Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2012_350_R_0069_01

2012/799/EU: Besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling II — Raad
Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling II — Raad

PB L 350 van 20.12.2012, p. 69–75 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 350/69


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2012

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling II — Raad

(2012/799/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (1),

gezien de jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (COM(2011) 473 — C7-0258/2011) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2010 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen (3),

gezien de verklaring (4) van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn besluit van 10 mei 2012 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2010 en de bijgaande resolutie,

gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 31/2008 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (8),

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0301/2012),

1.

verleent de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2010;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Martin SCHULZ

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 64 van 12.3.2010.

(2)  PB C 332 van 14.11.2011, blz. 1.

(3)  PB C 326 van 10.11.2011, blz. 1.

(4)  PB C 332 van 14.11.2011, blz. 134.

(5)  PB L 286 van 17.10.2012, blz. 22.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(8)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2012

met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling II — Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (1),

gezien de jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (COM(2011) 473 — C7-0258/2011) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2010 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen (3),

gezien de verklaring (4) van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn besluit van 10 mei 2012 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2010 en de bijgaande resolutie,

gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 31/2008 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (8),

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0301/2012),

A.

overwegende dat de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastinggeld wordt besteed en hoe de bevoegdheden die in handen zijn gegeven van politieke organen, worden gebruikt (9);

B.

overwegende dat de Raad als instelling van de Unie ten overstaan van de burgers van de Unie democratische verantwoording verschuldigd is voor de besteding van de financiële middelen van de Unie;

C.

overwegende dat het Parlement van alle instellingen van de Unie het enige rechtstreeks verkozen orgaan is en dat het belast is met het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie;

1.

onderstreept de rol die het Parlement overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vervult bij het verlenen van kwijting voor de begroting;

2.

herinnert eraan dat, overeenkomstig artikel 335 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, „de Unie evenwel door elk van de instellingen wordt vertegenwoordigd, uit hoofde van hun administratieve autonomie, voor de aangelegenheden die verband houden met hun respectieve werking”, wat betekent — als artikel 50 van het Financieel Reglement in aanmerking wordt genomen — dat de instellingen ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun begrotingen;

3.

herinnert eraan dat, krachtens artikel 77 van het Reglement van het Europees Parlement, „de bepalingen inzake de verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting eveneens van toepassing zijn op de procedure voor de verlening van kwijting aan: […]

de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de begrotingen van de overige instellingen en organen van de Europese Unie, zoals de Raad (voor wat betreft zijn uitvoerende activiteiten), het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s”;

Oordeel van de Rekenkamer over de Raad in de betrouwbaarheidsverklaring 2010

4.

onderstreept dat de Rekenkamer in haar jaarverslag 2010 kritiek heeft geuit op de financiering van het vastgoedproject „Résidence Palace” vanwege de betaalde voorschotten (paragraaf 7.19); merkt op dat de Rekenkamer heeft geconstateerd dat in de loop van de periode 2008-2010 het totaalbedrag van de voorschotten die door de Raad zijn betaald 235 000 000 EUR bedroeg; stelt vast dat de betaalde bedragen afkomstig zijn van onderbenutte begrotingslijnen; wijst erop dat „onderbenut” een politiek correcte term is om een buitensporige begrotingstoewijzing aan te duiden; wijst erop dat de Raad in 2010 de begrotingslijn „Verkrijging van onroerende goederen” met 40 000 000 EUR heeft verhoogd;

5.

neemt kennis van de uitleg van de Raad met betrekking tot het feit dat de kredieten ter beschikking zijn gesteld via kredietoverschrijvingen, die zijn goedgekeurd door de begrotingsautoriteit overeenkomstig de procedures van artikel 22 en artikel 24 van het Financieel Reglement;

6.

is het eens met het oordeel van de Rekenkamer dat deze procedure het begrotingswaarachtigheidsbeginsel schendt, ondanks de besparingen die ten aanzien van de betaling van huur zijn gerealiseerd;

7.

neemt kennis van het antwoord van de Raad dat de bedragen van de begrotingslijnen voor vertolking en reiskosten van de delegaties beter moeten worden afgestemd op het werkelijke verbruik en roept op tot een betere begrotingsplanning, om de huidige praktijken in de toekomst te voorkomen;

8.

herinnert de Rekenkamer aan het verzoek van het Parlement om een grondige evaluatie uit te voeren van de bewakings- en controlesystemen in de Raad, naar het voorbeeld van de evaluaties die zij tijdens de voorbereiding van haar jaarverslag voor het begrotingsjaar 2010 heeft uitgevoerd bij het Hof van Justitie, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

9.

herhaalt dat efficiënt toezicht op de uitvoering van de begroting een hoogst verantwoordelijke taak is en dat de vervulling van deze taak volledig afhangt van ongehinderde interinstitutionele samenwerking tussen de Raad en het Parlement;

Hangende zaken

10.

betreurt de aanhoudende moeilijkheden die met de Raad zijn ondervonden in het kader van de kwijtingsprocedure voor de begrotingsjaren 2007, 2008 en 2009 om een formele en open dialoog met de Commissie begrotingscontrole tot stand te brengen en de vragen van deze laatste te beantwoorden; herinnert eraan dat het Parlement de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2009, om redenen die zijn uiteengezet in zijn resoluties van 10 mei 2011 (10) en 25 oktober 2011 (11);

11.

bevestigt de ontvangst van een aantal documenten voor de kwijtingsprocedure 2010 (definitieve financiële overzichten van 2010, inclusief rekeningen, financieel activiteitenverslag en overzicht van de interne controles in 2010); wacht nog altijd op de toezending van alle documenten die nodig zijn voor de kwijting (waaronder de volledige interne audit van 2010);

12.

herinnert eraan dat de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole op 31 januari 2012 aan het fungerend voorzitterschap van de Raad een brief (12) heeft gestuurd waarin hij de Raad verzoekt antwoord te geven op de in bijlage aan bovengenoemde brief gehechte vragen in het kader van de kwijtingsprocedure;

13.

herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie, met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het voornoemde besluit van 10 mei 2012 inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010, afdeling II — Raad, zesentwintig aanvullende vragen heeft gesteld in verband met de kwijtingsprocedure;

14.

betreurt dat de Raad weigert antwoord te geven op deze vragen;

15.

betreurt eveneens dat de Raad de uitnodiging van het Parlement heeft afgeslagen voor de vergadering waarin de Commissie begrotingscontrole de kwijting 2010 van de Raad behandelde;

16.

betreurt dat de houding van de Raad democratische controle, transparantie en verantwoording ten opzichte van de belastingbetalers van de Unie in de weg staat;

17.

is evenwel ingenomen met het feit dat het fungerend voorzitterschap van de Raad de uitnodiging van het Parlement voor de debatten over de kwijtingsverslagen 2010 in de plenaire vergadering van 10 mei 2012 heeft aanvaard; deelt de mening van het voorzitterschap dat het wenselijk is dat het Parlement en de Raad op zo kort mogelijke termijn tot overeenstemming komen over de manier waarop de kwijting moet worden voorbereid;

18.

houdt eraan het Deense voorzitterschap te bedanken voor zijn constructieve bijdrage gedurende de volledige kwijtingsprocedure 2010; betreurt evenwel dat het Deense voorzitterschap de verworvenheden van het Spaanse en Zweedse voorzitterschap niet heeft weten te handhaven;

Het verlenen van kwijting: een recht van het Parlement

19.

wijst op het in de artikelen 316, 317 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verankerde recht van het Parlement tot verlenen van kwijting, dat uitgelegd moet worden in de context van deze artikelen en tegen de achtergrond van hun doelstelling, namelijk de uitvoering van de gehele begroting van de Europese Unie zonder enige uitzondering aan de controle en het onderzoek van het Parlement te onderwerpen en autonoom kwijting te verlenen, niet alleen voor de afdeling van de begroting die door de Commissie wordt uitgevoerd, maar ook voor de afdelingen betreffende de andere instellingen, zoals in artikel 1 van het Financieel Reglement is vastgelegd;

20.

constateert dat de Commissie, in haar antwoord van 25 november 2011 op de brief van de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole, verklaart het wenselijk te achten dat het Parlement voortgaat met het verlenen van kwijting, dan wel het uitstellen of weigeren van de kwijting aan de andere instellingen, zoals tot nu toe het geval is geweest, waardoor het uitzonderlijke standpunt van de Raad nog moeilijker te begrijpen valt;

21.

is van mening dat er in ieder geval een beoordeling van het beheer van de Raad als instelling van de Unie gedurende het begrotingsjaar in kwestie moet plaatsvinden, wat impliceert dat de prerogatieven van het Parlement gewaarborgd blijven, in het bijzonder het garanderen van de democratische verantwoording ten aanzien van de burgers van de Unie;

22.

herhaalt zijn standpunt dat de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden gecontroleerd als die van de andere instellingen, en dat dit onderzoek zich met name moet toespitsen op:

a)

het beleggen van een formele bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Raad en de commissie van het Parlement die met de kwijtingsprocedure is belast, op basis van een schriftelijke vragenlijst, om vragen van de commissieleden te beantwoorden;

b)

het feit dat, als aangegeven in zijn resolutie van 16 juni 2010 (13) over de kwijting aan de Raad voor 2008, de kwijting gebaseerd is op de volgende schriftelijke stukken die door alle instellingen worden ingediend:

rekeningen over het voorgaande begrotingsjaar met betrekking tot de uitvoering van hun begroting,

een financieel overzicht van hun activa en passiva,

een jaarlijks activiteitenverslag over het budgettair en financieel beheer,

het jaarverslag van hun interne financieel controleur,

de bekendmaking van de interne begrotingsbesluiten van de Raad;

23.

betreurt dat er tijdens de onderhandelingen over de herziening van het Financieel Reglement geen enkele overeenkomst is bereikt over de manier waarop de kwijtingsprocedure zou kunnen worden verbeterd;

24.

is ingenomen het feit dat er binnen de Commissie begrotingscontrole een seminar wordt georganiseerd over de verschillende rollen die het Parlement en de Raad in de kwijtingsprocedure vervullen, waarbij onder meer de volgende elementen in aanmerking zouden kunnen worden genomen:

artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin de instellingen worden opgeroepen tot loyale samenwerking,

artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin de rol van de Raad en het Parlement in de kwijtingsprocedure is vastgelegd,

i)

de Raad heeft tot taak het Parlement een aanbeveling te doen inzake de kwijting van alle instellingen en organen van de Unie,

ii)

het Europees Parlement tot taak heeft een besluit te nemen over het verlenen van kwijting aan alle instellingen en organen van de Unie,

de administratieve autonomie van elke instelling van de Unie op het gebied van de eigen werking,

de artikelen van het Financieel Reglement (artikelen 145 t/m 147) die betrekking hebben op de kwijting,

het fundamentele democratische beginsel van transparantie en verantwoordingsplicht,

het streven naar een grotere doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid bij de uitvoering van de begroting,

opdat het Parlement en de Raad hun respectieve taken zouden kunnen verrichten, is in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Financieel Reglement bepaald dat een aantal documenten ter beschikking moet worden gesteld van de kwijtingsautoriteit, met name:

i)

het jaarverslag van de Europese Rekenkamer tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen op de opmerkingen van de Rekenkamer, met inbegrip van de betrouwbaarheidsverklaring, en eventuele andere relevante speciale verslagen van de Rekenkamer,

ii)

een jaarlijks activiteitenverslag op basis van de bereikte resultaten, in het bijzonder met betrekking tot de instructies die het Parlement en de Raad hebben gegeven, overeenkomstig artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

iii)

rekeningen over het voorgaande begrotingsjaar met betrekking tot de uitvoering van de begroting,

iv)

een financieel overzicht van de activa en passiva,

v)

een verslag over het budgettair en financieel beheer,

vi)

een verslag waarin een overzicht wordt gegeven van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven,

de Raad moet aan het Parlement, als autoriteit die een besluit betreffende de kwijting neemt, alle door laatstgenoemde gevraagde informatie inzake de kwijting overleggen,

de Raad moet vragen van het Parlement in verband met de kwijting schriftelijk beantwoorden,

alle instellingen en organen van de Unie moeten bij de opstelling van de aanbeveling tot kwijting door de Raad op dezelfde wijze worden behandeld,

uiterlijk eind januari 2013 moet tussen het Parlement en de Raad een bijeenkomst over bovengenoemde punten worden belegd om kwesties in verband met de kwijting te bespreken,

het voorzitterschap van de Raad moet actief deelnemen aan de presentatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer en aan het plenaire debat in het Parlement over de kwijting.


(1)  PB L 64 van 12.3.2010.

(2)  PB C 332 van 14.11.2011, blz. 1.

(3)  PB C 326 van 10.11.2011, blz. 1.

(4)  PB C 332 van 14.11.2011, blz. 134.

(5)  PB L 286 van 17.10.2012, blz. 22.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(8)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(9)  Het Europees initiatief inzake transparantie.

(10)  PB L 250 van 27.9.2011, blz. 25.

(11)  PB L 313 van 26.11.2011, blz. 13.

(12)  Brief nr. 301653 van 31 januari 2012.

(13)  PB L 252 van 25.9.2010, blz. 24.


Top