Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1117

Verordening (EG) nr. 1117/2006 van de Commissie van 20 juli 2006 betreffende de slachtpremie en de extra betalingen in het kader van veterinaire maatregelen voor de slachting van dieren in Nederland

PB L 199 van 21.7.2006, p. 9–10 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/03/2014

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1117/oj

21.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/9


VERORDENING (EG) Nr. 1117/2006 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2006

betreffende de slachtpremie en de extra betalingen in het kader van veterinaire maatregelen voor de slachting van dieren in Nederland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 50, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In verband met de uitbraak van mond- en klauwzeer in 2001 en van boviene spongiforme encefalopathie in de periode 2000-2003 in Nederland zijn runderen naar het slachthuis vervoerd om er te worden geslacht.

(2)

De Nederlandse autoriteiten hebben de toekenning van de slachtpremie als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 en van de desbetreffende extra betalingen als bedoeld in artikel 14 van diezelfde verordening voor in het slachthuis geslachte dieren opgeschort. Houders van deze dieren hadden echter van deze rechtstreekse betalingen kunnen profiteren voor zover was voldaan aan de steunvoorwaarden voor de betrokken dieren.

(3)

Teneinde in te spelen op de legitieme verwachtingen van de rundveehouders, dient te worden bepaald dat de uitkering van de slachtpremie en de extra betalingen voor dieren die op grond van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (2) in 2001 in het slachthuis zijn geslacht in verband met de uitbraak van mond- en klauwzeer, kan plaatsvinden tot en met 15 oktober 2006.

(4)

Om dezelfde reden dient ook in deze mogelijkheid te worden voorzien voor dieren die in de jaren 2000, 2001, 2002 en 2003 in het slachthuis zijn geslacht in het kader van de maatregelen ter bestrijding van boviene spongiforme encefalopathie op grond van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3) en Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (4).

(5)

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 inzake rechtstreekse betalingen zijn bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (5) geschrapt met ingang van 1 januari 2005. De in deze verordening vervatte maatregelen kunnen derhalve niet langer worden toegestaan op basis van die bepalingen, wat tot een specifiek praktisch probleem leidt.

(6)

Het is dienstig te bepalen dat betalingen op grond van de onderhavige verordening worden gedaan binnen de grenzen van maxima en totaalbedragen.

(7)

De bedragen van de slachtpremie en van de extra betalingen zouden kunnen zijn doorberekend in de waarde van de dieren waarvan is uitgegaan voor de vaststelling van de schadeloosstelling op grond van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (6) en Beschikking 2001/652/EG van de Commissie van 16 augustus 2001 inzake een financiële bijdrage voor de uitroeiing van mond- en klauwzeer in Nederland in 2001 (7). Betaling van de slachtpremie en van de extra betalingen zou in dit geval leiden tot overcompensatie van de begunstigden. Er dient te worden bepaald dat de bevoegde autoriteiten van Nederland er zich van verzekeren dat dit niet het geval is alvorens de slachtpremie en de extra betaling toe te kennen.

(8)

Aangezien de onderhavige verordening betrekking heeft op situaties in de jaren 2000 tot en met 2003, dient te worden voorzien in de onmiddellijke inwerkingtreding ervan.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De slachtpremie en de extra betalingen kunnen in Nederland tot en met 15 oktober 2006 worden toegekend voor dieren die op grond van Richtlijn 85/511/EEG in het slachthuis zijn geslacht in verband met de uitbraak van mond- en klauwzeer.

2.   De slachtpremie en de extra betalingen kunnen eveneens worden verleend voor dieren die in het kader van de maatregelen ter bestrijding van boviene spongiforme encefalopathie op grond van Richtlijn 90/425/EEG en Verordening (EG) nr. 999/2001, gedurende de geldigheidsduur daarvan, in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2003 in het slachthuis zijn geslacht.

Artikel 2

1.   Met het oog op de verlening van de slachtpremie verzekert de bevoegde autoriteit van Nederland zich ervan dat de dieren op het moment van de slacht voldeden aan de volgende steunvoorwaarden:

a)

stieren, ossen, koeien en vaarzen waren ten minste acht maanden oud;

b)

kalveren waren meer dan een maand en minder dan zeven maanden oud.

De premie wordt uitgekeerd aan producenten die het dier hebben aangehouden gedurende een periode van ten minste twee maanden die niet eerder dan een maand vóór de slacht afloopt.

2.   De slachtpremie wordt verleend binnen de grenzen van het niet-gebruikte deel van het nationale maximum van 1 207 849 volwassen runderen en 1 198 113 kalveren per jaar.

Per voor steun in aanmerking komend dier in de zin van lid 1, onder a), wordt het bedrag van de premie vastgesteld op 27 EUR voor het kalenderjaar 2000, 53 EUR voor het kalenderjaar 2001 en 80 EUR voor de kalenderjaren 2002 en 2003.

Per voor steun in aanmerking komend dier in de zin van lid 1, onder b), wordt het bedrag van de premie vastgesteld op 17 EUR voor het kalenderjaar 2000, 33 EUR voor het kalenderjaar 2001 en 50 EUR voor de kalenderjaren 2002 en 2003.

Artikel 3

De bevoegde autoriteit van Nederland doet extra betalingen per dier en per slachtpremie-eenheid aan de hand van objectieve criteria zoals met name de specifieke productiestructuren en -voorwaarden, op zodanige wijze dat een gelijke behandeling van de producenten wordt gegarandeerd en distorsies op de markt en van de mededinging worden voorkomen. Bovendien mogen deze betalingen niet aan de schommelingen van de marktprijzen worden gekoppeld.

De extra betalingen worden verleend binnen de grenzen van het niet-gebruikte deel van een totaalbedrag van 8,4 miljoen EUR voor 2000, 16,9 miljoen EUR voor 2001 en telkens 25,3 miljoen EUR voor de jaren 2002 en 2003.

Artikel 4

De slachtpremie en de extra betaling worden verleend voor zover zij niet waren doorberekend in de waarde waarvan is uitgegaan voor de vaststelling van de schadeloosstelling voor de betrokken dieren op grond van Beschikking 90/424/EEG en Beschikking 2001/652/EG, noch daadwerkelijk in dit verband waren betaald.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 315 van 26.11.1985, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(3)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(4)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1041/2006 van de Commissie (PB L 187 van 8.7.2006, blz. 10).

(5)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 953/2006 van de Commissie (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 1).

(6)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/53/EG (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37).

(7)  PB L 230 van 28.8.2001, blz. 8.


Top