundel (bunch) |
BH |
Bundel (bundle) |
BE |
Bundel (truss) |
TS |
Bundel, van hout |
8C |
Bus |
CC |
Canvas |
CZ |
Cilinder |
CY |
Container (hamper) |
HR |
Container, buitenste |
OU |
Container, flexibel |
IF |
Container, gallon |
GL |
Container, metaal |
ME |
Container, niet op andere wijze omschreven als hulpmiddel bij het vervoer |
CN |
Demijohn, met bescherming |
DP |
Demijohn, zonder bescherming |
DJ |
Dispenser |
DN |
Doos (case) |
CS |
Doos van hout |
7B |
Doos van kunsthout |
4F |
Doos van staal |
SS |
Doos, aluminium |
4B |
Doos, auto (case, car) |
7A |
Doos, CHEP (Commonwealth Handling Equipment Pool), Eurodoos |
DH |
Doos, echt hout |
4C |
Doos, geëxpandeerde kunststof |
QR |
Doos, isothermisch |
EI |
Doos, kunststof |
4H |
Doos, kunststof in vaste vorm |
QS |
Doos, met bodempallet |
ED |
Doos, met bodempallet, van hout |
EE |
Doos, met bodempallet, van karton |
EF |
Doos, met bodempallet, van kunststof |
EG |
Doos, met bodempallet, van metaal |
EH |
Doos, opengewerkt |
SK |
Doos, triplex |
4D |
Doos, van hout, echt hout, gewoon |
QP |
Doos, van staal |
4A |
Doos, vezelplaat |
4G |
Doos, voor vloeistoffen |
BW |
Eenheid |
UN |
Emmer (bucket) |
BJ |
Emmer (pail) |
PL |
Filmpak |
FP |
Flacon |
FL |
Fles, met bescherming, bolvormig |
BV |
Fles, met bescherming, cilindervormig |
BQ |
Fles, zonder bescherming, bolvormig |
BS |
Fles, zonder bescherming, cilindervormig |
BO |
Flessenkrat/flessenrek |
BC |
Flexibag |
FB |
Flexitank |
FE |
Frame |
FR |
Gasfles |
GB |
Gereedschapskist (kit) |
KI |
Halve schaal |
AI |
Haspel (coil) |
CL |
Haspel (reel) |
RL |
Hoes |
SL |
Hoes (cover) |
CV |
Hoes (enveloppe) |
EN |
Hoes, van staal |
SV |
Hok |
PF |
Houten krat (lug) |
LU |
Huls |
CQ |
Huls |
SY |
Hutkoffer |
SE |
In overleg gedefinieerd |
ZZ |
Jerrycan, cilindervormig |
JY |
Jerrycan, kunststof |
3H |
Jerrycan, rechthoekig |
JC |
Jerrycan, van kunststof, met afneembaar deksel |
QN |
Jerrycan, van kunststof, zonder afneembaar deksel |
QM |
Jerrycan, van staal |
3A |
Jerrycan, van staal, met afneembaar deksel |
QL |
Jerrycan, van staal, zonder afneembaar deksel |
QK |
Jutezak |
JT |
Kaart |
CM |
Kartonnen doos (carton) |
CT |
Kegelvormige spoel |
AJ |
Kist (chest) |
CH |
Kist (coffin) |
CJ |
Kist (footlocker) |
FO |
Klos (bobbin) |
BB |
Koffer (coffer) |
CF |
Koffer (trunk) |
TR |
Kooi |
CG |
Kooi, (CHEP) Commonwealth Handling Equipment Pool |
DG |
Kooi, rol |
CW |
Krat |
CR |
Krat met klampen |
FD |
Krat, bier |
CB |
Krat, bulk, van hout |
DM |
Krat, bulk, van karton |
DK |
Krat, bulk, van kunststof |
DL |
Krat, meerlaags, van hout |
DB |
Krat, meerlaags, van karton |
DC |
Krat, meerlaags, van kunststof |
DA |
Krat, van hout |
8B |
Krat, van metaal |
MA |
Krat, voor fruit |
FC |
Krat, voor melk |
MC |
Krimpverpakking |
SW |
Kruik (jug) |
JG |
Kruik (pitcher) |
PH |
Kuip (tub) |
TB |
Kuip (vat) |
VA |
Kuip, met deksel |
TL |
Laadbord |
PX |
Laadbord (skid) |
SI |
Laadbord, AS 4068-1993 (Australische Standaard) |
OD |
Laadbord, CHEP 100 cm × 110 cm |
AH |
Laadbord, CHEP 100 cm × 120 cm |
OC |
Laadbord, CHEP 40 cm × 60 cm |
OA |
Laadbord, CHEP 80 cm × 120 cm |
OB |
Laadbord, doos, gecombineerde niet afgesloten doos en laadbord |
PB |
Laadbord, ISO T11 |
OE |
Laadbord, krimpverpakking |
AG |
Laadbord, modulair, opzetranden 80 cm × 100 cm |
PD |
Laadbord, modulair, opzetranden 80 cm × 120 cm |
PE |
Laadbord, modulair, opzetranden 80 cm × 60 cm |
AF |
Laadbord, van hout |
8A |
Laadbord, van zwaar golfkarton (triwall) |
TW |
Liftvan |
LV |
Luciferdoosje |
MX |
Mand (basket) |
BK |
Mand (creel) |
CE |
Mand met handvat, van hout |
HB |
Mand met handvat, van karton |
HC |
Mand met handvat, van kunststof |
HA |
Mandfles (wickerbottle) |
WB |
Mandfles, met bescherming (carboy, protected) |
CP |
Mandfles, zonder bescherming (carboy, non-protected) |
CO |
Mat |
MT |
Meerwandige zak |
MS |
Nest |
NS |
Net |
NT |
Net, tube, van kunststof |
NU |
Net, tube, van textiel |
NV |
Niet beschikbaar |
NA |
Niet in een kooi |
UC |
Niet verpakt |
NE |
Niet verpakt |
NE |
Niet verpakt, diverse items |
NG |
Niet verpakt, één item |
NF |
Octabin |
OT |
Okshoofd |
HG |
Ondiepe krat |
SC |
Pakje |
PC |
Pakket |
PA |
Pan |
P2 |
Partij |
LT |
Plaat, gebundeld of samengevoegd |
BY |
Plak |
SB |
Plank |
PN |
Planken, gebundeld of samengevoegd |
PZ |
Platform, gewicht of dimensie ongespecificeerd |
OF |
Pot |
PT |
Pot (jar) |
JR |
Recipiënt in plastic verpakt |
MW |
Recipiënt van hout |
AD |
Recipiënt van kunststof |
PR |
Recipiënt van metaal |
MR |
Recipiënt van papier |
AC |
Recipiënt, van fiber |
AB |
Recipiënt, van glas |
GR |
Reiskoffer |
SU |
Rek |
RK |
Rek, kleerhanger |
RJ |
Ring |
RG |
Rol (bolt) |
BT |
Rol (roll) |
RO |
Roodnet |
RT |
Samengestelde verpakking, glazen houder |
6P |
Samengestelde verpakking, glazen houder in aluminium krat |
YR |
Samengestelde verpakking, glazen houder in aluminium vat |
YQ |
Samengestelde verpakking, glazen houder in fibervat |
YW |
Samengestelde verpakking, glazen houder in geëxpandeerde kunststof bak |
YY |
Samengestelde verpakking, glazen houder in gevlochten mand |
YV |
Samengestelde verpakking, glazen houder in houten doos |
YS |
Samengestelde verpakking, glazen houder in kartonnen doos |
YX |
Samengestelde verpakking, glazen houder in stalen krat |
YP |
Samengestelde verpakking, glazen houder in stalen vat |
YN |
Samengestelde verpakking, glazen houder in triplex vat |
YT |
Samengestelde verpakking, glazen houder in verpakking van kunststof in vaste vorm |
YZ |
Samengestelde verpakking, kunststof houder |
6H |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in aluminium krat |
YD |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in aluminium vat |
YC |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in bakje van kunststof in vaste vorm |
YM |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in fibervat |
YJ |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in houten doos |
YF |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in kartonnen doos |
YK |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in kunststof vat |
YL |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in stalen krat |
YB |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in stalen vat |
YA |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in triplex doos |
YH |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in triplex vat |
YG |
Schaal |
BM |
Showverpakking |
IE |
Slipklos (spindle) |
SD |
Soepele buis |
TD |
Spoel |
SO |
Staaf |
BR |
Staaf |
RD |
Staaf (ingot) |
IN |
Staven, gebundeld of samengevoegd |
BZ |
Staven, gebundeld of samengevoegd |
IZ |
Staven, gebundeld of samengevoegd (rods, in bundle/bunch/truss) |
RZ |
Stuk |
PP |
Tablet |
T1 |
Tank, cilindervormig |
TY |
Tank, rechthoekig |
TK |
Tankcontainer, generisch |
TG |
Theekist |
TC |
Tierce |
ST |
Tray |
PU |
Tray, één laag zonder deksel, van hout |
DT |
Tray, één laag zonder deksel, van karton |
DV |
Tray, één laag zonder deksel, van kunststof |
DS |
Tray, één laag zonder deksel, van polystyreen |
DU |
Tray, met horizontaal gestapelde platte voorwerpen |
GU |
Tray, stijf, met stapelbare deksels (CEN TS 14482:2002) |
IL |
Tray, twee lagen zonder deksel, van hout |
DX |
Tray, twee lagen zonder deksel, van karton |
DY |
Tray, twee lagen zonder deksel, van kunststof |
DW |
Vaatje (firkin) |
FI |
Vaatje (keg) |
KG |
Vacuüm verpakt |
VP |
Vak |
BX |
Vanpack |
VK |
Vat |
DR |
Vat (barrel) |
BA |
Vat (butt) |
BU |
Vat (cask) |
CK |
Vat (tun) |
TE |
Vat, fiber |
IG |
Vat, staal |
1A |
Vat, triplex |
1D |
Vat, van aluminium |
1B |
Vat, van aluminium, afneembaar deksel |
QD |
Vat, van aluminium, niet-afneembaar deksel |
GC |
Vat, van hout |
2C |
Vat, van hout |
1W |
Vat, van hout, van het spontype |
QH |
Vat, van kunststof |
IH |
Vat, van kunststof, afneembaar deksel |
QG |
Vat, van kunststof, niet-afneembaar deksel |
QF |
Vat, van staal |
DI |
Vat, van staal, afneembaar deksel |
QB |
Vat, van staal, niet-afneembaar deksel |
QA |
Vel |
ST |
Vel, kunststof verpakking |
SP |
Vellen, gebundeld of samengevoegd |
SZ |
Verpakking |
PK |
Verpakking, flowpack |
IA |
Verpakking, ingepakt in papier |
IF |
Verpakking, van karton, met grijpgaten voor flessen |
IK |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van hout |
IC |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van kunststof |
ID |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van metaal |
IB |
Verstuiver |
AT |
Vervoercontainer voor stortgoed |
WA |
Vervoercontainer voor stortgoed, buigzaam |
ZU |
Vervoercontainer voor stortgoed, kunsthout |
ZY |
Vervoercontainer voor stortgoed, kunsthout met binnenvoering |
WZ |
Vervoercontainer voor stortgoed, kunststof film |
WS |
Vervoercontainer voor stortgoed, metaal |
WF |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld |
ZS |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van buigzame kunststof, voor vloeistoffen |
ZR |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van buigzame kunststof, onder druk |
ZP |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van buigzame kunststof, voor vaste stoffen |
ZM |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van stijve kunststof, voor vloeistoffen |
ZQ |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van stijve kunststof, onder druk |
ZN |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van stijve kunststof, voor vaste stoffen |
PLN |
Vervoercontainer voor stortgoed, triplex |
ZX |
Vervoercontainer voor stortgoed, triplex met binnenvoering |
WY |
Vervoercontainer voor stortgoed, van aluminium |
WD |
Vervoercontainer voor stortgoed, van aluminium, onder druk van > 10 kpa |
WH |
Vervoercontainer voor stortgoed, van aluminium, voor vloeistoffen |
WL |
Vervoercontainer voor stortgoed, van andere metalen dan staal |
ZV |
Vervoercontainer voor stortgoed, van echt hout |
ZW |
Vervoercontainer voor stortgoed, van echt hout, met binnenvoering |
WU |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, geverfd |
WP |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, geverfd en voorzien van voering |
WR |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, geverfd, met voering |
WQ |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, geverfd, zonder verf/voering |
WN |
Vervoercontainer voor stortgoed, van karton |
|
Vervoercontainer voor stortgoed, van metaal, met druk van 10 kpa |
WJ |
Vervoercontainer voor stortgoed, van metaal, voor vloeistoffen |
WM |
Vervoercontainer voor stortgoed, van papier, meerwandig |
ZA |
Vervoercontainer voor stortgoed, van papier, meerwandig, waterbestendig |
ZC |
Vervoercontainer voor stortgoed, van staal |
WC |
Vervoercontainer voor stortgoed, van staal, onder druk van > 10 kpa |
WG |
Vervoercontainer voor stortgoed, van staal, voor vloeistoffen |
WK |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof |
AA |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, met bedrijfsuitrusting, voor vloeistoffen |
ZJ |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, met bedrijfsuitrusting, onder druk |
ZG |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, met bedrijfsuitrusting, voor vaste stoffen |
ZD |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, niet ingebouwd, voor vloeistoffen |
ZK |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, niet ingebouwd, onder druk |
ZH |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, niet ingebouwd, voor vaste stoffen |
ZF |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, geverfd |
WV |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, geverfd en voorzien van voering |
WX |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, met voering |
WW |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, zonder verflaag/voering |
WT |
Voertuig |
VN |
Wagen, dieplader (cart, flatbed) |
FW |
Zak |
BG |
Zak (sack) |
SA |
Zak, buigzaam |
FX |
Zak, extra groot formaat |
43 |
Zak, groot formaat |
ZB |
Zak, jumbo |
JB |
Zak, meerlaags |
MB |
Zak, polyzak |
44 |
Zak, ruim formaat |
TT |
Zak, van geweven kunststof |
5H |
Zak, van geweven kunststof, stofdicht |
XB |
Zak, van geweven kunststof, waterbestendig |
XC |
Zak, van geweven kunststof, zonder binnenvoering |
XA |
Zak, van jute |
GY |
Zak, van kunststof |
EC |
Zak, van kunststof film |
XD |
Zak, van papier |
5M |
Zak, van papier, meerwandig |
XJ |
Zak, van papier, meerwandig, waterbestendig |
XK |
Zak, van textiel |
5L |
Zak, van textiel, stofdicht |
XG |
Zak, van textiel, waterbestendig |
XH |
Zak, van textiel, zonder binnenvoering |
XF |
Zakje (pouch) |
PO |
Zakje (sachet) |
SH |
Vak 33: Goederencode
Eerste deelvak (8 cijfers)
In te vullen overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
Wordt het formulier ten behoeve van de regeling Uniedouanevervoer gebruikt, dan wordt in dit deelvak de uit ten minste zes cijfers bestaande code van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vermeld. Wanneer de Uniewetgeving dit voorschrijft, wordt echter de code van de gecombineerde nomenclatuur gebruikt.
Tweede deelvak (2 tekens)
In te vullen overeenkomstig de Taric-code (twee tekens voor de toepassing van specifieke Uniemaatregelen ter vervulling van de formaliteiten op de plaats van bestemming).
Derde deelvak (4 tekens)
In te vullen overeenkomstig de Taric-code (eerste aanvullende code).
Vierde deelvak (4 tekens)
In te vullen overeenkomstig de Taric-code (tweede aanvullende code).
Vijfde deelvak (4 tekens)
Codes vast te stellen door de lidstaat in kwestie.
Vak 34a: Code land van oorsprong
Gebruik de in vak 2 vermelde landcodes.
Vak 34b: Code regio van oorsprong/productie
Codes vast te stellen door de lidstaten.
Vak 36: Preferentie
De in dit vak aan te brengen codes zijn driecijfercodes bestaande uit een element van één cijfer vermeld onder 1) gevolgd door een element van twee cijfers vermeld onder 2).
De desbetreffende codes zijn:
1. |
Eerste cijfer van de code
|
2. |
Twee volgende cijfers van de code
|
Vak 37: Regeling
A. Eerste deelvak
De in dit deelvak in te vullen codes zijn viercijfercodes waarvan de eerste twee de gevraagde regeling en de laatste twee de voorafgaande regeling weergeven. De lijst van deze tweecijfercodes volgt hieronder.
Onder voorafgaande regeling wordt de regeling verstaan waaronder de goederen zich bevonden alvorens onder de gevraagde regeling te worden geplaatst.
Indien de voorafgaande regeling de regeling douane-entrepot of tijdelijke invoer is, of wanneer de goederen uit een vrije zone afkomstig zijn, wordt de desbetreffende code slechts gebruikt indien de goederen niet onder een bijzondere regeling (actieve of passieve veredeling) werden geplaatst.
Voorbeeld: wederuitvoer van goederen die zijn ingevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling en vervolgens onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst = 3151 (en niet 3171) (eerste verrichting = 5100; tweede verrichting = 7151; wederuitvoer = 3151).
Op dezelfde wijze wordt de plaatsing van goederen onder één van de bovengenoemde opschortende regelingen bij wederinvoer na tijdelijke uitvoer als een gewone invoer onder die regeling beschouwd. De wederinvoer wordt pas bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen in aanmerking genomen.
Voorbeeld: gelijktijdige aangifte tot verbruik en voor het vrije verkeer van goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling werden uitgevoerd en bij wederinvoer onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst = 6121 (en niet 6171) (eerste verrichting: tijdelijke uitvoer voor passieve veredeling = 2100; tweede verrichting: opslag in douane-entrepot = 7121; derde verrichting: aangifte tot verbruik + in het vrije verkeer brengen = 6121).
De in de onderstaande lijst met de letter (a) gemerkte codes mogen niet worden gebruikt als eerste element van de code die de regeling aangeeft, maar alleen om de voorafgaande regeling aan te duiden.
Voorbeeld: 4054 = aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die voordien in een andere lidstaat onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst.
Lijst van regelingen met desbetreffende codes
Deze basiselementen worden twee per twee tot een viercijfercode gecombineerd.
00. |
Deze code geeft aan dat er geen voorafgaande regeling is (a). |
01. |
In het vrije verkeer brengen van goederen met gelijktijdige wederverzending in het kader van het handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing zijn en delen van dit gebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn, dan wel het handelsverkeer tussen delen van dit gebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn. In het vrije verkeer brengen van goederen met gelijktijdige wederverzending in het kader van het handelsverkeer tussen de Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht. Voorbeeld: Uit een derde land afkomstige goederen die in Frankrijk in het vrije verkeer worden gebracht en verder worden vervoerd met bestemming de Kanaaleilanden. |
02. |
In het vrije verkeer brengen van goederen met het oog op de toepassing van de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem). a) Toelichting: Actieve veredeling (terugbetalingssysteem) overeenkomstig artikel 256 van het wetboek. |
07. |
In het vrije verkeer brengen met gelijktijdige plaatsing onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot. Toelichting: Deze code wordt gebruikt bij het in het vrije verkeer brengen van goederen waarvoor de btw en mogelijkerwijs de accijns niet zijn voldaan. Voorbeelden: Ingevoerde machines worden in het vrije verkeer gebracht zonder dat de btw wordt voldaan. Tijdens de opslag van de goederen in een belastingentrepot of een goedgekeurde ruimte is de betaling van de btw geschorst. Ingevoerde sigaretten worden in het vrije verkeer gebracht zonder dat de btw en de accijnzen worden voldaan. Tijdens de opslag in een belastingentrepot of goedgekeurde ruimte is de betaling van de btw en de accijnzen geschorst. |
10. |
Definitieve uitvoer Voorbeeld: Normale uitvoer van Uniegoederen naar een derde land, maar ook uitvoer van Uniegoederen naar delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG niet van toepassing zijn (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1). |
11. |
Uitvoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten in het kader van de regeling actieve veredeling voordat de invoergoederen onder de regeling worden geplaatst. Toelichting: Voorafgaande uitvoer (EX-IM) overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder c), van het wetboek. Voorbeeld: Uitvoer van sigaretten vervaardigd van EU-tabaksbladeren voordat tabaksbladeren uit een derde land onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst. |
21. |
Tijdelijke uitvoer in het kader van de regeling passieve veredeling. Voorbeeld: Toelichting: Passieve veredeling overeenkomstig de artikelen 259 tot en met 262 van het wetboek. Zie eveneens code 22. |
22. |
Andere tijdelijke uitvoer dan bedoeld onder code 21. Voorbeeld: Gelijktijdige toepassing van de regelingen passieve veredeling en economische passieve veredeling op textielproducten (Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad) |
23. |
Tijdelijke uitvoer met het oog op terugkeer in ongewijzigde staat. Voorbeeld: Tijdelijke uitvoer van voorwerpen voor tentoonstellingen zoals stalen en monsters, beroepsuitrusting enz. |
31. |
Wederuitvoer Toelichting: Wederuitvoer van niet-Uniegoederen volgend op een schorsingsregeling. Voorbeeld: Plaatsing van goederen onder een regeling douane-entrepot gevolgd door aangifte tot wederuitvoer. |
40. |
Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die niet met vrijstelling van btw worden geleverd. Voorbeeld: Goederen afkomstig uit een derde land waarvoor de douanerechten en de btw worden betaald. |
41. |
Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) geplaatste goederen. a) Voorbeeld: Regeling actieve veredeling met betaling van douanerechten en nationale invoerheffingen. |
42. |
Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die in een andere lidstaat worden geleverd met vrijstelling van btw en, indien van toepassing, onder schorsing van accijns. Toelichting: Er wordt vrijstelling van de betaling van btw en, indien van toepassing, schorsing van accijns verleend omdat de invoer wordt gevolgd door een levering binnen de Unie of de overbrenging van de goederen naar een andere lidstaat. In dat geval zijn de btw en, indien van toepassing, de accijns verschuldigd in de lidstaat van eindbestemming. Om van deze regeling gebruik te kunnen maken, moeten de personen voldaan aan de voorwaarden die zijn vermeld in artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG en, indien van toepassing, de voorwaarden die zijn vermeld in artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG. Voorbeeld 1: Invoer met vrijstelling van btw door tussenkomst van een fiscaal vertegenwoordiger. Voorbeeld 2: Vanuit een derde land ingevoerde accijnsgoederen worden in het vrije verkeer gebracht en met vrijstelling van btw naar een andere lidstaat geleverd. Onmiddellijk nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, worden zij onder schorsing van accijns overgebracht van de plaats van invoer op initiatief van een geregistreerde afzender overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG. |
43. |
Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen waarvoor bijzondere maatregelen gelden in verband met de inning van bepaalde bedragen gedurende een overgangsperiode na de toetreding van nieuwe lidstaten. Voorbeeld: In het vrije verkeer brengen van landbouwproducten in het kader van een bijzondere douaneregeling of bijzondere maatregelen die van toepassing zijn tussen de nieuwe lidstaten en de rest van de Unie, zoals die welke van toepassing waren ten aanzien van Spanje en Portugal, gedurende een specifieke overgangsperiode na de toetreding van een nieuwe lidstaat. |
45. |
Aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik voor ofwel btw ofwel accijnzen, en plaatsing onder de belastingentrepotregeling. Toelichting: Vrijstelling van btw of accijnzen bij plaatsing van de goederen onder een belastingentrepotregeling. Voorbeelden: Uit een derde land ingevoerde sigaretten worden in het vrije verkeer gebracht en er wordt btw voldaan. Tijdens de opslag van de goederen in het belastingentrepot of de goedgekeurde ruimte is de betaling van de accijns geschorst. Uit een derde land ingevoerde sigaretten worden in het vrije verkeer gebracht en de accijns wordt betaald. Tijdens de opslag van de goederen in het belastingentrepot of de goedgekeurde ruimte is de betaling van de btw geschorst. |
48. |
Gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van vervangende producten in het kader van de regeling passieve veredeling voorafgaand aan de uitvoer van de tijdelijk uit te voeren goederen. Toelichting: Systeem uitwisselingsverkeer (IM-EX), voorafgaande invoer overeenkomstig artikel 262, lid 1, van het wetboek. |
49. |
Aangifte tot verbruik van Uniegoederen in het handelsverkeer tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing zijn en delen van dit gebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn, of in het kader van het handelsverkeer tussen delen van dit douanegebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn. Aangifte tot verbruik van goederen in het kader van het handelsverkeer tussen de Unie en de landen waarmee zij een douane-unie heeft opgericht. Toelichting: Invoer met aangifte tot verbruik van goederen uit delen van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG niet van toepassing is. Het gebruik van de douaneaangifte is vastgesteld in artikel 134 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446. Voorbeelden: Goederen uit Martinique die in België tot verbruik worden aangegeven. Goederen uit Andorra die in Duitsland tot verbruik worden aangegeven. |
51. |
Regeling actieve veredeling. Toelichting: Actieve veredeling overeenkomstig artikel 256 van het wetboek. |
53. |
Invoer in het kader van de regeling tijdelijke invoer. Voorbeeld: Tijdelijke invoer, bijvoorbeeld voor een tentoonstelling. |
54. |
Actieve veredeling in een andere lidstaat (zonder dat de goederen aldaar in het vrije verkeer zijn gebracht)(a). Toelichting: Deze code dient voor de registratie van de handeling in de statistiek van de intra-Uniehandel. Voorbeeld: Goederen uit een derde land worden onder de regeling actieve veredeling geplaatst in België (5100). Na de actieve veredeling worden zij naar Duitsland verzonden teneinde aldaar in het vrije verkeer te worden gebracht (4054) of aanvullende veredelingshandelingen te ondergaan (5154). |
61. |
Wederinvoer met gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die niet met vrijstelling van btw worden geleverd. |
63. |
Wederinvoer met gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en tot verbruik van goederen die in een andere lidstaat worden geleverd met vrijstelling van btw en, indien van toepassing, onder schorsing van accijns. Toelichting: Er wordt vrijstelling van de betaling van btw en, indien van toepassing, schorsing van accijns verleend omdat de wederinvoer wordt gevolgd door een levering binnen de Unie of de overbrenging van de goederen naar een andere lidstaat. In dat geval zijn de btw en, indien van toepassing, de accijns verschuldigd in de lidstaat van eindbestemming. Om van deze regeling gebruik te kunnen maken, moeten de personen voldaan aan de voorwaarden die zijn vermeld in artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG en, indien van toepassing, de voorwaarden die zijn vermeld in artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG. Voorbeeld 1: Wederinvoer na passieve veredeling of tijdelijke uitvoer waarbij de eventuele btw-schuld ten laste komt van een fiscaal vertegenwoordiger. Voorbeeld 2: Accijnsgoederen die na passieve veredeling worden wederingevoerd, worden in het vrije verkeer gebracht en met vrijstelling van btw naar een andere lidstaat geleverd. Onmiddellijk nadat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, worden zij onder schorsing van accijns overgebracht van de plaats van wederinvoer op initiatief van een geregistreerde afzender overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG. |
68. |
Wederinvoer met partiële aangifte tot verbruik en gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en plaatsing onder een andere entrepotregeling dan douane-entrepot. Voorbeeld: Verwerkte alcoholhoudende dranken worden wederingevoerd en opgeslagen in een accijnsentrepot. |
71. |
Plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot. Toelichting: Plaatsing van goederen onder de regeling douane-entrepot. Dit vormt geenszins een beletsel om de goederen tegelijkertijd in bijvoorbeeld een accijns- of btw-entrepot op te slaan. |
76. |
Plaatsing onder de regeling douane-entrepot ter verkrijging van de betaling van een bijzondere uitvoerrestitutie voorafgaande aan de uitvoer. Voorbeeld: Vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat voorafgaande aan de uitvoer onder de regeling douane-entrepot wordt geplaatst (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie van 24 november 2006 houdende vaststelling van de voorschriften voor de toekenning van de bijzondere uitvoerrestitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat vóór uitvoer onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst (4)). |
77. |
Vervaardiging van goederen onder douanetoezicht en douanecontrole (in de zin van artikel 5, punt 27, van het wetboek) voorafgaande aan de uitvoer en betaling van een uitvoerrestitutie. Voorbeeld: Rundvleesconserven die voorafgaande aan de uitvoer onder toezicht door de douaneautoriteiten en onder douanecontrole zijn vervaardigd (artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie van 23 november 2006 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de uitvoerrestituties voor bepaalde rundvleesconserven (5)) |
78. |
Opslag van goederen in een vrije zone (a). |
91. |
Plaatsing van goederen onder de regeling behandeling onder douanetoezicht. a) |
92. |
Behandeling onder douanetoezicht in een andere lidstaat (zonder dat de goederen aldaar in het vrije verkeer zijn gebracht) (a). Toelichting: Deze code dient voor de registratie van de handeling in de statistiek van de intra-Uniehandel. Voorbeeld: Goederen uit een derde land ondergaan in België een behandeling onder douanetoezicht (9100). Daarna worden zij naar Duitsland verzonden om aldaar in het vrije verkeer te worden gebracht (4092). |
B. Tweede deelvak
1. |
Wanneer in dit vak een Unieregeling wordt vermeld, dan moet een code bestaande uit een letterteken gevolgd door twee alfanumerieke tekens worden gebruikt, waarbij het eerste teken een van de volgende categorieën maatregelen aangeeft:
Actieve veredeling (AV) Artikel 256 van het wetboek
Passieve veredeling (PV) Artikel 259 van het wetboek
Vrijstellingen (Verordening (EG) nr. 1186/2009)
Tijdelijke invoer
|
2. |
Codes die uitsluitend voor nationaal gebruik bestemd zijn, moeten bestaan uit een numeriek teken gevolgd door twee alfanumerieke tekens overeenkomstig de nomenclatuur van elke lidstaat. |
Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document
De in dit vak te vermelden codes zijn alfanumeriek (an..26)
Elke code bestaat uit drie verschillende elementen, die van elkaar worden gescheiden door een (-). Het eerste element (a1), dat uit drie verschillende letters bestaat, dient om een onderscheid te maken tussen de drie onderstaande categorieën. Het tweede element (an..3), bestaande uit cijfers of letters of een combinatie van cijfers en letters, geeft het soort document aan. Het derde element (an..20) bevat de voor de identificatie van het document vereiste gegevens, hetzij het identificatienummer, hetzij een ander herkenbaar kenmerk.
1. Eerste element (a1):
|
summiere aangifte = „X” |
|
oorspronkelijke aangifte = „Y” |
|
voorafgaand document = „Z” |
2. Tweede element (an..3):
Kies de afkorting van het gebruikte document in de lijst van afkortingen voor documenten.
Deze lijst bevat onder andere de code „CLE”, die staat voor „Datum en kenmerk van inschrijving van de goederen in de administratie” (artikel 182 van het wetboek). De datum wordt als volgt gecodeerd: jjjjmmdd.
3. Derde element (an..20):
Vermeld hier het identificatienummer of ander herkenbaar kenmerk van het document.
Voorbeelden:
— |
Het voorafgaande document is een document voor douanevervoer T1 en het door het kantoor van bestemming toegekende nummer is „238544”. De code is dan „Z-821-238544”. („Z” voor het voorafgaande document, „821”voor de regeling douanevervoer, „238544” voor het registratienummer van het document (of MRN voor NCTS-transacties)). |
— |
Een goederenmanifest met het nummer „2222” wordt als summiere aangifte gebruikt. De code is dan „X-785-2222”. („X” voor de summiere aangifte, „785” voor het goederenmanifest en „2222” voor het identificatienummer van het goederenmanifest). |
— |
De goederen zijn op 14 februari 2002 in de administratie ingeschreven. De code is dan „Y-CLE-20020214-5” („Y” om aan te geven dat er een oorspronkelijke aangifte is, „CLE” voor „inschrijving in de administratie”, „20020214” voor de datum van registratie, dat wil zeggen het jaar „2002”, de maand „02” en de dag „14”, en „5” voor de referentie van de inschrijving in de administratie). |
Lijst van afkortingen voor documenten |
|
Containerlijst |
235 |
Ladingslijst |
270 |
Paklijst |
271 |
Pro-formafactuur |
325 |
Handelsfactuur |
380 |
Housevrachtbrief |
703 |
Mastercognossement |
704 |
Cognossement |
705 |
Vrachtbrief CIM (spoor) |
720 |
SMGS-vrachtbrief (spoor) |
722 |
Vrachtbrief wegvervoer |
730 |
Luchtvrachtbrief |
740 |
Masterluchtvrachtbrief |
741 |
Verzendingsformulier (postpakketten) |
750 |
Document voor multimodaal/gecombineerd vervoer |
760 |
Goederenmanifest |
785 |
Borderel |
787 |
Aangifte voor Uniedouanevervoer-gemengde zendingen (T) |
820 |
Aangifte voor extern Uniedouanevervoer (T1) |
821 |
Aangifte voor intern Uniedouanevervoer (T2) |
822 |
|
|
TIR-carnet |
952 |
ATA-carnet |
955 |
Kenmerk/datum van inschrijving van de goederen in de administratie |
CLE |
Inlichtingenblad INF3 |
IF3 |
Inlichtingenblad INF8 |
IF8 |
Goederenmanifest-vereenvoudigde procedure |
MNS |
Aangifte voor intern Uniedouanevervoer — artikel 188 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
T2F |
T2M |
T2M |
Summiere aangifte bij binnenbrengen |
355 |
Summiere aangifte voor tijdelijke opslag |
337 |
Andere |
ZZZ |
Als bovengenoemd document is opgesteld op basis van het ED, omvat de afkorting de voor het eerste deelvak van vak 1 voorgeschreven codes. (IM, EX, CO en EU).
Vak 43: Waarderingsmethode
De bepalingen op grond waarvan de douanewaarde van ingevoerde goederen wordt vastgesteld, worden als volgt gecodeerd:
Code |
Toepasselijk artikel van het wetboek |
Methode |
1 |
Artikel 70 van het wetboek |
Transactiewaarde van de ingevoerde goederen |
2 |
Artikel 74, lid 2, onder a), van het wetboek |
Transactiewaarde van identieke goederen |
3 |
Artikel 74, lid 2, onder b), van het wetboek |
Transactiewaarde van soortgelijke goederen |
4 |
Artikel 74, lid 2, onder c), van het wetboek |
Afgeleide waarde |
5 |
Artikel 74, lid 2, onder d), van het wetboek |
Berekende waarde |
6 |
Artikel 74, lid 3, van het wetboek |
Waarde op basis van de beschikbare gegevens (zogenaamde „fall back”-methode) |
Vak 44: Aanvullende informatie/voorgelegde documenten/certificaten en vergunningen
1. Aanvullende informatie
Aanvullende informatie op douanegebied wordt gecodeerd door middel van een code van vijf cijfers. Deze code wordt na de aanvullende informatie vermeld, tenzij de Uniewetgeving voorschrijft dat de code moet worden gebruikt in plaats van de tekst.
Voorbeeld:
Wanneer de aangever en de afzender dezelfde persoon zijn, vermeldt de aangever code 00300 in vak 2.
De Uniewetgeving voorziet in de vermelding van bepaalde aanvullende informatie in andere vakken dan vak 44. Deze informatie moet evenwel volgens dezelfde regels worden gecodeerd als de informatie die specifiek in vak 44 worden vermeld. Wanneer in de Uniewetgeving niet is bepaald in welk vak de informatie moet worden vermeld, dient deze eveneens in vak 44 te worden vermeld.
Alle soorten aanvullende informatie worden aan het eind van deze titel opgesomd.
De lidstaten kunnen in het gebruik van nationale aanvullende informatie voorzien op voorwaarde dat de daarvoor gebruikte codes een andere structuur hebben dan de codes voor de aanvullende informatie van de Unie.
2. Voorgelegde documenten, certificaten en vergunningen
a) |
De tot staving van de aangifte voorgelegde documenten, certificaten en Unie- of internationale vergunningen of andere referenties moeten worden opgegeven door middel van een code bestaande uit 4 alfanumerieke tekens gevolgd door, indien van toepassing, een identificatienummer of een ander herkenbaar kenmerk. De lijst van documenten, certificaten, vergunningen en andere referenties en de overeenkomstige codes zijn in de Taric-databank opgenomen. |
b) |
Nationale documenten, certificaten en vergunningen die tot staving van de aangifte worden voorgelegd, moeten worden vermeld in de vorm van een code bestaande uit een numeriek teken gevolgd door 3 alfanumerieke tekens (bijvoorbeeld 2123, 34d5), eventueel gevolgd door een identificatienummer of een ander herkenbaar kenmerk. De vier tekens vormen volgens de eigen nomenclatuur van elke lidstaat vastgestelde codes. |
Vak 47: Berekening van de belastingen
Eerste kolom: Soort belasting
a) |
Hiervoor worden de volgende codes gebruikt:
|
b) |
Codes die uitsluitend voor nationaal gebruik bestemd zijn, moeten bestaan uit een numeriek teken gevolgd door twee alfanumerieke tekens overeenkomstig de nomenclatuur van elke lidstaat. |
Laatste kolom: Betalingswijze
De lidstaten kunnen de volgende codes gebruiken:
A |
Contante betaling in geld |
B |
Betaling met creditkaart |
C |
Betaling met cheque |
D |
Andere (bijvoorbeeld automatische afschrijving kasrekening douane-expediteur) |
E |
Uitstel van betaling |
F |
Uitstel van betaling — douanesysteem |
G |
Uitstel van betaling — btw-systeem (artikel 23 zesde btw-richtlijn) |
H |
Elektronische betaling |
J |
Betaling via de posterijen (postzendingen) of andere openbare instellingen of overheidsdiensten |
K |
Krediet voor accijns of teruggave van accijns |
M |
Zekerheid (ook in geld) |
P |
Zekerheidstelling in geld door een douane-expediteur |
R |
Zekerheid |
S |
Zekerheidstelling per aangifte |
T |
Zekerheidstelling door een douane-expediteur |
U |
Zekerheidstelling door een douane-expediteur — doorlopende vergunning |
V |
Zekerheidstelling door een douane-expediteur — individuele vergunning |
O |
Zekerheidstelling bij productschappen |
Vak 49: Identificatie van het entrepot
De te vermelden code is drieledig:
— |
Het teken dat het type entrepot aangeeft:
|
— |
het door de lidstaat bij de afgifte van de vergunning toegekende identificatienummer (an..14) |
— |
de landencode van de lidstaat die de vergunning heeft afgegeven, zoals omschreven in vak 2 (a2) |
Vak 50: Aangever
Wanneer een identificatienummer vereist is, dient het EORI-nummer te worden gebruikt, dat is samengesteld zoals in de beschrijving van vak 2 is vermeld.
Vak 51: Voorziene kantoren van doorgang (en land)
Gebruik de in vak 29 vermelde codes.
Vak 52: Zekerheid
Codes zekerheidstelling
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes (n1):
Omstandigheid |
Code |
Andere te vermelden gegevens |
||||
Ontheffing van zekerheidstelling (artikel 95, lid 2, van het wetboek) |
0 |
|
||||
Doorlopende zekerheid |
1 |
|
||||
Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling |
2 |
|
||||
Zekerheidstelling per aangifte in geld |
3 |
|
||||
Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheidstelling |
4 |
|
||||
Ontheffing van zekerheidstelling wanneer het als zekerheid te stellen bedrag niet hoger is dan de statistische waardedrempel voor aangiften overeenkomstig artikel 89, lid 9, van het wetboek |
5 |
|
||||
Geen zekerheidstelling vereist (artikel 89, lid 8, van het wetboek) |
6 |
|
||||
Geen zekerheidstelling vereist voor bepaalde overheidslichamen |
8 |
|
Vermelding van landen in de rubriek „niet geldig voor”:
Gebruik de in vak 2 vermelde landcodes.
Vak 53: Kantoor van bestemming (en land)
Gebruik de in vak 29 vermelde codes.
Aanvullende informatie — code XXXXX
Algemene categorie — Code 0xxxx
Rechtsgrondslag |
Onderwerp |
Aanvullende informatie |
Vak |
Code |
Artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
Aanvraag van een vergunning op de aangifte voor een bijzondere regeling |
„Vereenvoudigde vergunning” |
44 |
00100 |
Aanhangsel C1 |
Meerdere exporteurs, geadresseerden of voorafgaande documenten |
„Diverse” |
2, 8 en 40 |
00200 |
Aanhangsel C1 |
Aangever is afzender |
„Afzender” |
14 |
00300 |
Aanhangsel C1 |
Aangever is exporteur |
„Exporteur” |
14 |
00400 |
Aanhangsel C1 |
Aangever is geadresseerde |
„Geadresseerde” |
14 |
00500 |
Bij invoer: Code 1xxxx
Rechtsgrondslag |
Onderwerp |
Aanvullende informatie |
Vak |
Code |
Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1147/2002 |
Tijdelijke schorsing van de autonome rechten |
„Invoer onder geleide van een luchtwaardigheidscertificaat” |
44 |
10100 |
Artikel 241, lid 1, eerste alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
Aanzuivering van actieve veredeling |
AV-goederen |
44 |
10200 |
Artikel 241, lid 1, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
Aanzuivering van actieve veredeling (bijzondere handelspolitieke maatregelen) |
AV-goederen, handelspolitiek |
44 |
10300 |
Artikel 238 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
Tijdelijke invoer |
TI-goederen |
44 |
10500 |
Artikel 86, lid 3, van het wetboek |
Vaststelling van het bedrag aan invoerrechten voor de veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling overeenkomstig artikel 86, lid 3, van het wetboek |
„Bijzondere regel voor de berekening van de invoerrechten voor veredelingsproducten” |
44 |
10800 |
Bij uitvoer: Code 3xxxx
Rechtsgrondslag |
Onderwerp |
Aanvullende informatie |
Vak |
Code |
Artikel 254, lid 4, onder b), van het wetboek |
Uitvoer van landbouwproducten met een bijzondere bestemming |
Artikel 254, lid 4, onder b), van het wetboek Verordening (EEG) nr. 2454/93 Bijzondere bestemming: Voor uitvoer bestemde goederen-landbouwrestituties niet van toepassing |
44 |
30300 |
TITEL III
TABEL VAN VERMELDINGEN IN DE VERSCHILLENDE TALEN MET BIJBEHORENDE CODE
Vermeldingen in de verschillende taalversies |
Code |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Beperkte geldigheid — 99200 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vrijstelling — 99201 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Alternatief bewijs — 99202 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht …(naam en land) — 99203 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bij uitgang uit de …zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing. — 99204 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Geen verplichte route — 99205 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Toegelaten afzender — 99206 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Van ondertekening vrijgesteld — 99207 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
DOORLOPENDE ZEKERHEID VERBODEN — 99208 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
GEBRUIK ONBEPERKT — 99209 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Diverse — 99211 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Los gestort — 99212 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Afzender-99213 |
(1) Onder „uitvoer”, „wederuitvoer”, „invoer” en „wederinvoer” worden in dit aanhangsel eveneens verstaan verzending, wederverzending, binnenbrengen en opnieuw binnenbrengen van goederen.
(2) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23
(3) PB L 37 van 10.2.2010, blz. 1.
(*) Wanneer het aangevraagde tariefcontingent is uitgeput, kunnen de lidstaten aanvaarden dat de aanvraag geldt voor een andere bestaande preferentie.
(4) PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7.
Aanhangsel D2
AANVULLENDE CODES VOOR HET GEAUTOMATISEERDE SYSTEEM VOOR DOUANEVERVOER
1. Landcodes (CNT)
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
Tweeletterige ISO-landcode |
Alfabetisch 2 |
IT |
De tweeletterige ISO-landcode wordt gebruikt (zie aanhangsel D1).
2. Taalcode
De tweeletterige ISO-codering zoals omschreven in ISO-639:1988 is van toepassing.
3. Goederencode (COM)
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
HS6 |
Numeriek 6 (links uitgelijnd) |
010290 |
De zes cijfers van het Geharmoniseerd Systeem (HS6) moeten worden ingevuld. Voor nationaal gebruik mag de goederencode tot acht cijfers worden uitgebreid.
6. Code voorgelegde documenten/certificaten
(numerieke codes afkomstig uit de UN Directories for electronic data interchange for administration, commerce and transport: List of code for data element 1001, Document/message name, coded — versie 1997b.)
Certificaat van overeenstemming |
2 |
Kwaliteitscertificaat |
3 |
Certificaat inzake goederenverkeer A.TR.1 |
18 |
Containerlijst |
235 |
Paklijst |
271 |
Pro-formafactuur |
325 |
Handelsfactuur |
380 |
Housevrachtbrief |
703 |
Mastercognossement |
704 |
Cognossement |
705 |
Housecognossement |
714 |
Vrachtbrief SMGS (spoor) |
722 |
Vrachtbrief wegvervoer |
730 |
Luchtvrachtbrief |
740 |
Masterluchtvrachtbrief |
741 |
Verzendingsformulier (postpakketten) |
750 |
Document voor multimodaal/gecombineerd vervoer (generiek) |
760 |
Goederenmanifest |
785 |
Borderel |
787 |
Verzendingsformulier model T |
820 |
Verzendingsformulier model T1 |
821 |
Verzendingsformulier model T2 |
822 |
Verzendingsformulier model T2L |
825 |
Aangifte tot uitvoer |
830 |
Fytosanitair certificaat |
851 |
Gezondheidscertificaat |
852 |
Veterinair certificaat |
853 |
Certificaat van oorsprong |
861 |
Verklaring van oorsprong |
862 |
Certificaat van preferentiële oorsprong |
864 |
Certificaat van oorsprong formulier A (SAP) |
865 |
Invoercertificaat |
911 |
Melding van de lading (aankomst) |
933 |
Vergunning onder embargo geplaatste goederen |
941 |
TIF-formulier |
951 |
TIR-carnet |
952 |
Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
954 |
ATA-carnet |
955 |
Andere |
zzz |
7. Code aanvullende informatie/bijzondere vermelding
Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:
DG0 |
= |
Uitvoer uit een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, onderworpen aan beperkingen of uitvoer uit de Unie onderworpen aan beperkingen. |
DG1 |
= |
Uitvoer uit een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, onderworpen aan rechten of uitvoer uit de Unie onderworpen aan rechten. |
DG2 |
= |
Uitvoer |
Er kunnen ook aanvullende codes voor bijzondere vermeldingen worden opgesteld op het niveau van het nationale domein.
8. Identificatienummer douanekantoor (COR)
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
Identificator van het land waartoe het douanekantoor behoort (zie CNT) |
Alfabetisch 2 |
IT |
2 |
Nationaal nummer van het douanekantoor |
Alfanumeriek 6 |
0830AB |
Veld 1: zie uitleg hierboven.
Veld 2: in dit veld moet vrij een alfanumerieke code van zes tekens worden ingevuld. Aan de hand van deze zes tekens kunnen de nationale douanediensten indien nodig een hiërarchie van douanekantoren bepalen.
9. Voor het kenmerk „Soort aangifte” (vak 1): gebruik bij TIR-aangiften de code „TIR”.
10. Voor het kenmerk „Soort zekerheidstelling” (vak 52): gebruik bij TIR-berichten de code „B”.
Aanhangsel E
Gegevens verwerkt in het centrale systeem opgezet overeenkomstig artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447
1. |
Het EORI-nummer zoals bedoeld in artikel 1, punt 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
2. |
De volledige naam van de persoon. |
3. |
Het vestigingsadres/woonplaatsadres: het volledige adres van de plaats waar de persoon gevestigd/woonachtig is, inclusief de identificator van het land of gebied (tweeletterige ISO-landcode, indien beschikbaar, zoals omschreven in aanhangsel D1, titel II, vak 2). |
4. |
Het (de) btw-identificatienummer(s), indien toegekend door een lidstaat. |
5. |
Indien van toepassing, de rechtsvorm zoals vermeld in de oprichtingsakte. |
6. |
De oprichtingsdatum of, in het geval van een natuurlijke persoon, de geboortedatum. |
7. |
Het soort persoon (natuurlijke persoon, rechtspersoon, een vereniging van personen zoals bedoeld in artikel 5, punt 4, van het wetboek), in gecodeerde vorm. De desbetreffende codes zijn:
|
8. |
Contactgegevens: naam en adres van de contactpersoon en een van volgende gegevens: telefoonnummer, fax, e-mailadres. |
9. |
Bij personen die niet in het douanegebied van de Unie zijn gevestigd: identificatienummer of -nummers dat of die voor douanedoeleinden aan de betrokkene is of zijn toegekend door de bevoegde autoriteiten van het derde land waarmee een overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken is gesloten. Dit identificatienummer of deze identificatienummers dient of dienen de identificator van het land of gebied te bevatten (tweeletterige ISO-landcode, indien beschikbaar, zoals omschreven in aanhangsel D1, titel II, vak 2). |
10. |
Indien van toepassing, de voornaamste economische activiteit, gecodeerd op viercijferniveau volgens de Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE), zoals opgenomen in het ondernemingenregister van de betrokken lidstaat. |
11. |
De vervaldatum van het EORI-nummer, indien van toepassing. |
12. |
De toestemming voor de openbaarmaking van de in de punten 1, 2 en 3 opgenomen persoonsgegevens, indien deze is verleend. |
Aanhangsel F1
BEGELEIDINGSDOCUMENT DOUANEVERVOER (TRANSIT ACCOMPANYING DOCUMENT OF TAD)
HOOFDSTUK I
Model van het begeleidingsdocument voor douanevervoer
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens voor het begeleidingsdocument douanevervoer(TAD) Document
Het voor het begeleidingsdocument voor douanevervoer te gebruiken formulier mag groen van kleur zijn.
De gedrukte versie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte voor douanevervoer, eventueel gewijzigd door de houder van de regeling en/of geverifieerd door het kantoor van vertrek, en aangevuld met:
1. |
Identificatienummer voor verzending (movement reference number of MRN). Dit gegeven is een alfanumerieke code van 18 tekens volgens onderstaand voorbeeld:
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven. Veld 3: identificerend kenmerk voor de douanevervoerbeweging. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douanediensten, maar elk douanevervoerbeweging die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douanediensten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van dat kantoor te vermelden. Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van het gehele MRN worden ontdekt. Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt. |
2. |
Vak 3:
|
3. |
In de ruimte rechts van vak 8: Naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument voor douanevervoer moet worden teruggestuurd wanneer gebruik wordt gemaakt van de noodprocedure. |
4. |
Vak C:
|
5. |
Vak D:
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald. |
6. |
Formaliteiten tijdens het vervoer Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop ze bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde vermeldingen moeten worden aangebracht op het begeleidingsdocument voor douanevervoer dat de goederen vergezelt. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en moeten naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op dit document worden vermeld. Ze mogen op leesbare wijze met de hand worden aangebracht, in inkt en in blokletters. De vervoerder kan de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de douaneautoriteiten van het land waar de overlading plaatsvindt. Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het betrokken Uniedouanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij het begeleidingsdocument voor douanevervoer. De douaneautoriteiten van het kantoor van doorgang of van het kantoor van bestemming, naargelang het geval, moeten de op het begeleidingsdocument voor douanevervoer vermelde gegevens in het systeem invoeren. Deze gegevens kunnen ook door de toegelaten geadresseerde worden ingevoerd. De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
|
Aanhangsel F2
LIJST VAN ARTIKELEN DOUANEVERVOER (TRANSIT LIST OF ITEMS OF TLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen voor douanevervoer
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen
Wanneer een douanevervoer meer dan één artikel omvat, moet blad A van de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden afgedrukt en aan het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.
De gegevens dienen als volgt te worden gedrukt:
1. |
In het identificatievak (linkerbovenhoek):
|
2. |
KvV — naam van het kantoor van vertrek |
3. |
Datum — datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer |
4. |
MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) zoals omschreven in aanhangsel F1 |
5. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden gedrukt:
|
Aanhangsel G1
BEGELEIDINGSDOCUMENT DOUANEVERVOER/VEILIGHEID (TRANSIT/SECURITY ACCOMPANYING DOCUMENT OF TSAD)
HOOFDSTUK I
Model van het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens voor het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid
De gegevens in het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid zijn geldig voor de gehele aangifte.
De informatie in het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte voor douanevervoer; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de houder van de regeling en/of geverifieerd door het kantoor van vertrek.
Het voor het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid te gebruiken formulier mag groen van kleur zijn.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A, C1 en D1 geldt voor het drukken van de gegevens het volgende:
1. IDENTIFICATIENUMMER VOOR VERZENDING (MOVEMENT REFERENCE NUMBER OF MRN)
Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het bedrijfscontinuïteitsplan worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend.
Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als volgt zijn samengesteld:
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
Laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer (JJ) |
Numeriek 2 |
06 |
2 |
Identificator van het land van vertrek van het douanevervoer (tweeletterige landcode) |
Alfabetisch 2 |
RO |
3 |
Uniek identificerend kenmerk voor de douanevervoerbeweging per jaar en land |
Alfanumeriek 13 |
9876AB8890123 |
4 |
Controlecijfer |
Alfanumeriek 1 |
5 |
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.
Veld 3: identificerend kenmerk voor de douanevervoerbeweging. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douanediensten, maar elk douanevervoerbeweging die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen.
Nationale douanediensten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van dat kantoor te vermelden.
Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is.
Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van het gehele MRN worden ontdekt.
Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.
2. VAK AANG. VEIL. (S00):
Vermeld code S wanneer het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid ook veiligheidsinformatie bevat. Wanneer dit document geen veiligheidsinformatie bevat, blijft dit vak leeg.
3. VAK FORMULIEREN (3):
|
Eerste deelvak: volgnummer van het gedrukte blad; |
|
Tweede deelvak: totaal aantal gedrukte bladen (inclusief lijst van artikelen). |
4. VAK REFERENTIENUMMERS (7):
Vermeld het LRN en/of het UCR.
LRN— lokaal referentienummer zoals omschreven in aanhangsel C2.
UCR— uniek referentienummer van de zending zoals omschreven in aanhangsel C1, titel II, vak 7.
5. IN DE RUIMTE RECHTS VAN HET VAK GEADRESSEERDE (8):
Naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid moet worden teruggestuurd.
6. VAK INDIC. ABO (S32):
Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid.
7. VAK KANTOOR VAN VERTREK (C):
— |
identificatienummer van het kantoor van vertrek; |
— |
datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer; |
— |
naam en vergunningnummer van de toegelaten afzender (indien van toepassing). |
8. VAK CONTROLE DOOR HET KANTOOR VAN VERTREK (D):
— |
controleresultaten; |
— |
de aangebrachte verzegeling of de aanduiding„- -” ter identificatie van de „Vrijstelling — 99201”; |
— |
de vermelding „Verplichte route”, indien nodig. |
Het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.
9. FORMALITEITEN TIJDENS HET VERVOER
Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop ze bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde vermeldingen moeten worden aangebracht op het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid dat de goederen vergezelt. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en moeten naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op dit document worden vermeld. Ze mogen op leesbare wijze met de hand worden aangebracht, in inkt en in blokletters.
De vervoerder kan de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de douaneautoriteiten van het land waar de overlading plaatsvindt.
Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het betrokken Uniedouanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid.
De douaneautoriteiten van het kantoor van doorgang of van het kantoor van bestemming, naargelang het geval, moeten de op het begeleidingsdocument douanevervoer/veiligheid vermelde gegevens in het systeem invoeren. Deze gegevens kunnen ook door de toegelaten geadresseerde worden ingevoerd.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
10. OVERLADING: VUL VAK 55 IN.
Vak Overladingen (55)
De eerste drie regels van dit vak moeten door de vervoerder worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of andere container worden overgeladen.
Wanneer de goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de douaneautoriteiten echter toestaan dat de houder van de regeling vak 18 niet invult indien het om logistieke redenen niet mogelijk is op de plaats van vertrek de identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel op de aangifte voor douanevervoer te vermelden, mits zij ervoor kunnen zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
11. ANDERE VOORVALLEN: VUL VAK 56 IN.
Vak Andere voorvallen tijdens het vervoer (56):
Vak in te vullen overeenkomstig de geldende voorschriften inzake douanevervoer.
Wanneer de goederen op of in een oplegger zijn geladen en de trekker tijdens het vervoer wordt gewijzigd (en de goederen daarbij niet worden behandeld of overgeladen), vermeld in dit vak het kenteken en de nationaliteit van de nieuwe trekker. In dit geval is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.
Aanhangsel G2
LIJST VAN ARTIKELEN DOUANEVERVOER/VEILIGHEID (TRANSIT/SECURITY LIST OF ITEMS OF TSLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid
De lijst van artikelen douanevervoer/veiligheid bevat de gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast. Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens, die indien nodig gecodeerd worden, het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) zoals omschreven in aanhangsel G1. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend. |
2. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden gedrukt:
|
Aanhangsel H1
UITVOERGELEIDEDOCUMENT (EXPORT ACCOMPANYING DOCUMENT OF EAD)
HOOFDSTUK I
Model van het uitvoergeleidedocument
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het uitvoergeleidedocument
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 6, lid 3, onder b), van het wetboek omschreven noodprocedure van toepassing is.
De gegevens in het uitvoergeleidedocument zijn geldig voor de gehele aangifte en voor één artikel.
De informatie in het uitvoergeleidedocument wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de uitvoeraangifte; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens het volgende:
1. Vak MRN (movement reference number).
Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend.
Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als volgt zijn samengesteld:
Veld |
Inhoud |
Veldtype |
Voorbeeld |
1 |
Laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaarding van de uitvoeraangifte (YY) |
Numeriek 2 |
06 |
2 |
Identificator van het land van uitvoer (tweelettercode zoals in aanhangsel D1 is vastgesteld voor vak 2 van het enig document) |
Alfabetisch 2 |
RO |
3 |
Uniek identificerend kenmerk voor de uitvoerverrichting per jaar en land |
Alfanumeriek 13 |
9876AB8890123 |
4 |
Controlecijfer |
Alfanumeriek 1 |
5 |
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.
Veld 3: identificerend kenmerk voor de verrichting in het kader van het exportcontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douanediensten, maar elk uitvoerverrichting die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douanediensten die het identificatienummer van het kantoor van de bevoegde autoriteiten in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van dat kantoor te vermelden.
Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is.
Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van het gehele MRN worden ontdekt.
Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.
2. VAK AANG. VEIL. (S00):
Vermeld code S wanneer het uitvoergeleidedocument ook veiligheidsinformatie bevat. Wanneer dit document geen veiligheidsinformatie bevat, blijft dit vak leeg.
3. VAK DOUANEKANTOOR
Identificatienummer van het kantoor van uitvoer.
4. VAK REFERENTIENUMMER (7):
Vermeld het LRN en/of het UCR.
LRN— lokaal referentienummer zoals omschreven in aanhangsel C2.
UCR— uniek referentienummer van de zending zoals omschreven in aanhangsel C1, titel II, vak 7.
5. VAK INDIC. ABO (S32):
Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid.
6. DE GEGEVENS IN DE VERSCHILLENDE VAKKEN OP ARTIKELNIVEAU MOETEN ALS VOLGT WORDEN GEDRUKT:
a) |
Vak Artikel nr. (32) — volgnummer van het betrokken artikel; |
b) |
UNDG (44/4) — VN-code gevaarlijke goederen. |
Het uitvoergeleidedocument mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Aanhangsel H2
LIJST VAN ARTIKELEN UITVOER (EXPORT LIST OF ITEMS OF EloI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen uitvoer
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen uitvoer
De lijst van artikelen uitvoer bevat de gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen uitvoer kan worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens, die indien nodig gecodeerd worden, het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) zoals omschreven in aanhangsel H1. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt. |
2. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden gedrukt:
|
Aanhangsel I1
ED UITVOER/VEILIGHEID (EXPORT/SECURITY SAD OF ESS)
HOOFDSTUK I
Model van het ED uitvoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het ED uitvoer/veiligheid
De in dit hoofdstuk gebruikte afkorting BCP („bedrijfscontinuïteitsplan”) verwijst naar situaties waarin de in artikel 6, lid 3, onder b), van het wetboek omschreven noodprocedure van toepassing is.
Het formulier bevat alle informatie die noodzakelijk is voor de verstrekking van gegevens betreffende uitvoer en uitgang wanneer gegevens inzake uitvoer en veiligheid tezamen worden verstrekt. Het formulier bevat informatie op rubriekniveau en voor één artikel. Het is speciaal ontworpen om in het kader van het BCP te worden gebruikt.
Het ED uitvoer/veiligheid bestaat uit drie exemplaren:
|
exemplaar 1 wordt bewaard door de autoriteiten van de lidstaat waar de formaliteiten bij uitvoer (verzending) of Uniedouanevervoer worden vervuld; |
|
exemplaar 2 wordt gebruikt voor statistische doeleinden door de lidstaat van uitvoer; |
|
exemplaar 3 wordt na visering door de douaneautoriteit teruggezonden naar de exporteur. |
De gegevens in het ED uitvoer/veiligheid zijn geldig voor de gehele aangifte.
De informatie in het ED uitvoer/veiligheid wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte tot uitvoer en bij uitgang; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN (movement reference number). Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt, behalve wanneer deze formulieren in het kader van het BCP worden gebruikt, in welk geval geen MRN wordt toegekend. Deze informatie is alfanumeriek en omvat 18 tekens die als volgt zijn samengesteld:
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven. Veld 3: identificerend kenmerk voor de verrichting in het kader van het exportcontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douanediensten, maar elk uitvoerverrichting die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douanediensten die het identificatienummer van het kantoor van de bevoegde autoriteiten in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van dat kantoor te vermelden. Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van het gehele MRN worden ontdekt. Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt. |
2. |
Vak 7 Referentienummers: Vermeld het LRN en/of het UCR.
|
3. |
Vak Indic. ABO (S32): Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid. |
Het ED uitvoer/veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Aanhangsel I2
LIJST VAN ARTIKELEN BIJ HET ED UITVOER/VEILIGHEID (EXPORT/SECURITY SAD LIST OF ITEMS OF ESSLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid
De lijst van artikelen bij het ED uitvoer/veiligheid bevat de gegevens die specifiek betrekking hebben op in de aangifte opgenomen artikelen.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) zoals omschreven in aanhangsel I1. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt. |
2. |
De gegevens in de verschillende vakken op artikelniveau moeten als volgt worden gedrukt:
|
Aanhangsel J1
DOCUMENT VEILIGHEID (SECURITY AND SAFETY DOCUMENT OF SSD)
HOOFDSTUK I
Model van het document veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende het document veiligheid
Het formulier bevat informatie op rubriekniveau en voor één artikel.
De informatie in het document veiligheid wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan; indien nodig wordt die informatie gewijzigd door de indiener van de summiere aangifte en/of geverifieerd door het kantoor van binnenkomst respectievelijk uitgang.
Het document veiligheid wordt ingevuld door de indiener van de summiere aangifte.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens het volgende:
1. |
Vak MRN — identificatienummer voor verzending („movement reference number”) zoals omschreven in aanhangsel G1 of door het douanekantoor toegekende ad-hocreferenties. Het MRN moet op de eerste bladzijde en op alle lijsten van artikelen worden gedrukt. |
2. |
Douanekantoor: Identificatienummer van het kantoor van binnenkomst/uitgang. |
3. |
Vak Soort aangifte (1): De codes „IM” of „EX” naargelang het document gegevens van een summiere aangifte bij binnenbrengen dan wel bij uitgaan bevat. |
4. |
Vak Referentienummer (7): Vermeld het LRN — lokaal referentienummer zoals omschreven in aanhangsel C2. |
5. |
Vak Code 1e pl. aankomst (S11): Code eerste plaats van aankomst. |
6. |
Vak Dat/tijdst. aank. 1e pl. douanegeb. (S12): Vermeld datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied. |
7. |
Vak Code bet. verv.kst. (S29): Vermeld de code voor de betalingswijze van de vervoerskosten. |
8. |
Vak UNDG (S27) — VN-code gevaarlijke goederen. |
9. |
Vak Indic. ABO (S32): Vermeld de indicator van een andere bijzondere omstandigheid. |
Het document veiligheid mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Aanhangsel J2
LIJST VAN ARTIKELEN VEILIGHEID (SECURITY AND SAFETY LIST OF ITEMS OF SSLoI)
HOOFDSTUK I
Model van de lijst van artikelen veiligheid
HOOFDSTUK II
Toelichting en nadere gegevens betreffende de lijst van artikelen veiligheid
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan niet worden aangepast.
Behalve de bepalingen in de toelichtingen bij de aanhangsels A en C1 geldt voor het drukken van de gegevens in de verschillende vakken het volgende:
|
Vak Artikel nr. (32) — volgnummer van het betrokken artikel; |
|
Vak Code bet. verv.kst (S29) — code voor de betalingswijze van de vervoerskosten; |
|
Vak UNDG (S27) — VN-code gevaarlijke goederen. |
BIJLAGE 10
BIJLAGE 11
LADINGSLIJST
Volgnummer |
Merken, nummers en soort colli; omschrijving van de goederen |
Land van verzending/uitvoer |
Brutomassa (kg) |
Voor de douane bestemd vak |
|
|
|
|
|
(handtekening)
TOELICHTING BIJ DE LADINGSLIJST
DEEL 1
1. Definitie
1.1. De ladingslijst is een document dat de in deze bijlage omschreven kenmerken bezit.
1.2. Hij kan worden gebruikt in combinatie met de aangifte voor douanevervoer in het kader van de toepassing van punt 2.2 van deze bijlage.
2. Vorm van de ladingslijst
2.1. Alleen de voorzijde van het formulier kan als ladingslijst worden gebruikt.
2.2. Een ladingslijst bestaat uit:
a) |
het opschrift „Ladingslijst”; |
b) |
een vak van 70 mm × 55 mm dat verdeeld is in een bovenvak van 70 mm × 15 mm en een ondervak van 70 mm × 40 mm; |
c) |
kolommen die, achtereenvolgens, het volgende opschrift dragen:
|
De gebruikers kunnen de breedte van deze kolommen aan hun behoeften aanpassen. De kolom „voor de douane bestemd vak” moet echter altijd ten minste 30 mm breed zijn. De gebruikers kunnen de andere ruimten dan de onder a), b) en c) genoemde ruimten vrij benutten.
2.3. Onmiddellijk onder de laatst vermelde gegevens dient een horizontale lijn te worden getrokken en dient de niet-benutte ruimte te worden doorgehaald om te voorkomen dat hier later nog gegevens worden toegevoegd.
DEEL 2
In de verschillende rubrieken te vermelden gegevens
1. Vak
1.1. Bovenste deelvak
Wanneer de ladingslijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, vermeldt de houder van de regeling in het bovenste deelvak „T1”, „T2” of „T2F”.
1.2. Onderste deelvak
In dit deelvak moeten de gegevens voorkomen die zijn vermeld in punt 4 van deel III hieronder.
2. Kolommen
2.1. Volgnummer
Voor ieder artikel dat op de ladingslijst voorkomt, moet een volgnummer worden vermeld.
2.2. Merken, nummers, aantal en soort colli; omschrijving van de goederen
De vereiste gegevens worden overeenkomstig bijlage B1-TDA verstrekt.
Wanneer de ladingslijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, moeten in deze lijst de gegevens worden vermeld die voorkomen in de vakken 31 (Colli en omschrijving van de goederen), 40 (Summiere aangifte/Voorafgaand document), 44 (Aanvullende informatie/voorgelegde documenten/certificaten en vergunningen) en, in voorkomend geval, 33 (Goederencode) en 38 (Nettomassa (kg)) van de aangifte voor douanevervoer.
2.3. Land van verzending/uitvoer
Vermeld de naam van de lidstaat waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.
2.4. Brutomassa (kg)
Vermeld de gegevens van vak 35 van het enig document (zie bijlage B-DA).
DEEL 3
Gebruik van de ladingslijsten
1. |
Het is niet mogelijk bij eenzelfde aangifte voor douanevervoer zowel aanvullende formulieren als ladingslijsten te voegen. |
2. |
Bij het gebruik van ladingslijsten worden de vakken 15 (Land van verzending/uitvoer), 32 (Artikelnummer), 33 (Goederencode), 35 (Brutomassa (kg)), 38 (Nettomassa (kg)), 40 (Summiere aangifte/Voorafgaand document) en, eventueel, 44 (Aanvullende informatie/Voorgelegde documenten/Certificaten en vergunningen) van het formulier van de aangifte voor douanevervoer doorgehaald en mag vak 31 (Colli en omschrijving van de goederen) niet worden ingevuld wat merken, nummers, aantal en soort colli en omschrijving van de goederen betreft. In vak 31 (Colli en omschrijving van de goederen) van de aangifte voor douanevervoer wordt verwezen naar het volgnummer en de afkorting van de verschillende ladingslijsten. |
3. |
De ladingslijst moet in evenveel exemplaren worden voorgelegd als het aantal exemplaren van de aangifte voor douanevervoer waarop hij betrekking heeft. |
4. |
Bij de registratie van de aangifte voor douanevervoer wordt de ladingslijst van hetzelfde registratienummer voorzien als de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer waarop hij betrekking heeft. Dit nummer moet met een stempel worden aangebracht waarin de naam van het douanekantoor van vertrek voorkomt, of moet met de hand worden aangebracht. In het laatste geval moet het nummer worden geviseerd met het officiële stempel van het douanekantoor van vertrek. De ondertekening door een ambtenaar van het douanekantoor van vertrek is niet verplicht. |
5. |
Wanneer meerdere ladingslijsten bij eenzelfde aangifte voor douanevervoer worden gevoegd, moet de houder van de regeling deze van een volgnummer voorzien; het aantal bijgevoegde ladingslijsten wordt vermeld in vak 4 (Ladingslijsten). |
6. |
Het voor een ladingslijst te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 40 g/m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier kan door de betrokkenen zelf worden gekozen. De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. |
BIJLAGE 12
FORMULIEREN VOOR AANVRAGEN EN VERGUNNINGEN
Algemene opmerkingen
De opmaak van de modellen is niet bindend. Een indeling in vakken is bijvoorbeeld niet verplicht; de vakken kunnen ook groter worden gemaakt. De lidstaten mogen ook gebruikmaken van nationale IT-systemen voor het aanvaarden van aanvragen en het verlenen van vergunningen.
De volgnummers en de tekst moeten echter wel worden aangehouden.
De lidstaten kunnen voor nationale doeleinden aparte vakken of lijnen op de formulieren aanbrengen. Deze vakken of lijnen worden aangegeven door een volgnummer en een hoofdletter (bv. 5A).
In principe moeten vakken met een vet gedrukt volgnummer worden ingevuld. In de toelichting is vermeld of en wanneer van deze regel mag worden afgeweken.
Het aanhangsel bevat de codes van de economische voorwaarden.
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Toelichting bij de verschillende vakken van het aanvraagformulier
Algemene opmerking:
Zo nodig kunnen de gevraagde gegevens op een apart blad bij het aanvraagformulier worden verstrekt, onder opgave van het nummer van het betrokken vak.
De lidstaten kunnen om aanvullende gegevens verzoeken.
1. |
Naam en adres van de aanvrager. De aanvrager is degene aan wie de vergunning zal worden afgegeven. |
1.a |
Identificatienummer van de onderneming. |
1.b |
Eventueel intern nummer om in de vergunning naar deze aanvraag te verwijzen. |
1.c |
Contactpersoon, contactadres, telefoon en fax, e-mailadres. |
1.d |
Soort vertegenwoordiging voor de indiening van aangiften: kruis aan wat van toepassing is. |
2. |
Kruis aan welk soort vereenvoudiging wordt aangevraagd (inschrijving in de administratie en/of vereenvoudigde aangifte) en voor welke douaneregeling (invoer en/of uitvoer). Vermeld in het geval van een aanvraag of vergunning voor gecentraliseerde vrijmaking of er een volledige aangifte zal worden ingediend. |
2.a en b. |
Voor de regeling actieve veredeling: code 1 voor het schorsingssysteem en code 2 voor het terugbetalingssysteem. Voor wederuitvoer kunnen vereenvoudigingen worden aangevraagd wanneer een douaneaangifte vereist is. |
3. |
Code invullen:
|
4.a |
Geef aan of de aanvrager de status van geautoriseerde marktdeelnemer heeft — zo ja, vermeld het nummer van de vergunning. |
4.b |
Vermeld het soort, het nummer en — indien van toepassing — het einde van de geldigheidsduur van de vergunning(en) waarvoor de aangevraagde vereenvoudiging(en) zal (zullen) worden gebruikt; wanneer de vergunning(en) zojuist is (zijn) aangevraagd, vermeld het soort vergunning en de datum van de aanvraag. Vermeld voor het soort vergunning een van de volgende codes:
|
5. |
Informatie over de hoofdboekhouding, handels-, fiscale of andere boekhouding |
5.a |
Volledig adres van de plaats waar de hoofdboekhouding wordt bijgehouden. |
5.b |
Soort boekhouding (elektronisch of op papier, soort systeem en gebruikte software). |
6. |
Aantal aanvullende formulieren dat bij deze aanvraag is gevoegd. |
7. |
Informatie over de administratie (in verband met de douanegerelateerde activiteiten). |
7.a |
Volledig adres van de plaats waar de administratie wordt bijgehouden. |
7.b |
Soort administratie (elektronisch of op papier, soort systeem en gebruikte software). |
7.c |
Eventuele andere informatie over de administratie. |
8. |
Informatie over het soort goederen en transacties. |
8.a |
Vermeld, indien van toepassing, de GN-code; vermeld anders ten minste het hoofdstuk van de GN en geef een omschrijving van de goederen. |
8.b |
Verstrek de gevraagde informatie op maandbasis. |
8.c |
Verstrek de gevraagde informatie op maandbasis. |
9. |
Informatie over locaties van goederen waarvoor vergunning is verleend en het verantwoordelijke douanekantoor. |
9.a |
Vermeld voor de inschrijving in de administratie van de aangever het volledige adres van de locatie van de goederen. |
9.b |
Volledige naam, adres en contactinformatie van het plaatselijke douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de in vak 9.a vermelde locatie van de goederen. |
10. |
Volledige naam, adres en contactinformatie van de douanekantoren waar de vereenvoudigde aangifte zal worden ingediend. |
11. |
Indien van toepassing: volledige naam, adres en contactinformatie van het controlekantoor. |
12. |
Kruis aan om welk soort vereenvoudigde aangifte het gaat; bij gebruik van handels- of andere administratieve documenten moet het soort document worden vermeld. |
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
TOELICHTING BIJ DE FORMULIEREN OF NATIONALE IT-SYSTEMEN VOOR ANDERE BIJZONDERE REGELINGEN DAN DOUANEVERVOER
TITEL I
Op het aanvraagformulier in te vullen gegevens
1. Aanvrager
Volledige naam, adres en EORI-nummer van de aanvrager. De aanvrager is degene aan wie de vergunning moet worden afgegeven.
2. Douaneregeling
Vermeld de douaneregeling waaronder de in vak 7 vermelde goederen zullen worden geplaatst. De mogelijke douaneregelingen zijn:
— |
bijzondere bestemming |
— |
tijdelijke invoer |
— |
douane-entrepot |
— |
actieve veredeling |
— |
passieve veredeling |
Opmerking:
1. |
Als een vergunning wordt aangevraagd voor het gebruik van meer dan één douaneregeling, moeten afzonderlijke formulieren worden gebruikt. |
2. |
Voor het gebruik van de regeling douane-entrepot is geen vergunning vereist; voor het beheer van een opslagruimte voor het douane-entrepot van goederen is wel een vergunning vereist. |
3. Soort aanvraag
In dit vak moet het soort aanvraag worden vermeld aan de hand van ten minste een van de volgende codes:
1 |
= |
eerste aanvraag |
2 |
= |
aanvraag voor wijziging of verlenging van de vergunning (onder opgave van het nummer van de desbetreffende vergunning) |
3 |
= |
aanvraag voor een vergunning waarbij meer dan één lidstaat is betrokken |
4 |
= |
aanvraag voor achtereenvolgende vergunningen (actieve veredeling) |
4. Aanvullende formulieren
Aantal aanvullende formulieren dat bij deze aanvraag is gevoegd.
Opmerking:
Voor de volgende douaneregelingen bestaan aanvullende formulieren:
Douane-entrepot, actieve veredeling (indien nodig) en passieve veredeling (indien nodig)
5. Plaats van boekhouding/administratie en soort boekhouding/administratie
Vermeld de plaats waar de hoofdboekhouding voor douanedoeleinden wordt bijgehouden of toegankelijk is. Vermeld ook het soort boekhoudsysteem dat wordt gebruikt.
Vermeld ook de plaats waar de administratie wordt bijgehouden en het soort administratie (voorraadadministratie) dat voor de douaneregeling zal worden gebruikt. Administratie betekent: de gegevens die alle noodzakelijke informatie en technische bijzonderheden bevatten aan de hand waarvan de douaneautoriteiten toezicht en controle kunnen uitoefenen op de douaneregeling.
Opmerking:
Bij tijdelijke invoer moet vak 5 uitsluitend worden ingevuld indien de douaneautoriteiten dit vragen.
6. Geldigheidsduur van de vergunning
Vermeld in vak 6a de datum waarop de vergunning in werking zou moeten treden (dag/maand/jaar). In principe kan de vergunning niet eerder in werking treden dan op de dag van afgifte. Vermeld in dit geval „datum van afgifte”. Een vervaldatum kan in vak 6b worden voorgesteld.
7. Onder de douaneregeling te plaatsen goederen
|
GN-code Vermeld de code van de gecombineerde nomenclatuur (GN-code = acht cijfers). |
|
Omschrijving Geef de handelsbenaming en/of een technische beschrijving van de goederen. |
|
Hoeveelheid Vermeld de geraamde hoeveelheid onder de douaneregeling te plaatsen goederen. |
|
Waarde Vermeld de geraamde waarde in euro of in een andere valuta van de onder de douaneregeling te plaatsen goederen. |
Opmerking:
Bijzondere bestemming:
1. |
Indien de aanvraag betrekking heeft op andere dan de hieronder in punt 2 vermelde goederen, dient in het deelvak „GN-code” in voorkomend geval de Taric-code te worden vermeld (10 of 14 cijfers). |
2. |
Indien de aanvraag betrekking heeft op goederen in het kader van de bijzondere bepalingen (deel A en B) van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur (producten bestemd voor bepaalde soorten schepen en voor boor- en werkeilanden/burgerluchtvaartuigen en producten bestemd voor burgerluchtvaartuigen), zijn de GN-codes niet vereist. Aanvragers dienen in het deelvak „Omschrijving” bijvoorbeeld: „Burgerluchtvaartuigen en delen daarvan/bijzondere bepalingen, deel B van de GN” te vermelden. In dat geval hoeven ook de GN-code, de hoeveelheid en de waarde van de goederen niet te worden vermeld. |
Douane-entrepot:
Indien de aanvraag betrekking heeft op verschillende soorten goederen, kan in het deelvak „GN-code”„diverse” worden vermeld. Omschrijf in dat geval de aard van de goederen die moeten worden opgeslagen, in het deelvak „Omschrijving”. De GN-code, de hoeveelheid en de waarde van de goederen hoeven niet te worden vermeld.
Actieve en passieve veredeling:
GN-code de viercijfercode mag worden vermeld.
De achtcijfercode moet evenwel worden vermeld wanneer equivalente goederen of het systeem uitwisselingsverkeer zullen worden gebruikt.
Omschrijving: De handelsbenaming en/of technische beschrijving moet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om op de aanvraag te kunnen beschikken. Verstrek gegevens over de handelskwaliteit en technische kenmerken van de goederen wanneer het voornemen bestaat equivalente goederen of het systeem uitwisselingsverkeer te gebruiken.
8. Veredelingsproducten
Algemene opmerking:
Vermeld de gegevens van alle veredelingsproducten die bij de veredeling ontstaan, met opgave van zowel de hoofdveredelingsproducten als de bijkomende veredelingsproducten, naargelang het geval.
GN-code en omschrijving: Zie uitleg voor vak 7.
9. Omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden
Omschrijf de aard van de voorgenomen werkzaamheden (bv. gegevens over de werkzaamheden in het kader van een loonveredelingscontract of het soort gebruikelijke behandelingen) ten aanzien van de goederen onder de douaneregeling. Vermeld ook de plaats(en) waar deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
Indien meer dan één douanedienst bij de aanvraag is betrokken, dienen zowel de namen van de lidstaten als de plaatsen te worden vermeld.
Opmerking:
Bij „bijzondere bestemming” dient de voorgenomen bestemming te worden vermeld en de plaats(en) waar de goederen de bijzondere bestemming zullen krijgen.
Vermeld indien van toepassing de naam, het adres en de functie van andere betrokken bedrijven.
Bij tijdelijke invoer moet de eigenaar van de goederen worden vermeld.
10. Economische voorwaarden
In geval van de regeling actieve veredeling moet de aanvrager vermelden waarom aan de economische voorwaarden wordt voldaan door ten minste een van de in het aanhangsel genoemde tweecijfercodes te gebruiken voor elke GN-code die in vak 7 is vermeld.
11. Douanekanto(o)r(en)
a) |
van plaatsing |
b) |
van aanzuivering |
c) |
controlekanto(o)r(en) |
Vermeld het(de) voorgestelde douanekanto(o)r(en).
Opmerking:
Bij bijzondere bestemming hoeft vak 11b niet te worden ingevuld.
12. Identificatie
Vermeld de beoogde identificatiemiddelen door ten minste een van de volgende codes te gebruiken:
1 |
= |
volgnummer of fabricagenummer |
2 |
= |
loodjes, zegels, stempels of andere merktekens |
3 |
= |
inlichtingenblad INF |
4 |
= |
monsters, stalen, tekeningen of technische beschrijvingen |
5 |
= |
analyses |
6 |
= |
inlichtingenblad in bijlage ex 104 (uitsluitend bestemd voor passieve veredeling) |
7 |
= |
andere identificatiemiddelen (geef een toelichting in vak 16 „Aanvullende informatie”) |
8 |
= |
geen identificatiemaatregelen (uitsluitend bestemd voor tijdelijke invoer) |
Opmerking:
Bij de regeling douane-entrepot moet dit vak slechts worden ingevuld indien de douaneautoriteiten dit vragen.
Vak 12 hoeft niet te worden ingevuld bij gebruik van equivalente goederen. In plaats daarvan moeten de aanvullende formulieren worden ingevuld.
13. Aanzuiveringstermijn (maanden)
Vermeld de termijn die naar verwachting nodig zal zijn voor het uitvoeren van de handelingen of voor het gebruik in het kader van de gevraagde douaneregeling(en) (vak 2). De termijn vangt aan wanneer de goederen onder de douaneregeling worden geplaatst en eindigt wanneer de goederen of producten onder een volgende douaneregeling zijn geplaatst, zijn wederuitgevoerd of gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer is verkregen wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht na passieve veredeling.
Opmerking:
Voor goederen met een bijzondere bestemming dient de periode te worden vermeld die nodig zal zijn om de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming te geven of om de goederen aan een andere vergunninghouder over te dragen. Aangezien de termijn in het geval van de regeling douane-entrepot van onbepaalde duur is, hoeft dit vak niet te worden ingevuld.
Bij actieve veredeling: wanneer de aanzuiveringstermijn op een bepaalde datum afloopt voor alle goederen die in een bepaalde periode onder de regeling zijn geplaatst, kan in de vergunning worden bepaald dat de aanzuiveringstermijn automatisch wordt verlengd voor alle goederen die zich op die datum nog onder de regeling bevinden. Indien deze vereenvoudiging wordt aangevraagd, vermeld „artikel 174, lid 2” en geef nadere informatie in vak 16.
14. Soort aangifte
|
Vak 14a: Vermeld het soort aangifte dat zal worden gebruikt om goederen onder de regeling te plaatsen, met behulp van ten minste een van de volgende codes:
|
|
Vak 14b: Vermeld het soort aangifte dat zal worden gebruikt om de regeling aan te zuiveren, met behulp van ten minste een van de volgende codes: Zie vak 14a. |
Opmerking:
Bij de regeling bijzondere bestemming hoeft vak 14 niet te worden ingevuld.
15. Overdracht
Wanneer het de bedoeling is dat rechten en plichten zullen worden overgedragen, geef nadere informatie.
16. Aanvullende informatie
Verstrek in voorkomend geval de volgende aanvullende informatie:
|
Soort zekerheidstelling |
|
Zekerheidstelling (ja/nee) |
|
Douanekantoor van zekerheidstelling |
|
Bedrag zekerheid |
Berekeningswijze:
Duid, in het geval van de regeling actieve veredeling, wanneer er sprake is van een douaneschuld, of het bedrag aan invoerrechten overeenkomstig artikel 86, lid 3, van het wetboek zal worden berekend. (ja/nee)
Aanzuiveringsafrekening
Geldt er ontheffing van het vereiste om een aanzuiveringsafrekening in te dienen? (ja/nee)
Vermeld alle aanvullende informatie die nuttig wordt geacht.
17. Handtekening/datum/naam
Bij gebruik van een aanvullend formulier dient in plaats hiervan alleen het desbetreffende vak (22, 23 of 26) te worden ingevuld.
TITEL II
Toelichtingen bij de aanvullende formulieren
Aanvullend formulier „douane-entrepot”
18. Type entrepot
Vermeld een van de volgende types:
|
Publiek entrepot type I |
|
Publiek entrepot type II |
|
Particulier entrepot |
19. Entrepot of opslagruimten
Nauwkeurige vermelding van de plaats die als douane-entrepot of andere opslagruimte zal worden gebruikt.
20. Termijn voor het overleggen van de voorraadstaat
Stel een termijn voor.
21. Verliespercentage
Geef nadere informatie, indien van toepassing, over verliespercentage(s).
22. Opslag van niet onder de regeling geplaatste goederen
GN-code en omschrijving
Vermeld de achtcijferige GN-code, de handelskwaliteit en de technische kenmerken van de goederen wanneer het voornemen bestaat om gebruik te maken van equivalente goederen of gemeenschappelijke opslagruimte. Indien van toepassing, vermeld de eventuele douaneregeling die op de goederen van toepassing is.
23. Gebruikelijke behandelingen
Vul dit vak in wanneer het voornemen bestaat om gebruikelijke behandelingen te verrichten.
24. Tijdelijke uitslag
Doel:
In te vullen indien het de bedoeling is dat de goederen het entrepot tijdelijk verlaten.
Aanvullend formulier „actieve veredeling”
18. Equivalente goederen
Wanneer het voornemen bestaat om equivalente goederen te gebruiken, vermeld de achtcijferige GN-code, de handelskwaliteit en de technische kenmerken van de equivalente goederen zodat de douaneautoriteiten de noodzakelijke vergelijking kunnen maken tussen de invoergoederen en de equivalente goederen. Met behulp van de codes voor vak 12 kan worden aangegeven welke middelen voor deze vergelijking kunnen worden gebruikt. Indien de equivalente goederen zich in een verder gevorderd productiestadium bevinden dan de invoergoederen, dient dit in vak 21 te worden vermeld.
19. Voorafgaande uitvoer
Wanneer het voornemen bestaat om gebruik te maken van het systeem van voorafgaande uitvoer, dient de termijn te worden vermeld waarbinnen de niet-Uniegoederen voor de regeling moeten worden aangegeven, rekening houdende met de tijd die nodig is voor de aanschaf en het vervoer van de goederen naar de Unie.
20. In het vrije verkeer brengen zonder douaneaangifte
Vermeld „artikel 170, lid 1” wanneer gevraagd wordt dat de veredelingsproducten of goederen die onder de regeling actieve veredeling IM/EX zijn geplaatst, zonder formaliteiten in het vrije verkeer zullen worden gebracht.
21. Aanvullende informatie
Vermeld alle aanvullende informatie die in verband met de vakken 18 tot en met 20 nuttig wordt geacht.
Aanvullend formulier „passieve veredeling”
18. Systeem
Vermeld door middel van de volgende code(s) welk systeem wordt aangevraagd:
1 |
= |
uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer |
2 |
= |
uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer |
3 |
= |
passieve veredeling IM/EX overeenkomstig artikel 223, lid 2, van het wetboek |
19. Vervangende producten
Wanneer het voornemen bestaat om gebruik te maken van het systeem uitwisselingsverkeer (alleen mogelijk in geval van herstellingen), vermeld de achtcijferige GN-code, de handelskwaliteit en de technische kenmerken van de vervangende producten, zodat de douaneautoriteiten de noodzakelijke vergelijking kunnen maken tussen de tijdelijke-uitvoergoederen en de vervangende producten. Met behulp van de codes voor vak 12 kan worden aangegeven welke middelen voor deze vergelijking kunnen worden gebruikt.
20. Niet van toepassing
21. Niet van toepassing
22. Aanvullende informatie
Vermeld alle aanvullende informatie die in verband met de vakken 18 tot en met 21 nuttig wordt geacht.
Wanneer bijvoorbeeld het voornemen bestaat om equivalente goederen te gebruiken, vermeld de achtcijferige GN-code, de handelskwaliteit en de technische kenmerken van de niet-Uniegoederen zodat de douaneautoriteiten de noodzakelijke vergelijking kunnen maken tussen de tijdelijk uitgevoerde goederen en de equivalente goederen. Met behulp van de codes voor vak 12 kan worden aangegeven welke middelen voor deze vergelijking kunnen worden gebruikt.
Aanhangsel
Codes economische voorwaarden
(Artikel 211, leden 3 en 4, van het wetboek)
Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van het werkprogramma voor het douanewetboek van de Unie moeten de volgende codes van economische voorwaarden worden gebruikt voor het aanvragen van een vergunning voor actieve veredeling:
|
verwerking van niet in bijlage 71-02 opgenomen goederen (code 01); |
|
herstellingen (code 30.4); |
|
verwerking van direct of indirect ter beschikking van de vergunninghouder gestelde goederen, volgens de aanwijzingen en voor rekening van een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon, doorgaans alleen tegen betaling van de kosten van de verwerking (code 30.2); |
|
verwerking van harde tarwe tot deegwaren (code 30.6); |
|
plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling binnen de grenzen van de hoeveelheid die is vastgesteld op basis van een balans overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 510/2014 van de Raad (code 31); |
|
verwerking van in bijlage 71-02 opgenomen goederen in een van de volgende situaties:
|
|
verwerking van goederen om deze in overeenstemming te brengen met technische vereisten zodat ze in het vrije verkeer kunnen worden gebracht (code 40); |
|
verwerking van goederen zonder handelskarakter (code 30.1); |
|
verwerking van goederen verkregen in het kader van een eerdere vergunning, die is afgegeven na onderzoek van de economische voorwaarden (code 30.5); |
|
verwerking van vaste en vloeibare fracties van palmolie, kokosolie, vloeibare fracties van kokosolie, palmpittenolie, vloeibare fracties van palmpittenolie, babassunotenolie of ricinusolie (castorolie) tot producten die niet bestemd zijn voor de voedingssector (code 41); |
|
verwerking tot producten die bestemd zijn om te worden ingebouwd in of gebruikt voor burgerluchtvaartuigen waarvoor een luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven (code 42); |
|
verwerking tot producten die in aanmerking komen voor de autonome schorsing van invoerrechten op bepaalde wapens en militaire uitrusting overeenkomstig Verordening (EG) nr. 150/2003 van de Raad (code 43); |
|
verwerking van goederen tot stalen en monsters (code 44); |
|
verwerking van alle soorten elektronische componenten, onderdelen, voorgemonteerde delen of andere materialen in informatietechnologieproducten (code 45); |
|
verwerking van goederen die onder de GN-codes 2707 of 2710 vallen, tot producten die onder de GN-codes 2707, 2710 of 2902 vallen (code 46); |
|
verwerking tot resten en afvallen, vernietiging, terugwinning van delen of bestanddelen (code 47); |
|
denaturering (code 48); |
|
de in artikel 220 van het wetboek bedoelde gebruikelijke behandelingen (code 30.3); |
|
de totale waarde van onder de regeling actieve veredeling te plaatsen goederen per aanvrager en kalenderjaar voor iedere achtcijferige GN-code is niet hoger dan 150 000 EUR voor goederen die onder bijlage 71-02 vallen en niet hoger dan 300 000 EUR voor andere goederen, behalve wanneer de goederen die bestemd zijn om onder de regeling actieve veredeling te worden geplaatst, onderworpen zouden zijn aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij werden aangegeven voor het vrije verkeer (code 49). |
BIJLAGE 13
INLICHTINGENBLADEN
In het aanhangsel is een concordantietabel opgenomen
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
TOELICHTING
A. Algemeen
1. |
Het deel van het blad waarop de inlichtingen worden gevraagd (vakken 1 tot en met 7), wordt door de vergunninghouder ingevuld of door het kantoor dat de inlichtingen nodig heeft. |
2. |
Het formulier moet in duidelijk leesbaar en onuitwisbaar schrift worden ingevuld, bij voorkeur met de schrijfmachine. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen in voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, zo nodig, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door degene die het formulier heeft ingevuld, en door het douanekantoor worden geviseerd. |
B. Toelichting bij de hierna genoemde vakken
1. |
Vermeld naam, adres en lidstaat. Deze rubriek hoeft niet te worden ingevuld wanneer de aanvraag wordt ingediend door het douanekantoor van de lidstaat die de inlichtingen vraagt. |
2. |
Vermeld naam, adres en lidstaat van het douanekantoor waaraan de aanvraag wordt gericht. |
4. |
Vermeld naam, adres en lidstaat van het douanekantoor dat de inlichtingen vraagt. Dit vak wordt niet ingevuld wanneer het de vergunninghouder is die om inlichtingen verzoekt. |
5. |
Vermeld het aantal, de aard, de merken en nummers van de colli. Bij onverpakte goederen moet het aantal artikelen worden vermeld dan wel, in voorkomend geval, „los gestort”. Vermeld de gebruikelijke handelsbenaming van de goederen of hun omschrijving in het douanetarief. |
6. |
De nettohoeveelheid moet worden uitgedrukt in metrieke eenheden: kg, liter, vierkante meter enz. |
9. |
De bedragen moeten in euro of nationale valuta worden vermeld. De lidstaat waar de producten in het vrije verkeer worden gebracht, gebruikt voor de omrekening van het op het inlichtingenblad vermelde bedrag de wisselkoers die van toepassing is om de douanewaarde vast te stellen. Voor de valuta's worden de volgende afkortingen gebruikt:
|
10. |
Hier kunnen bijvoorbeeld fiscale heffingen worden vermeld. |
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
TOELICHTING
A. Algemeen
1. |
De vakken 1 tot en met 8 moeten door de vergunninghouder worden ingevuld. |
2. |
Het formulier moet in duidelijk leesbaar en onuitwisbaar schrift worden ingevuld, bij voorkeur met de schrijfmachine. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen in voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, zo nodig, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door degene die het formulier heeft ingevuld, en worden geviseerd door het douanekantoor dat het heeft afgegeven. |
B. Toelichting bij de hierna genoemde vakken
1/2. |
Vermeld naam, adres en lidstaat. Vermeld in het geval van een rechtspersoon ook de naam van een verantwoordelijke medewerker. |
6/13. |
De nettohoeveelheid moet worden uitgedrukt in metrieke eenheden: kg, liter, vierkante meter enz. |
15. |
Voor de valuta's worden de volgende afkortingen gebruikt:
|
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
TOELICHTING
A. Algemeen
1. |
De vakken 1 tot en met 8 moeten door de vergunninghouder worden ingevuld. |
2. |
Het formulier moet in duidelijk leesbaar en onuitwisbaar schrift worden ingevuld, bij voorkeur met de schrijfmachine. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen in voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, zo nodig, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door degene die het formulier heeft ingevuld, en worden geviseerd door het douanekantoor dat het heeft afgegeven. |
B. Toelichting bij de hierna genoemde vakken
1/2. |
Vermeld naam, adres en lidstaat. Vermeld in het geval van een rechtspersoon ook de naam van een verantwoordelijke medewerker. |
6/12. |
De nettohoeveelheid moet worden uitgedrukt in metrieke eenheden: kg, liter, vierkante meter enz. |
14. |
Voor de valuta's worden de volgende afkortingen gebruikt:
|
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
TOELICHTING
A. Algemeen
1. |
Het formulier moet in duidelijk leesbaar en onuitwisbaar schrift worden ingevuld, bij voorkeur met de schrijfmachine. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen in voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, zo nodig, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door degene die het formulier heeft ingevuld, en worden geviseerd door het douanekantoor dat vak 16 invult. |
2. |
De vakken 1 tot en met 15 moeten door de vergunninghouder worden ingevuld. |
B. Toelichting bij de hierna genoemde vakken
1. |
Vermeld naam, adres en lidstaat. Vermeld in het geval van een rechtspersoon ook de naam van een verantwoordelijke medewerker. |
3. |
Vermeld naam, adres en lidstaat. |
6. |
Vermeld het nummer en de datum van de vergunning en de naam van de douaneautoriteiten die deze hebben afgegeven. |
10. |
Geef een nauwkeurige omschrijving van de veredelingsproducten volgens hun gebruikelijke handelsbenaming of volgens het douanetarief. |
11. |
Vermeld de tariefpost of -onderverdeling van de in de vergunning genoemde veredelingsproducten. |
12. |
Geef een nauwkeurige omschrijving van de goederen volgens hun gebruikelijke handelsbenaming of volgens het douanetarief. Deze omschrijving dient overeen te stemmen met die in het uitvoerdocument. Indien de goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, vermeld „AV-goederen” en, in voorkomend geval, het nummer van het inlichtingenblad INF1. |
14. |
Vermeld de nettohoeveelheid in metrieke eenheden (kg, liter, vierkante meter enz.). |
15. |
Vermeld de statistische waarde op het tijdstip waarop de uitvoeraangifte is ingediend, voorafgegegaan door de valutacode:
|
Aanhangsel
(1) Algemene aantekeningen
1.1. Het inlichtingenblad stemt overeen met het model in deze bijlage en wordt gedrukt op wit, houtvrij papier, zo gelijmd dat het goed te beschrijven is, en met een gewicht van 40 à 65 g/m2.
1.2. De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm.
1.3. De douanediensten zijn verantwoordelijk voor het drukken van het formulier. Elk formulier wordt voorzien van de afkorting van de lidstaat van afgifte volgens de ISO-tweelettercode, waarna het volgnummer wordt geplaatst.
1.4. De formulieren worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Unie. Het douanekantoor dat de informatie moet verstrekken of dat de informatie moet gebruiken, kan om een vertaling verzoeken van de gegevens in de hem overgelegde documenten in de officiële taal of talen van de douanedienst.
(2) Gebruik van de inlichtingenbladen
2.1. Gemeenschappelijke bepalingen
a) |
Het douanekantoor dat het inlichtingenblad afgeeft kan, naast de op het blad gevraagde gegevens, andere gegevens verstrekken. Wanneer op het inlichtingenblad niet voldoende ruimte is, kunnen deze aanvullende gegevens op een apart blad worden vermeld dat bij het inlichtingenblad wordt gevoegd. De bijvoeging van het extra blad wordt op het inlichtingenblad vermeld. |
b) |
Het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd, kan later worden gevraagd de echtheid van het blad en de juistheid van de daarin vermelde gegevens te bevestigen. |
c) |
In geval van opeenvolgende zendingen kan het vereiste aantal inlichtingenbladen worden opgesteld voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling zijn geplaatst. Het eerste inlichtingenblad kan door andere inlichtingenbladen worden vervangen of, wanneer slechts één inlichtingenblad wordt gebruikt, kan het douanekantoor waarvoor het blad werd geviseerd op het eerste blad de hoeveelheid goederen vermelden. Indien er op het blad niet voldoende ruimte is, kan een apart blad worden bijgevoegd — dit wordt dan op het eerste blad vermeld. |
d) |
De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat voor driehoeksverkeer dat betrekking heeft op een groot aantal (be)handelingen, een samenvattend inlichtingenblad wordt opgesteld over de totale hoeveelheid goederen die in een bepaalde periode zijn in- of uitgevoerd. |
e) |
In buitengewone omstandigheden kan het inlichtingenblad achteraf worden afgegeven, maar niet nadat de termijn gedurende welke documenten moeten worden bewaard, is verstreken. |
f) |
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een inlichtingenblad kan de marktdeelnemer het douanekantoor dat het document heeft geviseerd, om een duplicaat verzoeken. Het origineel en de kopieën van het aldus afgegeven inlichtingenblad worden voorzien van een van de volgende vermeldingen:
|
2.2. Specifieke bepalingen
2.2.2.
a) |
Het inlichtingenblad INF1 (hierna INF1 genoemd) kan worden gebruikt om inlichtingen te verstrekken over:
|
b) |
Het INF1 wordt opgesteld in een origineel en twee kopieën. Het origineel en een kopie van het INF1 worden naar het controlekantoor gezonden en een kopie wordt bewaard door het douanekantoor dat het INF1 heeft geviseerd. Het controlekantoor verstrekt de in de vakken 8, 9 en 11 van het INF1 in te vullen gegevens, viseert het, behoudt een kopie en geeft het origineel terug. |
c) |
Wanneer gevraagd wordt dat de veredelingsproducten of de goederen in ongewijzigde staat bij een ander douanekantoor dan het kantoor van plaatsing in het vrije verkeer worden gebracht, vraagt dit douanekantoor het controlekantoor met behulp van het INF1 te vermelden:
|
d) |
Wanneer de onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) verkregen veredelingsproducten een andere douanebestemming krijgen op grond waarvan de invoerrechten kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en voor deze producten een nieuwe vergunning actieve veredeling wordt aangevraagd, kunnen de douaneautoriteiten die deze vergunning afgeven, het INF1 gebruiken om het te heffen bedrag aan invoerrechten of het eventuele bedrag van de douaneschuld vast te stellen. |
e) |
Wanneer de aangifte voor het vrije verkeer betrekking heeft op veredelingsproducten die uit invoergoederen of goederen in ongewijzigde staat zijn verkregen waarop, ten tijde van de plaatsing onder de regeling (schorsingssysteem) handelspolitieke maatregelen van toepassing waren en deze maatregelen nog steeds van toepassing zijn, vraagt het douanekantoor dat de aangifte aanvaardt en dat het INF1 viseert, het controlekantoor om de nodige gegevens voor de toepassing van die handelspolitieke maatregelen. |
f) |
Wanneer gevraagd wordt goederen in het vrije verkeer te brengen in het geval van een INF1 dat wordt opgesteld om het bedrag van de zekerheid vast te stellen, kan hetzelfde INF1 worden gebruikt, mits:
|
2.2.3.
a) |
Het inlichtingenblad INF9 (hierna INF9 genoemd) kan worden gebruikt wanneer veredelingsproducten een andere douanebestemming krijgen in het kader van het driehoeksverkeer (IM/EX). |
b) |
Het INF9 wordt opgesteld in een origineel en drie kopieën voor de hoeveelheden onder de regeling geplaatste invoergoederen. |
c) |
Het kantoor van plaatsing viseert vak 11 van het INF9 en vermeldt welke identificatiemiddelen worden gebruikt of welke maatregelen zijn genomen om het gebruik van equivalente goederen te controleren (bijvoorbeeld monsters, stalen, tekeningen, technische beschrijvingen, analyses). Het kantoor van plaatsing zendt de derde kopie naar het controlekantoor en geeft het origineel en de andere kopieën aan de aangever terug. |
d) |
Het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF9 worden bij de aangifte tot aanzuivering van de regeling gevoegd. Het kantoor van aanzuivering vermeldt de hoeveelheid veredelingsproducten en de datum van aanvaarding. Dit kantoor zendt de tweede kopie terug naar het controlekantoor, geeft het origineel terug aan de aangever en behoudt de eerste kopie. |
2.2.4.
a) |
Het inlichtingenblad INF5 (hierna INF5 genoemd) kan worden gebruikt wanneer uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten worden uitgevoerd in het kader van het driehoeksverkeer met voorafgaande uitvoer (EX/IM). |
b) |
Het INF5 wordt opgesteld in een origineel en drie kopieën voor de hoeveelheid invoergoederen die met de hoeveelheid uitgevoerde veredelingsproducten overeenstemt. |
c) |
Het douanekantoor dat de uitvoeraangifte aanvaardt, viseert vak 9 van het INF5 en geeft het origineel en de drie kopieën aan de aangever terug. |
d) |
Het douanekantoor van uitgang vult vak 10 in, zendt de derde kopie naar het controlekantoor en geeft het origineel en de andere kopieën terug aan de aangever. |
e) |
Wanneer harde tarwe van GN-code 1001 10 00 tot deegwaren wordt verwerkt van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19, kan de in vak 2 van het INF5 te vermelden naam van de importeur die gemachtigd is de invoergoederen onder de regeling te plaatsen, worden ingevuld nadat het INF5 is overgelegd aan het douanekantoor waar de uitvoeraangifte werd ingediend. Deze informatie wordt op het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF5 vermeld voordat de aangifte tot plaatsing van de invoergoederen onder de regeling wordt ingediend. |
f) |
Bij de aangifte tot plaatsing onder de regeling moeten het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF5 worden gevoegd. Het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling wordt ingediend, vermeldt op het origineel en de eerste en tweede kopie van het INF5 de hoeveelheid invoergoederen die onder de regeling wordt geplaatst en de datum van aanvaarding van de aangifte. Dit kantoor zendt de tweede kopie terug aan het controlekantoor, geeft het origineel terug aan de aangever en behoudt de eerste kopie. |
2.2.7.
a) |
Het inlichtingenblad INF2 (hierna INF2 genoemd) kan worden gebruikt wanneer veredelingsproducten of vervangende producten in het kader van het driehoeksverkeer worden ingevoerd. |
b) |
Het INF2 wordt opgesteld in een origineel en een kopie voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling wordt geplaatst. |
c) |
Het verzoek om de afgifte van het INF2 betekent dat de vergunninghouder ermee instemt dat het recht op gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten wordt overgedragen aan degene die de veredelingsproducten of vervangende producten in het kader van het driehoeksverkeer invoert. |
d) |
Het kantoor van plaatsing viseert het origineel en de kopie van het INF2. Het behoudt de kopie en geeft het origineel aan de aangever terug. Het vermeldt in vak 16 de middelen waarmee de tijdelijk uitgevoerde goederen worden geïdentificeerd. Wanneer stalen of monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van tekeningen of technische beschrijvingen, waarmerkt dit kantoor deze stalen, monsters, tekeningen of technische beschrijvingen door het aanbrengen van de douaneverzegeling van het kantoor, hetzij op deze voorwerpen zelf indien hun aard dit toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze niet kan worden verbroken zonder sporen achter te laten. Een etiket met het stempel van het kantoor en referentiegegevens van de uitvoeraangifte worden op zodanige wijze op de stalen, monsters, tekeningen of technische beschrijvingen aangebracht dat zij niet door andere kunnen worden vervangen. De gewaarmerkte en verzegelde stalen, monsters, tekeningen of technische beschrijvingen worden aan de exporteur teruggegeven, die deze bij de wederinvoer van de veredelingsproducten of de vervangende producten met ongeschonden verzegeling moet voorleggen. Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten pas bekend zullen zijn nadat het kantoor van plaatsing het INF2 heeft geviseerd, wordt het document met de resultaten van deze analyse aan de exporteur gegeven in een envelop die niet kan worden geopend zonder dat dit sporen achterlaat. |
e) |
Het kantoor van uitgang vermeldt op het origineel dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten en geeft dit terug aan de persoon die het heeft voorgelegd. |
f) |
De importeur van de veredelingsproducten of de vervangende producten legt het origineel van het INF2 en, in voorkomend geval, de identificatiemiddelen aan het kantoor van aanzuivering voor. |
Aanhangsel
Concordantietabel voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen (INF)
DEEL A
Gegevenselementen zoals bedoeld in bijlage 71-05 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
Vaknummer van het (de) relevante inlichtingenblad(en) |
Vergunningnummer (V) |
3 van INF9, 3 van INF5 en 6 van INF2 |
Persoon die het verzoek doet (V) |
1 van INF9, 1 van INF5 en 1 van INF2 |
INF-nummer (V) |
Specifiek vak |
Controlekantoor (V) |
9 van INF9, 7 van INF5 en 9 van INF2 |
Douanekantoor dat gebruikmaakt van de INF-gegevenselementen (O) |
10 van INF9, 8 van INF5 en 20 van INF2 |
Omschrijving van de goederen die onder de INF vallen (V) |
4 van INF9, 4 van INF5 en 12 van INF2 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
5, 6, 19 van INF9, 5, 6 en 18 van INF5 en 13, 14 en 15 van INF2 |
Omschrijving van de veredelingsproducten die onder de INF vallen (V) |
7 van INF9, 18 van INF5 en 10 van INF2 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde van de veredelingsproducten (V) |
8, 19 van INF9, 18 van INF5 en 11, 21 van INF2 |
Gegevens van de douaneaangifte(n) waarmee de goederen onder de bijzondere regeling zijn geplaatst (O) |
11 van INF9, 11 van INF5 en 16, 17 van INF2 |
MRN (O) |
19 van INF9, 18 van INF5 en 21 van INF2 |
Opmerkingen (O) |
19 van INF9, 18 van INF5 en 21 van INF2 |
Specifieke gegevenselementen AV |
Vaknummer van het (de) relevante inlichtingenblad(en) |
Indien een douaneschuld ontstaat, wordt het bedrag aan invoerrechten berekend in overeenstemming met artikel 86, lid 3, van het wetboek (O) |
19 van INF9 |
Equivalente goederen (O) |
11 van INF9 |
Voorafgaande uitvoer (O) |
9, 10 van INF5 |
AV IM/EX |
|
De douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling actieve veredeling werd aanvaard (O) |
11 van INF9 |
Noodzakelijke gegevens voor de toepassing van handelspolitieke maatregelen (O) |
19 van INF9 |
Uiterste datum voor aanzuivering (O) |
11 van INF9 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
4, 5, 6 11, 19 van INF9 |
De aanzuiveringsaangifte werd aanvaard (O) |
12 van INF9 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
8, 13, 14, 15, 18, 19 van INF9 |
Datum van uitgang en resultaat bij uitgang (O) |
19 van INF9 |
AV EX/IM |
|
De uitvoeraangifte in het kader van AV EX/IM werd aanvaard (O) |
9 van INF5 |
Noodzakelijke gegevens voor de toepassing van handelspolitieke maatregelen (O) |
18 van INF5 |
Uiterste datum voor de plaatsing van niet-Uniegoederen, die zijn vervangen door equivalente goederen, onder de regeling actieve veredeling (O) |
9 van INF5 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
4, 5, 6 van INF5 |
Datum van uitgang en resultaat bij uitgang |
10 van INF5 |
Datum van plaatsing van niet-Uniegoederen, die zijn vervangen door equivalente goederen, onder de regeling actieve veredeling (O) |
11 van INF5 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
12, 13, 14, 17 van INF5 |
Specifieke gegevenselementen PV |
Vaknummer van het (de) relevante inlichtingenblad(en) |
PV EX/IM |
|
Land van veredeling (O) |
5 van INF2 |
Lidstaat van wederinvoer (O) |
4 van INF2 |
Equivalente goederen (O) |
21 van INF2 |
Douaneaangifte PV-nummer (V) |
16 van INF2 |
Identificatie van de goederen (V) |
16 van INF2 |
GN-code, nettohoeveelheid (V) |
13, 14, 15 van INF5 |
Uiterste datum voor de wederinvoer van de veredelingsproducten (V) |
16 van INF2 |
Resultaat bij uitgang (V) |
17 van INF2 |
Datum van wederinvoer van de veredelingsproducten (V) |
20 van INF2 |
Gegevens van de douaneaangifte(n) voor het in het vrije verkeer brengen (O) |
20 van INF2 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
20 van INF2 |
DEEL B
Gegevenselementen zoals bedoeld in deel B van bijlage 71-05 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 |
Vaknummer van het (de) relevante inlichtingenblad(en) |
Soort verzoek (V) |
3 van INF1 |
De bevoegde douaneautoriteit zoals bedoeld in artikel 101, lid 1, van het wetboek (V) |
4 van INF1 |
Vergunningnummer (V) |
1 van INF1 |
HPM (O) |
4 van INF1 |
Controlekantoor dat het verzoek ontvangt (V) |
2 van INF1 |
Omschrijving van de goederen of veredelingsproducten waarvoor de INF wordt gevraagd (V) |
5 van INF1 |
GN-code, nettohoeveelheid, waarde (V) |
6, 7 en 15 van INF 1 |
MRN (O) |
|
Opmerkingen (O) |
15 van INF1 |
Het controlekantoor dat het verzoek ontvangt, dient de volgende gegevenselementen beschikbaar te maken:
Specifieke gegevenselementen AV IM/EX |
Vaknummer van het (de) relevante inlichtingenblad(en) |
Het bedrag aan invoerrechten dat moet worden geboekt en aan de schuldenaar moet worden meegedeeld in overeenstemming met artikel 86, lid 3, van het wetboek (O) |
9 van INF1 |
Noodzakelijke gegevens voor de toepassing van handelspolitieke maatregelen (O) |
8 van INF1 |
INF-nummer (V) |
Specifiek vak |
MRN (O) |
15 van INF1 |