This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32002R2347
Council Regulation (EC) No 2347/2002 of 16 December 2002 establishing specific access requirements and associated conditions applicable to fishing for deep-sea stocks
Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften
Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften
PB L 351 van 28.12.2002, p. 6–11
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 12/01/2017
Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften
Publicatieblad Nr. L 351 van 28/12/2002 blz. 0006 - 0011
Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Europees Parlement(2), Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(3) bepaalt dat de Raad, in het licht van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, de voor een rationele en verantwoorde exploitatie van de bestanden op duurzame basis vereiste maatregelen en de voorwaarden voor de toegang tot de bestanden, vaststelt. (2) Wetenschappelijke adviezen betreffende bepaalde bestanden van diepzeesoorten wijzen erop dat deze bestanden exploitatiegevoelig zijn en dat de vangstmogelijkheden voor deze bestanden moeten worden beperkt of verminderd om ze op duurzame wijze te kunnen exploiteren. (3) De wetenschappelijke adviezen geven voorts aan dat beheersing van de visserij-inspanning een geschikte methode is om de diepzeebestanden volgens het voorzorgsbeginsel te beheren. (4) Het is derhalve dienstig te voorzien in een speciaal visdocument voor vaartuigen die op diepzeesoorten vissen en de op de betrokken bestanden uitgeoefende visserij-inspanning te beperken tot de recente niveaus. (5) Om goede wetenschappelijke adviezen te kunnen uitbrengen dient men te beschikken over nauwkeurige informatie over de visserij; deze informatie kan het best worden verzameld door goed opgeleide en onafhankelijke wetenschappelijke waarnemers. (6) Informatie die relevant is voor het uitbrengen van wetenschappelijk advies over de visserij moet zo spoedig mogelijk ter beschikking van de bevoegde wetenschappelijke en beheersorganen worden gesteld. (7) Voor een doeltreffend en op de voorzorgsaanpak gebaseerd beheer van de visserij-inspanning op diepzeesoorten is het noodzakelijk de vaartuigen die hierop vissen te identificeren aan de hand van speciale visdocumenten die worden afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten(4) en Verordening (EG) nr. 2943/95 van de Commissie van 20 december 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad(5). (8) Om ervoor te zorgen dat de bij deze verordening vastgestelde maatregelen in acht worden genomen, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk naast die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(6) en bij Verordening (EG) nr. 1489/97 van de Commissie van 29 juli 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen(7). (9) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(8), HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Werkingssfeer Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen die visserijactiviteiten uitvoeren in de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee)-deelgebieden I tot en met XIV en de communautaire wateren in de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2, 34.1.3 en 34.2, waarbij vissen van de in bijlage I genoemde soorten worden gevangen. Artikel 2 Definities In deze verordening wordt verstaan onder a) "diepzeesoorten": de in de lijst van bijlage I opgenomen soorten; b) "diepzeevisdocument": een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94; c) "motorvermogen": het totale vermogen, uitgedrukt in kilowatt, van de aan boord van vaartuigen geïnstalleerde motoren, gemeten zoals bepaald in Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen(9); d) "volume": de brutotonnage (GT), gemeten zoals bepaald in Verordening (EEG) nr. 2930/86; e) "kilowattvisdagen": het product van het vermogen als gedefinieerd onder c) en het aantal dagen dat het vissersvaartuig een vistuig in het water in gebruik heeft. Artikel 3 Diepzeevisdocument 1. De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten per kalenderjaar slechts mogen uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument. Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument. 2. Op verzoek van een lidstaten kunnen bijzondere maatregelen worden getroffen om rekening te houden met de seizoengebonden en ambachtelijke visserij. 3. Nadere regels voor de toepassing van lid 2, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2. Artikel 4 Beperking van de inspanning 1. De lidstaten berekenen het totale vermogen en het totale volume van hun vaartuigen die in 1998, in 1999 of in 2000 meer dan 10 ton - in ongeacht welke verhouding - diepzeesoorten hebben gevangen. Deze totale waarden worden aan de Commissie meegedeeld. Op schriftelijk verzoek van de Commissie leggen de lidstaten binnen 30 dagen documenten over betreffende de vangsten van de vaartuigen waaraan diepzeevisdocumenten zijn toegekend. 2. De lidstaten mogen diepzeevisdocumenten aan hun vaartuigen slechts afgeven mits: a) het totaal vermogen van die vaartuigen niet groter is dan het totale vermogen dat is berekend zoals aangegeven in lid 1, en/of b) de totale capaciteit van die vaartuigen niet groter is dan het totale volume dat is berekend zoals aangegeven in lid 1. Artikel 5 Mededeling van de kenmerken van vistuig en van visserijactiviteiten Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 registreert de kapitein van een communautair vissersvaartuig dat in het bezit is van een diepzeevisdocument in het logboek of op een door de vlaggenlidstaat ter beschikking gesteld formulier de in bijlage III opgesomde gegevens. Artikel 6 Satellietvolgsysteem (VMS) 1. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1489/97 moet de kapitein van het vissersvaartuig, wanneer de aan boord geïnstalleerde satellietvolgapparatuur defect of anderszins gestoord is, om de twee uren zijn geografische positie melden aan de vlaggen- en kustlidstaat. 2. Na afloop van de zeereis mag het vaartuig de haven pas verlaten nadat door de bevoegde autoriteiten is bevonden dat de satellietvolgapparatuur naar behoren functioneert. 3. Het herhaaldelijk niet naleven van de in de leden 1 en 2 genoemde voorschriften wordt beschouwd als een gedraging die een ernstige inbreuk vormt op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1447/1999 van de Raad van 24 juni 1999 tot vaststelling van een lijst van gedragingen die een ernstige inbreuk vormen op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid(10). 4. Nadere regels voor de toepassing van lid 2 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2. Artikel 7 Aangewezen havens 1. Met ingang van 1 maart 2003 is het verboden een hoeveelheid vis van diepzeesoorten van meer dan 100 kg - in ongeacht welke verhouding - aan te landen op een andere plaats dan de havens die voor het aanlanden van diepzeesoorten zijn aangewezen. 2. Elke lidstaat wijst havens aan waarin hoeveelheden vis van diepzeesoorten van meer dan 100 kg moeten worden aangeland en stelt de betreffende inspectie- en controleprocedures vast, met inbegrip van de bepalingen en voorwaarden voor het registreren en het meedelen van de bij elke landing aangevoerde hoeveelheden vis van diepzeesoorten. 3. Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk 60 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een lijst van de aangewezen havens mee, alsmede binnen de daaropvolgende 30 dagen, de desbetreffende inspectie- en controleprocedures als bedoeld in lid 2. De Commissie stuurt deze informatie door naar alle ander lidstaten. Artikel 8 Waarnemers 1. Elke lidstaat wijst, volgens een bemonsteringsplan als bedoeld in lid 2, wetenschappelijke waarnemers aan voor de vissersvaartuigen waaraan een diepzeevisdocument is afgegeven. 2. Elke lidstaat stelt een bemonsteringsplan voor het inzetten van waarnemers en voor bemonstering in de haven op dat moet garanderen dat adequate data voor de beoordeling en het beheer van de diepzeevisbestanden worden verzameld. De Commissie beslist binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening op basis van een wetenschappelijke en statistische evaluatie over de goedkeuring van het bemonsteringsplan. 3. Nadere regels voor de toepassing van de leden 1 en 2, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2. 4. De wetenschappelijke waarnemer a) registreert onafhankelijk in een logboek de in artikel 5 bedoelde informatie, b) dient binnen 20 dagen na afloop van de waarnemingsperiode bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een verslag in. Een kopie van dit verslag wordt, 30 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek, aan de Commissie gezonden; c) voert de aanvullende taken uit waarin bij het bemonsteringsplan is voorzien. 5. De wetenschappelijke waarnemer: a) mag geen verwant zijn van de kapitein of een andere officier van het vaartuig waaraan de waarnemer is toegewezen; b) mag niet in dienst zijn van de kapitein van het vaartuig waaraan hij is toegewezen; c) mag niet in dienst zijn van de vertegenwoordiger van de kapitein; d) mag niet in dienst zijn van een door de kapitein of zijn vertegenwoordiger gecontroleerd bedrijf; e) mag geen verwant zijn van de vertegenwoordiger van de kapitein. Artikel 9 Informatie Behoudens de verplichtingen waarin is voorzien bij de artikelen 15 en 19 decies van Verordening (EEG) nr. 2847/93, delen de lidstaten, op basis van de gegevens in de door de wetenschappelijke waarnemers overgelegde logboeken en verslagen, voor elk half kalenderjaar, uiterlijk drie maanden na afloop van dat half kalenderjaar, aan de Commissie de gegevens mee betreffende de vangsten van diepzeesoorten en de geleverde visserij-inspanning, uitgedrukt in kilowattvisdagen, uitgesplitst per kwartaal, per vistuigtype, per soort - met inbegrip van informatie over de soorten van bijlage I bis - en per statistisch vak van de ICES of per deelgebied van de CECAF. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld door naar de bevoegde wetenschappelijke instanties. Artikel 10 Follow-up Vóór 30 juni 2005 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over het algemene schema voor het beheer van diepzeesoorten. Op basis van dat verslag zal de Commissie de Raad een voorstel doen voor eventuele wijzigingen op dit schema. Artikel 11 Comité 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 ingesteld comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 12 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2003. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 16 december 2002. Voor de Raad De voorzitster M. Fischer Boel (1) PB C 151 E van 25.6.2002, blz. 184. (2) Advies bekendgemaakt op 10 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). (3) PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1). (4) PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7. (5) PB L 308 van 21.12.1995, blz. 15. (6) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2846/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 5). (7) PB L 202 van 30.7.1997, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2445/1999 van de Commissie (PB L 298 van 19.11.1999, blz. 5). (8) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (9) PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11). (10) PB L 167 van 2.7.1999, blz. 5. BIJLAGE I Lijst van diepzeesoorten >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE II Aanvullende lijst van diepzeesoorten als bedoeld in artikel 9 >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE III Gegevens betreffende het vistuig en de visserijactiviteiten als bedoeld in artikel 5 1. Voor vaartuigen die met de beug vissen: - het gemiddeld aantal haken op de beugen, - de totale tijd gedurende welke de beugen voor elke periode van 24 uur in het water zijn gebleven en het aantal keren dat de netten in die periode zijn uitgezet - de dieptes waarop is gevist. 2. Voor vaartuigen die staande netten gebruiken: - de maaswijdte van de netten, - de gemiddelde lengte van de netten, - de gemiddelde hoogte van de netten, - de totale tijd gedurende welke de netten voor elke periode van 24 uur in het water zijn gebleven en het aantal trekken in die periode - de dieptes waarop is gevist. 3. Voor vaartuigen die sleepnetten gebruiken: - de maaswijdte van de netten, - de totale tijd dat de netten voor elke periode van 24 uur in het water zijn gebleven en het aantal trekken in die periode, - de dieptes waarop is gevist.