Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1771

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1771 van de Commissie van 12 september 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 wat betreft systemen en onderdelen van luchtverkeersbeheers- en luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1032/2006, (EG) nr. 633/2007 en (EG) nr. 262/2009

C/2023/5204

PB L 228 van 15.9.2023, p. 49–72 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/1771/oj

15.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1771 VAN DE COMMISSIE

van 12 september 2023

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 wat betreft systemen en onderdelen van luchtverkeersbeheers- en luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1032/2006, (EG) nr. 633/2007 en (EG) nr. 262/2009

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 43, lid 1, punten a), e) en f), artikel 44, lid 1, punt a), en artikel 62, lid 15, punten a) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 140, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 moeten de uitvoeringsbepalingen die op basis van de ingetrokken Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn vastgesteld, uiterlijk op 12 september 2023 aan de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1139 worden aangepast.

(2)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 (3) van de Commissie zijn gemeenschappelijke eisen vastgesteld voor het verlenen van luchtverkeersbeheers- en luchtvaartnavigatiediensten (“ATM/ANS”) en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer (“ATM-netwerkfuncties”) ten behoeve van het algemene luchtverkeer, en voor het toezicht daarop.

(3)

Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1769 van de Commissie (4) zijn ATM/ANS-systemen en ATM/ANS-onderdelen (“ATM/ANS-apparatuur”) onderworpen aan certificering of verklaring door organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp en de productie van ATM/ANS-apparatuur. Om de passende installatie, tests ter plaatse en veilige ingebruikname van dergelijke apparatuur en het toezicht daarop te waarborgen, moet Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 worden gewijzigd om daarin de nodige eisen op te nemen die van toepassing zijn op ATM/ANS-verleners en de bevoegde autoriteiten daarvan.

(4)

Om de continuïteit van de eisen voor het gebruik van ATM/ANS-apparatuur te waarborgen, moeten de wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 worden gebaseerd op de desbetreffende uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld op basis van de ingetrokken Verordening (EG) nr. 552/2004, met de nodige aanpassingen.

(5)

In Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie (5) zijn eisen vastgesteld voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden. In Verordening (EG) nr. 633/2007 (6) van de Commissie zijn eisen vastgesteld voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten dat wordt gebruikt met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, en in Verordening (EG) nr. 262/2009 (7) van de Commissie zijn eisen vastgesteld voor de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SES). Deze eisen moeten worden weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373.

(6)

De in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 (8) van de Commissie vastgestelde eisen met betrekking tot lucht-grondcommunicatie met 8,33 kHz-kanaalafstand zijn niet van toepassing op diensten die niet worden verleend in het gemeenschappelijk Europees luchtruim buiten de Europese (EUR) regio van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), zoals gedefinieerd in het Europese (EUR) Air Navigation Plan Volume I (Doc 7754) van de ICAO, noch in de FIR/UIR Canarische Eilanden, omdat hun lokale omstandigheden de toepasselijkheid ervan niet voldoende rechtvaardigden. Deze verordening moet voorzien in hetzelfde toepassingsgebied.

(7)

Artikel 14, lid 2, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 voorzag in vrijstellingen van de verplichting om alle frequentietoewijzingen om te zetten in 8,33 kHz-kanaalafstand. Deze verordening mag de bestaande vrijstellingen niet wijzigen.

(8)

De in Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie vastgestelde eisen met betrekking tot de toewijzing van Mode S-ondervragingscodes zijn niet van toepassing op diensten die worden verleend in het gemeenschappelijk Europees luchtruim buiten de EUR-regio van de ICAO vanwege het lage lokale verkeersvolume in dat luchtruim en de geografische situatie waarbij het luchtruim alleen grenst aan luchtruim dat uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van ATM/ANS-verleners van een derde land valt, hetgeen verschillende lokale coördinatieregelingen met omringende niet-EU-landen rechtvaardigt. Deze verordening moet voorzien in hetzelfde toepassingsgebied.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en de Verordeningen (EG) nr. 1032/2006, (EG) nr. 633/2007 en (EG) nr. 262/2009 moeten worden ingetrokken.

(10)

Bij de ontwikkeling van de eisen in deze verordening is rekening gehouden met de inhoud van het ATM-masterplan en de daarin vervatte communicatie-, navigatie- en surveillancecapaciteiten.

(11)

Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft in zijn advies nr. 01/2023 (9) maatregelen voorgesteld overeenkomstig artikel 75, lid 2, punten b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt (3) wordt vervangen door:

“(3)

“Netwerkbeheerder”: het orgaan dat belast is met de taken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 551/2004 bedoelde functies”;

b)

de volgende punten (9), (10), (11), (12) en (13) worden toegevoegd:

“(9)

“Mode S-ondervragingssysteem”: een uit antennes en elektronische onderdelen samengesteld systeem ter ondersteuning van de bevraging van individuele luchtvaartuigen via de Mode Select (Mode S);

(10)

“in aanmerking komend Mode S-ondervragingssysteem”: een Mode S-ondervragingssysteem waarvoor minstens een van de volgende voorwaarden is vervuld:

a)

de Mode S-targetidentificatie van het ondervragingssysteem is ten minste gedeeltelijk gebaseerd op collectieve Mode S-ondervragingen en -antwoorden;

b)

geïdentificeerde Mode S-targets worden, in antwoord op collectieve Mode S-ondervragingen door het ondervragingssysteem, permanent of periodiek onderdrukt (“lock-out”) in het gehele bereik van dat systeem of een deel ervan, of

c)

het ondervragingssysteem gebruikt multisite-communicatieprotocollen voor datalinktoepassingen;

(11)

“Mode S-operator”: een persoon, organisatie of onderneming die een Mode S-ondervragingssysteem exploiteert of aanbiedt voor exploitatie, met inbegrip van:

a)

verleners van surveillancediensten;

b)

fabrikanten van Mode S-ondervragingssystemen;

c)

exploitanten van luchtvaartterreinen;

d)

onderzoeksinstellingen;

e)

alle andere entiteiten die het recht hebben een Mode S-ondervragingssysteem te exploiteren;

(12)

“schadelijke interferentie”: interferentie die verhindert dat de prestatie-eisen worden bereikt;

(13)

“plan voor de toewijzing van ondervragingscodes”: de meest recente goedgekeurde volledige reeks van toewijzingen van ondervragingscodes.”.

2)

In artikel 3 wordt het volgende lid (6) bis ingevoegd:

“(6) bis   De lidstaten zorgen ervoor dat het gebruik van een op hun grondgebied geëxploiteerde zender op de grond geen schadelijke interferentie met andere surveillancesystemen veroorzaakt.”.

3)

De volgende artikelen 3 sexies en 3 septies worden ingevoegd:

“Artikel 3 sexies

Toewijzing van Mode S-ondervragingscodes

1.   De lidstaten zien erop toe dat wijzigingen in de toewijzing van een ondervragingscode die het gevolg zijn van een actualisering van het plan voor de toewijzing van ondervragingscodes, binnen 14 kalenderdagen na ontvangst van het geactualiseerde plan voor de toewijzing van ondervragingscodes aan de relevante onder hun gezag vallende Mode S-operators worden meegedeeld.

2.   Ten minste om de zes maanden stellen de lidstaten via het systeem voor de toewijzing van ondervragingscodes een geactualiseerd overzicht van de toewijzing en het gebruik van ondervragingscodes door de in aanmerking komende Mode S-ondervragingssystemen in hun bevoegdheidsgebied ter beschikking van de andere lidstaten.

3.   In geval van overlapping tussen de dekking van een Mode S-ondervragingssysteem in het bevoegdheidsgebied van een lidstaat en de dekking van een Mode S-ondervragingssysteem in het bevoegdheidsgebied van een derde land, moet de betrokken lidstaat:

a)

ervoor zorgen dat het derde land in kennis wordt gesteld van de veiligheidseisen met betrekking tot de toewijzing en toepassing van ondervragingscodes;

b)

de nodige maatregelen nemen om het gebruik van ondervragingscodes met dat derde land te coördineren.

4.   Een lidstaat stelt de onder zijn rechtsbevoegdheid vallende verleners van luchtverkeersdiensten in kennis van Mode S-ondervragingssystemen die worden geëxploiteerd onder de verantwoordelijkheid van een derde land waarvoor de toewijzing van Mode S-ondervragingscodes niet is gecoördineerd.

5.   De lidstaten controleren de geldigheid van de aanvragen voor ondervragingscodes die zij van de Mode S-operators hebben ontvangen alvorens ondervragingscodes, overeenkomstig punt 15 van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/123 (*1) van de Commissie, voor coördinatie beschikbaar te stellen via het systeem voor de toewijzing van ondervragingscodes.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat de Mode S-operators, met uitzondering van verleners van surveillancediensten, voldoen aan punt CNS.TR.205 van bijlage VIII.

7.   De in de leden 1 tot en met 6 vastgestelde eisen zijn niet van toepassing in het gemeenschappelijk Europees luchtruim dat geen deel uitmaakt van de Europese regio (EUR) van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).

Artikel 3 septies

Gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

1.   In het kader van de bescherming van het spectrum zorgen de lidstaten ervoor dat een transponder voor secundaire surveillanceradar aan boord van een luchtvaartuig dat over een lidstaat vliegt, niet buitensporig wordt bevraagd door surveillance-ondervragingssystemen op de grond die een antwoord verlangen of, indien zij geen antwoord verlangen, voldoende sterk zijn om de ontvangstdrempel van de transponder van de secundaire surveillanceradar te overschrijden. In geval van onenigheid tussen de lidstaten over de nodige maatregelen vragen de betrokken lidstaten de Commissie om actie te ondernemen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle frequentietoewijzingen voor mondelinge communicatie worden omgezet in een kanaalafstand van 8,33 kHz. De omzettingsvereisten zijn niet van toepassing op frequentietoewijzingen:

a)

die een kanaalafstand van 25 kHz behouden op de volgende frequenties:

1)

de noodfrequentie (121,5 MHz);

2)

de hulpfrequentie voor opsporings- en reddingsoperaties (123,1 MHz);

3)

de frequenties voor VHF digital link (VDL) die zijn toegewezen voor gebruik in het gemeenschappelijk Europees luchtruim;

4)

de frequenties van het Aircraft Communications and Reporting System (ACARS) (131,525 MHz, 131,725 MHz en 131,825 MHz);

b)

waarbij gebruik wordt gemaakt van frequentieverschuiving binnen een kanaalafstand van 25 kHz.

3.   De in lid 2 vastgestelde eisen zijn niet van toepassing in het gemeenschappelijk Europees luchtruim dat geen deel uitmaakt van de EUR-regio van de ICAO, noch in het vluchtinformatiegebied (FIR)/vluchtinformatiegebied voor het hogere luchtruim (UIR) Canarische Eilanden.

4.   De overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 door de lidstaten verleende en aan de Commissie meegedeelde ontheffingen van de verplichting om ervoor te zorgen dat alle frequentietoewijzingen worden omgezet in 8,33 kHz-kanaalafstand voor situaties die beperkte gevolgen hebben voor het netwerk, blijven geldig.

5.   Voor zover van toepassing stellen de lidstaten de procedures vast — en publiceren zij deze in de nationale luchtvaartgidsen — voor de behandeling van luchtvaartuigen die niet zijn uitgerust met:

a)

Mode-S-transponders van de secundaire surveillanceradar;

b)

radio’s met mogelijkheid tot 8,33 kHz-kanaalafstand.

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/123 van de Commissie van 24 januari 2019 tot vaststelling van nadere regels voor de uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie (PB L 28 van 31.1.2019, blz. 1).”."

4)

De bijlagen I, II, III, IV, VIII, IX, X en XII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Intrekking

De Verordeningen (EG) nr. 1032/2006, (EG) nr. 633/2007 en (EG) nr. 262/2009 worden ingetrokken.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 september 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (“de interoperabiliteitsverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1769 van de Commissie van 12 september 2023 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor de erkenning van organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp of de productie van systemen en onderdelen voor luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 (zie bladzijde 19 van dit Publicatieblad).

(5)  Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 27).

(6)  Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden (PB L 146 van 8.6.2007, blz. 7).

(7)  Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 84 van 31.3.2009, blz. 20).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14).

(9)  https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions


BIJLAGE

De bijlagen I, II, III, IV, VIII, IX, X en XII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt 30a wordt ingevoegd:

“30a.

“ATM/ANS-apparatuur”: ATM/ANS-componenten als gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Verordening (EU) 2018/1139 en ATM/ANS-systemen als gedefinieerd in artikel 3, lid 7, van die verordening, met uitzondering van componenten in de lucht die onder Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie vallen (*1);

(*1)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).”;"

b)

het volgende punt 34a wordt ingevoegd:

“34a.

“grens”: een lateraal of verticaal vlak dat het luchtruim afbakent waarin een luchtverkeersleidingseenheid luchtverkeersdiensten verleent;”;

c)

de volgende punten 39a en 39b worden ingevoegd:

“39a.

“coördinatiegegevens”: gegevens die van belang zijn voor het operationele personeel in verband met het proces van aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten en het proces van civiel-militaire coördinatie;

39b.

“coördinatiepunt” (COP): een punt op of in de nabijheid van de grens dat door de luchtverkeersleidingseenheden wordt gebruikt en waarnaar in de coördinatieprocessen wordt verwezen;”;

d)

het volgende punt 40a wordt ingevoegd:

“40a.

“datalinkdienst”: een reeks met elkaar verband houdende transacties op het gebied van luchtverkeersbeheer, ondersteund door luchtgronddatalinkcommunicatie, met een duidelijk omschreven operationele doelstelling en een begin en einde van een operationele gebeurtenis;”;

e)

het volgende punt 46a wordt ingevoegd:

“46a.

“in aanmerking komende ondervragingscode”: alle II- en SI-codes, behalve:

a)

II-code 0;

b)

de ondervragingscode(s) die is (zijn) gereserveerd voor beheer en toewijzing door militaire entiteiten, inclusief intergouvernementele organisaties, met name de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;”;

f)

het volgende punt 47a wordt ingevoegd:

“47a.

“geraamde gegevens”: het coördinatiepunt, het geraamde tijdstip en het verwachte vliegniveau van een vliegtuig op het coördinatiepunt;”;

g)

het volgende punt 62a wordt ingevoegd:

“62a.

“uitvoeringssequentie”: de tijdsgebonden sequentie van de uitvoering van toewijzingen van ondervragingscodes die Mode S-operators in acht moeten nemen om tijdelijke ondervragingscodeconflicten te voorkomen;”;

h)

het volgende punt 73a wordt ingevoegd:

“73a.

“in kennis gestelde eenheid”: de luchtverkeersleidingseenheid die de aanmeldingsinformatie heeft ontvangen;”;

i)

het volgende punt 81a wordt ingevoegd:

“81a.

“ontvangende eenheid”: de luchtverkeersleidingseenheid die gegevens ontvangt;”;

j)

punt 88 wordt vervangen door:

“88

“veiligheidsaanwijzing”: een door een bevoegde autoriteit uitgegeven of goedgekeurd document dat:

1)

de opdracht geeft om acties uit te voeren met betrekking tot een functioneel systeem of beperkingen vaststelt op het operationele gebruik daarvan, teneinde de veiligheid opnieuw te garanderen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de veiligheid van de luchtvaart anders in het gedrang zou kunnen komen, of

2)

de opdracht geeft acties uit te voeren met betrekking tot ATM/ANS-apparatuur waarvoor een bewijs van overeenstemming is afgegeven overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 (*2) van de Commissie om een vastgestelde onveilige en/of onzekere toestand aan te pakken en de prestaties en interoperabiliteit van die ATM/ANS-apparatuur te herstellen wanneer er aanwijzingen zijn dat de veiligheid, beveiliging, prestaties of interoperabiliteit van die specifieke apparatuur anders in het gedrang kunnen komen.

(*2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 van 14 juli 2023 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor de certificering en verklaring van systemen en componenten voor luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie (PB L 228 van 15.9.2023, blz. 1 ”;"

k)

de volgende punten 107a en 107b worden ingevoegd:

“107a.

“werkstation”: het meubilair en de technische apparatuur die door personeelsleden van de luchtverkeersdiensten worden gebruikt om hun taken uit te voeren;

107b.

“waarschuwing”: een boodschap die in een werkstation wordt weergegeven wanneer het geautomatiseerde coördinatieproces niet is geslaagd;”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

ATM/ANS.AR.A.020, (a), wordt vervangen door:

“(a)

De bevoegde autoriteit stelt het Agentschap onverwijld in kennis van significante problemen met de tenuitvoerlegging van de relevante bepalingen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan of van de Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, die van toepassing zijn op dienstverleners.”;

b)

ATM/ANS.AR.A.030 wordt vervangen door:

ATM/ANS.AR.A.030 Veiligheidsaanwijzingen

(a)

De bevoegde autoriteit geeft een veiligheidsaanwijzing uit wanneer zij een van de volgende toestanden heeft vastgesteld:

1)

een onveilige toestand in een functioneel systeem, die onmiddellijke actie vereist;

2)

een onveilige, onzekere, slechte of niet-interoperabele toestand in de apparatuur waarvoor overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 een bewijs van overeenstemming is opgesteld en die waarschijnlijk voorkomt of ontstaat in andere ATM/ANS-apparatuur.

(b)

De veiligheidsaanwijzing wordt naar de betrokken ATM/ANS-verleners verstuurd en bevat ten minste de volgende informatie:

1)

de identificatie van de onveilige toestand;

2)

de identificatie van het desbetreffende functionele systeem;

3)

de vereiste maatregelen en de motivering daarvan;

4)

de termijn voor het voltooien van de vereiste maatregelen;

5)

de datum van inwerkingtreding van de veiligheidsaanwijzing.

(c)

Binnen één maand na de uitvaardiging van een veiligheidsaanwijzing stuurt de bevoegde autoriteit een kopie ervan naar het Agentschap en alle andere betrokken bevoegde autoriteiten.

(d)

De bevoegde autoriteit controleert of de ATM/ANS-verleners voldoen aan de veiligheidsaanwijzingen en aan de richtsnoeren inzake ATM/ANS-apparatuur, voor zover van toepassing.”;

c)

ATM/ANS.AR.C.005, (a), wordt vervangen door:

“(a)

In het kader van ATM/ANS.AR.B.001, (a), (1), stelt de bevoegde autoriteit een proces vast om na te gaan of:

(1)

de dienstverleners voldoen aan de toepasselijke eisen die zijn uiteengezet in de bijlagen III tot en met XIII en alle toepasselijke voorwaarden voor het certificaat, alvorens dat certificaat af te geven. Het certificaat wordt afgegeven overeenkomstig aanhangsel 1 bij deze bijlage;

(2)

alle veiligheidsgerelateerde verplichtingen in het aanwijzingsbesluit dat overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 550/2004 is opgesteld, zijn nageleefd;

(3)

de eisen die van toepassing zijn op de dienstverleners die onder haar toezicht staan, blijvend worden nageleefd;

(4)

de veiligheids-, beveiligings- en interoperabiliteitsdoelstellingen, de toepasselijke eisen en andere voorwaarden die zijn geïdentificeerd in het bewijs van overeenstemming voor ATM/ANS-apparatuur, de technische en prestatiebeperkingen en voorwaarden die zijn geïdentificeerd in certificaten en/of verklaringen voor ATM/ANS-apparatuur, en veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van richtsnoeren inzake ATM/ANS-apparatuur waarvoor het Agentschap opdracht heeft gegeven overeenkomstig ATM/ANS.EQMT.AR.A.030 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768, zijn geïmplementeerd;

(5)

de veiligheidsaanwijzingen, corrigerende acties en handhavingsmaatregelen ten uitvoer zijn gelegd.”;

d)

ATM/ANS.AR.C.050 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten (c), (d), (e) en (f) worden vervangen door:

“(c)

De bevoegde autoriteit geeft een niveau 1-bevinding af bij een ernstig geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, alsmede de Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, de procedures en handboeken van de ATM/ANS-verlener, de voorwaarden van het certificaat, het aanwijzingsbesluit, indien van toepassing, of de inhoud van een verklaring die een aanzienlijk risico vormt voor de vliegveiligheid of anderszins vragen doet rijzen over het vermogen van de dienstverlener om zijn activiteiten voort te zetten.

De bevindingen van niveau 1 omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

1)

het verspreiden van operationele procedures en/of het verlenen van diensten op een wijze die een aanzienlijk gevaar voor de vliegveiligheid met zich meebrengt;

2)

het verkrijgen of behouden van de geldigheid van het certificaat van dienstverlener door vervalste bewijsstukken in te dienen;

3)

aanwijzingen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van het certificaat van dienstverlener;

4)

het ontbreken van een aansprakelijke beheerder.

(d)

De bevoegde autoriteit geeft een niveau 2-bevinding af voor elk ander geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, alsmede de Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, de procedures en handboeken van de ATM/ANS-verlener, de voorwaarden van het certificaat of de inhoud van een verklaring.

(e)

Wanneer een bevinding wordt vastgesteld, tijdens het toezicht of anderszins, moet de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, alsmede bij de Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, de bevinding schriftelijk aan de dienstverlener melden en eisen dat corrigerende actie wordt ondernomen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen.

(1)

In het geval van niveau 1-bevindingen neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen en kan zij zo nodig het certificaat geheel of gedeeltelijk opschorten of intrekken, waarbij de continuïteit van de dienstverlening wordt gewaarborgd op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang komt; in het geval van de Netwerkbeheerder, stelt hij de Commissie daarvan in kennis. De genomen maatregel is afhankelijk van de omvang van de bevinding en blijft van kracht tot de dienstverlener corrigerende actie heeft ondernomen.

(2)

In het geval van niveau 2-bevindingen moet de bevoegde autoriteit:

(i)

de dienstverlener een uitvoeringsperiode toekennen voor een actieplan met corrigerende maatregelen die geschikt zijn voor de aard van de bevinding;

(ii)

de corrigerende maatregelen en het uitvoeringsplan die door de dienstverlener worden voorgesteld, beoordelen en, voor zover uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, aanvaarden.

(3)

In het geval van niveau 2-bevindingen, waarbij de dienstverlener geen actieplan indient met corrigerende maatregelen die aanvaardbaar zijn voor de bevoegde autoriteit in het licht van de bevinding, of waarbij de dienstverlener de corrigerende maatregelen niet heeft uitgevoerd binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, kan de bevinding worden verhoogd tot niveau 1 en moeten de in punt (1) vastgestelde maatregelen worden genomen.

(f)

Wanneer de bevoegde autoriteit vaststelt dat de ATM/ANS-verlener ATM/ANS-apparatuur in zijn functionele systeem integreert zonder de naleving van ATM/ANS.OR.A.045, (g), te waarborgen, neemt zij, met inachtneming van de noodzaak om de veiligheid en continuïteit van de activiteiten te waarborgen, alle maatregelen die nodig zijn om het toepassingsgebied van die ATM/ANS-apparatuur te beperken of het gebruik ervan door de onder haar toezicht staande ATM/ANS-verleners te verbieden.”;

ii)

het volgende punt (g) wordt toegevoegd:

“(g)

Voor gevallen die geen bevindingen van niveau 1 en 2 vereisen, kan de bevoegde autoriteit opmerkingen maken.”.

3)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan ATM/ANS.OR.A.045 worden de volgende punten (g) tot en met (j) toegevoegd:

“(g)

Alvorens ATM/ANS-apparatuur in het functionele systeem te integreren, zorgt de ATM/ANS-verlener ervoor dat:

(1)

nieuwe of gewijzigde ATM/ANS-apparatuur door het Agentschap wordt gecertificeerd overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 en vervaardigd door een erkende ontwerp- of productieorganisatie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1769 (*3) van de Commissie, of

(2)

voor nieuwe of gewijzigde ATM/ANS-apparatuur een verklaring wordt afgegeven door een erkende ontwerporganisatie overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 en deze apparatuur wordt vervaardigd door een erkende ontwerp- of productieorganisatie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1769, of

(3)

voor nieuwe of gewijzigde ATM/ANS-apparatuur een bewijs van overeenstemming wordt afgegeven overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768, of

(4)

wanneer de ATM/ANS-apparatuur niet onderworpen is aan de conformiteitsbeoordeling uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768, is gecontroleerd of de specifieke ATM/ANS-apparatuur voldoet aan de toepasselijke specificaties en kwalificaties.

(h)

De ATM/ANS-verlener ziet erop toe dat gecontroleerd is of de ATM/ANS-apparatuur voldoet aan de specificaties van de fabrikant van de apparatuur, onder meer aan de hand van installatietests en tests ter plaatse.

(i)

Alvorens de ATM/ANS-verlener de ATM/ANS-apparatuur in gebruik neemt, zorgt hij ervoor dat het gewijzigde functionele systeem waarin deze ATM/ANS-apparatuur is geïntegreerd, aan alle toepasselijke eisen voldoet en identificeert hij alle afwijkingen en beperkingen.

(j)

Wanneer de ATM/ANS-verlener de ATM/ANS-apparatuur in gebruik neemt, zorgt hij ervoor dat de ATM/ANS-apparatuur, of de gewijzigde apparatuur, in gebruik wordt genomen overeenkomstig de gebruiksvoorwaarden en alle toepasselijke beperkingen, en dat hij aan alle toepasselijke eisen voldoet.

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1769 van 12 september 2023 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor de erkenning van organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp of de productie van systemen en componenten voor luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 (PB L 228 van 15.9.2023, blz. 19);” "

b)

ATM/ANS.OR.A.060 wordt vervangen door:

ATM/ANS.OR.A.060 Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

(a)

Een dienstverlener voert alle veiligheidsmaatregelen uit, inclusief veiligheidsaanwijzingen, die door de bevoegde autoriteit overeenkomstig ATM/ANS.AR.A.025, (c), worden opgelegd.

Wanneer een veiligheidsaanwijzing wordt uitgegeven om de toestand te corrigeren waarnaar wordt verwezen in het overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 afgegeven bewijs van overeenstemming, moet de ATM/ANS-verlener, tenzij anders bepaald door de bevoegde autoriteit in geval dringende actie vereist is:

1)

passende corrigerende maatregelen voorstellen en de bijzonderheden van dat voorstel ter goedkeuring indienen bij het Agentschap;

2)

na goedkeuring door de bevoegde autoriteit, hieraan voldoen.”;

c)

aan ATM/ANS.OR.B.005, (a), wordt het volgende punt (8) toegevoegd:

“(8)

een proces om ervoor te zorgen dat het ontwerp van ATM/ANS-apparatuur, of de wijzigingen in het ontwerp ervan, onder voorbehoud van artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768, voldoen aan de toepasselijke specificaties, met inbegrip van de onafhankelijke controlefunctie voor het aantonen van de naleving op basis waarvan de ATM/ANS-verlener een bewijs van overeenstemming en de bijbehorende nalevingsdocumentatie afgeeft.”;

d)

ATM/ANS.OR.D.025 wordt als volgt gewijzigd:

1)

punt (c) wordt vervangen door:

“(c)

De Netwerkbeheerder dient een jaarlijks verslag over zijn activiteiten in bij de Commissie en het Agentschap. Dit verslag heeft betrekking op zijn operationele prestaties en op belangrijke activiteiten en ontwikkelingen, met name op veiligheidsgebied.”;

2)

punt (d), (3), wordt vervangen door:

“(3)

een vergelijking tussen de prestaties van de Netwerkbeheerder en de prestaties die zijn vastgesteld in het strategisch netwerkplan, waarbij de werkelijke prestaties met die in het operationele netwerkplan worden vergeleken door gebruik te maken van de in het operationeel netwerkplan vastgestelde prestatie-indicatoren;”.

4)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

ATS.OR.400 wordt vervangen door:

ATS.OR.400 Mobiele luchtvaartradiodienst (luchtgrondcommunicatie) — algemeen

(a)

Een verlener van luchtverkeersdiensten maakt gebruik van spraak- en/of datalinkcommunicatie voor luchtgrondcommunicatie bij luchtverkeersdiensten.

(b)

Wanneer mondelinge luchtgrondcommunicatie gebaseerd is op 8,33 kHz-kanaalafstand, zorgt een verlener van luchtverkeersdiensten ervoor dat:

(1)

alle apparatuur voor mondelinge luchtgrondcommunicatie met 8,33 kHz-kanaalafstand kan werken en in is staat om af te stemmen op kanalen met een kanaalafstand van 25 kHz;

(2)

8,33 kHz-kanaalafstand mogelijk is voor alle frequentietoewijzingen voor mondelinge communicatie;

(3)

de procedures die van toepassing zijn op luchtvaartuigen die zijn uitgerust met radio’s die geschikt zijn voor 8,33 kHz-kanaalafstand en op luchtvaartuigen die niet met dergelijke apparatuur zijn uitgerust, onder voorbehoud van overdracht tussen eenheden voor luchtverkeersdiensten, worden gespecificeerd in de akkoordverklaringen tussen die eenheden;

(4)

luchtvaartuigen die niet zijn uitgerust met radio’s die geschikt zijn voor 8,33 kHz-kanaalafstand, veilig kunnen worden bediend, mits zij binnen de capaciteitsgrenzen van het luchtverkeersleidingssysteem kunnen worden geleid op UHF of op 25 kHz-frequentietoewijzingen, en

(5)

deelt hij jaarlijks aan de lidstaat door wie hij is aangewezen, zijn plannen mee voor de verkeersleiding van staatsluchtvaartuigen die niet zijn uitgerust met radio’s met 8,33 kHz-kanaalafstand, rekening houdend met de capaciteitsbeperkingen die verband houden met de door de lidstaten in hun nationale luchtvaartgidsen (AIP’s) gepubliceerde procedures.

(c)

Wanneer rechtstreekse spraak- of datalinkcommunicatie in beide richtingen tussen piloot en luchtverkeersleider wordt gebruikt voor het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten, ziet de verlener van luchtverkeersdiensten er op toe dat al deze luchtgrondcommunicatiekanalen zijn uitgerust met registratiefaciliteiten.

(d)

Wanneer voor het verlenen van vluchtinformatiediensten rechtstreekse luchtgrondspraak- of datalinkcommunicatie in twee richtingen wordt gebruikt, met inbegrip van de vluchtinformatiedienst voor het luchtvaartterrein (aerodrome flight information service, AFIS), ziet de verlener van luchtverkeersdiensten er op toe dat al deze luchtgrondcommunicatiekanalen zijn uitgerust met registratiefaciliteiten, tenzij anders voorgeschreven door de bevoegde autoriteit.”;

b)

ATS.OR.415 wordt vervangen door:

ATS.OR.415 Mobiele luchtvaartradiodienst (luchtgrondcommunicatie) — algemene verkeersleiding

Een verlener van luchtverkeersdiensten ziet erop toe dat:

(a)

luchtgrondcommunicatiefaciliteiten het mogelijk maken dat spraakcommunicatie in twee richtingen plaatsvindt tussen een eenheid die algemene luchtverkeersdiensten verleent en passend uitgeruste luchtvaartuigen die om het even waar in het (de) luchtverkeersleidingsgebied(en) vliegen. en

(b)

luchtgrondcommunicatiefaciliteiten het mogelijk maken dat datacommunicatie in twee richtingen plaatsvindt tussen een eenheid die algemene luchtverkeersleidingsdiensten verleent en naar behoren uitgeruste luchtvaartuigen die vliegen in het luchtruim als bedoeld in AUR.COM.2001 van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1770 van de Commissie (*4), met het oog op de exploitatie van de datalinkdiensten als bedoeld in AUR.COM.2005, (1), (a), van die uitvoeringsverordening.

(*4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1770 van de Commissie van 12 september 2023 tot vaststelling van bepalingen inzake luchtvaartuiguitrusting die vereist is voor het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en exploitatievoorschriften met betrekking tot het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 29/2009 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011, (EU) nr. 1207/2011 en (EU) nr. 1079/2012 (PB L 228 van 15.9.2023, blz. 39)”;"

c)

ATS.OR.430 wordt vervangen door:

ATS.OR.430 Vaste luchtvaartradiodienst (grondgrondcommunicatie) — algemeen

(a)

Een verlener van luchtverkeersdiensten ziet erop toe dat rechtstreekse spraakcommunicatie en/of datalinkcommunicatie wordt gebruikt in grondgrondcommunicatie.

(b)

Wanneer communicatie met het oog op de coördinatie van luchtverkeersdiensten wordt ondersteund door automatisering, zorgt een verlener van luchtverkeersdiensten ervoor dat:

(1)

de passende middelen worden ingezet om de relevante vluchtinformatie automatisch te ontvangen, op te slaan, te verwerken, op te vragen en weer te geven, en door te geven;

(2)

de storingen of anomalieën van een dergelijke geautomatiseerde coördinatie duidelijk worden gepresenteerd aan de luchtverkeersleider(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de coördinatie van vluchten in een overdragende eenheid;

(3)

de waarschuwingen in verband met de uitwisseling van systeeminformatie worden gepresenteerd aan de relevante werkstations;

(4)

de informatie over de relevante processen voor de uitwisseling van systeeminformatie wordt verstrekt aan de luchtverkeersleiders;

(5)

luchtverkeersleiders beschikken over de middelen om de uitgewisselde vluchtinformatie te wijzigen.”;

d)

het volgende punt ATS.OR.446 wordt ingevoegd:

ATS.OR.446 Surveillancegegevens

(a)

Verleners van luchtverkeersdiensten mogen geen gegevens gebruiken van Mode S-ondervragingssystemen die onder de bevoegdheid van een derde land worden geëxploiteerd indien de toewijzing van de ondervragingscode niet is gecoördineerd.

(b)

Verleners van luchtverkeersdiensten zorgen ervoor dat de nodige capaciteiten worden geïmplementeerd om luchtverkeersleiders in staat te stellen luchtvaartuigen individueel te identificeren aan de hand van de gedownlinkte luchtvaartuigidentificatie, zoals beschreven in aanhangsel 1.

(c)

Verleners van luchtverkeersdiensten zorgen voor naadloze activiteiten in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim en op de grens met het naburige luchtruim door passende minimumvereisten voor de separatie van luchtvaartuigen toe te passen.”;

e)

aan ATS.TR.230 wordt het volgende punt (c) toegevoegd:

“(c)

De coördinatie van de overdracht van luchtverkeersleiding tussen eenheden die algemene luchtverkeersleidingsdiensten verlenen binnen de EUR-regio van de ICAO, of indien dit overeengekomen is met of tussen andere luchtverkeersleidingseenheden, wordt ondersteund door geautomatiseerde processen zoals gedefinieerd in aanhangsel 2.”;

f)

de volgende aanhangsels 1 en 2 worden toegevoegd:

“Aanhangsel 1

Identificatie van individuele luchtvaartuigen die gebruikmaken van het gedownlinkte luchtvaartuigidentificatiekenmerk, zoals vereist in ATS.OR.446, (b)

Het gedownlinkte luchtvaartuigidentificatiekenmerk wordt als volgt gebruikt om individuele luchtvaartuigidentificatie vast te stellen:

a)

De verlener van luchtverkeersdiensten deelt aan de Netwerkbeheerder mee in welke luchtruimvolumes luchtvaartuigen individueel worden geïdentificeerd aan de hand van het gedownlinkte luchtvaartuigidentificatiekenmerk.

b)

De conspicuity SSR code A1000 wordt toegekend aan luchtvaartuigen die individueel zijn geïdentificeerd aan de hand van het gedownlinkte luchtvaartuigidentificatiekenmerk.

c)

Behalve wanneer een van de voorwaarden van punt (d) van toepassing is, wordt de conspicuity SSR code A1000 toegewezen aan vertrekkende luchtvaartuigen of aan luchtvaartuigen waarvoor, overeenkomstig punt (g), een wijziging van code vereist is, indien de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

1)

de gedownlinkte luchtvaartuigidentificatie komt overeen met de overeenkomstige vermelding in het vluchtplan voor dat luchtvaartuig;

2)

de Netwerkbeheerder heeft meegedeeld dat het specifieke luchtvaartuig in aanmerking komt voor de toewijzing van de conspicuity SSR code A1000.

d)

De conspicuity SSR code A1000 wordt niet toegewezen aan de in punt (c) bedoelde luchtvaartuigen wanneer een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

1)

een verlener van luchtvaartnavigatiediensten die wordt geconfronteerd met een onverwachte onderbreking van een grondsurveillancesensor heeft noodmaatregelen genomen die vereisen dat unieke SSR-codes worden toegewezen aan luchtvaartuigen;

2)

verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten unieke SSR-codes aan luchtvaartuigen toewijzen wegens buitengewone militaire noodmaatregelen;

3)

een luchtvaartuig dat in aanmerking komt voor de toewijzing van de overeenkomstig punt (c) vastgestelde conspicuity SSR code A1000 verlaat het in punt (a) bedoelde luchtruimvolume of wordt op een andere wijze weggeleid uit dit luchtruimvolume.

e)

Luchtvaartuigen waaraan de overeenkomstig punt (c) vastgestelde conspicuity SSR code A1000 niet wordt toegewezen, krijgen een SSR-code toegewezen die in overeenstemming is met een door de lidstaten overeengekomen en met derde landen gecoördineerde codetoewijzingslijst.

f)

Wanneer een SSR-code aan een luchtvaartuig is toegewezen, wordt zo snel mogelijk gecontroleerd of de door de piloot ingestelde SSR-code identiek is aan de code die aan de vlucht is toegewezen.

g)

SSR-codes die zijn toegewezen aan luchtvaartuigen die worden overgedragen door verleners van luchtverkeersdiensten in aangrenzende landen, worden automatisch gecontroleerd om na te gaan of de toewijzingen kunnen worden behouden, overeenkomstig een door de lidstaten overeengekomen en met derde landen gecoördineerde codetoewijzingslijst.

h)

Met aangrenzende verleners van luchtvaartnavigatiediensten die individuele luchtvaartuigen identificeren aan de hand van unieke SSR-codes, worden formele regelingen getroffen die ten minste het volgende omvatten:

1)

een verplichting voor de aangrenzende verleners van luchtvaartnavigatiediensten om luchtvaartuigen met gecontroleerde unieke SSR-codes die zijn toegewezen overeenkomstig een door de lidstaten overeengekomen en met Europese derde landen gecoördineerde codetoewijzingslijst, over te dragen;

2)

een verplichting om ontvangende eenheden in kennis te stellen van alle waargenomen onregelmatigheden bij de exploitatie van aan boord aanwezige onderdelen van surveillancesystemen;

i)

verleners van luchtverkeersdiensten zorgen ervoor dat de toewijzing van unieke SSR-codes in overeenstemming met een codetoewijzingslijst die door de lidstaten is overeengekomen en met derde landen is gecoördineerd om individuele luchtvaartuigidentificatie vast te stellen, voldoet aan het volgende:

1)

de SSR-codes worden automatisch toegewezen aan luchtvaartuigen, overeenkomstig een door de lidstaten overeengekomen en met derde landen gecoördineerde codetoewijzingslijst;

2)

de SSR-codes die zijn toegewezen aan luchtvaartuigen die worden overgedragen door verleners van luchtvaartnavigatiediensten in aangrenzende landen, worden automatisch gecontroleerd om na te gaan of de toewijzingen kunnen worden behouden, overeenkomstig een door de lidstaten overeengekomen en met derde landen gecoördineerde codetoewijzingslijst;

3)

de SSR-codes worden ingedeeld in verschillende categorieën om een gedifferentieerde codetoewijzing mogelijk te maken;

4)

de SSR-codes van de in punt (3) bedoelde verschillende categorieën worden toegewezen volgens de richting van de vluchten;

5)

dezelfde SSR-code kan gelijktijdig worden toegewezen aan meerdere vluchten die in conflictvrije richtingen vliegen.

6)

de luchtverkeersleiders worden automatisch geïnformeerd wanneer SSR-codes onbedoeld meermaals worden toegewezen.

Aanhangsel 2

Processen die moeten worden toegepast voor geautomatiseerde coördinatie, zoals vereist bij ATS.TR.230, (c)

A.

De verplichte processen die moeten worden toegepast tussen eenheden die algemene luchtverkeersleidingsdiensten verlenen, of indien overeengekomen met of tussen andere luchtverkeersleidingseenheden, zijn de volgende:

a)

Aanmelding

1)

Het proces van aanmelding heeft betrekking op minstens de volgende vluchtinformatie:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

SSR-mode en -code (indien beschikbaar),

iii)

luchtvaartterrein van vertrek,

iv)

geraamde gegevens,

v)

luchtvaartterrein van bestemming,

vi)

nummer en type van het luchtvaartuig,

vii)

type vlucht,

viii)

mogelijkheden en status van de apparatuur.

2)

De informatie over de “mogelijkheden en status van de apparatuur” moet minstens betrekking hebben op gereduceerde verticale separatieminima (RVSM) en op de mogelijkheid om met 8,33 kHz kanaalafstand te werken. Andere punten kunnen in overeenstemming met de akkoordverklaringen worden opgenomen.

3)

Het aanmeldingsproces dient minstens één keer plaats te vinden voor elke in aanmerking komende vlucht die volgens de planning de grens zal overschrijden, tenzij de vlucht vóór vertrek aan aanmeldings- en coördinatieprocessen werd onderworpen.

4)

De criteria waaraan vluchten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor grensoverschrijdende aanmelding moeten overeenstemmen met de bepalingen van de akkoordverklaringen.

5)

Als het aanmeldingsproces niet tegen een door beide partijen overeengekomen tijdstip voorafgaand aan het proces van eerste coördinatie kan worden uitgevoerd, wordt het in het proces van eerste coördinatie geïntegreerd.

6)

Als het aanmeldingsproces wordt uitgevoerd, dient het vóór het proces van eerste coördinatie plaats te vinden.

7)

Het aanmeldingsproces wordt opnieuw uitgevoerd telkens wanneer vóór het proces van eerste coördinatie een wijziging wordt aangebracht in een van de volgende gegevens:

i)

coördinatiepunt (COP),

ii)

verwachte code van de secundaire surveillanceradar op het punt waarop de verkeersleiding wordt overgedragen,

iii)

luchtvaartterrein van bestemming,

iv)

type luchtvaartuig;

v)

mogelijkheden en status van de apparatuur.

8)

Wanneer een tegenstrijdigheid wordt vastgesteld tussen de doorgestuurde gegevens en de overeenkomstige gegevens in het ontvangende systeem of wanneer dergelijke informatie niet beschikbaar is en dit aanleiding geeft tot corrigerende maatregelen bij de ontvangst van de volgende gegevens voor eerste coördinatie, wordt een passend werkstation belast met de oplossing van deze tegenstrijdigheid.

9)

Tijdscriteria voor het op gang brengen van het aanmeldingsproces:

i)

Een parametrisch aantal minuten vóór het tijdstip waarop volgens de ramingen het coördinatiepunt wordt bereikt, wordt het aanmeldingsproces op gang gebracht.

ii)

De aanmeldingsparameter(s) wordt (worden) vermeld in de akkoordverklaringen tussen de betrokken luchtverkeersleidingseenheden.

iii)

De aanmeldingsparameter(s) mag (mogen) voor elk van de coördinatiepunten afzonderlijk worden vastgesteld.

b)

Eerste coördinatie

1)

Voor een vlucht waarvoor een eerste coördinatie plaatsvindt, zijn de overeengekomen overdrachtsvoorwaarden operationeel bindend voor beide luchtverkeersleidingseenheden, tenzij de coördinatie wordt beëindigd of herzien.

2)

Minstens de volgende informatie wordt verstrekt over de vlucht die waarvoor het proces van eerste coördinatie plaatsvindt:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

SSR-mode en -code,

iii)

luchtvaartterrein van vertrek,

iv)

geraamde gegevens,

v)

luchtvaartterrein van bestemming,

vi)

nummer en type van het luchtvaartuig,

vii)

type vlucht,

viii)

mogelijkheden en status van de apparatuur.

3)

De informatie over de “mogelijkheden en status van de apparatuur” moet minstens betrekking hebben op RVSM en op de mogelijkheid om met 8,33 kHz kanaalafstand te werken. Andere punten kunnen worden opgenomen overeenkomstig de bilateraal overeengekomen akkoordverklaringen.

4)

Het proces van eerste coördinatie wordt toegepast op alle in aanmerking komende vluchten die volgens de planning de grenzen zullen overschrijden.

5)

De criteria waaraan vluchten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor grensoverschrijdende eerste coördinatie moeten in overeenstemming zijn met de akkoordverklaringen.

6)

Tenzij dit reeds manueel is gebeurd, wordt het proces van eerste coördinatie automatisch op gang gebracht, overeenkomstig de akkoordverklaringen, op:

i)

een bilateraal overeengekomen parametrisch tijdstip vóór het geraamde tijdstip van aankomst op het coördinatiepunt, of

ii)

het tijdstip waarop de vlucht zich op een bilateraal overeengekomen afstand van het coördinatiepunt bevindt.

7)

Het proces van eerste coördinatie wordt slechts één keer uitgevoerd, tenzij het de beëindiging van het coördinatieproces op gang wordt gebracht.

8)

Na de beëindiging van het coördinatieproces kan het proces van eerste coördinatie opnieuw op gang worden gebracht met dezelfde eenheid.

9)

De overdragende eenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van eerste coördinatie, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid — de vlucht wordt dan als “gecoördineerd” beschouwd.

10)

Als de voltooiing van het proces van eerste coördinatie niet wordt bevestigd, overeenkomstig de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt het werkstation dat binnen de overdragende eenheid verantwoordelijk is voor de coördinatie van de vlucht, gewaarschuwd.

11)

De informatie over de eerste coördinatie wordt ter beschikking gesteld van het desbetreffende werkstation in de ontvangende eenheid.

c)

Herziening van de coördinatie

1)

Het proces voor de herziening van de coördinatie moet zorgen voor aansluiting bij de vorige gecoördineerde vlucht.

2)

Voor een vlucht waarvoor de coördinatie wordt herzien, zijn de overeengekomen overdrachtsvoorwaarden operationeel bindend voor beide luchtverkeersleidingseenheden, tenzij de coördinatie wordt beëindigd of de voorwaarden verder worden herzien.

3)

Het proces van herziening van de coördinatie levert de volgende vluchtinformatie op, mits deze is gewijzigd:

i)

SSR-mode en -code,

ii)

het geraamde tijdstip en vliegniveau,

iii)

mogelijkheden en status van de apparatuur.

4)

Voorzover bilateraal overeengekomen heeft de herziening van de coördinatie betrekking op de volgende gegevens, indien deze zijn gewijzigd:

i)

het coördinatiepunt,

ii)

de route.

5)

Het proces voor de herziening van de coördinatie kan één of meer keren plaatsvinden met de eenheid die de vlucht op dat ogenblik coördineert.

6)

Het proces voor de herziening van de coördinatie vindt plaats wanneer:

i)

het geraamde tijdstip waarop de vlucht voorbij het coördinatiepunt vliegt, met meer dan een bilateraal overeengekomen waarde afwijkt van het eerder verstrekte tijdstip;

ii)

het (de) overdrachtsniveau(s), de SSR-code of de mogelijkheden en status van de apparatuur afwijken van de eerder verstrekte informatie.

7)

Voorzover bilateraal overeengekomen, vindt het proces voor de herziening van de coördinatie plaats wanneer zich wijzigingen voordoen in:

i)

het coördinatiepunt,

ii)

de route.

8)

De overdragende eenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces voor de herziening van de coördinatie, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

9)

Als de voltooiing van het proces voor de herziening van de coördinatie niet wordt bevestigd, overeenkomstig de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt het werkstation dat binnen de overdragende eenheid verantwoordelijk is voor de coördinatie van de vlucht, gewaarschuwd.

10)

Het proces voor de herziening van de coördinatie vindt onmiddellijk na de relevante invoer of wijziging plaats.

11)

Het proces voor de herziening van de coördinatie mag niet meer plaatsvinden wanneer de vlucht zich op een bilateraal overeengekomen tijd/afstand bevindt van het punt waarop de verkeersleiding wordt overgedragen, overeenkomstig de akkoordverklaringen.

12)

De informatie van proces voor de herziening van de coördinatie wordt ter beschikking gesteld van het desbetreffende werkstation in de ontvangende eenheid.

13)

Indien de voltooiing van het proces voor de herziening van de coördinatie niet wordt bevestigd met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, neemt de overdragende eenheid het initiatief tot mondelinge coördinatie.

d)

Beëindiging van de coördinatie

1)

Het proces voor de beëindiging van de coördinatie zorgt voor aansluiting op het voorafgaande aanmeldings- of coördinatieproces dat wordt geannuleerd.

2)

Voor een gecoördineerde vlucht moet de coördinatie met een eenheid worden beëindigd wanneer:

i)

de eenheid niet langer de volgende eenheid in de coördinatiereeks is;

ii)

het vluchtplan in de verzendende eenheid wordt geannuleerd en de coördinatie niet langer relevant is;

iii)

de voorgaande eenheid meedeelt dat de coördinatie van de vlucht wordt beëindigd.

3)

Voor een gecoördineerde vlucht kan de coördinatie met een eenheid worden beëindigd wanneer:

i)

de eenheid niet langer de volgende eenheid in de coördinatiereeks is;

ii)

het vluchtplan in de verzendende eenheid wordt geannuleerd en de coördinatie niet langer relevant is;

iii)

de voorgaande eenheid meedeelt dat de coördinatie van de vlucht wordt beëindigd;

iv)

de vlucht onderweg vertraging oploopt en de raming niet automatisch kan worden herzien.

4)

De overdragende eenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces voor de beëindiging van de coördinatie, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

5)

Als de voltooiing van het proces voor de beëindiging van de coördinatie niet wordt bevestigd, overeenkomstig de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt het werkstation dat binnen de overdragende eenheid verantwoordelijk is voor de coördinatie van de vlucht, gewaarschuwd.

6)

De informatie over de beëindiging van de coördinatie wordt ter beschikking gesteld op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de in kennis gestelde eenheid of in de eenheid waarbij de coördinatie is geannuleerd.

7)

Indien de voltooiing van het proces voor de beëindiging van de coördinatie niet wordt bevestigd met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, neemt de overdragende eenheid het initiatief tot mondelinge coördinatie.

e)

Basisvluchtgegevens

1)

In het kader van het proces van basisvluchtgegevens wordt minstens de volgende informatie verstrekt:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

SSR-mode en -code.

2)

Voor alle aanvullende informatie die in het kader van het proces van basisvluchtgegevens wordt verstrekt, is bilaterale overeenstemming nodig.

3)

Het proces van basisvluchtgegevens wordt automatisch uitgevoerd voor elke in aanmerking komende vlucht.

4)

De criteria om in aanmerking te komen voor basisvluchtgegevens moeten in overeenstemming zijn met de akkoordverklaringen.

5)

De eenheid die de vluchtgegevens verstrekt, wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van basisvluchtgegevens, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

6)

Als de voltooiing van het proces van basisvluchtgegevens niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die de gegevens verstrekt.

f)

Wijziging van basisvluchtgegevens

1)

Het proces voor de wijziging van basisvluchtgegevens moet zorgen voor aansluiting op de voorafgaande vlucht waarop een proces van basisvluchtgegevens is toegepast.

2)

Alle andere informatie die onder het proces voor de wijziging van basisvluchtgegevens valt en de daarmee samenhangende criteria voor het verstrekken van die informatie, moeten worden vastgelegd in bilaterale overeenkomsten.

3)

Het proces voor de wijziging van basisvluchtgegevens vindt alleen plaats voor een vlucht die eerder is aangemeld door een proces van basisvluchtgegevens.

4)

Een wijziging van het proces van basisvluchtgegevens wordt automatisch op gang gebracht overeenkomstig bilateraal overeengekomen criteria.

5)

De eenheid die de vluchtgegevens verstrekt, wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces voor de wijziging van basisvluchtgegevens, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

6)

Als de voltooiing van het proces voor de wijziging van basisvluchtgegevens niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die de gegevens verstrekt.

7)

De informatie over de wijziging van basisvluchtgegevens wordt ter beschikking gesteld op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de ontvangende eenheid.

B.

Wanneer de betrokken eenheden het eens zijn over de uitvoering van de aan het vertrek voorafgaande kennisgeving, zijn de processen voor frequentieverandering of handmatige overname van de communicatie als volgt:

a)

Aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie

1)

Het proces van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie heeft betrekking op minstens de volgende informatie:

i)

de identificatie van het luchtvaartuig;

ii)

SSR-mode en -code (indien beschikbaar);

iii)

het luchtvaartterrein van vertrek;

iv)

de geraamde vertrektijd of de geraamde gegevens, zoals bilateraal overeengekomen;

v)

het luchtvaartterrein van bestemming;

vi)

het nummer en type van het luchtvaartuig.

2)

De van een eenheid voor naderingsluchtverkeersleiding (TMA) of algemene luchtverkeersleiding (ACC) afkomstige informatie die onderworpen is aan het proces van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie, omvat het volgende:

i)

type vlucht,

ii)

mogelijkheden en status van de apparatuur.

3)

De informatie over de “mogelijkheden en status van de apparatuur” moet minstens betrekking hebben op RVSM en op de mogelijkheid om met 8,33 kHz kanaalafstand te werken.

4)

In de akkoordverklaring kan bepaald zijn op welke andere gegevens de informatie over de “mogelijkheden en status van de apparatuur” betrekking heeft.

5)

De processen van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie vinden één of meerdere keren plaats voor elke in aanmerking komende vlucht die volgens de planning de grenzen zal overschrijden, wanneer de vluchttijd van vertrek tot coördinatiepunt te kort is om de processen van eerste coördinatie of aanmelding uit te voeren.

6)

De criteria waaraan vluchten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor grensoverschrijdende aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie moeten in overeenstemming zijn met de akkoordverklaringen.

7)

De processen van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie vinden plaats telkens wanneer vóór het vertrek een wijziging plaatsvindt in een gegevensitem dat onderworpen was aan het vorige proces van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie.

8)

De overdragende eenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

9)

Als de voltooiing van het proces van aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie niet wordt bevestigd, overeenkomstig de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt het luchtverkeersleiderswerkstation dat binnen de overdragende eenheid verantwoordelijk is voor de aanmelding/coördinatie van de vlucht, gewaarschuwd.

10)

De informatie betreffende de aan het vertrek voorafgaande aanmelding en coördinatie wordt ter beschikking gesteld van het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de in kennis gestelde eenheid.

b)

Frequentiewijziging

1)

Het proces van frequentiewijziging omvat de identificatie van het luchtvaartuig en de volgende informatie, voor zover deze beschikbaar is:

i)

vrijgave-indicatie,

ii)

geklaard vliegniveau,

iii)

toegewezen richting/koers of klaring voor rechtstreeks vliegen,

iv)

toegewezen snelheid,

v)

toegewezen klim-/daalsnelheid.

2)

De gegevens betreffende de frequentiewijziging omvatten ook de volgende informatie, voor zover bilateraal overeengekomen:

i)

actuele koerspositie,

ii)

opgedragen frequentie.

3)

Het proces van frequentiewijziging wordt handmatig op gang gebracht door de overdragende luchtverkeersleider.

4)

De overdragende luchtverkeersleidingseenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces voor de beëindiging van de coördinatie, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

5)

Als de voltooiing van het proces van frequentiewijziging niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de overdragende luchtverkeersleidingseenheid.

6)

De informatie betreffende frequentiewijziging wordt onverwijld ter beschikking gesteld van de aanvaardende luchtverkeersleider.

c)

Handmatige overname van de communicatie

1)

Het proces van handmatige overname van de communicatie heeft minstens betrekking op de identificatie van het luchtvaartuig.

2)

De aanvaardende eenheid brengt het proces van handmatige overname op gang wanneer de communicatie tot stand is gebracht.

3)

De aanvaardende luchtverkeersleidingseenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van handmatige overname van de communicatie, met inbegrip van de bevestiging van de overdragende eenheid.

4)

Als de voltooiing van het proces van handmatige overname van de communicatie niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de aanvaardende luchtverkeersleidingseenheid.

5)

De informatie betreffende de handmatige overname van de communicatie wordt onverwijld ter beschikking gesteld van de luchtverkeersleider in de overdragende eenheid.

d)

Bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen

1)

Het proces van het bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen heeft betrekking op minstens de volgende informatie:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

SSR-mode en -code,

iii)

nummer en type van het luchtvaartuig,

iv)

identificatiecode van de verantwoordelijke sector,

v)

doorvliegroute, inclusief de geraamde tijdstippen en vliegniveaus voor elk punt van de route.

2)

Het proces van het bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen wordt ofwel handmatig op gang gebracht door de luchtverkeersleider, ofwel automatisch, zoals beschreven in de akkoordverklaringen.

3)

De luchtverkeersleidingseenheid die het bericht verzendt, wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van het bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen, met inbegrip van de bevestiging van de in kennis gestelde eenheid.

4)

Als de voltooiing van het proces van het bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond in de eenheid die het bericht verzendt.

5)

De informatie betreffende het bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen, wordt onverwijld ter beschikking gesteld van het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de in kennis gestelde eenheid.

e)

Verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen

1)

Het proces van verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen heeft betrekking op minstens de volgende informatie:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

SSR-mode en -code,

iii)

nummer en type van het luchtvaartuig,

iv)

identificatiecode van de verantwoordelijke sector,

v)

de doorvliegroute, inclusief de geraamde tijdstippen en vliegniveaus voor elk punt van de route.

2)

Voorzover bilateraal overeengekomen wordt in een verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen melding gemaakt van de mogelijkheden en status van de apparatuur.

3)

De inhoud van de informatie over de “mogelijkheden en status van de apparatuur” omvat ten minste de RVSM-capaciteit en kan andere punten bevatten zoals bilateraal overeengekomen.

4)

De luchtverkeersleider neemt het initiatief voor het verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen, overeenkomstig de in de akkoordverklaringen vermelde voorwaarden.

5)

De verzoekende luchtverkeersleidingseenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen, met inbegrip van de bevestiging van de eenheid die het verzoek ontvangt.

6)

Als de voltooiing van het proces van verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die het verzoek ontvangt.

7)

De informatie betreffende het verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen, wordt ter beschikking gesteld van het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die het verzoek ontvangt.

8)

Op een proces van verzoek om toestemming om het luchtruim te doorkruisen wordt een van de volgende antwoorden gegeven:

i)

aanvaarding van de voorgestelde route/nadere informatie voor het doorkruisen van het luchtruim;

ii)

tegenvoorstel met alternatieve route/nadere informatie voor het doorkruisen van het luchtruim, zoals gespecificeerd in punt 6;

iii)

afwijzing van de voorgestelde route/nadere informatie voor het doorkruisen van het luchtruim.

9)

Indien binnen een bilateraal overeengekomen termijn geen operationeel antwoord is ontvangen, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de verzoekende eenheid.

f)

Tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen

1)

Het proces van een tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen moet zorgen voor aansluiting bij de voorafgaande gecoördineerde vlucht.

2)

Het proces van een tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen heeft betrekking op minstens de volgende informatie:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

de doorvliegroute, inclusief de geraamde tijdstippen en vliegniveaus voor elk punt van de route.

3)

Het tegenvoorstel moet een nieuw vliegniveau en/of nieuwe vliegroute omvatten.

4)

De eenheid die het tegenvoorstel indient, wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van een tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen, met inbegrip van de bevestiging van de eenheid die het oorspronkelijke verzoek heeft ingediend.

5)

Als de voltooiing van het proces van een tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die het tegenvoorstel indient.

6)

De informatie betreffende het tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen wordt ter beschikking gesteld van het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die het oorspronkelijke verzoek heeft ingediend.

7)

De bevestiging van de succesvolle verwerking van de informatie betreffende het tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen in de eenheid die het oorspronkelijke verzoek heeft ingediend, wordt gevolgd door een operationeel antwoord van de eenheid die het oorspronkelijke verzoek heeft ingediend.

8)

Het operationele antwoord op een tegenvoorstel om het luchtruim te doorkruisen is een aanvaarding of een afwijzing, al naargelang het geval.

9)

Indien binnen een bilateraal overeengekomen termijn geen operationeel antwoord is ontvangen, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de eenheid die het tegenvoorstel heeft ingediend.

g)

Annulering van de doorkruising

1)

Het proces van annulering van de doorkruising moet zorgen voor aansluiting bij het voorafgaande aanmeldings- of coördinatieproces dat wordt geannuleerd.

2)

In een van de volgende gevallen brengt de voor de vlucht verantwoordelijke eenheid het proces van annulering van de doorkruising op gang:

i)

de eerder door middel van het proces voor basisvluchtgegevens aangemelde vlucht zal het luchtruim van de in kennis gestelde eenheid niet doorkruisen of is niet langer van belang voor de in kennis gestelde eenheid;

ii)

het luchtruim wordt niet doorkruist op de route die vermeld is in het bericht met het voornemen om het luchtruim te doorkruisen;

iii)

het luchtruim wordt niet doorkruist volgens de voorwaarden waarover wordt onderhandeld of die zijn overeengekomen na overleg over het doorkruisen van het luchtruim.

3)

Een proces van annulering van de doorkruising wordt ofwel automatisch ofwel handmatig door een luchtverkeersleider op gang gebracht overeenkomstig de akkoordverklaringen.

4)

De luchtverkeersleidingseenheid die de doorkruising annuleert, wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van annulering van de doorkruising, met inbegrip van de bevestiging van de in kennis gestelde/verzochte eenheid.

5)

Als de voltooiing van het proces van annulering van de doorkruising niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een waarschuwing getoond op het desbetreffende werkstation in de annulerende eenheid.

6)

De informatie betreffende de annulering van de doorkruising wordt onverwijld ter beschikking gesteld van het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de in kennis gestelde/verzochte eenheid.

C.

Tussen eenheden die algemene luchtverkeersleidingsdiensten verlenen die nodig zijn om de datalinkdiensten als bedoeld in AUR.COM.2005, (1), (a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1770 te exploiteren, of wanneer dit met of tussen andere eenheden is overeengekomen, worden de volgende processen ondersteund door automatisering:

a)

Logon forward

1)

Ten minste de volgende informatie valt onder het “logon forward”-proces:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

luchtvaartterrein van vertrek,

iii)

luchtvaartterrein van bestemming,

iv)

type logon,

v)

logon-parameters.

2)

Voor elke vlucht die volgens de planning de grens zal overschrijden en die op een datalink is aangelogd wordt één “logon forward”-proces uitgevoerd.

3)

Het “logon forward”-proces gaat van start op of zo snel mogelijk na het vroegste van de als volgt, overeenkomstig de akkoordverklaringen, vastgestelde tijdstippen:

i)

een parametrisch aantal minuten vóór het geraamde tijdstip op het coördinatiepunt;

ii)

het tijdstip waarop de vlucht zich op een bilateraal overeengekomen afstand van het coördinatiepunt bevindt.

4)

De criteria om in aanmerking te komen voor het “logon forward”-proces moeten in overeenstemming zijn met de akkoordverklaring.

5)

De “logon forward”-informatie wordt toegevoegd aan de overeenkomstige vluchtinformatie in de ontvangende eenheid.

6)

De “logged on”-status van de vlucht mag worden weergegeven op het desbetreffende luchtverkeersleiderswerkstation in de ontvangende eenheid.

7)

De overdragende eenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het “logon forward”-proces, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

8)

Als de voltooiing van het “logon forward”-proces niet wordt bevestigd, met inachtneming van de toepasselijke eisen inzake kwaliteit van de dienstverlening, wordt een verzoek tot luchtgronddatalinkcontact met het luchtvaartuig op gang gebracht.

b)

Volgende in kennis gestelde autoriteit

1)

Ten minste de volgende informatie valt onder het proces van volgende in kennis gestelde autoriteit:

i)

identificatie van het luchtvaartuig,

ii)

luchtvaartterrein van vertrek,

iii)

luchtvaartterrein van bestemming.

2)

Voor elke in aanmerking komende grensoverschrijdende vlucht wordt één proces van volgende in kennis gestelde autoriteit uitgevoerd.

3)

Het proces van volgende in kennis gestelde autoriteit wordt op gang gebracht nadat het boordsysteem het verzoek van de volgende gegevensautoriteit aan het luchtvaartuig heeft bevestigd.

4)

Als de informatie over de volgende in kennis gestelde autoriteit succesvol is verwerkt, vraagt de ontvangende eenheid aan het luchtvaartuig om een datalinkcommunicatie tussen de luchtverkeersleider en de piloot (CPDLC) op gang te brengen.

5)

Als de informatie over de volgende in kennis gestelde autoriteit niet overeenkomstig een bilateraal overeengekomen parametrisch tijdstip wordt ontvangen, past de ontvangende eenheid lokale procedures toe om de datalinkcommunicatie met het luchtvaartuig op gang te brengen.

6)

De overdragende eenheid wordt in kennis gesteld van de voltooiing van het proces van volgende in kennis gestelde autoriteit, met inbegrip van de bevestiging van de ontvangende eenheid.

7)

Als de voltooiing van het proces van volgende in kennis gestelde autoriteit niet wordt bevestigd, binnen de toepasselijke vereisten inzake kwaliteit van de dienstverlening, brengt de overdragende eenheid lokale procedures op gang.

.

5)

Aan bijlage VIII, subdeel B, wordt het volgende deel 2 toegevoegd:

DEEL 2

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR VERLENERS VAN SURVEILLANCEDIENSTEN

CNS.TR.205 Toewijzing en gebruik van Mode S-ondervragingscodes

a)

Een verlener van surveillancediensten exploiteert alleen een in aanmerking komend Mode S-ondervragingssysteem, met gebruikmaking van een in aanmerking komende ondervragingscode (IC), indien hij daartoe van de betrokken lidstaat een toewijzing van een ondervragingscode heeft ontvangen.

b)

Een verlener van surveillancediensten die een in aanmerking komend Mode S-ondervragingssysteem waarvoor geen toewijzing van een ondervragingscode is ontvangen, exploiteert of voornemens is te exploiteren, dient bij de betrokken lidstaat een aanvraag voor een ondervragingscode in, die ten minste de volgende essentiële elementen bevat:

1)

een unieke referentie van de aanvraag van de betrokken lidstaat;

2)

de volledige contactgegevens van de vertegenwoordiger van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de toewijzing van Mode S-ondervragingscodes;

3)

de volledige gegevens van de contactpersoon van de Mode S-operator voor kwesties betreffende de toewijzing van Mode S-ondervragingscodes;

4)

de naam van het Mode S-ondervragingssysteem;

5)

het gebruik van het Mode S-ondervragingssysteem (operationeel of test);

6)

de locatie van het Mode S-ondervragingssysteem;

7)

de geplande datum voor de eerste Mode S-transmissie van het Mode S-ondervragingssysteem;

8)

de gevraagde Mode S-dekking;

9)

specifieke operationele vereisten;

10)

de mogelijkheid om SI-codes te gebruiken;

11)

de mogelijkheid om II/SI-codes te gebruiken;

12)

de mogelijkheid om met dekkingskaarten te werken.

c)

Een verlener van surveillancediensten voldoet aan de essentiële elementen van de toewijzingen van ondervragingscodes die hij heeft ontvangen, met inbegrip van ten minste de volgende elementen:

1)

de overeenkomstige referentie van de aanvraag van de betrokken lidstaat;

2)

een unieke toewijzingsreferentie van de dienst voor de toewijzing van ondervragingscodes;

3)

referenties van vervallen toewijzingen, indien vereist;

4)

toegewezen ondervragingscode;

5)

beperkingen in de surveillance- en lock-outdekking in de vorm van beperkingen van het radarbereik of van de Mode S-dekkingskaart;

6)

de implementatietermijn binnen dewelke de toewijzing moet worden geregistreerd in het in de aanvraag vermelde Mode S-ondervragingssysteem;

7)

de in acht te nemen uitvoeringsvolgorde;

8)

facultatief en in samenhang met andere alternatieven: clusteraanbeveling;

9)

specifieke operationele beperkingen, indien vereist.

d)

Een verlener van surveillancediensten stelt de betrokken lidstaat ten minste om de zes maanden in kennis van eventuele wijzigingen in de installatieplanning of in de operationele status van de in aanmerking komende Mode S-ondervragingssystemen voor wat de in punt c) genoemde essentiële elementen van toewijzingen van ondervragingscodes betreft.

e)

De verlener van surveillancediensten zorgt ervoor dat elk Mode S-ondervragingssysteem uitsluitend zijn toegewezen ondervragingscode gebruikt.”.

6)

In bijlage IX wordt ATFM.TR.100 vervangen door:

ATFM.TR.100 Werkmethoden en operationele procedures voor verleners van diensten voor het beheer van de luchtverkeersstromen

Een verlener van diensten voor het beheer van de luchtverkeersstromen moet kunnen aantonen dat zijn werkmethoden en operationele procedures in overeenstemming zijn met Verordeningen (EU) nr. 255/2010 (*5) en (EU) 2019/123 van de Commissie.

(*5)  *Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen (PB L 80 van 26.3.2010, blz. 10).”."

7)

In bijlage X wordt ASM.TR.100 vervangen door:

ASM.TR.100 Werkmethoden en operationele procedures voor verleners van diensten voor luchtruimbeheer

Een verlener van diensten voor luchtruimbeheer moet kunnen aantonen dat zijn werkmethoden en operationele procedures in overeenstemming zijn met Verordeningen (EG) nr. 2150/2005 (*6) en (EU) 2019/123 van de Commissie.

(*6)  Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 20).”."

8)

Bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:

a)

NM.TR.100 wordt vervangen door:

NM.TR.100 Werkmethoden en operationele procedures voor de Netwerkbeheerder

De Netwerkbeheerder moet kunnen aantonen dat zijn werkmethoden en operationele procedures in overeenstemming zijn met Verordeningen (EU) nr. 255/2010 en (EU) 2019/123.”.

b)

Het volgende deel 2 wordt toegevoegd:

DEEL 2

TECHNISCHE EISEN VOOR DE UITVOERING VAN NETWERKFUNCTIES VOOR LUCHTVERKEERSBEHEER (NETWERKFUNCTIES)

NM.TR.105 Toewijzing en gebruik van Mode S-ondervragingscodes

a)

De Netwerkbeheerder beschikt over een procedure die waarborgt dat het systeem voor de toewijzing van ondervragingscodes:

1)

controleert of de aanvragen van een ondervragingscode voldoen aan de afspraken inzake formaat en inhoud;

2)

controleert of de aanvragen van een ondervragingscode volledig en accuraat zijn en tijdig zijn ingediend;

3)

binnen maximaal 6 kalendermaanden na de datum van de aanvraag:

i)

simulaties van de actualisering van het plan voor de toewijzing van ondervragingscodes uitvoert op basis van de ingediende aanvragen;

ii)

een voorstel voor een actualisering van het plan voor de toewijzing van ondervragingscodes opstelt, dat ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de betrokken lidstaten;

iii)

ervoor zorgt dat de voorgestelde actualisering van het plan voor de toewijzing van ondervragingscodes zo veel mogelijk voldoet aan de operationele eisen van de aanvragen van een ondervragingscode, zoals beschreven in de essentiële elementen van punt (c), (7), (8) en (9) van CNS.TR.205;

iv)

het plan voor de toewijzing van ondervragingscodes onmiddellijk na de goedkeuring ervan actualiseert en aan de lidstaten meedeelt, onverminderd de nationale procedures voor het meedelen van informatie over Mode S-ondervragingssystemen onder militair beheer.

b)

De Netwerkbeheerder neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat militaire eenheden die in aanmerking komende Mode S-ondervragingssystemen exploiteren op een andere ondervragingscode dan II-code 0 en andere voor militair beheer gereserveerde codes, voldoen aan de eisen inzake de toewijzing en het gebruik van Mode S-ondervragingscodes.

c)

De Netwerkbeheerder neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat militaire eenheden die Mode S-ondervragingssystemen met II-code 0 of andere voor militair beheer gereserveerde ondervragingscodes exploiteren, toezicht houden op het exclusieve gebruik van die ondervragingscodes teneinde te voorkomen dat een in aanmerking komende ondervragingscode op ongecoördineerde wijze wordt gebruikt.

d)

De Netwerkbeheerder neemt de nodige maatregelen om te garanderen dat de toewijzing en de toepassing van de ondervragingscodes voor militaire eenheden geen nadelige gevolgen hebben voor de veiligheid van het algemene luchtverkeer.

NM.TR.110 Aanduiding van vluchten die in aanmerking komen voor individuele identificatie met behulp van het luchtvaartuigidentificatiekenmerk

a)

Op basis van het luchtruimvolume dat is opgegeven overeenkomstig aanhangsel 1 van ATS.OR.446, (b), van deze verordening en de vluchtplannen die zijn ingediend overeenkomstig SERA.4013 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, beoordeelt de Netwerkbeheerder of de vlucht in aanmerking komt voor de toewijzing van de conspicuity SSR-code A1000.

b)

De Netwerkbeheerder deelt alle betrokken eenheden voor luchtverkeersdiensten mee welke vluchten in aanmerking komen voor het gebruik van de conspicuity SSR-code A1000.”.


(*1)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).”;

(*2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1768 van 14 juli 2023 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor de certificering en verklaring van systemen en componenten voor luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie (PB L 228 van 15.9.2023, blz. 1 ”;

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1769 van 12 september 2023 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor de erkenning van organisaties die betrokken zijn bij het ontwerp of de productie van systemen en componenten voor luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/203 (PB L 228 van 15.9.2023, blz. 19);”

(*4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1770 van de Commissie van 12 september 2023 tot vaststelling van bepalingen inzake luchtvaartuiguitrusting die vereist is voor het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en exploitatievoorschriften met betrekking tot het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 29/2009 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011, (EU) nr. 1207/2011 en (EU) nr. 1079/2012 (PB L 228 van 15.9.2023, blz. 39)”;

(*5)  *Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen (PB L 80 van 26.3.2010, blz. 10).”.

(*6)  Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 20).”.”


Top