Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 41998A0716(01)

Verdrag, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken - Verklaring bij de notulen van de Raad, die is aangenomen tijdens de zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 28 en 29 mei 1998, waarin het verdrag betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken is vastgesteld

PB C 221 van 16.7.1998, p. 2–18 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document Date of entry into force unknown (pending notification) or not yet in force.

41998A0716(01)

Verdrag, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken - Verklaring bij de notulen van de Raad, die is aangenomen tijdens de zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 28 en 29 mei 1998, waarin het verdrag betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken is vastgesteld

Publicatieblad Nr. C 221 van 16/07/1998 blz. 0002 - 0018


BIJLAGE

VERDRAG, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN, lidstaten van de Europese Unie,

ONDER VERWIJZING NAAR de akte van de Raad van 28 mei 1998 tot vaststelling, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het verdrag betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken,

WENSEND bevoegdheidsregels voor de rechterlijke instanties van de lidstaten vast te stellen betreffende rechtsvorderingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk,

ZICH BEWUST VAN het belang bevoegdheidsregels vast te stellen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten naar aanleiding van een rechtsvordering om de huwelijksband te ontbinden of te slaken,

WENSEND de formaliteiten voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van deze rechterlijke beslissingen in de Europese ruimte te vereenvoudigen,

INDACHTIG de beginselen die ten grondslag liggen aan het verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel op 27 september 1968,

OVERWEGENDE dat, uit hoofde van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in de overeenkomsten die worden opgesteld op grond van artikel K.3 van voornoemd Verdrag, kan worden bepaald dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bevoegd is om de bepalingen van die overeenkomsten uit te leggen, volgens regelingen die in die overeenkomsten kunnen worden omschreven,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

1. Dit verdrag is van toepassing op:

a) burgerlijke rechtsvorderingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk;

b) burgerlijke rechtsvorderingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten ter gelegenheid van de onder a) bedoelde rechtsvorderingen betreffende het huwelijk.

2. Met gerechtelijke procedures worden gelijkgesteld de andere in een lidstaat officieel erkende procedures. Onder "rechter" en "rechterlijke instantie" worden alle terzake bevoegde instanties in de lidstaten verstaan.

TITEL II RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk

1. Ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk zijn bevoegd de rechterlijke instanties van de lidstaat:

a) op het grondgebied waarvan

- de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben, of

- zich de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten bevindt indien een van hen daar nog verblijft, of

- de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft, of

- in geval van een gemeenschappelijk verzoek, zich de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten bevindt, of

- zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt indien hij daar sedert ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek verblijft,

- zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt indien hij daar sedert ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek verblijft, en ofwel onderdaan van de betrokken lidstaat is, ofwel daar zijn "woonplaats" heeft;

b) waarvan beide echtgenoten de nationaliteit hebben of waar zij op duurzame wijze hun "woonplaats" hebben gevestigd.

2. Elke lidstaat geeft in een verklaring bij de in artikel 47, lid 2, bedoelde kennisgeving aan of hij het in lid 1 bedoelde criterium van nationaliteit of "woonplaats" zal toepassen.

3. In dit verdrag wordt onder "woonplaats" hetzelfde verstaan als in de rechtsstelsels van het Verenigd Koninkrijk en Ierland onder "domicile".

Artikel 3 Ouderlijke verantwoordelijkheid

1. De rechterlijke instanties van een lidstaat zijn, in de uitoefening van hun bevoegdheid overeenkomstig artikel 2 ter zake van een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een gemeenschappelijk kind van de echtgenoten dat gewoonlijk in die lidstaat verblijft.

2. Indien het kind niet gewoonlijk in de in lid 1 bedoelde lidstaat verblijft, zijn de rechterlijke instanties van die lidstaat bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, mits het kind gewoonlijk in een van de lidstaten verblijft en

a) ten minste een van de echtgenoten de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt en

b) de bevoegdheid van de rechterlijke instanties door de echtgenoten is aanvaard en door het belang van het kind gerechtvaardigd wordt.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde instanties zijn bevoegd:

a) totdat de beslissing houdende toewijzing of afwijzing van het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk definitief is geworden, of

b) ingeval een procedure over de ouderlijke verantwoordelijkheid aanhangig is op het onder a) bedoelde tijdstip, totdat een beslissing in die procedure definitief is geworden, of

c) totdat de onder a) en b) bedoelde procedures om een andere reden een einde hebben genomen.

Artikel 4 Ontvoering van kinderen

De bevoegde rechterlijke instanties in de zin van artikel 3 oefenen hun bevoegdheid uit overeenkomstig het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, inzonderheid de artikelen 3 en 16.

Artikel 5 Tegenvorderingen

De rechterlijke instantie waarbij het bodemgeschil op grond van de artikelen 2 tot en met 4 aanhangig is, is ook bevoegd om kennis te nemen van tegenvorderingen die onder dit verdrag vallen.

Artikel 6 Omzetting van de scheiding van tafel en bed in echtscheiding

Onverminderd artikel 2 is de rechterlijke instantie van een lidstaat die een beslissing inzake scheiding van tafel en bed heeft gegeven, ook bevoegd om die scheiding om te zetten in echtscheiding, indien de wet van die lidstaat daarin voorziet.

Artikel 7 Exclusieve aard van de bevoegdheden van de artikelen 2 tot en met 6

Een echtgenoot die

a) zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, of

b) onderdaan is van een lidstaat, dan wel zijn "woonplaats" op het grondgebied van een lidstaat heeft in de zin van artikel 2, lid 2,

kan alleen krachtens de artikelen 2 tot en met 6 voor de rechterlijke instanties van een andere lidstaat worden gedaagd.

Artikel 8 Residuele bevoegdheden

1. Voorzover geen rechterlijke instantie van een lidstaat krachtens de artikelen 2 tot en met 6 bevoegd is, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat beheerst door de wet van die staat.

2. Een onderdaan van een lidstaat die zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een andere lidstaat kan, evenals de onderdanen van die staat, een beroep doen op de daar geldende bevoegdheidsregels tegenover een verweerder die zijn gewone verblijfplaats niet op het grondgebied van een lidstaat heeft en die niet in de zin van artikel 2, lid 2, de nationaliteit van of zijn "woonplaats" in een lidstaat heeft.

AFDELING 2 TOETSING VAN DE BEVOEGDHEID EN DE ONTVANKELIJKHEID

Artikel 9 Toetsing van de bevoegdheid

De rechterlijke instantie van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor krachtens dit verdrag niet deze rechterlijke instantie, maar een rechterlijke instantie van een andere lidstaat bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 10 Toetsing van de ontvankelijkheid

1. Wanneer de verweerder niet verschijnt, is de bevoegde rechterlijke instantie verplicht haar uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

2. Het bepaalde in artikel 19 van het Verdrag van 26 mei 1997 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van de Europese Unie van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken wordt toegepast in plaats van het bepaalde in lid 1, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt, overeenkomstig het bepaalde in dat verdrag moest geschieden.

AFDELING 3 AANHANGIGHEID EN ONDERLING AFHANKELIJKE VORDERINGEN

Artikel 11

1. Wanneer bij rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

2. Wanneer bij rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk aanhangig zijn die niet hetzelfde onderwerp betreffen, houdt de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

3. Wanneer de bevoegdheid van de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verwijst de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, partijen naar die rechterlijke instantie.

In dat geval kan de partij die de vordering aanhangig heeft gemaakt bij de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, de vordering aanhangig maken bij de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst is aangebracht.

AFDELING 4 VOORLOPIGE EN BEWARENDE MAATREGELEN

Artikel 12

In spoedeisende gevallen staan de bepalingen van dit verdrag er niet aan in de weg dat de rechterlijke instanties van een lidstaat betreffende de personen of de goederen die zich in die staat bevinden voorlopige of bewarende maatregelen nemen waarin de wetgeving van die lidstaat voorziet, zelfs indien een rechterlijke instantie van een andere lidstaat krachtens dit verdrag bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.

TITEL III ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING

Artikel 13 Omschrijving van het begrip "beslissing"

1. In dit verdrag wordt onder "beslissing" verstaan een door een rechter van een lidstaat uitgesproken echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, alsmede een ter gelegenheid daarvan gegeven beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid van de echtgenoten, ongeacht de benaming van die beslissing, zoals arrest, vonnis of beschikking.

2. De bepalingen van deze titel zijn ook van toepassing op het bepalen van de hoogte van de proceskosten uit hoofde van procedures die zijn aangespannen krachtens dit verdrag, en op de tenuitvoerlegging van elke beslissing over die kosten.

3. Voor de toepassing van dit verdrag worden authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een lidstaat, en gerechtelijke schikkingen die in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de lidstaat van herkomst, onder dezelfde voorwaarden erkend en uitvoerbaar verklaard als de in lid 1 bedoelde beslissingen.

AFDELING 1 ERKENNING

Artikel 14 Erkenning van een beslissing

1. De in een lidstaat gegeven beslissingen worden in de andere lidstaten erkend zonder vorm van proces.

2. Inzonderheid is er, onverminderd lid 3, geen bijzondere procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen overeenkomstig een in een andere lidstaat gegeven beslissing houdende echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, waartegen volgens de wet van de lidstaat geen beroep meer openstaat.

3. Elke belanghebbende kan overeenkomstig de procedures van de afdelingen 2 en 3 van deze titel verzoeken dat de beslissing al dan niet wordt erkend.

4. Indien de erkenning van een beslissing voor de rechter van een lidstaat bij wege van tussenvordering wordt opgeworpen, kan die rechter uitspraak doen.

Artikel 15 Weigeringsgronden

1. Een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk wordt niet erkend:

a) indien de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of meegedeeld, tenzij vaststaat dat hij ondubbelzinnig met de beslissing instemt;

c) indien zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

d) indien zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of een niet-lidstaat tussen dezelfde partijen is gegeven, mits de vroegere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

2. Een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid van de echtgenoten die is gegeven ter gelegenheid van een rechtsvordering betreffende het huwelijk als bedoeld in artikel 13, wordt niet erkend:

a) indien de erkenning, gelet op het belang van het kind, kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) behalve in spoedeisende gevallen, indien zij is gegeven zonder dat het kind, in strijd met de fundamentele procesregels van de aangezochte lidstaat, de gelegenheid heeft gekregen te worden gehoord;

c) indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is betekend of meegedeeld, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinning met de beslissing instemt;

d) ten verzoeke van eenieder die beweert dat de beslissing in de weg staat aan de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, indien zij is gegeven zonder dat die persoon de gelegenheid heeft gekregen te worden gehoord;

e) indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de aangezochte lidstaat is gegeven; of

f) indien zij onverenigbaar is met een latere beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, die is gegeven in een andere lidstaat of in de niet-lidstaat van de gewone verblijfplaats van het kind, mits die latere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

Artikel 16 Niet-erkenning en feitelijke overwegingen

1. De beslissingen worden eveneens niet erkend indien het in artikel 43 bedoelde geval zich voordoet.

2. In het in lid 1 bedoelde geval is de aangezochte rechter, bij de toetsing of de bevoegdheidsregels niet zijn geschonden, gebonden aan de feitelijke overwegingen op grond waarvan de rechter van de lidstaat van herkomst zijn bevoegdheid heeft aangenomen.

3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 mag de bevoegdheid van de rechter van de lidstaat van herkomst niet worden getoetst. De bevoegdheidsregels in de artikelen 2 tot en met 8 betreffen niet de openbare orde als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder a), en lid 2, onder a).

Artikel 17 Verschillen in de toepasselijke wet

De erkenning van een beslissing ter zake van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk kan niet worden geweigerd omdat zij volgens de wet van de aangezochte lidstaat niet op dezelfde gronden gegeven had kunnen zijn.

Artikel 18 Geen onderzoek van de juistheid

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de beslissing.

Artikel 19 Aanhouding van de uitspraak

1. De rechterlijke instantie van een lidstaat, waarbij de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing wordt ingeroepen, kan haar uitspraak aanhouden, indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is aangewend.

2. De rechterlijke instantie van een lidstaat, waarbij de erkenning wordt ingeroepen van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de lidstaat van herkomst is geschorst, kan haar uitspraak aanhouden.

AFDELING 2 TENUITVOERLEGGING

Artikel 20 Uitvoerbare beslissingen

1. De beslissingen inzake de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid over een gemeenschappelijk kind van de partijen, welke in een lidstaat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, worden in een andere lidstaat ten uitvoer gelegd, nadat zij aldaar, op verzoek van een belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard.

2. In het Verenigd Koninkrijk worden deze beslissingen in Engeland en Wales, in Schotland of in Noord-Ierland echter eerst ten uitvoer gelegd na op verzoek van een belanghebbende partij in het betrokken deel van het Verenigd Koninkrijk voor tenuitvoerlegging geregistreerd te zijn.

Artikel 21 Relatief bevoegde rechterlijke instantie

1. Het verzoek wordt gericht:

- in België, tot de rechtbank van eerste aanleg of "tribunal de première instance" of "erstinstanzliches Gericht";

- in Denemarken, tot de "byret fogedret";

- in de Bondsrepubliek Duitsland, tot het "Familiengericht";

- in Griekenland, tot de "ÌïíïìåëÝò Ðñùôïäéêåßï";

- in Spanje, tot de "Juzgado de Primera Instancia";

- in Frankrijk, tot de president van het "tribunal de grande instance";

- in Ierland, tot het "High Court";

- in Italië, tot het "corte d'appello";

- in Luxemburg, tot de president van het "tribunal d'arrondissement";

- in Nederland, tot de president van de arrondissementsrechtbank;

- in Oostenrijk, tot het "Bezirksgericht";

- in Portugal, tot het "tribunal de Comarca" of het "tribunal de família";

- in Finland, tot het "käräjäoikeus" of "tingsrätt";

- in Zweden, tot de "Svea hovrätt";

- in het Verenigd Koninkrijk:

a) in Engeland en Wales, tot het "High Court of Justice";

b) in Schotland, tot het "Court of Session";

c) in Noord-Ierland, tot het "High Court of Justice".

2. a) De relatief bevoegde rechterlijke instantie voor een verzoek tot tenuitvoerlegging is die van de gewone verblijfplaats van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de gewone verblijfplaats van een kind waarop het verzoek betrekking heeft.

b) Indien geen van de onder a) bedoelde plaatsen in de aangezochte lidstaat is gelegen, is de relatief bevoegde rechterlijke instantie die van de plaats van tenuitvoerlegging.

3. Voor de in artikel 14, lid 3, bedoelde procedures wordt de relatieve bevoegdheid van de rechterlijke instantie bepaald overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waarin een verzoek tot erkenning of niet-erkenning wordt aangebracht.

Artikel 22 Vereisten

1. De vereisten waaraan het verzoek moet voldoen, worden vastgesteld door de wet van de aangezochte lidstaat.

2. De verzoeker moet binnen het rechtsgebied van de rechterlijke instantie die van het verzoek kennis neemt, woonplaats kiezen. Kent echter de wetgeving van de aangezochte lidstaat geen woonplaatskeuze, dan wijst de verzoeker een procesgemachtigde aan.

3. Bij het verzoek worden de in de artikelen 33 en 34 genoemde documenten gevoegd.

Artikel 23 Beslissing van de rechterlijke instantie

1. De rechterlijke instantie tot welke het verzoek is gericht, doet onverwijld uitspraak. De persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.

2. Het verzoek kan slechts om een van de in de artikelen 15 en 16 genoemde redenen worden afgewezen.

3. In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de beslissing.

Artikel 24 Mededeling van de beslissing

De op het verzoek gegeven beslissing wordt door toedoen van de griffier onverwijld ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in de wetgeving van de aangezochte lidstaat.

Artikel 25 Verzet

1. Indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan, kan de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, binnen één maand na de betekening of de kennisgeving van de beslissing daartegen verzet doen.

2. Indien deze persoon zijn gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan die waar de beslissing houdende verlof tot tenuitvoerlegging is gegeven, beloopt de termijn twee maanden en vangt aan op de dag dat de beslissing aan hem of aan zijn verblijfplaats is betekend of dat daarvan aan hem kennis is gegeven. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

Artikel 26 Bevoegdheid ter zake van verzet en hogere voorziening

1. Het verzet wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak gebracht:

- in België, voor de rechtbank van eerste aanleg of "tribunal de première instance" of "erstinstanzliches Gericht";

- in Denemarken, voor de "landsret";

- in de Bondsrepubliek Duitsland, voor het "Oberlandesgericht";

- in Griekenland, voor het "Åöåôåßï";

- in Spanje, voor de "Audiencia Provincial";

- in Frankrijk, voor het "cour d'appel";

- in Ierland, voor het "High Court";

- in Italië, voor het "corte d'appello";

- in Luxemburg, voor het "Cour d'appel";

- in Nederland, voor de arrondissementsrechtbank;

- in Oostenrijk, voor het "Bezirksgericht";

- in Portugal, voor het "Tribunal da Relação";

- in Finland, voor het "hovioikeus" of "hovrätt";

- in Zweden, voor de "Svea hovrätt";

- in het Verenigd Koninkrijk:

a) in Engeland en Wales, voor het "High Court of Justice";

b) in Schotland, voor het "Court of Session";

c) in Noord-Ierland, voor het "High Court of Justice".

2. Tegen de op het verzet gegeven beslissing kan:

- in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;

- in Denemarken slechts, met machtiging van het "procesbevillingsnævn", een beroep bij de "højesteret" worden ingesteld;

- in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van "Rechtsbeschwerde" worden aangewend;

- in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het "Supreme Court" worden aangewend;

- in Oostenrijk slechts het middel van "Revisionsrekurs" worden aangewend;

- in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend;

- in Finland slechts een beroep bij het "korkein oikeus" of "högsta domstolen" worden ingesteld;

- in Zweden slechts een beroep bij het "Högsta domstolen" worden ingesteld;

- in het Verenigd Koninkrijk slechts in één hogere instantie het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend.

Artikel 27 Aanhouding van de uitspraak

1. De rechter die over het verzet oordeelt kan op verzoek van de partij die het verzet heeft gedaan, zijn uitspraak aanhouden indien tegen de beslissing in de lidstaat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is aangewend of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken. In dit laatste geval kan de rechter een termijn bepalen waarbinnen het rechtsmiddel moet worden aangewend.

2. Indien de beslissing in Ierland of het Verenigd Koninkrijk is gegeven, wordt elk rechtsmiddel dat in de lidstaat van herkomst kan worden ingesteld, voor de toepassing van lid 1 beschouwd als een gewoon rechtsmiddel.

Artikel 28 Bevoegdheid ter zake van beroep tegen een afwijzende beslissing

1. Indien zijn verzoek is afgewezen, kan de verzoeker daartegen beroep instellen:

- in België, bij het hof van beroep of "cour d'appel";

- in Denemarken, bij de "landsret";

- in de Bondsrepubliek Duitsland, bij het "Oberlandesgericht";

- in Griekenland, bij het "Åöåôåßï";

- in Spanje, bij de "Audiencia Provincial";

- in Frankrijk, bij het "cour d'appel";

- in Ierland, bij het "High Court";

- in Italië, bij het "corte d'appello";

- in Luxemburg, bij het "Cour d'appel";

- in Nederland, bij het gerechtshof;

- in Oostenrijk, bij het "Bezirksgericht";

- in Portugal, bij het "Tribunal da Relação";

- in Finland, bij het "hovioikeus" of "hovrätt";

- in Zweden, bij de "Svea hovrätt";

- in het Verenigd Koninkrijk:

a) in Engeland en Wales, bij het "High Court of Justice";

b) in Schotland, bij het "Court of Session";

c) in Noord-Ierland, bij het "High Court of Justice".

2. De persoon tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd, wordt opgeroepen te verschijnen voor de rechterlijke instantie waarbij het beroep is ingesteld. In geval van verstek is artikel 10 van toepassing.

Artikel 29 Bevoegdheid ter zake van hogere voorziening tegen een in beroep gegeven beslissing

Tegen de beslissing waarbij over het beroep, bedoeld in artikel 28, uitspraak wordt gedaan, kan:

- in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;

- in Denemarken slechts, met machtiging van het "procesbevillingsnævn", een beroep bij de "højesteret" worden ingesteld;

- in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van "Rechtsbeschwerde" worden aangewend;

- in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het "Supreme Court" worden aangewend;

- in Oostenrijk slechts het middel van "Revisionsrekurs" worden aangewend;

- in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend;

- in Finland slechts een beroep bij het "korkein oikeus" of "högsta domstolen" worden ingesteld;

- in Zweden slechts een beroep bij het "Högsta domstolen" worden ingesteld;

- in het Verenigd Koninkrijk slechts in één hogere instantie het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend.

Artikel 30 Gedeeltelijke tenuitvoerlegging

1. Wanneer in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van de vordering, en de tenuitvoerlegging niet voor het geheel kan worden toegestaan, staat de rechter de tenuitvoerlegging toe voor één of meer onderdelen daarvan.

2. De verzoeker kan vorderen dat het verlof tot tenuitvoerlegging een gedeelte van de beslissing betreft.

Artikel 31 Rechtsbijstand

1. De verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure, vermeld in de artikelen 21 tot en met 24, in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die het recht van de aangezochte lidstaat kent.

2. De verzoeker die tenuitvoerlegging van een in Denemarken door een administratieve autoriteit gegeven beslissing vraagt, kan in de aangezochte lidstaat een beroep doen op het in lid 1 bedoelde voorrecht, indien hij een door het Deense Ministerie van Justitie afgegeven verklaring overlegt ten bewijze van het feit dat hij voldoet aan de financiële voorwaarden om hem geheel of gedeeltelijk voor kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven in aanmerking te doen komen.

Artikel 32 Zekerheid of depot

Aan de partij die in een lidstaat de tenuitvoerlegging vraagt van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd omdat hij vreemdeling is dan wel wegens het ontbreken van een "woonplaats" of gewone verblijfplaats in eerstgenoemde lidstaat.

AFDELING 3 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 33 Documenten

1. De partij die de erkenning van een beslissing inroept of aanvecht of de tenuitvoerlegging van een beslissing vraagt, moet overleggen:

a) een expeditie ervan die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid;

b) voorzover nodig, een document waaruit blijkt dat de verzoeker in de lidstaat van herkomst rechtsbijstand geniet.

2. Indien het een beslissing bij verstek betreft, moet de partij die de erkenning inroept of de tenuitvoerlegging vraagt, voorts overleggen:

a) het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het document waaruit blijkt dat het stuk dat de zaak heeft ingeleid, of een gelijkwaardig stuk aan de niet-verschenen partij is betekend of meegedeeld, of

b) een document waaruit blijkt dat de verweerder ondubbelzinnig met de beslissing instemt.

3. Degene die overeenkomstig artikel 14, lid 2, verzoekt om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen, moet eveneens een document overleggen waaruit blijkt dat volgens de wet van de lidstaat van herkomst geen beroep meer openstaat tegen de beslissing.

Artikel 34 Andere documenten

De partij die de tenuitvoerlegging vraagt, moet bovendien documenten overleggen waaruit blijkt dat de beslissing volgens de wet van de lidstaat van herkomst uitvoerbaar is en betekend is.

Artikel 35 Ontbrekende documenten

1. Bij gebreke van overlegging van de in artikel 33, lid 1, onder b), of in artikel 33, lid 2, bedoelde documenten kan de rechterlijke instantie voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien zij zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

2. Indien de rechterlijke instantie dit verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.

Artikel 36 Legalisatie of soortgelijke formaliteit

Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de documenten genoemd in de artikelen 33 en 34 en in artikel 35, lid 2, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de procesvolmacht.

TITEL IV OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 37

1. De bepalingen van dit verdrag zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld, authentieke akten verleden en gerechtelijke schikkingen in de loop van een geding tot stand gekomen na de inwerkingtreding van dit verdrag in de lidstaat van herkomst en, indien om de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of authentieke akte wordt verzocht, na de inwerkingtreding in de aangezochte lidstaat.

2. Evenwel worden beslissingen, gegeven na de datum van inwerkingtreding van dit verdrag in de betrekkingen tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat naar aanleiding van vóór die datum ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met de regels van titel II of van een verdrag dat tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.

TITEL V ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 38 Verhouding tot andere verdragen

1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 37 en 40 en van lid 2 van het onderhavige artikel, vervangt dit verdrag tussen de lidstaten die daarbij partij zijn, de op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan bestaande verdragen en overeenkomsten tussen twee of meer lidstaten, die betrekking hebben op onderwerpen welke in dit verdrag zijn geregeld.

2. a) Op het tijdstip van de in artikel 47, lid 2, bedoelde kennisgeving hebben Denemarken, Finland en Zweden de mogelijkheid om te verklaren dat de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met bijbehorend slotprotocol, in hun onderlinge betrekkingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk is in plaats van dit verdrag. Deze verklaring kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.

b) Het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit van burgers van de Unie zal worden geëerbiedigd en aan de toetsing door het Hof van Justitie worden onderworpen volgens de bepalingen van het protocol betreffende de uitlegging, door het Hof van Justitie, van dit verdrag.

c) In alle toekomstige overeenkomsten tussen de onder a) genoemde lidstaten worden de bevoegdheidsregels die betrekking hebben op een in dit verdrag geregeld onderwerp, in overeenstemming gebracht met de regels van dit verdrag.

d) Beslissingen die worden gegeven in een van de Noordse staten die de onder a) bedoelde verklaring heeft afgelegd, uit hoofde van een bevoegdheidsgrond die overeenkomt met een van de gronden waarin titel II van dit verdrag voorziet, worden in de overige lidstaten erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de regels van titel III.

3. Na de inwerkingtreding van dit verdrag kunnen de lidstaten onderling alleen overeenkomsten sluiten of toepassen die de bepalingen van dit verdrag aanvullen of die bedoeld zijn om de toepassing van de beginselen ervan te vergemakkelijken.

4. Door de lidstaten wordt aan de depositaris van dit verdrag:

a) een kopie gezonden van de in lid 2, onder a) en c), en lid 3 bedoelde overeenkomsten en eenvormige wetten voor de uitvoering daarvan;

b) mededeling gedaan van elke opzegging van of wijziging in deze overeenkomsten of eenvormige wetten.

Artikel 39 Verhouding tot bepaalde multilaterale verdragen

In de betrekkingen tussen de lidstaten die er partij bij zijn, heeft dit verdrag voorrang boven de volgende verdragen, voorzover deze betrekking hebben op onderwerpen die in dit verdrag zijn geregeld:

- het Verdrag van 's-Gravenhage van 5 oktober 1961 betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen,

- het Verdrag van Luxemburg van 8 september 1967 inzake de erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband,

- het Verdrag van 's-Gravenhage van 1 juni 1970 inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed,

- het Europees Verdrag van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen,

- het Verdrag van 's-Gravenhage van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, op voorwaarde dat het kind gewoonlijk in een lidstaat verblijft.

Artikel 40 Werkingssfeer

1. De in de artikelen 38 en 39 bedoelde overeenkomsten en verdragen blijven van kracht ten aanzien van onderwerpen waarop dit verdrag niet van toepassing is.

2. Zij blijven voorts van kracht met betrekking tot vóór de inwerkingtreding van dit verdrag gegeven beslissingen en verleden akten.

Artikel 41 Overeenkomsten tussen lidstaten

Onverminderd de in titel III vermelde weigeringsgronden zijn de beslissingen die gegeven zijn uit hoofde van de in artikel 38, lid 3, bedoelde overeenkomsten, vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in de lidstaten die geen partij zijn bij die overeenkomsten, op voorwaarde dat die beslissingen gegeven zijn op een bevoegdheidsgrond die overeenkomt met een van de in titel II vermelde gronden.

Artikel 42 Verdragen met de Heilige Stoel

1. Dit verdrag laat onverlet het op 7 mei 1940 te Vaticaanstad ondertekende internationale verdrag (concordaat) tussen de Heilige Stoel en de Portugese Republiek.

2. Elke beslissing ter zake van de nietigverklaring van een huwelijk, gegeven krachtens het in lid 1 genoemde concordaat, wordt in de lidstaten erkend onder de voorwaarden als vermeld in titel III van dit verdrag.

3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is tevens van toepassing op de volgende internationale verdragen (concordaten) met de Heilige Stoel:

- het Verdrag van Lateranen van 11 februari 1929 tussen de Italiaanse Republiek en de Heilige Stoel, gewijzigd bij de op 18 februari 1984 te Rome ondertekende overeenkomst met bijbehorend protocol;

- de Overeenkomst van 3 januari 1979 tussen de Heilige Stoel en Spanje over juridische kwesties.

4. De lidstaten zenden de depositaris van dit verdrag:

a) een kopie van de in de leden 1 en 3 genoemde verdragen,

b) elke opzegging van of wijziging in deze verdragen.

Artikel 43 Niet-erkenning en niet-tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van artikel 8

Dit verdrag staat er niet aan in de weg dat een lidstaat zich tegenover een niet-lidstaat bij een verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen verbindt om een beslissing niet te erkennen die in een andere lidstaat gegeven is, indien in een in artikel 8 bedoeld geval de beslissing slechts gegrond kon worden op andere bevoegdheidsregels dan die van de artikelen 2 tot en met 7.

Artikel 44 Lidstaten met twee of meer rechtsstelsels

Ten aanzien van een lidstaat waar voor de onderwerpen waarop dit verdrag van toepassing is twee of meer rechtsstelsels of regelingen van toepassing zijn in verschillende territoriale eenheden:

a) wordt met de gewone verblijfplaats in die lidstaat de gewone verblijfplaats in een territoriale eenheid bedoeld;

b) heeft de term nationaliteit betrekking op de territoriale eenheid die aangeduid is in de wet van die staat;

c) wordt met de instantie van een lidstaat waarbij een verzoek wordt ingesteld tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of nietigverklaring van het huwelijk, bedoeld de instantie van de territoriale eenheid waarbij dat verzoek wordt ingesteld;

d) worden met de voorschriften van de aangezochte lidstaat bedoeld de voorschriften van de territoriale eenheid waar de bevoegdheid, de erkenning of de tenuitvoerlegging wordt opgeworpen.

TITEL VI HOF VAN JUSTITIE

Artikel 45

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van dit verdrag onder de voorwaarden van het protocol dat is vastgesteld bij de akte van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 1998.

TITEL VII SLOTBEPALINGEN

Artikel 46 Verklaringen en voorbehouden

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 38, lid 2, en artikel 42 kunnen ten aanzien van dit verdrag geen voorbehouden worden gemaakt.

2. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 is dit verdrag van toepassing behoudens de aan dit verdrag gehechte verklaringen van Ierland en Italië.

3. De betrokken lidstaten kunnen deze verklaringen te allen tijde geheel of gedeeltelijk intrekken. De geldigheid van deze verklaringen eindigt 90 dagen na de kennisgeving van de intrekking aan de depositaris.

Artikel 47 Aanneming en inwerkingtreding

1. Dit verdrag wordt door de lidstaten aangenomen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.

2. De lidstaten stellen de depositaris in kennis van de voltooiing van de procedures die overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen vereist zijn voor de aanneming van dit verdrag.

3. Dit verdrag en wijzigingen in de zin van artikel 49, lid 2, treden in werking 90 dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving door de staat die op het tijdstip van aanneming door de Raad van de akte tot vaststelling van dit verdrag lid is van de Europese Unie en die als laatste deze formaliteit vervult.

4. Tot de inwerkingtreding van dit verdrag kan elke lidstaat bij de in lid 2 bedoelde kennisgeving of op enig later tijdstip verklaren dat het verdrag, met uitzondering van artikel 45, wat hem betreft van toepassing is in zijn betrekkingen met de lidstaten die dezelfde verklaring hebben afgelegd. Die verklaringen worden van toepassing 90 dagen nadat ze nedergelegd zijn.

Artikel 48 Toetreding

1. Dit verdrag staat open voor toetreding door elke staat die lid wordt van de Europese Unie.

2. De tekst van dit verdrag in de taal of de talen van de toetredende lidstaat, door de Raad opgesteld, is authentiek.

3. De akten van toetreding worden bij de depositaris nedergelegd.

4. Dit verdrag treedt voor de toetredende lidstaat in werking 90 dagen na de datum van nederlegging van zijn toetredingsakte, of op de datum van inwerkingtreding van dit verdrag indien dit na afloop van genoemde periode van 90 dagen nog niet in werking is getreden.

5. Artikel 47, lid 4, is van toepassing op toetredende lidstaten, indien het verdrag op de datum van nederlegging van hun toetredingsakte nog niet in werking is getreden.

Artikel 49 Wijzigingen

1. Wijzigingen in het verdrag kunnen worden voorgesteld door een lidstaat of door de Commissie. Elk wijzigingsvoorstel wordt aan de depositaris toegezonden, die het aan de Raad meedeelt.

2. De wijzigingen worden opgesteld door de Raad, die de aanneming daarvan door de lidstaten, overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen, aanbeveelt. De aldus aangenomen wijzigingen treden in werking overeenkomstig de bepalingen van artikel 47, lid 3.

3. Evenwel kan op verzoek van de betrokken lidstaat de aanwijzing van de in artikel 21, lid 1, artikel 26, leden 1 en 2, artikel 28, lid 1, en artikel 29 bedoelde rechterlijke instanties en rechtsmiddelen worden gewijzigd bij een besluit van de Raad.

Artikel 50 Depositaris en bekendmaking

1. De secretaris-generaal van de Raad is depositaris van dit verdrag.

2. Door de depositaris worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt:

a) de aannemingen en toetredingen,

b) de datum waarop het verdrag in werking treedt,

c) de verklaringen bedoeld in artikel 2, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 46, artikel 47, lid 4, en artikel 48, lid 5, alsmede de wijzigingen in of intrekkingen van dergelijke verklaringen,

d) de wijzigingen in dit verdrag bedoeld in artikel 49, leden 2 en 3.

En fe de lo cual los plenipotenciarios abajo firmantes suscriben el presente Convenio.

Til bekræftelse heraf har undertegnede befuldmægtigede underskrevet denne konvention.

Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschrift unter dieses Übereinkommen gesetzt.

Óå ðßóôùóç ôùí áíùôÝñù, ïé õðïãñÜöïíôåò ðëçñåîïýóéïé Ýèåóáí ôçí õðïãñáöÞ ôïõò êÜôù áðü ôçí ðáñïýóá óýìâáóç.

In witness whereof, the undersigned Plenipotentiaries have signed this Convention.

En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas de la présente convention.

Dá fhianú sin, chuir na Lánchumhachtaigh thíos-sínithe a lámh leis an gCoinbhinsiún seo.

In fede di che i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce alla presente convenzione.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit verdrag hebben gesteld.

Em fé do que, os plenipotenciários abaixo-assinados apuseram as suas assinaturas no final da presente convenção.

Tämän vakuudeksi alla mainitut täysivaltaiset edustajat ovat allekirjoittaneet tämän yleissopimuksen.

Till bekräftelse härav har undertecknade befullmäktigade ombud undertecknat denna konvention.

Hecho en Bruselas, el veintiocho de mayo de mil novecientos noventa y ocho, en un ejemplar único en lenguas alemana, danesa, española, finesa, francesa, griega, inglesa, irlandesa, italiana, neerlandesa, portuguesa y sueca, siendo cada uno de estos textos igualmente auténtico, que se depositará en los archivos de la Secretaría General del Consejo de la Unión Europea.

Udfærdiget i Bruxelles, den otteogtyvende maj nitten hundrede og otteoghalvfems, i ét eksemplar på dansk, engelsk, finsk, fransk, græsk, irsk, italiensk, nederlandsk, portugisisk, spansk, svensk og tysk, idet hver af disse tekster har samme gyldighed; de deponeres i arkiverne i Generalsekretariatet for Rådet for Den Europæiske Union.

Geschehen zu Brüssel am achtundzwanzigsten Mai neunzehnhundertachtundneunzig in einer Urschrift in dänischer, deutscher, englischer, finnischer, französischer, griechischer, irischer, italienischer, niederländischer, portugiesischer, schwedischer und spanischer Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist; die Urschrift wird im Archiv des Generalsekretariats des Rates der Europäischen Union hinterlegt.

¸ãéíå óôéò ÂñõîÝëëåò, óôéò åßêïóé ïêôþ ÌáÀïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá ïêôþ, óå Ýíá ìüíï áíôßôõðï óôçí áããëéêÞ, ãáëëéêÞ, ãåñìáíéêÞ, äáíéêÞ, åëëçíéêÞ, éñëáíäéêÞ, éóðáíéêÞ, éôáëéêÞ, ïëëáíäéêÞ, ðïñôïãáëéêÞ, óïõçäéêÞ êáé öéíëáíäéêÞ ãëþóóá. ¸êáóôï êåßìåíï åßíáé åîßóïõ áõèåíôéêü, ôï äå ðñùôüôõðï áõôü êáôáôßèåôáé óôá áñ÷åßá ôçò ÃåíéêÞò Ãñáììáôåßáò ôïõ Óõìâïõëßïõ ôçò ÅõñùðáúêÞò ¸íùóçò.

Done at Brussels on the twenty-eighth day of May in the year one thousand nine hundred and ninety-eight, in a single original, in the Danish, Dutch, English, Finnish, French, German, Greek, Irish, Italian, Portuguese, Spanish and Swedish languages, each text being equally authentic, such original being deposited in the archives of the General Secretariat of the Council of the European Union.

Fait à Bruxelles, le vingt-huit mai mil neuf cent quatre-vingt-dix-huit, en un exemplaire unique, en langues allemande, anglaise, danoise, espagnole, finnoise, française, grecque, irlandaise, italienne, néerlandaise, portugaise et suédoise, les textes établis dans chacune de ces langues faisant également foi, exemplaire qui est déposé dans les archives du secrétariat général du Conseil de l'Union européenne.

Arna dhéanamh sa Bhruiséil, ar an ochtú lá is fiche de Bhealtaine sa bhliain míle naoi gcéad nócha a hocht, i scríbhinn bhunaidh amháin sa Bhéarla, sa Danmhairgis, san Fhionlainnis, sa Fhraincis, sa Ghaeilge, sa Ghearmáinis, sa Ghréigis, san Iodáilis, san Ollainnis, sa Phortaingéilis, sa Spáinnis agus sa tSualainnis, agus comhúdarás ag gach ceann de na téacsanna sin; déanfar an scríbhinn bhunaidh sin a thaisceadh i gcartlann Ardrúnaíocht Chomhairle an Aontais Eorpaigh.

Fatto a Bruxelles, addì ventotto maggio millenovecentonovantotto, in unico esemplare in lingua danese, finlandese, francese, greca, inglese, irlandese, italiana, olandese, portoghese, spagnola, svedese e tedesca, ciascun testo facente ugualmente fede; l'esemplare è depositato negli archivi del Segretariato generale del Consiglio dell'Unione europea.

Gedaan te Brussel, de achtentwintigste mei negentienhonderd achtennegentig, in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Feito em Bruxelas, em vinte e oito de Maio de mil novecentos e noventa e oito, em exemplar único, nas línguas alemã, dinamarquesa, espanhola, finlandesa, francesa, grega, inglesa, irlandesa, italiana, neerlandesa, portuguesa e sueca, fazendo igualmente fé cada um dos textos, ficando esse exemplar depositado nos arquivos do Secretariado-Geral do Conselho da União Europeia.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäkahdeksantena päivänä toukokuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäkahdeksan englannin, espanjan, hollannin, iirin, italian, kreikan, portugalin, ranskan, ruotsin, saksan, suomen ja tanskan kielellä yhtenä kappaleena, jonka jokainen teksti on yhtä todistusvoimainen ja joka talletetaan Euroopan unionin neuvoston pääsihteeristön arkistoon.

Som skedde i Bryssel den tjugoåttonde maj nittonhundranittioåtta i ett enda exemplar på danska, engelska, finska, franska, grekiska, iriska, italienska, nederländska, portugisiska, spanska, svenska och tyska språken, varvid varje text äger samma giltighet, och detta exemplar skall deponeras i arkiven hos generalsekretariatet för Europeiska unionens råd.

Pour le gouvernement du Royaume de Belgique

Voor de regering van het Koninkrijk België

Für die Regierung des Königreichs Belgien

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

For regeringen for Kongeriget Danmark

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Für die Regierung der Bundesrepublik Deutschland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Ãéá ôçí êõâÝñíçóç ôçò ÅëëçíéêÞò Äçìïêñáôßáò

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por el Gobierno del Reino de España

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pour le gouvernement de la République française

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Thar ceann Rialtas na hÉireann

For the Government of Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Per il governo della Repubblica italiana

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pour le gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Voor de regering van het Koninkrijk der Nederlanden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Für die Regierung der Republik Österreich

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pelo Governo da República Portuguesa

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Suomen hallituksen puolesta

På finska regeringens vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

På svenska regeringens vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

For the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

AAN HET VERDRAG TE HECHTEN VERKLARING VAN IERLAND

Niettegenstaande de bepalingen van dit verdrag kan Ierland vasthouden aan de rechtsmacht die het heeft om de erkenning te weigeren van een in een andere lidstaat verkregen echtscheiding, wanneer die echtscheiding is verkregen doordat een partij of de partijen een rechterlijke instantie van die lidstaat opzettelijk heeft of hebben misleid met betrekking tot de vereisten ten aanzien van haar bevoegdheid, zodat de erkenning van de echtscheiding onverenigbaar zou zijn met de lerse grondwet.

Deze verklaring geldt voor een periode van vijf jaar. Zij kan om de vijf jaar worden verlengd.

AAN HET VERDRAG TE HECHTEN VERKLARING VAN ELK VAN DE NOORDSE LIDSTATEN DIE EEN VERKLARING MOGEN AFLEGGEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 38, LID 2

De toepassing van de Overeenkomst van 6 februari 1931 tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden houdende internationaal-privaatrechtelijke bepalingen ter zake van huwelijk, adoptie en voogdij, met bijbehorend slotprotocol, is in overeenstemming met artikel K.7 van het Verdrag, in die zin dat dit verdrag geen beletsel vormt voor de instelling van een nauwere samenwerking tussen twee of meer lidstaten, voorzover die samenwerking niet indruist tegen of geen belemmering vormt voor de in dit verdrag beoogde samenwerking.

Zij verbinden zich ertoe in hun onderlinge betrekkingen artikel 7, lid 2, van voornoemde overeenkomst niet meer toe te passen en in de nabije toekomst de binnen deze overeenkomst toepasselijke bevoegdheidsregels te zullen herzien in het licht van het beginsel van artikel 38, lid 2, onder b), van dit verdrag.

De weigeringsgronden die in het kader van de eenvormige wetten worden aangewend, worden in de praktijk toegepast in samenhang met die welke onder titel III van dit verdrag zijn vastgelegd.

AAN HET VERDRAG TE HECHTEN VERKLARING VAN DE ITALIAANSE DELEGATIE

Met betrekking tot artikel 42 van het verdrag behoudt Italië zich ter zake van de beslissingen van de Portugese kerkelijke gerechten de mogelijkheid voor om, wat de analoge beslissingen van de kerkelijke gerechten betreft, de procedures vast te stellen en de controles uit te oefenen waarin zijn eigen rechtsorde voorziet, op basis van de akkoorden die het met de Heilige Stoel heeft gesloten.

Verklaring bij de notulen van de Raad, die is aangenomen tijdens de zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 28 en 29 mei 1998, waarin het verdrag betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken is vastgesteld (98/C 221/02)

De Raad is zich bewust van de nadelige gevolgen die lange procedures met betrekking tot verzoeken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op het gebied van het familierecht kunnen hebben en onderstreept dat het noodzakelijk is om zo spoedig mogelijk te onderzoeken hoe deze procedures kunnen worden verkort; de Raad stelt voor dat dit onderzoek in samenwerking met het Hof van Justitie wordt verricht door de bevoegde instantie van de Raad.

Top