This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32022D2508
Commission Implementing Decision (EU) 2022/2508 of 9 December 2022 establishing the best available techniques (BAT) conclusions, under Directive 2010/75/EU of the European Parliament and of the Council on industrial emissions, for the textiles industry (notified under document C(2022) 8984) (Text with EEA relevance)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2508 van de Commissie van 9 december 2022 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor de textielindustrie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 8984) (Voor de EER relevante tekst)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2508 van de Commissie van 9 december 2022 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor de textielindustrie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 8984) (Voor de EER relevante tekst)
C/2022/8984
PB L 325 van 20.12.2022, p. 112–161
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
20.12.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 325/112 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/2508 VAN DE COMMISSIE
van 9 december 2022
tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor de textielindustrie
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 8984)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), en met name artikel 13, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) vormen de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden voor installaties als bedoeld in hoofdstuk II van Richtlijn 2010/75/EU en de bevoegde autoriteiten moeten emissiegrenswaarden vaststellen die waarborgen dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus zoals vastgesteld in de BBT-conclusies. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2010/75/EU, heeft het bij besluit van de Commissie van 16 mei 2011 (2) opgerichte forum, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de betrokken industrietakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming, op 10 mei 2022 zijn advies over de voorgestelde inhoud van het BBT-referentiedocument voor de textielindustrie bij de Commissie ingediend. Dat advies is publiek toegankelijk (3). |
(3) |
In de BBT-conclusies die in de bijlage bij dit besluit worden uiteengezet, is rekening gehouden met het advies van het forum omtrent de voorgestelde inhoud van het BBT-referentiedocument. Zij bevatten de belangrijkste onderdelen van het BBT-referentiedocument. |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 75, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De BBT-conclusies voor de textielindustrie zoals in de bijlage uiteengezet, zijn aangenomen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 december 2022.
Voor de Commissie
Virginijus SINKEVIČIUS
Lid van de Commissie
(1) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(2) Besluit van de Commissie van 16 mei 2011 tot oprichting van een forum voor de uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (PB C 146 van 17.5.2011, blz. 3).
(3) https://circabc.europa.eu/ui/group/06f33a94-9829-4eee-b187-21bb783a0fbf/library/fdb14511-4fc5-4b90-b495-79033a1787af?p=1&n=10&sort=modified_DESC
BIJLAGE
1 BBT-CONCLUSIES (BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN) VOOR DE TEXTIELINDUSTRIE
TOEPASSINGSGEBIED
Deze BBT-conclusies hebben betrekking op de volgende in bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU omschreven activiteiten:
6.2. |
De voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van textielvezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. |
6.11. |
Een niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG vallende zelfstandig geëxploiteerde behandeling van afvalwater, mits de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van onder deze BBT-conclusies vallende activiteiten. |
Deze BBT-conclusies hebben ook betrekking op:
— |
de volgende activiteiten wanneer zij rechtstreeks samenhangen met de in punt 6.2 van bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU vermelde activiteiten:
|
— |
de gecombineerde behandeling van afvalwater van andere bronnen, mits de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van activiteiten die onder deze BBT-conclusies vallen en die afvalwaterbehandeling niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG valt; |
— |
stookinstallaties ter plekke die rechtstreeks samenhangen met de activiteiten die onder deze BBT-conclusies vallen, mits de gasvormige verbrandingsproducten in direct contact worden gebracht met de textielvezels of de textielmaterialen (zoals directe verwarming, droging, heat-setting) of wanneer de stralingswarmte en/of geleidingswarmte door een volle muur wordt overgedragen (indirecte verwarming) zonder dat deze overdracht via een warmteoverdrachtsvloeistof verloopt. |
Deze BBT-conclusies hebben geen betrekking op:
— |
coating en laminatie met behulp van een organisch oplosmiddel met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg per uur of meer dan 200 ton per jaar. Deze activiteiten vallen onder de BBT-conclusies inzake de activiteit voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen (STS); |
— |
de productie van kunstvezels en -garens. Deze activiteit valt mogelijk onder de BBT-conclusies voor de sector van de polymerenproductie; |
— |
het ontharen van huiden. Deze activiteit valt mogelijk onder de BBT-conclusies voor het looien van huiden (TAN). |
Andere BBT-conclusies en referentiedocumenten die relevant kunnen zijn voor de activiteiten waarop deze BBT-conclusies betrekking hebben, zijn onder meer:
— |
de oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen (STS); |
— |
afvalverbranding (WI); |
— |
afvalbehandeling (WT); |
— |
emissies uit opslag (EFS); |
— |
energie-efficiëntie (ENE); |
— |
industriële koelsystemen (ICS); |
— |
monitoring van emissies naar lucht en water afkomstig van RIE-installaties (ROM); |
— |
economische aspecten en cross-media-effecten (ECM). |
Deze BBT-conclusies gelden onverminderd andere toepasselijke wetgeving, bijvoorbeeld inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) en inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP), inzake biociden of inzake energie-efficiëntie (het beginsel energie-efficiëntie eerst).
DEFINITIES
Voor de toepassing van deze BBT-conclusies gelden de volgende definities:
Algemene termen |
|
Gebruikte term |
Definitie |
Verhouding lucht tot textiel |
De verhouding van de totale uitlaatgasvolumestroom (uitgedrukt in Nm3/h) van het emissiepunt van een textielbehandelingseenheid (bv. spanraam) tot de overeenkomstige doorvoer van het te behandelen textiel (droog textiel, uitgedrukt in kg/h). |
Cellulosematerialen |
Cellulosematerialen omvatten katoen en viscose. |
Geleide emissies |
Emissies van verontreinigende stoffen naar lucht via kanalen, leidingen, schoorstenen enz. |
Continue meting |
Meting met behulp van een geautomatiseerd meetsysteem dat permanent ter plekke is geïnstalleerd. |
Ontsterken |
Voorbehandeling van textielmaterialen om chemische sterksels uit weefsels te verwijderen. |
Diffuse emissies |
Niet-geleide emissies naar lucht. |
Directe lozing |
Lozing in een ontvangend waterlichaam zonder verdere stroomafwaartse afvalwaterzuivering. |
Chemisch reinigen |
Textielmaterialen reinigen met een organisch oplosmiddel. |
Bestaande installatie |
Een installatie die geen nieuwe installatie is. |
Weefselproductie |
Productie van weefsels, bv. door te weven of te breien. |
Finishing |
Fysische en/of chemische behandeling die erop gericht is de textielmaterialen eigenschappen te geven met het oog op het eindgebruik, zoals visuele effecten, behandelingskenmerken, waterdichtheid of onontvlambaarheid. |
Vlamlaminatie |
Binding van weefsels met behulp van een thermoplastische schuimlaag, die wordt blootgesteld aan een vlam die zich vóór de lamineerrollen bevindt. |
Gevaarlijke stof |
Gevaarlijke stof als gedefinieerd in artikel 3, punt 18, van Richtlijn 2010/75/EU. |
Gevaarlijke afvalstof |
Gevaarlijke afvalstof als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (1). |
Indirecte lozing |
Een lozing die geen directe lozing is. |
Vlotverhouding |
Voor een discontinu proces, de verhouding tussen het gewicht van de droge textielmaterialen en dat van de gebruikte procesvloeistof. |
Verdelingscoëfficiënt n-octanol/water |
De verhouding tussen de evenwichtsconcentraties van een opgeloste stof in een tweefasensysteem bestaande uit de grotendeels niet-mengbare oplosmiddelen n-octanol en water. |
Wezenlijke verbetering van een installatie |
Een belangrijke wijziging in het ontwerp of de technologie van een installatie, met grote aanpassingen of vervangingen van de verwerkings- en/of nabehandelingstechnieken en de bijbehorende apparatuur. |
Massastroom |
De massa van een bepaalde stof of parameter die gedurende een bepaalde tijd wordt uitgestoten. |
Nieuwe installatie |
Een installatie die voor het eerst wordt vergund op het terrein van de IPPC-installatie na de publicatie van deze BBT-conclusies of een volledige vervanging van een installatie na de publicatie van deze BBT-conclusies. |
Organisch oplosmiddel |
Organisch oplosmiddel zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 46, van Richtlijn 2010/75/EU. |
Periodieke meting |
Meting op gespecificeerde tijdsintervallen, met handmatige of geautomatiseerde meetmethoden. |
Pick-up |
Voor een continu proces, de verhouding tussen het gewicht van de vloeistof die door de textielmaterialen wordt opgenomen en de droge textielmaterialen. |
Proceschemicaliën |
Stoffen en/of mengsels zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (2) die in het proces of de processen worden gebruikt, met inbegrip van chemische sterksels, chemische bleekmiddelen, kleurstoffen, bedrukkingspasta’s en appreteermiddelen. Proceschemicaliën bevatten mogelijk gevaarlijke stoffen en/of zeer zorgwekkende stoffen. |
Procesvloeistof |
Oplossing en/of suspensie die proceschemicaliën bevat. |
Resterende pick-up |
De resterende capaciteit van natte textielmaterialen om (na de eerste pick-up) extra vocht op te nemen. |
Ontvetten |
Voorbehandeling van textielmaterialen die erin bestaat dat het inkomende textielmateriaal wordt gewassen. |
Zengen |
Verwijderen van de vezels aan het oppervlak van het weefsel (vezeldons) door het weefsel door een vlam of verhitte platen te voeren. |
Sterken |
Het impregneren van garen met proceschemicaliën met de bedoeling het garen te beschermen en tijdens het weven in smering te voorzien. |
Zeer zorgwekkende stoffen |
Stoffen die voldoen aan de criteria van artikel 57 van de Reach-Verordening (Verordening (EG) nr. 1907/2006) en die zijn opgenomen in lijst van zeer zorgwekkende stoffen die in aanmerking komen om, in bijlage XIV van die verordening te worden opgenomen. |
Synthetische materialen |
Synthetische materialen omvatten polyester, polyamide en acryl. |
Textielmaterialen |
Textielvezels en/of textielstoffen. |
Thermische behandeling |
De thermische behandeling van textielmaterialen omvat thermofixatie, heat-setting of een processtap (bv. drogen, curing) van de activiteiten die onder deze BBT-conclusies vallen (bv. coaten, verven, voorbehandeling, finishing, bedrukken, lamineren). |
Verontreinigende stoffen en parameters |
|
Gebruikte term |
Definitie |
Antimoon |
Antimoon, uitgedrukt als Sb, met inbegrip van alle anorganische en organische antimoonverbindingen, opgelost of aan deeltjes gebonden. |
AOX |
Adsorbeerbare organische halogeenverbindingen, uitgedrukt als Cl, met inbegrip van adsorbeerbare organische chloor-, broom- en jodiumverbindingen. |
BZV n |
Biochemisch zuurstofverbruik. De hoeveelheid zuurstof die nodig is voor de biochemische oxidatie van het organisch materiaal tot koolstofdioxide in n dagen (n is doorgaans 5 of 7). Het BZVn is een indicator voor de massaconcentratie van biologisch afbreekbare organische stoffen. |
Chroom |
Chroom, uitgedrukt als Cr, met inbegrip van alle anorganische en organische chroomverbindingen, opgelost of aan deeltjes gebonden. |
CO |
Koolstofmonoxide. |
CZV |
Chemisch zuurstofverbruik. De hoeveelheid zuurstof die nodig is voor de algehele chemische oxidatie van organisch materiaal tot koolstofdioxide met behulp van dichromaat. Het CZV is een indicator voor de massaconcentratie van organische verbindingen. |
Koper |
Koper, uitgedrukt als Cu, met inbegrip van alle anorganische en organische koperverbindingen, opgelost of aan deeltjes gebonden. |
CMR |
Kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting. Dit omvat CMR-stoffen van de categorieën 1A, 1B en 2, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) als gewijzigd, namelijk de stoffen met de gevaaraanduidingen H340, H341, H350, H351, H360 en H361. |
Stof |
Totaal aan vaste deeltjes (in lucht). |
HOI |
Minerale-olie-index (hydrocarbon oil index). De som van de verbindingen die met een koolwaterstofoplosmiddel kunnen worden geëxtraheerd (waaronder alifatische, alicyclische, aromatische of alkylgesubstitueerde aromatische koolwaterstoffen, met lange keten of vertakt). |
NH3 |
Ammoniak. |
Nikkel |
Nikkel, uitgedrukt als Ni, met inbegrip van alle anorganische en organische nikkelverbindingen, opgelost of aan deeltjes gebonden. |
NOX |
De som van stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2), uitgedrukt als NO2. |
SOX |
De som van zwaveldioxide (SO2), zwaveltrioxide (SO3) en aerosolen van zwavelzuur, uitgedrukt als SO2. |
Sulfide, gemakkelijk vrijkomend |
De som van opgeloste sulfiden en onopgeloste sulfiden die gemakkelijk kunnen vrijkomen na aanzuring, uitgedrukt als S2-. |
TOC |
Totaal aan organische koolstof, uitgedrukt als C (in water), met inbegrip van alle organische verbindingen. |
TN |
Totaal aan stikstof, uitgedrukt als N, met inbegrip van vrije ammoniak en ammoniumstikstof (NH4-N), nitrietstikstof (NO2-N), nitraatstikstof (NO3-N) en organisch gebonden stikstof. |
TP |
Totaal aan fosfor, uitgedrukt als P, met inbegrip van alle anorganische en organische fosforverbindingen, opgelost of aan deeltjes gebonden. |
TSS |
Totaal aan zwevende deeltjes (total suspended solids). Massaconcentratie van alle zwevende deeltjes (in water), gemeten met behulp van filtratie door glasvezelfilters en gravimetrie. |
TVOS |
Totaal aan vluchtige organische koolstof, uitgedrukt als C (in lucht). |
VOS |
Vluchtige organische stof zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 45, van Richtlijn 2010/75/EU. |
Zink |
Zink, uitgedrukt als Zn, met inbegrip van alle anorganische en organische zinkverbindingen, opgelost of aan deeltjes gebonden. |
ACRONIEMEN
In deze BBT-conclusies worden de volgende afkortingen gebruikt:
Afkorting |
Definitie |
CMS |
Beheersysteem voor chemische stoffen (chemicals management system) |
DTPA |
Diethyleentriaminepenta-azijnzuur |
EDTA |
Ethyleendiaminetetra-azijnzuur |
MBS |
Milieubeheersysteem |
ESP |
Elektrostatische precipitator |
RIE |
Richtlijn industriële emissies (2010/75/EU) |
OTNOC |
Andere dan normale bedrijfsomstandigheden (other than normal operating conditions) |
PFAS |
Per- en polyfluoralkylstoffen |
ALGEMENE OVERWEGINGEN
Beste beschikbare technieken
De technieken die in deze BBT-conclusies worden opgesomd en beschreven, zijn prescriptief noch volledig. Er mogen andere technieken worden gebruikt die ten minste een gelijkwaardig niveau van milieubescherming garanderen.
Tenzij anders aangegeven, kunnen de BBT-conclusies algemeen worden toegepast.
Met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor emissies naar lucht
De BBT-GEN’s voor emissies naar lucht in deze BBT-conclusies hebben betrekking op concentratieniveaus (massa uitgestoten stoffen per volume afgas) onder de volgende standaardomstandigheden: droog gas bij een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,3 kPa, zonder correctie voor zuurstofgehalte, en uitgedrukt in mg/Nm3.
Voor de middelingstijden van BBT-GEN’s voor emissies naar lucht is de volgende definitie van toepassing:
Type meting |
Middelingstijd |
Definitie |
Periodiek |
Gemiddelde van de bemonsteringsperiode |
Gemiddelde waarde van drie opeenvolgende bemonsteringen/metingen van elk ten minste 30 minuten (4). |
Voor de berekening van de massastromen met betrekking tot BBT 9, BBT 26, BBT 27 en de tabellen 1.5 en 1.6, waarbij afgassen van één type bron (bv. spanraam) via twee of meer afzonderlijke emissiepunten worden uitgestoten die volgens de bevoegde autoriteit via één gemeenschappelijk punt zouden kunnen worden uitgestoten, worden deze emissiepunten als één enkel emissiepunt beschouwd (zie ook BBT 23). De massastromen op het niveau van de installatie/IPPC-installatie kunnen als alternatief worden gebruikt.
Met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor emissies naar water
De BBT-GEN’s voor emissies naar water in deze BBT-conclusies hebben betrekking op concentraties (massa uitgestoten stoffen per volume water) uitgedrukt in mg/l.
De met de BBT-GEN’s geassocieerde middelingstijden hebben betrekking op een van beide volgende gevallen:
— |
in geval van continue lozingen, daggemiddelde waarden, d.w.z. op 24 uur-debietsproportionele mengmonsters; |
— |
in geval van batchlozingen, gemiddelde waarden tijdens de duur van de lozing, genomen als debietsproportionele mengmonsters of, indien het effluent correct gemengd en homogeen is, als een steekproefmonster vóór de lozing. |
Tijdsproportionele mengmonsters kunnen worden gebruikt op voorwaarde dat een toereikende stabiliteit van het debiet is aangetoond. Als alternatief mogen steekproefmonsters worden genomen, op voorwaarde dat het effluent correct gemengd en homogeen is.
Voor het totaal aan organische koolstof (TOC) en het chemisch zuurstofverbruik (CZV) is de berekening van het gemiddelde verwijderingsrendement zoals bedoeld in deze BBT-conclusies (zie tabel 1.3) gebaseerd op de influent- en effluentbelasting van de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
De BBT-GEN’s zijn van toepassing op het punt waar de emissie de IPPC-installatie verlaat.
Overige milieuprestatieniveaus
Indicatieve niveaus voor specifiek energieverbruik
De indicatieve milieuprestatieniveaus op het gebied van specifiek energieverbruik hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij
energieverbruik |
: |
de totale hoeveelheid warmte en elektriciteit die jaarlijks wordt verbruikt door de thermische behandeling, min de warmte die uit de thermische behandeling wordt teruggewonnen, uitgedrukt in MWh/jaar; |
activiteitsgraad |
: |
de totale jaarlijkse hoeveelheid textielmaterialen die thermisch wordt behandeld, uitgedrukt in t/jaar. |
Indicatieve niveaus voor specifiek waterverbruik
De indicatieve milieuprestatieniveaus op het gebied van specifiek waterverbruik hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij
waterverbruik |
: |
de totale hoeveelheid water die jaarlijks door een bepaald proces (bv. bleken) wordt verbruikt, met inbegrip van water dat wordt gebruikt voor het wassen en spoelen van de textielmaterialen en voor het schoonmaken van de apparatuur, min het water dat wordt hergebruikt en/of gerecycleerd in het proces, uitgedrukt in m3/jaar; |
activiteitsgraad |
: |
de totale jaarlijkse hoeveelheid textielmaterialen die in een bepaald proces (bv. bleken) wordt behandeld, uitgedrukt in t/jaar. |
Met de beste beschikbare technieken geassocieerd specifiek terugwinningsniveau van wolvet
De milieuprestatieniveaus op het gebied van specifieke terugwinning van wolvet hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij
% teruggewonnen wolvet |
: |
de totale hoeveelheid wolvet die jaarlijks door ontvetting wordt teruggewonnen uit de voorbehandeling van ruwewolvezels, uitgedrukt in kg/jaar; |
activiteitsgraad |
: |
de totale jaarlijkse hoeveelheid ruwewolvezels die door ontvetting wordt voorbehandeld, uitgedrukt in t/jaar. |
Met de beste beschikbare technieken geassocieerd terugwinningsniveau van natronloog
De milieuprestatieniveaus op het gebied van de terugwinning van natronloog hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij
% teruggewonnen natronloog |
: |
de totale jaarlijkse hoeveelheid natronloog die wordt teruggewonnen uit spoelwater dat wordt verbruikt bij de mercerisatie, uitgedrukt in kg/jaar; |
% natronloog vóór terugwinning |
: |
de totale jaarlijkse hoeveelheid natronloog in het spoelwater die wordt verbruikt bij de mercerisatie, uitgedrukt in kg/jaar. |
1.1. Algemene BBT-conclusies
1.1.1. Algehele milieuprestaties
BBT 1. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is het opstellen en uitvoeren van een milieubeheersysteem (MBS) waarin alle volgende elementen zijn opgenomen:
Specifiek voor de textielindustrie is een BBT tevens het opnemen van de volgende elementen in het milieubeheersysteem:
|
Opmerking
Bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 is het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Europese Unie (EMAS) vastgesteld, een voorbeeld van een milieubeheersysteem dat in overeenstemming is met deze BBT.
Toepasbaarheid
De mate van gedetailleerdheid en formalisering van het milieubeheersysteem zal in de regel afhangen van de aard, omvang en complexiteit van de IPPC-installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
BBT 2. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een inventarisatie van de inputs en outputs op te stellen, bij te houden en regelmatig te herzien (ook wanneer er zich een belangrijke wijziging voordoet), waarin alle volgende elementen zijn opgenomen:
|
Toepasbaarheid
Het toepassingsgebied (bv. mate van gedetailleerdheid) en de aard van de inventarisatie is over het algemeen gerelateerd aan de aard, omvang en complexiteit van de IPPC-installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
BBT 3. |
De BBT om de frequentie van OTNOC en de emissies tijdens OTNOC te verminderen, is het opstellen en uitvoeren van een risicogebaseerd OTNOC-beheersplan als onderdeel van het milieubeheersplan (zie BBT 1), dat alle volgende elementen omvat:
|
Toepasbaarheid
De mate van gedetailleerdheid en formalisering van het OTNOC-beheersplan zal in de regel afhangen van de aard, omvang en complexiteit van de installatie en van alle mogelijke milieueffecten ervan.
BBT 4. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is de toepassing van geavanceerde procesmonitoring en controlesystemen. |
Omschrijving
De monitoring en controle van processen worden uitgevoerd met geautomatiseerde onlinesystemen die zijn uitgerust met sensoren en regelapparatuur die met behulp van feedbackverbindingen een snelle analyse verrichten van belangrijke procesparameters en deze snel aanpassen om optimale procesomstandigheden tot stand te brengen (bv. optimale opname van proceschemicaliën).
Belangrijke procesparameters zijn onder meer:
— |
volume, pH en temperatuur van de procesvloeistof; |
— |
hoeveelheid behandelde textielmaterialen; |
— |
dosering van proceschemicaliën; |
— |
drogingsparameters (zie ook BBT 13, punt d). |
BBT 5. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is de toepassing van de twee hieronder vermelde technieken.
|
1.1.2. Monitoring
BBT 6. |
De BBT is om ten minste eenmaal per jaar het volgende te monitoren:
|
Omschrijving
Monitoring omvat bij voorkeur directe metingen. Berekeningen of registratie, bv. met behulp van geschikte meters of facturen, kunnen ook worden gebruikt. De monitoring wordt zo veel mogelijk uitgesplitst op procesniveau en houdt rekening met alle significante wijzigingen in de processen.
BBT 7. |
Voor afvalwaterstromen die zijn vastgesteld bij de inventarisatie van inputs en outputs (zie BBT 2), is de BBT de monitoring van de belangrijkste procesparameters (bv. continue monitoring van debiet, pH en temperatuur van het afvalwater) op cruciale locaties (bv. aan de inlaat/uitlaat van de voorbehandeling van het afvalwater, aan de inlaat van de eindbehandeling van het afvalwater, op het punt waar de emissie de IPPC-installatie verlaat). |
Omschrijving
Wanneer biologische verwijderbaarheid/afbreekbaarheid en remmende effecten belangrijke parameters zijn (bv. zie BBT 19), wordt de monitoring vóór de biologische behandeling verricht voor:
— |
biologische verwijderbaarheid/afbreekbaarheid met behulp van de normen EN ISO 9888 of EN ISO 7827, en |
— |
remmende effecten op de biologische behandeling met behulp van de normen EN ISO 9509 en EN ISO 8192, met een minimale monitoringfrequentie die wordt bepaald na de effluentkarakterisering. |
De effluentkarakterisering wordt verricht voordat de installatie in bedrijf wordt genomen of voordat een vergunning voor de installatie voor de eerste keer is geactualiseerd na de publicatie van deze BBT-conclusies, en na elke wijziging (bv. wijziging van het “recept”) in de installatie die de verontreinigingsbelasting kan verhogen.
BBT 8. |
De BBT is om emissies naar water met ten minste de onderstaande frequentie en in overeenstemming met de EN-normen te monitoren. Indien er geen EN-normen beschikbaar zijn, is de BBT om ISO-, nationale of andere internationale normen te gebruiken die garanderen dat er gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd.
|
BBT 9. |
De BBT is om geleide emissies naar lucht met ten minste de onderstaande frequentie en overeenkomstig de EN-normen te monitoren. Indien er geen EN-normen beschikbaar zijn, is de BBT de toepassing van ISO-, nationale of andere internationale normen die garanderen dat er gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd.
|
1.1.3. Waterverbruik en het ontstaan van afvalwater
BBT 10. |
De BBT om het waterverbruik en het ontstaan van afvalwater te verminderen, is de toepassing van de onderstaande technieken a, b en c, en een geschikte combinatie van de technieken d tot en met j.
Tabel 1.1 Indicatieve milieuprestatieniveaus voor specifiek waterverbruik
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
1.1.4. Energie-efficiëntie
BBT 11. |
De BBT om energie efficiënt te gebruiken, is de toepassing van de onderstaande technieken a, b, c en d, en een geschikte combinatie van de technieken e tot en met k.
|
BBT 12. |
De BBT om de energie-efficiëntie bij het gebruik van perslucht te verbeteren, is de toepassing van een combinatie van de onderstaande technieken.
|
BBT 13. |
De BBT om de energie-efficiëntie van de thermische behandeling te verbeteren, is het gebruik van alle onderstaande technieken.
Tabel 1.2 Indicatieve milieuprestatieniveaus voor specifiek energieverbruik
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
1.1.5. Beheer, verbruik en vervanging van chemicaliën
BBT 14. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is het opstellen en uitvoeren van een beheersysteem voor chemische stoffen (CMS), dat deel uitmaakt van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) en waarin alle volgende elementen zijn opgenomen:
|
Toepasbaarheid
De mate van gedetailleerdheid van het CMS zal in de regel afhangen van de aard, omvang en complexiteit van de installatie.
BBT 15. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is het opstellen en uitvoeren van een inventaris van chemische stoffen als onderdeel van het CMS (zie BBT 14). |
Omschrijving
De inventaris van chemische stoffen wordt op de computer gemaakt en bijgehouden en bevat informatie over:
— |
de identiteit van de proceschemicaliën; |
— |
de hoeveelheid, locatie en bederfelijkheid van de proceschemicaliën die worden aangekocht, teruggewonnen (zie BBT 16, punt g), opgeslagen, gebruikt en aan leveranciers geretourneerd; |
— |
de samenstelling en fysisch-chemische eigenschappen van de proceschemicaliën (bv. oplosbaarheid, dampspanning, verdelingscoëfficiënt n-octanol/water), met inbegrip van eigenschappen met nadelige gevolgen voor het milieu en/of de menselijke gezondheid (bv. ecotoxiciteit, biologische verwijderbaarheid/afbreekbaarheid). |
Die informatie kan worden gehaald uit veiligheidsinformatiebladen, technische informatiebladen of andere bronnen.
BBT 16. |
De BBT om het verbruik van chemicaliën te verminderen, is de toepassing van alle onderstaande technieken.
|
BBT 17. |
De BBT voor het voorkomen of verminderen van emissies van moeilijk biologisch afbreekbare stoffen naar water is de toepassing van alle onderstaande technieken.
|
1.1.6. Emissies naar water
BBT 18. |
De BBT om het volume aan afvalwater te verminderen, om de belasting van verontreinigende stoffen die naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie worden geloosd en de emissies naar water te voorkomen of te verminderen, is het gebruik van een geïntegreerde strategie voor afvalwaterbeheer en -behandeling waarin een passende combinatie is opgenomen van de onderstaande technieken in de volgende prioriteitsvolgorde:
|
Omschrijving
De geïntegreerde strategie voor afvalwaterbeheer en -zuivering is gebaseerd op de informatie die wordt verstrekt in de inventaris van inputs en outputs (zie BBT 2).
BBT 19. |
De BBT om emissies naar water te verminderen, is de voorbehandeling van (afzonderlijk opgevangen) afvalwaterstromen en pasta’s (bv. bedrukking en coating) die een hoge belasting bevatten van verontreinigende stoffen die onvoldoende kunnen worden gezuiverd met een biologische behandeling. |
Omschrijving
Die afvalwaterstromen en pasta’s omvatten:
— |
gebruikte foulardvloeistoffen voor het verven, coaten of finishen, afkomstig van continue en/of semi-continue behandelingen; |
— |
ontsterkingsvloeistoffen; |
— |
gebruikte bedrukkings- en coatingspasta’s. |
De voorbehandeling vindt plaats als onderdeel van een geïntegreerde strategie voor afvalwaterbeheer en -zuivering (zie BBT 18) en is in het algemeen noodzakelijk om:
— |
de (stroomafwaartse) biologische afvalwaterzuivering te beschermen tegen remmende of toxische verbindingen; |
— |
verbindingen te verwijderen die onvoldoende worden verminderd tijdens de biologische afvalwaterzuivering (bv. toxische verbindingen, moeilijk biologisch afbreekbare organische verbindingen, organische verbindingen in hoge belasting of metalen); |
— |
verbindingen te verwijderen die anders met behulp van luchtstrippen zouden kunnen worden verwijderd uit het opvangsysteem of tijdens de biologische afvalwaterzuivering (bv. sulfide); |
— |
verbindingen te verwijderen die andere negatieve gevolgen hebben (bv. corrosie van apparatuur, ongewenste reactie met andere stoffen, verontreiniging van afvalwaterslib). |
De bovenvermelde te verwijderen verbindingen omvatten vlamvertragers op basis van organische fosforverbindingen en gebromeerde vlamvertragers, PFAS, ftalaten en chroom(VI)-houdende verbindingen.
De voorbehandeling van deze afvalwaterstromen vindt doorgaans zo dicht mogelijk bij de bron plaats om verdunning te voorkomen. De gebruikte voorbehandelingstechnieken hangen af van de beoogde verontreinigende stoffen en kunnen adsorptie, filtratie, precipitatie, chemische oxidatie of chemische reductie omvatten (zie BBT 20).
De biologische verwijderbaarheid/afbreekbaarheid van de afvalwaterstromen en pasta’s voordat zij naar de stroomafwaartse biologische behandeling worden gestuurd, bedraagt ten minste:
— |
80 % na zeven dagen (voor aangepast slib), wanneer dit wordt bepaald overeenkomstig norm EN ISO 9888, of |
— |
70 % na 28 dagen wanneer dit wordt bepaald overeenkomstig norm EN ISO 7827. |
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7.
BBT 20. |
De BBT om emissies naar water te verminderen, is de toepassing van een geschikte combinatie van de onderstaande technieken.
Tabel 1.3 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor directe lozingen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 8. Tabel 1.4 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor indirecte lozingen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 8. |
1.1.7. Emissies naar bodem en grondwater
BBT 21. |
De BBT om emissies naar bodem en grondwater te voorkomen of te beperken en de algehele prestaties bij de hantering en opslag van proceschemicaliën te verbeteren, is de toepassing van alle hieronder vermelde technieken.
|
1.1.8. Emissies naar lucht
BBT 22. |
De BBT om diffuse emissies naar lucht (bv. VOS ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen) te beperken, is de diffuse emissies opvangen en de afgassen naar een behandelingssysteem sturen. |
Toepasbaarheid
Voor bestaande installaties kan de toepasbaarheid beperkt zijn door operationele beperkingen of door het grote volume lucht dat moet worden afgezogen.
BBT 23. |
De BBT om de energieterugwinning te vergemakkelijken en de geleide emissies naar lucht te verminderen, is de vermindering van het aantal emissiepunten. |
Omschrijving
De gecombineerde behandeling van afgassen met vergelijkbare kenmerken zorgt voor een doelmatigere en doeltreffendere behandeling dan de gescheiden behandeling van afzonderlijke afgasstromen. De mate waarin het aantal emissiepunten kan worden verminderd, is afhankelijk van technische (bv. verenigbaarheid van de afzonderlijke afgasstromen) en economische factoren (bv. afstand tussen verschillende emissiepunten). Er wordt voor gezorgd dat de beperking van emissiepunten niet leidt tot de verdunning van de emissies.
BBT 24. |
De BBT voor het voorkomen van emissies naar lucht van organische verbindingen afkomstig van de chemische reiniging en de ontvetting met organische oplosmiddelen is de afzuiging van de lucht afkomstig van deze processen om die lucht te behandelen met behulp van adsorptie met actieve kool (zie punt 1.9.2) en volledig te recirculeren. |
BBT 25. |
De BBT voor de vermindering van emissies naar lucht van organische verbindingen afkomstig van de voorbehandeling van gebreide synthetische textielmaterialen is het wassen van deze textielmaterialen vóór thermofixatie of heat-setting. |
Toepasbaarheid
De toepasbaarheid kan beperkt zijn door de weefselopbouw.
BBT 26. |
De BBT voor het voorkomen of verminderen van geleide emissies naar lucht van organische verbindingen afkomstig van het zengen, de thermische behandeling, coating en laminatie is de toepassing van een van de onderstaande technieken of een combinatie ervan.
Tabel 1.5 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies van organische verbindingen en formaldehyde naar lucht
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 9. |
BBT |
27. De BBT om geleide stofemissies naar lucht die afkomstig zijn van het zengen en van thermische behandelingen, met uitzondering van thermofixatie en heat-setting, te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of een combinatie ervan.
Tabel 1.6 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide stofemissies afkomstig van het zengen en van thermische behandelingen, met uitzondering van thermofixatie en heat-setting, naar lucht
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 9. |
BBT 28. |
De BBT voor het voorkomen en verminderen van geleide ammoniakemissies naar lucht die afkomstig zijn van het coaten, het bedrukken en de finishing, met inbegrip van de thermische behandelingen die met deze processen gepaard gaan, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of een combinatie ervan.
Tabel 1.7 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide ammoniakemissies naar lucht afkomstig van het coaten, het bedrukken en de finishing, met inbegrip van de thermische behandelingen die met deze processen gepaard gaan
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 9. |
1.1.9. Afval
BBT 29. |
De BBT om het ontstaan van afvalstoffen te voorkomen of te beperken en de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen, is het gebruik van alle onderstaande technieken.
|
BBT 30. |
De BBT om de algehele milieuprestaties van de afvalbehandeling te verbeteren, met name om emissies in het milieu te voorkomen of te beperken, is de toepassing van de onderstaande techniek voordat het afval voor verwijdering wordt bestemd.
|
1.2. BBT-conclusies voor de voorbehandeling van ruwewolvezels door ontvetting
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op de voorbehandeling van ruwewolvezels door ontvetting en zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies van punt 1.1.
BBT 31. |
De BBT om hulpbronnen efficiënt te gebruiken en het waterverbruik en het ontstaan van afvalwater te beperken, is de terugwinning van wolvet en de recyclage van afvalwater. |
Omschrijving
Afvalwater afkomstig van het ontvetten van wol wordt behandeld (bv. door een combinatie van centrifugatie en sedimentatie) om vet, vuil en water van elkaar te scheiden. Het vet wordt teruggewonnen, het water wordt gedeeltelijk gerecycleerd voor het ontvetten en het vuil wordt bestemd voor verdere behandeling.
Tabel 1.8
Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN’s) voor de terugwinning van wolvet uit de voorbehandeling van ruwewolvezels door ontvetting
Wolsoort |
Eenheid |
BBT-GMPN (Jaargemiddelde) |
Grove wol (d.w.z. wolvezels met een diameter die in de regel groter is dan 35 μm) |
kg teruggewonnen vet per ton ruwewolvezels die door ontvetting zijn voorbehandeld |
10 -15 |
Extrafijne en superfijne wol (d.w.z. wolvezels met een diameter die in de regel kleiner is dan 20 μm) |
50 -60 |
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6.
BBT 32. |
De BBT om efficiënt met energie om te gaan, is de toepassing van alle onderstaande technieken.
|
BBT 33. |
De BBT om hulpbronnen efficiënt te gebruiken en de hoeveelheid voor verwijdering bestemd afval te verminderen, is de biologische behandeling van organische residuen afkomstig van de voorbehandeling van ruwewolvezels door ontvetting (bv. vuil, slib van afvalwaterzuivering). |
Omschrijving
De organische residuen worden behandeld, bijvoorbeeld door compostering.
1.3. BBT-conclusies voor het spinnen van vezels (met uitzondering van kunstvezels) en de productie van weefsels
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op het spinnen van vezels (met uitzondering van kunstvezels) en de productie van weefsels, en zijn van toepassing in aanvulling op de in punt 1.1 beschreven algemene BBT-conclusies.
BBT 34. |
De BBT om de emissies naar water afkomstig van het gebruik van sterkingschemicaliën te verminderen, is de toepassing van alle onderstaande technieken.
|
BBT 35. |
De BBT om de algehele milieuprestaties van het spinnen en breien te verbeteren, is het gebruik van minerale oliën vermijden. |
Omschrijving
Minerale oliën worden vervangen door synthetische oliën en/of esteroliën, met betere milieuprestaties op het gebied van wasbaarheid en biologische verwijderbaarheid/afbreekbaarheid.
BBT 36. |
De BBT om energie efficiënt te gebruiken, is de toepassing van de onderstaande techniek a en één van de of beide technieken b en c.
|
1.4. BBT-conclusies voor de voorbehandeling van textielmaterialen met uitzondering van ruwewolvezels
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op de voorbehandeling van textielmaterialen met uitzondering van ruwewolvezels en zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies van punt 1.1.
BBT 37. |
De BBT om hulpbronnen en energie efficiënt te gebruiken en het waterverbruik en het ontstaan van afvalwater te beperken, is het gebruik van beide van de onderstaande technieken a en b, in combinatie met techniek c of in combinatie met techniek d.
|
BBT 38. |
De BBT om emissies van chloorhoudende verbindingen en complexeermiddelen naar water te voorkomen of te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of beide.
|
BBT 39. |
De BBT om hulpbronnen efficiënt te gebruiken en de hoeveelheid alkaliën die naar de afvalwaterzuivering worden afgevoerd te verminderen, is de terugwinning van natronloog dat voor de mercerisatie is gebruikt. |
Omschrijving
Natronloog wordt door verdamping uit het spoelwater teruggewonnen en vervolgens, zo nodig, gezuiverd. Vóór de verdamping worden de onzuiverheden uit het spoelwater verwijderd met behulp van, bijvoorbeeld, zeefgazen en/of microfiltratie.
Toepasbaarheid
De toepasbaarheid kan beperkt zijn door een gebrek aan geschikte teruggewonnen warmte en/of door een lage hoeveelheid natronloog.
Tabel 1.9
Met de BBT geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT-GMPN) voor de terugwinning van natronloog dat voor de mercerisatie is gebruikt
Eenheid |
BBT-GMPN (Jaargemiddelde) |
% teruggewonnen natronloog |
75 -95 |
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6.
1.5. BBT-conclusies voor het verven
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op het verven, en zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies van punt 1.1.
BBT 40. |
De BBT om hulpbronnen efficiënt te gebruiken en emissies naar water afkomstig van het verven te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of van een combinatie ervan.
|
BBT 41. |
De BBT om hulpbronnen efficiënt te gebruiken en emissies naar water afkomstig van het verven van cellulosematerialen te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of van een combinatie ervan.
|
BBT 42. |
De BBT om de emissies naar water afkomstig van het verven van wol te verminderen, is de toepassing van van de onderstaande technieken in de volgende prioriteitsvolgorde.
|
BBT 43. |
De BBT om emissies naar water afkomstig van het verven van polyester met disperse kleurstoffen te vermindereen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of van een combinatie ervan.
|
1.6. BBT-conclusies voor het bedrukken
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op het bedrukken, en zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies van punt 1.1.
BBT 44. |
De BBT om het waterverbruik en het ontstaan van afvalwater te verminderen, is de optimalisatie van de reiniging van de bedrukkingsapparatuur. |
Omschrijving
Dit omvat:
— |
mechanische verwijdering van de bedrukkingspasta; |
— |
automatisch starten en stoppen van de toevoer van schoonmaakwater; |
— |
hergebruik en/of recycling van schoonmaakwater (zie BBT 10, punt i). |
BBT 45. |
De BBT om efficiënt om te gaan met hulpbronnen, is de toepassing van een combinatie van de onderstaande technieken.
|
BBT 46. |
De BBT om ammoniakemissies naar lucht te voorkomen en het ontstaan van ureumhoudend afvalwater afkomstig van het bedrukken van cellulosematerialen met reactieve kleurstoffen te voorkomen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken.
|
BBT 47. |
De BBT voor de vermindering van emissies naar lucht van organische verbindingen (bv. formaldehyde) en ammoniak afkomstig van de bedrukking met pigmenten is het gebruik van drukchemicaliën met betere milieuprestaties. |
Omschrijving
Dit omvat:
— |
verdikkingsmiddelen zonder vluchtige organische stoffen of met een laag gehalte daarvan; |
— |
fixeermiddelen met een laag potentieel voor vrijgave van formaldehyde; |
— |
bindmiddelen met een laag ammoniakgehalte en een laag potentieel voor vrijgave van formaldehyde. |
1.7. BBT-conclusies voor de finishing
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op de finishing, en zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies van punt 1.1.
1.7.1. Kreukvrij maken
BBT 48. |
De BBT voor de vermindering van emissies naar lucht van formaldehyde afkomstig van het kreukvrij maken van textielmaterialen die vervaardigd zijn van cellulosevezels en/of mixen van cellulosevezels en synthetische vezels is het gebruik van cross-linkingmiddelen met geen of een laag potentieel voor de vrijgave van formaldehyde. |
1.7.2. Verzachten
BBT 49. |
De BBT om de algehele milieuprestaties van het verzachten te verbeteren, is de toepassing van een van de hieronder vermelde technieken.
|
1.7.3. Finishing met vlamvertragers
BBT 50. |
De BBT om de algehele milieuprestaties, met name ter voorkoming of vermindering van emissies in het milieu en afval, van finishing met vlamvertragers te verbeteren, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of beide, waarbij voorrang wordt gegeven aan techniek a.
|
1.7.4. Finishing met olie-, water- en vuilwerende stoffen
BBT 51. |
De BBT voor de verbetering van de algehele milieuprestaties, met name de voorkoming of vermindering van emissies in het milieu en afval van finishing met olie-, water- en vuilwerende stoffen, is het gebruik van olie-, water- en vuilwerende stoffen met betere milieuprestaties. |
Omschrijving
Er worden olie-, water- en vuilwerende stoffen geselecteerd met inachtneming van:
— |
de risico’s die ermee verbonden zijn, met name op het gebied van persistentie en toxiciteit, inclusief het potentieel voor vervanging (bv. PFAS, zie BBT 14 I, punt d); |
— |
de samenstelling en vorm van de te behandelen textielmaterialen; |
— |
de productspecificaties (bv. combinatie van olie-, water- en vuilwerende stoffen en vlamvertragers). |
1.7.5. Krimpvrije behandeling van wol
BBT 52. |
De BBT omemissies naar water afkomstig van de krimpvrije behandeling van wol te vermonderen, is het gebruik van chloorvrije antiverviltingschemicaliën. |
Omschrijving
Anorganische zouten van peroxymonozwavelzuur worden gebruikt voor de krimpvrije behandeling van wol.
Toepasbaarheid
De toepasbaarheid kan beperkt zijn door de productspecificaties (bv. krimp).
1.7.6. Motvrij behandelen
BBT 53. |
De BBT om het verbruik van middelen voor het motvrij maken van textiel te beperken, is het gebruik van een van de onderstaande technieken of een combinatie ervan.
|
1.8. BBT-conclusies voor laminatie
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing op laminatie, en zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies van punt 1.1.
BBT 54. |
De BBT om emissies naar lucht van organische stoffen afkomstig van laminatie te verminderen, is het gebruik van hot-melt laminatie in plaats van vlamlaminatie. |
Omschrijving
Gesmolten polymeren worden aangebracht op textiel zonder gebruik van een vlam.
Toepasbaarheid
Mogelijk niet toepasbaar op dun textiel en mogelijk beperkt door de sterkte van de band tussen het laminaat en de textielmaterialen.
1.9. Beschrijving van de technieken
1.9.1. Techniek om proceschemicaliën te selecteren, emissies naar lucht te voorkomen of te verminderen
Techniek |
Omschrijving |
Emissiefactoren |
Emissiefactoren zijn representatieve waarden die de hoeveelheid van een stof die in een bijbehorend proces wordt uitgestoten in verband brengen met de emissie van die stof. Emissiefactoren worden afgeleid van emissiemetingen volgens een vooraf gedefinieerd protocol waarin de textielmaterialen en de referentieprocesomstandigheden (bv. curingtijd en temperatuur) in aanmerking worden genomen. Zij worden uitgedrukt als de massa van een uitgestoten stof gedeeld door de massa van de behandelde textielmaterialen in de referentieprocesomstandigheden (bv. gram organisch koolstof uitgestoten per kg behandelde textielmaterialen bij een afgasstroom van 20 m3/h). De kwantiteit, gevaarlijke eigenschappen en samenstelling van het mengsel van de proceschemicaliën en de pick-up ervan door het textielmateriaal worden in aanmerking genomen. |
1.9.2. Technieken ter vermindering van emissies naar lucht
Techniek |
Omschrijving |
Adsorptie |
De verwijdering van verontreinigende stoffen uit afgasstromen door retentie op een vast oppervlak (doorgaans wordt actieve kool als adsorptiemiddel gebruikt). Adsorptie kan regeneratief of niet-regeneratief zijn. Bij niet-regeneratieve adsorptie wordt het verbruikte adsorptiemiddel niet geregenereerd, maar verwijderd. Bij regeneratieve adsorptie, wordt het adsorptiemiddel vervolgens voor hergebruik of verwijdering gedesorbeerd, bv. met stoom (vaak ter plaatse), en wordt de adsorptiemiddel hergebruikt. Om het proces continu te laten lopen, worden doorgaans meer dan twee adsorbentie-installaties in parallel gebruikt, waarvan één in de desorptiemodus. |
Condensatie |
Condensatie is een techniek die wordt gebruikt om dampen van organische en anorganische verbindingen uit een afgasstroom te verwijderen door de temperatuur tot onder het dauwpunt ervan te verlagen. |
Cycloon |
Uitrusting voor de verwijdering van stof uit een afgasstroom op basis van de overdracht van centrifugaalkrachten, doorgaans in een kegelvormige kamer. |
Elektrostatische precipitator (ESP) |
Elektrostatische precipitatoren (ESP’s) werken zodanig dat deeltjes onder de invloed van een elektrisch veld worden geladen en gescheiden. Elektrostatische precipitatoren kunnen in zeer uiteenlopende omstandigheden werken. Het verwijderingsrendement hangt doorgaans af van het aantal velden, de verblijftijd (omvang) en de zich vóór de ESP bevindende deeltjesverwijderingsapparatuur. ESP’s hebben doorgaans tussen de twee en vijf velden. Er bestaan droge en natte ESP’s, afhankelijk van de techniek die wordt gebruikt om het stof van de elektroden te verzamelen. |
Thermische oxidatie |
De oxidatie van brandbare gassen en geurstoffen in een afgasstroom door het mengsel van verontreinigende stoffen samen met lucht of zuurstof in een verbrandingskamer tot boven de zelfontbrandingstemperatuur te verwarmen en lang genoeg op een hoge temperatuur te houden om volledige verbranding tot koolstofdioxide en water tot stand te brengen. |
Natte gaswassing |
De verwijdering van verontreinigende gassen of deeltjes uit een afgasstroom via stofoverdracht naar water of een waterige oplossing. Dit kan een chemische reactie opwekken (bv. in een zure of basische gaswasser). |
1.9.3. Technieken ter vermindering van emissies naar water
Techniek |
Omschrijving |
||||||||
Actief-slibproces |
De biologische oxidatie van opgeloste verontreinigende organische verbindingen met zuurstof via het metabolisme van micro-organismen. In aanwezigheid van opgeloste zuurstof (geïnjecteerd als lucht of zuivere zuurstof) worden de organische bestanddelen omgezet tot koolstofdioxide, water of andere metabolieten en biomassa (d.w.z. het actieve slib). De micro-organismen blijven in het afvalwater gesuspendeerd en het hele mengsel wordt mechanisch belucht. Het actief-slibmengsel wordt naar een scheidingsinstallatie gestuurd, waarvandaan het slib wordt teruggevoerd naar de beluchtingstank. |
||||||||
Adsorptie |
Scheidingsmethode waarbij verbindingen in een vloeistof (bv. afvalwater) worden vastgehouden op een vast oppervlak (doorgaans actieve kool). |
||||||||
Anaerobe behandeling |
De biologische oxidatie van opgeloste organische en anorganische verontreinigende stoffen in afwezigheid van zuurstof via het metabolisme van micro-organismen. Omzettingsproducten zijn onder meer methaan, koolstofdioxide en sulfide. Het proces vindt plaats in een luchtdichte geroerde reactor. De vaakst voorkomende reactortypen zijn:
|
||||||||
Chemische oxidatie |
Organische verbindingen worden geoxideerd tot minder schadelijke en gemakkelijker biologisch afbreekbare verbindingen. Tot de technieken behoren natte oxidatie of oxidatie met ozon of waterstofperoxide, eventueel ondersteund door katalysatoren of uv-straling. Chemische oxidatie wordt ook gebruikt om organische verbindingen die geur-, smaak- en kleurhinder veroorzaken, af te breken en voor ontsmettingsdoeleinden. |
||||||||
Chemische reductie |
Chemische reductie is het met behulp van chemische reductiemiddelen omzetten van verontreinigende stoffen in minder schadelijke verbindingen. |
||||||||
Coagulatie en flocculatie |
Coagulatie en flocculatie worden gebruikt om zwevende deeltjes van afvalwater te scheiden en worden vaak in achtereenvolgende stappen uitgevoerd. Coagulatie wordt uitgevoerd door toevoeging van coaguleermiddelen met een lading die tegengesteld is aan die van de zwevende deeltjes. Flocculatie wordt uitgevoerd door polymeren toe te voegen, zodat de botsingen van kleine vlokjes ervoor zorgen dat deze zich met elkaar verbinden zodat grotere vlokken ontstaan. De gevormde vlokken worden vervolgens gescheiden door middel van sedimentatie, luchtflotatie of filtratie. |
||||||||
Egalisatie |
Balanceren van stromen en belasting van verontreinigende stoffen door middel van tanks of andere beheertechnieken. |
||||||||
Verdamping |
Het gebruik van destillatie om waterige oplossingen van hoogkokende stoffen te concentreren voor verder gebruik, verdere verwerking of verwijdering (bv. afvalwaterverbranding) door water over te laten gaan naar de dampfase. Doorgaans wordt deze techniek in meerdere stappen uitgevoerd in eenheden met toenemend vacuüm, om de energievraag te verminderen. De waterdampen worden gecondenseerd voor hergebruik of lozing als afvalwater. |
||||||||
Filtreren |
De afscheiding van vaste stoffen uit afvalwater door deze door een poreus medium te laten gaan, bv. zand- of membraanfiltratie (zie het lemma “Membraanfiltratie” hieronder). |
||||||||
Flotatie |
De afscheiding van vaste of vloeibare deeltjes uit afvalwater door deze aan fijne gasbelletjes, meestal lucht, te hechten. De drijvende deeltjes verzamelen zich op het wateroppervlak en worden verzameld met afschuimers. |
||||||||
Membraanbioreactor |
Een combinatie van actief-slibbehandeling en membraanfiltratie. Er worden twee varianten toegepast: a) een extern recirculatiecircuit tussen de actief-slibtank en de membraanmodule; en b) onderdompeling van de membraanmodule in de beluchte actief-slibtank, waar het effluent wordt gefilterd door een hollevezelmembraan, waarna de biomassa in de tank achterblijft. |
||||||||
Membraanfiltratie |
Microfiltratie, ultrafiltratie, nanofiltratie en omgekeerde osmose zijn membraanfiltratieprocessen die verontreinigende stoffen zoals zwevende deeltjes en colloïdale deeltjes in afvalwater aan één zijde van het membraan vasthouden en concentreren. Zij verschillen van elkaar op het gebied van de poriegrootte van de membranen en de hydrostatische druk. |
||||||||
Neutralisatie |
De pH van afvalwater op een neutraal niveau (ongeveer 7) brengen door toevoeging van chemische stoffen. Doorgaans wordt natriumhydroxide (NaOH) of calciumhydroxide (Ca(OH)2) gebruikt om de pH te verhogen, terwijl zwavelzuur (H2SO4), zoutzuur (HCl) of koolstofdioxide (CO2) doorgaans wordt gebruikt om de pH te verlagen. Tijdens de neutralisatie kunnen sommige verontreinigende stoffen neerslaan als onoplosbare verbindingen. |
||||||||
Nitrificatie/denitrificatie |
Een proces van twee stappen dat doorgaans wordt geïntegreerd in installaties voor de biologische behandeling van afvalwater. De eerste stap is de aerobe nitrificatie waarbij micro-organismen ammonium (NH4 +) oxideren tot het tussenproduct nitriet (NO2 -), dat vervolgens verder wordt geoxideerd tot nitraat (NO3 -). In de daaropvolgende stap van anoxische denitrificatie wordt nitraat door micro-organismen chemisch gereduceerd tot stikstofgas. |
||||||||
Scheiding van olie en water |
De scheiding van olie en water, met inbegrip van de daaropvolgende verwijdering van olie door scheiding van vrije olie onder invloed van de zwaartekracht, door middel van scheidingsapparatuur of emulsiebreuk (met behulp van emulsiebrekende chemicaliën zoals metaalzouten, minerale zuren, absorberende middelen en organische polymeren). |
||||||||
Zeven en zandafscheiding |
De scheiding van water en onoplosbare verontreinigende stoffen zoals zand, vezels, pluis of andere grove materialen uit het textieleffluent door filtering door zeven of door bezinking in zandvangers onder invloed van de zwaartekracht. |
||||||||
Precipitatie |
De omzetting van opgeloste verontreinigende stoffen in een onoplosbare verbinding door toevoeging van neerslagmiddelen. De gevormde vaste neerslag wordt vervolgens gescheiden door middel van sedimentatie, luchtflotatie of filtratie. |
||||||||
Sedimentatie |
De scheiding van zwevende deeltjes door bezinking onder invloed van de zwaartekracht. |
1.9.4. Technieken ter vermindering van het verbruik van water, energie en chemicaliën
Techniek |
Omschrijving |
Koud pad batch verftechniek |
Bij een koud pad batch verftechniek wordt de procesvloeistof aangebracht met een foulard en wordt het geïmpregneerde weefsel langzaam en gedurende lange tijd rondgedraaid bij kamertemperatuur. Deze techniek maakt het mogelijk minder chemicaliën te verbruiken en vergt geen latere stappen zoals thermofixatie, wat betekent dat het energieverbruik wordt verminderd. |
Systemen met een lage vlotverhouding (voor discontinue processen) |
Een lage vlotverhouding kan worden bereikt door het contact tussen de textielmaterialen en de procesvloeistof te verbeteren (bv. door turbulentie te veroorzaken in de procesvloeistof), door geavanceerde procesmonitoring, door een verbeterde dosering en aanbrenging van procesvloeistof (bv. met spuitkoppen of sproeien) en door te voorkomen dat de procesvloeistof vermengd geraakt met was- of spoelwater. |
Laagvolume applicatiesystemen (voor continue processen) |
Het weefsel wordt met procesvloeistof geïmpregneerd door sproeien, vacuümzuigen door het weefsel heen, opschuimen, foulard, en onderdompeling in knepen (procesvloeistof in de ruimte tussen twee rollen) of in tanks met een lager volume enz. |
(1) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(2) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(4) Voor parameters waarvoor bemonsteringen/metingen van 30 minuten en/of een gemiddelde van drie opeenvolgende bemonsteringen/metingen wegens beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse en/of operationele omstandigheden niet geschikt zijn, mag een meer representatieve bemonsterings-/meetprocedure worden gevolgd.
(5) De monitoring is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof(fen)/parameter(s) (met inbegrip van stofgroepen of afzonderlijke stoffen in een stofgroep) op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs wordt (worden) aangemerkt als relevant in de afvalwaterstroom.
(6) In het geval van een indirecte lozing mag de monitoringfrequentie worden verlaagd tot eenmaal per drie maanden indien de stroomafwaartse afvalwaterzuiveringsinstallatie ontworpen en passend uitgerust is om de betrokken verontreinigende stoffen te verminderen.
(7) De monitoring is alleen van toepassing bij directe lozing.
(8) TOC-monitoring en CZV-monitoring zijn alternatieven. TOC-monitoring is de voorkeursoptie omdat daarvoor geen zeer toxische verbindingen nodig zijn.
(9) In het geval van een indirecte lozing mag de monitoringfrequentie worden verlaagd tot eenmaal per maand indien de stroomafwaartse afvalwaterzuiveringsinstallatie ontworpen en passend uitgerust is om de betrokken verontreinigende stoffen te verminderen.
(10) Indien is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn, mag de monitoringfrequentie worden verlaagd tot eenmaal per maand.
(11) In het geval van een indirecte lozing mag de monitoringfrequentie worden verlaagd tot eenmaal per zes maanden indien de stroomafwaartse afvalwaterzuiveringsinstallatie ontworpen en passend uitgerust is om de betrokken verontreinigende stoffen te verminderen.
(12) De effluentkarakterisering wordt verricht voordat de installatie in bedrijf wordt genomen of voordat een vergunning voor de installatie voor de eerste keer is geactualiseerd na de publicatie van deze BBT-conclusies, en na elke wijziging (bv. wijziging van het “recept”) in de installatie die de verontreinigingsbelasting kan verhogen.
(13) Hiervoor kan ofwel de gevoeligste toxiciteitsparameter ofwel een passende combinatie van de toxiciteitsparameters worden gebruikt.
(14) Voor zover mogelijk worden de metingen uitgevoerd bij de hoogste verwachte emissietoestand onder normale bedrijfsomstandigheden.
(15) In het geval van een stofmassastroom van minder dan 50 g/h mag de minimale monitoringfrequentie worden verminderd tot eenmaal per drie jaar.
(16) De monitoringresultaten worden gerapporteerd samen met de bijbehorende verhouding lucht tot textiel.
(17) De monitoring is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs wordt aangemerkt als relevant in de afgasstroom.
(18) De monitoring is niet van toepassing als er uitsluitend aardgas of uitsluitend vloeibaar petroleumgas (lpg) als brandstof wordt gebruikt.
(19) In het geval van een TVOS-massastroom van minder dan 200 g/h mag de minimale monitoringfrequentie worden verminderd tot eenmaal per drie jaar.
(20) De ondergrens van het bereik kan worden verwezenlijkt met een hoog waterrecyclingsniveau (bv. vestigingen met geïntegreerd waterbeheer voor verschillende installaties).
(21) Het bereik geldt ook voor een combinatie van het disontinu verven van garen en losse vezels.
(22) De bovengrens van het bereik kan hoger zijn en maximaal 100 m3/t bedragen voor installaties die gebruikmaken van een combinatie van continue en discontinue processen.
(23) De beschrijving van de technieken staat in punt 1.9.3.
(24) Minimale lozing van afvalwater (bv. “zero liquid discharge”) kan worden bereikt met behulp van een combinatie van technieken waaronder geavanceerde behandelingstechnieken voor het recycleren van afvalwater.
(25) De middelingstijden zijn gedefinieerd in de algemene overwegingen.
(26) De BBT-GEN’s zijn alleen van toepassing wanneer de betrokken stof/parameter op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs wordt aangemerkt als relevant in de afvalwaterstroom.
(27) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,8 mg/l bedragen bij het verven van polyester- en/of modacrylvezels.
(28) Het BBT-GEN voor CZV of het BBT-GEN voor TOC is van toepassing. Het BBT-GEN voor het TOC is de voorkeursoptie omdat bij TOC-monitoring geen zeer toxische verbindingen hoeven te worden gebruikt.
(29) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan maximaal 150 mg/l bedragen:
— |
wanneer het voortschrijdende jaargemiddelde van de specifieke hoeveelheid geloosd afvalwater minder is dan 25 m3/t behandelde textielmaterialen, of |
— |
wanneer het voortschrijdende jaargemiddelde van het verwijderingsrendement ≥ 95 % is. |
(30) Er geldt geen BBT-GEN voor het biochemisch zuurstofverbruik (BZV). Ter indicatie: het jaarlijkse gemiddelde BZV5-niveau in het effluent afkomstig van een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie zal over het algemeen ≤ 10 mg/l zijn.
(31) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 1,2 mg/l bedragen bij het verven van polyester- en/of modacrylvezels.
(32) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,3 mg/l bedragen wanneer polyamide, wol of zijdevezels worden geverfd met metaalcomplexkleurstoffen.
(33) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,2 mg/l bedragen bij het verven of bedrukken van nikkelhoudende reactieve kleurstoffen of pigmenten.
(34) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,8 mg/l bedragen bij de behandeling van viscosevezels of bij het verven met behulp van zinkhoudende kationische kleurstoffen.
(35) Het BBT-GEN is mogelijk niet van toepassing wanneer de temperatuur van het afvalwater gedurende langere perioden laag is (bv. lager dan 12 °C).
(36) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan maximaal 50 mg/l bedragen:
— |
wanneer het voortschrijdende jaargemiddelde van de specifieke hoeveelheid geloosd afvalwater minder is dan 25 m3/t behandelde textielmaterialen, of |
— |
wanneer het voortschrijdende jaargemiddelde van het verwijderingsrendement ≥ 95 % is. |
(37) De middelingstijden zijn gedefinieerd in de algemene overwegingen.
(38) De BBT-GEN’s zijn mogelijk niet van toepassing indien de stroomafwaartse afvalwaterzuiveringsinstallatie qua ontwerp en uitrusting geschikt is om de desbetreffende verontreinigende stoffen te reduceren, op voorwaarde dat dit niet tot een hoger niveau van verontreiniging van het milieu leidt.
(39) De BBT-GEN’s zijn alleen van toepassing wanneer de betrokken stof/parameter op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs wordt aangemerkt als relevant in de afvalwaterstroom.
(40) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,8 mg/l bedragen bij het verven van polyester- en/of modacrylvezels.
(41) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 1,2 mg/l bedragen bij het verven van polyester- en/of modacrylvezels.
(42) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,3 mg/l bedragen wanneer polyamide, wol of zijdevezels worden geverfd met metaalcomplexkleurstoffen.
(43) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,2 mg/l bedragen bij het verven of bedrukken van nikkelhoudende reactieve kleurstoffen of pigmenten.
(44) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 0,8 mg/l bedragen bij de behandeling van viscosevezels of bij het verven met behulp van zinkhoudende kationische kleurstoffen.
(45) De BBT-GEN’s zijn alleen van toepassing wanneer formaldehyde op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs wordt aangemerkt als relevant in de afgasstroom.
(46) Voor activiteiten die worden vermeld in de punten 3 en 9 van deel 1 van bijlage VII bij de richtlijn industriële emissies, gelden de bereiken van de BBT-GEN uitsluitend in de mate dat zij leiden tot lagere emissieniveaus dan de emissiegrenswaarden in de delen 2 en 4 van bijlage VII bij de richtlijn industriële emissies.
(47) Voor finishingprocessen met kreukvrije middelen, water-/olie-/vuilwerende stoffen en/of vlamvertragers, kan de bovengrens van het BBT-GEN-bereik hoger zijn en maximaal 10 mg/Nm3 bedragen.
(48) De ondergrens van het BBT-GEN-bereik wordt doorgaans behaald wanneer thermische oxidatie wordt toegepast.
(49) Het BBT-GEN is niet van toepassing wanneer de TVOS-massastroom lager is dan 200 g/h voor (een) emissiepunt(en) waar:
— |
er geen nabehandelingstechnieken worden gebruikt, en |
— |
er op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs geen CMR-stoffen zijn aangemerkt als relevant in de afgasstroom. |
(50) Het BBT-GEN is niet van toepassing wanneer de stofmassastroom lager is dan 50 g/h voor (een) emissiepunt(en) waar:
— |
er geen nabehandelingstechnieken worden gebruikt, en |
— |
er op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs geen CMR-stoffen zijn aangemerkt als relevant in de afgasstroom. |
(51) Het BBT-GEN is alleen van toepassing wanneer NH3 op basis van de in BBT 2 vermelde inventarisatie van inputs en outputs wordt aangemerkt als relevant in de afgasstroom.
(52) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en maximaal 20 mg/Nm3 bedragen wanneer ammoniumsulfamaat wordt gebruikt als vlamvertrager of wanneer ammoniak wordt gebruikt voor curing (zie BBT 50).