Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R2035

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee voor de periode 2019-2021

C/2018/6793

PB L 327 van 21.12.2018, p. 17–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2019; opgeheven door 32019R2238

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2018/2035/oj

21.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/17


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/2035 VAN DE COMMISSIE

van 18 oktober 2018

tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee voor de periode 2019-2021

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (1), en met name artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de vaststelling van meerjarenplannen met instandhoudingsmaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden in een bepaald geografisch gebied.

(3)

In dergelijke meerjarenplannen worden nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting vastgelegd en kan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om die bepalingen verder uit te werken op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(4)

Bij gebrek aan een meerjarenplan is de Commissie krachtens artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bevoegd om de aanlandingsverplichting uit te voeren via teruggooiplannen op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(5)

België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Na overleg met de adviesraad voor de Noordzee hebben die lidstaten op 31 mei 2017 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een teruggooiplan voor demersale visserijen in de Noordzee. Op basis van die gezamenlijke aanbeveling is bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 van de Commissie (3) een teruggooiplan voor deze visserijen in het jaar 2018 vastgesteld.

(6)

Op 4 juli 2018 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2018/973 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, vastgesteld. Overeenkomstig artikel 11 van die verordening is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen met nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(7)

Na overleg met de adviesraad voor de Noordzee en de adviesraad voor pelagische soorten hebben België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk op 30 mei 2018 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor demersale visserijen in de Noordzee. Die gezamenlijke aanbeveling is op 30 augustus 2018 gewijzigd.

(8)

Zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/973, omvat de Noordzee de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4.

(9)

De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (4). Op 11 september 2018 zijn de betrokken maatregelen besproken op een vergadering van een deskundigengroep waaraan vertegenwoordigers van 28 lidstaten en de Commissie deelnamen en waarbij het Europees Parlement als waarnemer aanwezig was.

(10)

Voor sommige bestanden, zoals schol, heeft het WTECV vastgesteld dat de overlevingskansen van individuele exemplaren mogelijk minder naar behoren gemotiveerd zijn dan bij andere soorten. De Commissie heeft echter rekening gehouden met de relatieve impact van die vrijstelling op het totale bestand in plaats van op de individuele exemplaren, en heeft die afgewogen tegen de noodzaak om de visserijactiviteiten voort te zetten met het oog op het verzamelen van gegevens teneinde aan de opmerkingen van het WTECV tegemoet te kunnen komen. In gevallen waarin de teruggegooide vangsten relatief weinig dode exemplaren bevatten, acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, met dien verstande dat het anders niet mogelijk zou zijn om de nodige gegevens te vergaren voor een degelijk en weloverwogen beheer van de teruggooi in het licht van de volledige inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting.

(11)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 omvat een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor vangsten van tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS) met trawls in ICES-sector 4c, op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal inzake de overlevingskansen van teruggegooide exemplaren. Dat bewijsmateriaal is in eerdere jaren beoordeeld en is door het WTECV toereikend bevonden (5). In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling te handhaven. Het WTECV heeft opgemerkt dat er geen nieuwe informatie over de ligging van kraamgebieden werd verstrekt (6). Aangezien er op dit moment geen kraamgebieden zijn vastgesteld, kan de vrijstelling in deze verordening worden opgenomen, maar zodra dat wel het geval is, moeten de lidstaten de desbetreffende informatie indienen.

(12)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 omvat een vrijstelling op grond van overlevingskansen, als bedoeld in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, voor vangsten van langoustines met korven in de ICES-sectoren 2a, 3a en in ICES-deelgebied 4, op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal inzake de overlevingskansen. Dat bewijsmateriaal is in eerdere jaren beoordeeld en is door het WTECV toereikend bevonden (7). In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling te handhaven. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moet die vrijstelling derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(13)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 omvat een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor vangsten van langoustines in ICES-deelgebied 4 met bepaalde vistuigen, op voorwaarde dat deze zijn uitgerust met een selectiviteitsnetrooster. Die vrijstelling is beperkt tot de wintermaanden en geldt slechts voor bepaalde functionele eenheden van ICES. In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld die vrijstelling te handhaven en uit te breiden tot de ICES-sectoren 2a en 3a. De lidstaten hebben in 2018 geactualiseerd wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt met betrekking tot de overlevingskansen voor langoustines die worden gevangen met bodemtrawls met een kuil van meer dan 80 mm of met een kuil van ten minste 70 mm en bepaalde selectiviteitsvoorzieningen. Dat bewijsmateriaal is voorgelegd aan het WTECV, dat zijn bezorgdheid heeft geuit (8) ten aanzien van de ramingen van de overleving voor de westkust van de Noordzee en ten aanzien van de representativiteit van die ramingen voor het hele gebied. Het WTECV heeft echter ook opgemerkt dat de ondersteunende wetenschappelijke informatie is gestoeld op een solide aanpak en dat de valideringstechniek die is gebruikt in de context van de grotere vloten, redelijk is. In die omstandigheden kan de vrijstelling worden toegepast tot en met 31 december 2021, maar de lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten gegevens indienen over de visserijen voor de westkust van de Noordzee.

(14)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 omvat een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor bijvangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden in de visserij met korven en fuiken, op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal inzake de overlevingskansen. Dat bewijsmateriaal is in eerdere jaren beoordeeld en het WTECV heeft geconcludeerd (9) dat de beschikbare gegevens wijzen op een vermoedelijk lage sterfte van teruggegooide vis, terwijl de werkelijke vangsten in die visserij verwaarloosbaar zijn. Aangezien de vangsten gering zijn en de omstandigheden niet gewijzigd zijn, kan de vrijstelling in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(15)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld een vrijstelling op grond van overlevingskansen in te voeren voor schol in de visserij met kieuwnetten en schakelnetten in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Dat bewijsmateriaal is voorgelegd aan het WTECV, dat heeft geconcludeerd (10) dat redelijke informatie is verschaft waaruit zeer hoge overlevingskansen blijken. Die vrijstelling moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(16)

De nieuwe gezamenlijke aanbeveling omvat een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor schol in de visserij met Deense zegens in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is voorgelegd aan het WTECV, dat heeft geconcludeerd (11) dat de studie inzake de overlevingskansen op betrouwbare gegevens is gestoeld, ook al zouden er aanvullende factoren in aanmerking kunnen worden genomen om de overlevingskansen te verbeteren. De overlevingskansen nemen immers snel af wanneer de sortering van de schol langer dan dertig minuten in beslag neemt. Die vrijstelling kan derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(17)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld een vrijstelling op grond van overlevingskansen in te voeren voor de vangsten en bijvangsten van schol in de visserij op platvis of rondvis met trawls in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 in de wintermaanden. De lidstaten hebben wetenschappelijk advies verstrekt om de overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is voorgelegd aan het WTECV, dat heeft geconcludeerd (12) dat de overlevingskansen in de ondersteunende studie afnamen wanneer de sortering langer dan zestig minuten in beslag nam in de zomermaanden, en dat het op grond van de lage overlevingskansen voor schol in de zomer dan ook gerechtvaardigd was de vrijstelling te beperken tot de wintermaanden. Die vrijstelling moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(18)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld een vrijstelling op grond van overlevingskansen in te voeren voor vangsten van schol kleiner dan de MCRS met boomkorren in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de overlevingskansen in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is voorgelegd aan het WTECV, dat heeft geconcludeerd (13) dat de overlevingskansen in die visserij afhankelijk zijn van veel factoren en aanzienlijk schommelen. Het WTECV heeft ook zijn twijfels bij de relatief hoge indicatieve teruggooicijfers en de relatief lage overlevingskansen, waardoor de verwachting is dat aanzienlijke aantallen teruggegooide schol niet zullen overleven. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling moet worden verleend, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. In die omstandigheden kan de vrijstelling voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten het volgende indienen: a) een door het WTECV op wetenschappelijke basis te evalueren stappenplan om de overlevingskansen te vergroten, en b) jaarrapporten over de vorderingen en de wijzigingen/aanpassingen van het programma inzake overlevingskansen.

(19)

Voor met alle soorten vistuig in de ICES-sectoren 2a en 3a en in ICES-deelgebied 4 gevangen roggen zijn voor alle vlootsegmenten en -combinaties die in aanmerking komen voor de vrijstelling, geen nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingskansen beschikbaar. Op een paar uitzonderingen na moeten de overlevingskansen doorgaans echter als hoog worden beschouwd, maar meer gedetailleerde informatie is nodig. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling moet worden verleend, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 31 mei het volgende indienen: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan om de overlevingskansen te vergroten en om de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, en b) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma's inzake overlevingskansen.

(20)

Bij het onderzoek van de overlevingskansen van roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lagere overlevingskans hebben dan andere soorten en dat daarover weinig diepgaande wetenschappelijke kennis bestaat. De volledige uitsluiting van deze soort van de vrijstelling zou het echter onmogelijk maken te vissen en door te gaan met een nauwkeurige gegevensverzameling. Daarom is de Commissie van oordeel dat deze vrijstelling slechts voor één jaar moet worden verleend en dat dringend nieuwe studies en maatregelen met het oog op betere overlevingskansen moeten worden ontwikkeld en zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 aan het WTECV moeten worden verstrekt voor beoordeling.

(21)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 omvat de-minimisvrijstellingen voor:

tong gevangen met schakel- en kieuwnetten in de ICES-sectoren 2a en 3a en in ICES-deelgebied 4;

tong gevangen met bepaalde met een Vlaams paneel uitgeruste boomkorren in ICES-deelgebied 4;

gecombineerde vangsten van tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis, schol, haring, kever, grote zilvervis en blauwe wijting met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector 3a;

gecombineerde vangsten van tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis en heek met kubben in ICES-sector 3a;

wijting die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector 3a;

wijting en kabeljauw die worden gevangen met bodemtrawls in ICES-sector 4c.

(22)

De lidstaten hebben bewijsmateriaal ingediend ter ondersteuning van die de-minimisvrijstellingen. Het WTECV (14) heeft dat bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd (15) dat in de door de lidstaten ingediende documenten met gefundeerde argumenten wordt aangetoond dat verdere verbeteringen van de selectiviteit moeilijk te realiseren zijn of gepaard gaan met onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, is het passend de de-minimisvrijstellingen te handhaven, rekening houdend met het percentage en de nodige wijzigingen als voorgesteld in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(23)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld een de-minimisvrijstelling in te voeren voor:

schol die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-deelgebied 4;

alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die worden gevangen met boomkorren in de ICES-sectoren 4b en 4c;

wijting en kabeljauw die worden gevangen met bodemtrawls in de ICES-sectoren 4a en 4b;

leng die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls met een maaswijdte van minstens 120 mm en leng die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls met een maaswijdte tussen 100 en 119 mm in ICES-deelgebied 4;

wijting die wordt gevangen met bepaalde boomkorren in ICES-deelgebied 4;

horsmakreel die wordt gevangen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) in ICES-deelgebied 4;

makreel die wordt gevangen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) in ICES-deelgebied 4.

(24)

De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal ingediend ter ondersteuning van de nieuwe de-minimisvrijstellingen, die gebaseerd zijn op moeilijkheden om de selectiviteit te verbeteren en onevenredig hoge kosten voor de behandeling van de vangsten. Dat bewijsmateriaal is door het WTECV beoordeeld tijdens zijn plenaire vergadering van 2-6 juli 2018.

(25)

In verband met de vrijstelling voor wijting en kabeljauw die wordt gevangen met bodemtrawls in de ICES-sectoren 4a en 4b, heeft het WTECV geconcludeerd dat relevante gegevens van bepaalde lidstaten ontbreken. Om die gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling voorlopig moet worden verleend tot en met 31 december 2019, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en de resultaten zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 verstrekken aan het WTECV voor beoordeling.

(26)

Het WTECV is op basis van het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal van mening dat het passend is de-minimisvrijstellingen in te voeren voor schol die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-deelgebied 4.

(27)

Het WTECV heeft geconcludeerd dat redelijke gegevens zijn verstrekt met het oog op de toekenning van een de-minimisvrijstelling voor de visserij op Noordzeegarnaal met boomkorren in de ICES-sectoren 4b en 4c.

(28)

Met betrekking tot de de-minimisvrijstelling voor leng die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls met een maaswijdte tussen 100 en 119 mm in ICES-deelgebied 4, was het WTECV van oordeel dat de impact van een verbeterde selectiviteit in de betrokken visserij moeilijk exact kan worden beoordeeld. Volgens het WTECV ontbraken relevante gegevens van bepaalde lidstaten. Het WTECV erkende echter dat het in de betrokken visserij gebruikte vistuig reeds selectief is en dat een verdere verbetering van de selectiviteit de visserij onrendabel zal maken. Om die gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig en derhalve meent de Commissie dat de vrijstelling voorlopig moet worden verleend tot en met 31 december 2019, maar dat de lidstaten verplicht moeten worden de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De lidstaten moeten het volgende indienen: a) gegevens waaruit blijkt dat de selectiviteit in de betrokken visserijen moeilijk verder te verbeteren valt, en b) aanvullende vangst- of vlootinformatie over de vloten van andere lidstaten die ook in die visserijen actief zijn. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en de resultaten zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 verstrekken aan het WTECV voor beoordeling.

(29)

Op basis van het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal en de conclusies van het WTECV moet een de-minimisvrijstelling worden verleend voor leng die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls met een maaswijdte van minstens 120 mm in ICES-deelgebied 4.

(30)

Het WTECV heeft in zijn conclusies opgemerkt dat gedetailleerde informatie is verstrekt in verband met de de-minimisvrijstelling voor wijting die wordt gevangen met bepaalde boomkorren in ICES-deelgebied 4. Het WTECV heeft er echter ook op gewezen dat de mogelijkheden om de selectiviteit voor wijting te verbeteren beperkt zijn en dat de gehanteerde berekeningswijze van het de-minimispercentage kan leiden tot een lagere selectiviteit voor wijting, aangezien er een mogelijkheid zou bestaan dat alle ongewenste vangsten van wijting worden teruggegooid. In deze omstandigheden moet de vrijstelling worden toegepast op het niveau van de vastgestelde teruggooi (2 %) en moeten de lidstaten worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een jaarlijkse evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en de resultaten zo snel mogelijk vóór 31 mei van elk jaar verstrekken aan het WTECV voor beoordeling.

(31)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor horsmakreel en makreel die worden gevangen door vaartuigen met bodemtrawls, zegens en boomkorren, is beoordeeld door het WTECV, dat heeft geconcludeerd dat verdere informatie moet worden verstrekt. Aangezien het met het oog op het verstrekken van die informatie noodzakelijk is om door te gaan met de visserijactiviteiten en de gegevensverzameling, moeten de individuele vrijstellingen voor elke soort tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling kan maken van de argumenten en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en de resultaten zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 verstrekken aan het WTECV voor beoordeling. Derhalve moeten die vrijstellingen voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2019.

(32)

Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totale toegestane vangsten moeten de lidstaten ervoor zorgen, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties met weinig beschikbare gegevens en op gedeeltelijke vlootinformatie, dat zij nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de gehele onder deze de-minimisbepaling vallende vloot.

(33)

Overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen de nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting betrekking hebben op de in artikel 7, lid 2, van die verordening bedoelde technische maatregelen. Om de selectiviteit van het vistuig te vergroten en ongewenste vangsten in het Skagerrak te verminderen, moeten bepaalde technische maatregelen waarover de Unie en Noorwegen in 2011 (16) en 2012 (17) overeenstemming hebben bereikt, behouden blijven en moet het gebruik van het SepNep-selectiviteitsnet worden toegestaan.

(34)

De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en met Verordening (EU) 2018/973, en met name artikel 11, en kunnen derhalve in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(35)

Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met zowel de beoordeling van het WTECV als het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting tegen 1 januari 2019. In verscheidene gevallen vergen de vrijstellingen een voortzetting van de visserijactiviteit en van de gegevensvergaring om gevolg te geven aan de opmerkingen van het WTECV. In die gevallen acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, met dien verstande dat het anders niet mogelijk zou zijn om de nodige gegevens te vergaren voor een degelijk en weloverwogen beheer van de teruggooi in het licht van de volledige inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting.

(36)

Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2018/973 wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen betreffende de aanlandingsverplichting vast te stellen aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 5 augustus 2018. Het is dan ook passend om de gevolgen van de op overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen en de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting opnieuw te evalueren in het derde jaar van toepassing van deze verordening.

(37)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de Unievaartuigen en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

In de Uniewateren van de Noordzee (de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4) is voor de periode 2019-2021 de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting overeenkomstig deze verordening van toepassing op demersale visserijen waarvoor vangstbeperkingen gelden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „seltra-paneel”: een selectiviteitsvoorziening die:

bestaat uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) geplaatst in een door vier panelen gevormd gedeelte en zodanig gemonteerd dat de samenvoegingsverhouding bij de naad drie mazen van 90 mm per maas van 270 mm bedraagt, of bestaande uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 140 mm (vierkante mazen);

minstens 3 meter lang is;

is aangebracht op niet meer dan 4 meter van de pooklijn, en

de volledige breedte van de bovenkant van het trawlnet in beslag neemt (d.w.z. van naadlijn tot naadlijn);

2.   „selectiviteitsnetrooster” (Netgrid): een selectiviteitsvoorziening bestaande uit een door vier panelen gevormd gedeelte dat wordt aangebracht in een door twee panelen gevormde trawl met een hoeks geplaatst netpaneel met ruitvormige mazen van ten minste 200 mm, zodat aan de bovenkant van de trawl een ontsnappingsgat ontstaat;

3.   „Vlaams paneel”: het laatste trechtervormige gedeelte van de netten van een boomkor, waarvan:

de achterkant rechtstreeks aan de kuil is bevestigd;

de boven- en onderkant een maaswijdte van minstens 120 mm hebben, gemeten tussen de knopen;

de lengte in gestrekte toestand minstens 3 meter bedraagt;

4.   „SepNep”: een ottertrawl die:

een maaswijdte tussen 80 en 99 + ≥ 100 mm heeft;

meerdere kuilen heeft met een maaswijdte tussen minstens 80 en 120 mm, die zijn bevestigd aan een enkele tunnel, waarbij de bovenste kuil een maaswijdte van minstens 120 mm heeft en is uitgerust met een scheidingspaneel met een maximale maaswijdte van 105 mm, en

ook kan zijn uitgerust met een optioneel selectierooster met een afstand van minstens 17 mm tussen de staven, mits dit zodanig is vervaardigd dat kleine langoustines kunnen ontsnappen.

Artikel 3

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor langoustines

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van de Noordzee (de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4) voor de volgende vangsten van langoustines:

a)

vangsten met korven (FPO (18));

b)

vangsten met bodemtrawls (OTB, TBN) met:

1.

een kuil van meer dan 80 mm, of

2.

een kuil met een maaswijdte van ten minste 70 mm die is uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven; of

3.

een kuil van ten minste 35 mm die is uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven.

2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

3.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk vóór 31 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1, onder b), vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus van elk jaar.

Artikel 4

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor tong

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 4c binnen zes zeemijl voor de kust maar buiten vastgestelde kraamgebieden, voor vangsten van tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die worden gedaan met ottertrawls (OTB) met een maaswijdte in de kuil van 80-99 mm.

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is slechts van toepassing voor vaartuigen met een lengte van ten hoogste 10 meter en een motorvermogen van ten hoogste 221 kW die vissen in wateren met een diepte van maximaal 30 meter tijdens een trek van niet langer dan anderhalf uur.

3.   Bij de teruggooi van tong die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze tong onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 5

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor bijvangsten met korven en fuiken van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 voor vangsten van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, die worden gedaan met korven en fuiken (FPO, FYK).

2.   Bij de teruggooi van vis die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze vis onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.

Artikel 6

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor vangsten en bijvangsten van schol

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 voor:

a)

schol die wordt gevangen met netten (GNS, GTR, GTN, GEN);

b)

schol die wordt gevangen met Deense zegens;

c)

schol die wordt gevangen met bodemtrawls (OTB, PTB) met een maaswijdte van ten minste 120 mm wanneer gericht wordt gevist op platvis of rondvis in de wintermaanden (van 1 november tot en met 30 april).

2.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze schol onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 7

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor schol onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 voor vangsten van schol onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die worden gedaan met boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm (BT2).

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

3.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze schol onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.

Artikel 8

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor roggen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van de Noordzee (de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4) voor vangsten van roggen met alle soorten vistuig.

2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk vóór 31 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus van elk jaar.

3.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op grootoogroggen tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

4.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden die roggen onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.

Artikel 9

De-minimisvrijstellingen

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 4, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

a)

in de visserij op tong door vaartuigen die in de Uniewateren van de ICES-sectoren 2a en 3a en van ICES-deelgebied 4 vissen met schakel- en kieuwnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN, GNF):

een hoeveelheid tong onder en boven de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt;

b)

in de visserij op tong door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen met boomkorren (TBB) met een maaswijdte van 80-119 mm die zijn uitgerust met een Vlaams paneel:

een hoeveelheid tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die in 2019 niet meer dan 6 % en in de rest van de periode niet meer dan 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt;

c)

in de visserij op langoustines door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 3a vissen met bodemtrawls (OTB, TBN) met een maaswijdte van ten minste 70 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven:

een gecombineerde hoeveelheid tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis en heek onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die niet meer dan 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong, schelvis, wijting, Noordse garnaal, kabeljauw, zwarte koolvis en heek uitmaakt;

d)

in de visserij op Noordse garnaal door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 3a vissen met bodemtrawls (OTB) met een maaswijdte van ten minste 35 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven en met een vrije uitlaat voor de vis:

een gecombineerde hoeveelheid tong, schelvis, wijting, kabeljauw, schol, zwarte koolvis, haring, kever, grote zilvervis en blauwe wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die niet meer dan 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis, schol, Noordse garnaal, heek, kever, grote zilvervis, haring en blauwe wijting uitmaakt;

e)

in de gemengde demersale visserij door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 4c vissen met bodemtrawls of zegens (OTB, OTT, SDN, SSC) met een maaswijdte van 70-99 mm:

een gecombineerde hoeveelheid wijting en kabeljauw onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die in 2019 niet meer dan 6 % en in 2020 en 2021 niet meer dan 5 % van de totale onder de aanlandingsverplichting vallende jaarlijkse vangsten van die soorten onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte uitmaakt; de maximale hoeveelheid kabeljauw die mag worden teruggegooid, is beperkt tot 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort;

f)

in de gemengde demersale visserij door vaartuigen die in de Uniewateren van de ICES-sectoren 4a en 4b vissen met bodemtrawls of zegens (OTB, OTT, SDN, SSC) met een maaswijdte van 70-99 mm:

 

een gecombineerde hoeveelheid wijting en kabeljauw onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die in 2019 niet meer dan 6 % van de totale onder de aanlandingsverplichting vallende jaarlijkse vangsten van die soorten onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte uitmaakt; de maximale hoeveelheid kabeljauw die mag worden teruggegooid, is beperkt tot 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort;

 

de in dit punt f) bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019;

g)

in de visserijen door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 3a vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN) met een maaswijdte van 90-119 mm die zijn uitgerust met een seltra-paneel, of met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN) met een maaswijdte van ten minste 120 mm:

een hoeveelheid wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte tot ten hoogste 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, tong, schol en heek;

h)

in de visserij op langoustines door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen met bodemtrawls met een maaswijdte van 80-99 mm die zijn uitgerust met een SepNep:

een hoeveelheid schol onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die ten hoogste 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van zwarte koolvis, schol, schelvis, wijting, kabeljauw, Noordse garnaal, tong en langoustines uitmaakt;

i)

in de visserij op Noordzeegarnaal door vaartuigen die in de Uniewateren van de ICES-sectoren 4b en 4c vissen met boomkorren:

een hoeveelheid van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, die in 2019 en 2020 niet meer dan 7 % en in 2021 niet meer dan 6 % bedraagt van de totale jaarlijkse vangsten van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden;

j)

in de demersale visserijen door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen op leng met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB) met een maaswijdte tussen 100 en 119 mm:

 

een hoeveelheid leng onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van leng in die visserij uitmaakt;

 

de in dit punt j) bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen vóór 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019;

k)

in de demersale visserijen door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen op leng met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB) met een maaswijdte van ten minste 120 mm:

een hoeveelheid leng onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van leng in die visserij uitmaakt;

l)

in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen met boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm:

 

een hoeveelheid wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van schol en tong uitmaakt;

 

de lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk vóór 31 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus van elk jaar;

m)

in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-deelgebied 4 vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) met een maaswijdte tussen 80 en 99 mm:

 

een hoeveelheid horsmakreel die in 2019 niet meer dan 7 % van de totale jaarlijkse vangsten van horsmakreel in die visserij uitmaakt;

 

de in dit punt m) bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019;

n)

in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-deelgebied 4 vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) met een maaswijdte tussen 80 en 99 mm:

 

een hoeveelheid makreel die in 2019 niet meer dan 7 % van de totale jaarlijkse vangsten van makreel in die visserij uitmaakt;

 

de in dit punt n) bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2019. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 31 mei 2019 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 1 augustus 2019.

Artikel 10

Specifieke technische maatregelen voor het Skagerrak

1.   Het is verboden in het Skagerrak trawls, Deense zegens, boomkorren of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 120 mm aan boord te hebben of te gebruiken.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de volgende trawls worden gebruikt:

a)

trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 90 mm die zijn uitgerust met een seltra-paneel of een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven;

b)

trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 70 mm (vierkante mazen) die zijn uitgerust met een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven;

c)

trawls met een minimummaaswijdte van minder dan 70 mm wanneer wordt gevist op pelagische of industriële soorten, mits de vangst voor meer dan 80 % uit een of meer pelagische of industriële soorten bestaat;

d)

trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 35 mm wanneer wordt gevist op Noordse garnaal, mits ze zijn uitgerust met een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven.

3.   Bij de visserij op Noordse garnaal overeenkomstig lid 2, onder d), mag een visretentiesysteem worden gebruikt mits er toereikende vangstmogelijkheden voor de bijvangst zijn en het retentiesysteem:

a)

een bovenpaneel heeft met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 120 mm;

b)

ten minste 3 meter lang is, en

c)

ten minste even breed is als het sorteerrooster.

Artikel 11

SepNep

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/973 is het toegestaan SepNep-netten te gebruiken.

Artikel 12

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 oktober 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 179 van 16.7.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 van de Commissie van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en in de wateren van de Unie van ICES-sector IIa voor het jaar 2018 (PB L 7 van 12.1.2018, blz. 6).

(4)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1780485/STECF+PLEN+17-02.pdf

(10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(16)  Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake de reglementering van de visserij in het Skagerrak en het Kattegat voor 2012.

(17)  Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en Noorwegen over maatregelen voor de uitvoering van een teruggooiverbod en controlemaatregelen in het Skagerrakgebied, 4 juli 2012.

(18)  De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.


Top