This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31977L0098
Council Directive 77/98/EEC of 21 December 1976 amending Directives 64/432/EEC, 72/461/EEC and 72/462/EEC on health and veterinary problems
Richtlijn 77/98/EEG van de Raad van 21 december 1976 houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/461/EEG en 72/462/EEG op veterinair gebied
Richtlijn 77/98/EEG van de Raad van 21 december 1976 houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/461/EEG en 72/462/EEG op veterinair gebied
PB L 26 van 31.1.1977, p. 81–84
(DA, DE, EN, FR, IT, NL) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; stilzwijgende opheffing door 32016R0429
Richtlijn 77/98/EEG van de Raad van 21 december 1976 houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/461/EEG en 72/462/EEG op veterinair gebied
Publicatieblad Nr. L 026 van 31/01/1977 blz. 0081 - 0084
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 8 blz. 0052
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 17 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 8 blz. 0052
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 11 blz. 0170
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 11 blz. 0170
++++ RICHTLIJN VAN DE RAAD van 21 december 1976 houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG , 72/461/EEG en 72/462/EEG op veterinair gebied ( 77/98/EEG ) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 , Gezien het voorstel van de Commissie , Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) , Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) , Overwegende dat Denemarken , Ierland en het Verenigd Koninkrijk bij de uitbreiding van de Gemeenschap , in afwijking van de bestaande communautaire voorschriften , werden gemachtigd om hun nationale regelingen op veterinair gebied tot op zekere hoogte te handhaven ; Overwegende dat de bijzondere regeling die ten gunste van die drie Lid-Staten werden getroffen in de eerste plaats werd vastgelegd in de artikelen 104 en 105 van de Toetredingsakte ( 3 ) ; dat soortgelijke bepalingen , die het logische verlengstuk vormen van deze eerste bepalingen , werden opgenomen in besluiten van de Raad die daarna werden vastgesteld ; dat te dien einde werden vastgesteld artikel 13 van Richtlijn 72/461/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees ( 4 ) en artikel 33 van Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen en varkens en van vers vlees uit derde landen ( 5 ) , welke richtlijnen beide laatstelijk zijn gewijzigd bij Richtlijn 75/379/EEG ( 6 ) ; Overwegende dat volgens artikel 106 van de Toetredingsakte en de andere hierboven genoemde bepalingen uiterlijk op 1 juli 1976 door de Commissie bij de Raad een verslag moet worden ingediend , voor zover nodig vergezeld van passende voorstellen , ten einde tot een oplossing van het vraagstuk van de afwiikingen te komen ; Overwegende dat bij de oplossingen die moeten worden gezocht , het streven moet voorzitten om het reeds bereikte gezondheidsniveau niet in gevaar te brengen en het vrije verkeer van dieren en vlees op een zo groot mogelijke schaal te verwezenlijken ; Overwegende dat met betrekking tot vers rundvlees het gevaar voor verspreiding van ziekten ontegenzeglijk geringer is dan het gevaar dat zich voordoet bij het verkeer van levende dieren ; dat overigens de voorwaarden waaraan krachtens de bestaande richtlijnen ter zake van het verkeer van vlees moet worden voldaan zodanig zijn , dat het overbodig is in andere speciale garanties te voorzien ; Overwegende dat voor levende dieren geleidelijk de invoering van een gemeenschappelijke regeling voor alle Lid-Staten dient te worden voorbereid , waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de verschillende categorieën dieren volgens het gevaar dat zij respectievelijk opleveren en waarbij rekening dient te worden gehouden met de noodzaak om het handelsverkeer geleidelijk uit te breiden , uitgaande van de bestaande handelsstromen ; dat geëigende wijzigingen moeten worden aangebracht in Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens ( 7 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 75/379/EEG ; Overwegende dat de invoer uit derde landen in bepaalde Lid-Staten onderworpen moet kunnen blijven aan een regeling die ten minste even streng is als de regeling die momenteel in die Lid-Staten wordt toegepast ; Overwegende dat op grond van communautaire voorschriften betreffende met name mond - en klauwzeer en varkenspest , later een gemeenschappelijke en volledige oplossing zou moeten kunnen worden gevonden voor deze gehele problematiek ; Overwegende dat het gerechtvaardigd is te voorzien in een bijzondere overgangsperiode ten behoeve van Ierland en van het Verenigd Koninkrijk , voor wat Noord-Ierland betreft , ten einde hen in de gelegenheid te stellen de voor de toepassing van de communautaire voorschriften vereiste aanpassingen te verrichten ; Overwegende dat het in het licht van de opgedane ervaring wenselijk lijkt in ruimere mate gebruik te maken van een snelle en afdoende procedure om sommige bepalingen in technisch opzicht aan te passen of om uitvoeringsnormen vast te stellen , HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : Artikel 1 Met ingang van 1 januari 1977 wordt artikel 13 van Richtlijn 72/461/EEG als volgt gelezen : " Artikel 13 Tot en met 31 december 1982 zijn Ierland en het Verenigd Koninkrijk , voor wat Noord-Ierland betreft , gemachtigd bij de invoer van vers vlees hun nationale regeling betreffende de bescherming tegen mond - en klauwzeer te handhaven , met eerbiediging van de algemene bepalingen van het Verdrag . Tot en met 31 december 1977 zijn Denemarken , Ierland en het Verenigd Koninkrijk gemachtigd bij de invoer van vers vlees hun nationale regeling betreffende de bescherming tegen varkenspest te handhaven , met eerbiediging van de algemene bepalingen van het Verdrag . " Artikel 2 In Richtlijn 64/432/EEG wordt het hierna volgende artikel 4 bis ingevoegd : " Artikel 4 bis Tot en met 31 december 1982 zijn Ierland en het Verenigd Koninkrijk , voor wat Noord-Ierland betreft , gemachtigd bij de overbrenging van fok - , gebruiks - en slachtrunderen uit de overige Lid-Staten naar hun grondgebied hun nationale regeling betreffende de bescherming tegen mond - en klauwzeer te handhaven , met eerbiediging van de algemene bepalingen van het Verdrag . Voor 1 januari 1978 stelt de Raad , op basis van een voor 1 juli 1977 in te dienen voorstel van de Commissie , met eenparigheid van stemmen de eventuele wijzigingen vast die dienen te worden aangebracht in de bijlagen A , B en C van Richtlijn 64/432/EEG , of iedere andere maatregel , daaronder begrepen bepalingen betreffende het traditionele handelsverkeer tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk . " Artikel 3 Met ingang van 1 januari 1978 wordt het hierna volgende artikel 4 ter in Richtlijn 64/432/EEG ingevoegd : " Artikel 4 ter Onverminderd artikel 4 bis mogen de Lid-Staten die sinds meer dan twee jaar vrij zijn van mond - en klauwzeer en geen stelselmatige inenting toepassen en die , in afwijking van de eisen van deze richtlijn , de aanwezigheid op hun grondgebied van dieren die binnen een volgens de procedure van artikel 12 te bepalen periode tegen voornoemde ziekte zijn ingeënt , niet toestaan , met eerbiediging van de algemene bepalingen van het Verdrag tot en met 31 december 1982 de overbrenging van fok - , gebruiks - en slachtdieren naar hun grondgebied afhankelijk stellen van de volgende voorwaarden : A . Wanneer de dieren afkomstig zijn uit een Lid-Staat die sinds ten minste twee jaar vrij is van mond - en klauwzeer en die 1 . geen inenting tegen mond - en klauwzeer toepast en de aanwezigheid van tegen deze ziekte ingeënte dieren op zijn grondgebied niet toestaat , moeten zij voldoen aan de eisen van deze richtlijn , met uitzondering van de bepalingen betreffende de verplichting tot inenting tegen mond - en klauwzeer ; 2 . inenting tegen mond - en klauwzeer toepast en de aanwezigheid van tegen deze ziekte ingeënte dieren op zijn grondgebied toestaat , moeten zij voldoen aan de eisen van deze richtlijn , met uitzondering van die inzake de inenting tegen mond - en klauwzeer , die door de volgende garanties worden vervangen : - runderen moeten zijn onderzocht op het mond - en klauwzeervirus door middel van de sputumvangertest ( of " probangtest " ) en moeten bij dit onderzoek negatief gereageerd hebben , - runderen en varkens moeten een serologische test hebben ondergaan om de aanwezigheid van mond - en klauwzeerantistoffen op te sporen en moeten bij deze test negatief gereageerd hebben , - runderen en varkens moeten gedurende 14 dagen hetzij in een bedrijf , hetzij in een quarantainestation in het land van verzending onder toezicht van een officiële dierenarts zijn geïsoleerd , met dien verstande dat : i ) geen enkel dier dat zich in het bedrijf van herkomst of , in voorkomend geval , in het quarantainestation bevindt , gedurende een periode van 21 dagen voorafgaand aan de verzending mag zijn ingeënt tegen mond - en klauwzeer , en behalve de verzonden dieren tijdens dezelfde periode geen enkel ander dier het bedrijf en het quarantainestation mag zijn binnengebracht ; ii ) wanneer de op grond van dit artikel vereiste tests in het bedrijf worden uitgevoerd , de voor verzending bestemde dieren tot het tijdstip van verzending van de andere dieren moeten worden gescheiden . Bovendien moeten deze dieren gedurende 21 dagen in quarantaine worden gehouden in het land van bestemming . B . Wanneer de dieren afkomstig zijn uit een Lid-Staat die niet sinds ten minste twee jaar vrij is van mond - en klauwzeer en die 1 . geen inenting tegen mond - en klauwzeer toepast en de aanwezigheid van tegen deze ziekte ingeënte dieren op zijn grondgebied niet toestaat , moeten zij voldoen aan de eisen van deze richtlijn , met uitzondering van die inzake de inenting tegen mond - en klauwzeer , die door de volgende garanties worden vervangen : - runderen moeten zijn onderzocht op het mond - en klauwzeervirus door middel van de sputumvangertest ( of " probangtest " ) en moeten bij dit onderzoek negatief gereageerd hebben , - runderen en varkens moeten een serologische test hebben ondergaan om de aanwezigheid van mond - en klauwzeerantistoffen op te sporen en moeten bij deze test negatief gereageerd hebben , - runderen en varkens moeten gedurende 14 dagen in een quarantainestation in het land van verzending onder toezicht van een officiële dierenarts zijn geïsoleerd , met dien verstande dat : i ) geen enkel dier dat zich in het bedrijf van herkomst of , in voorkomend geval , in het quarantainestation bevindt , gedurende een periode van 30 dagen voorafgaand aan de verzending mag zijn ingeënt tegen mond - en klauwzeer , en behalve de verzonden dieren tijdens dezelfde periode geen enkel ander dier het bedrijf en het quarantainestation mag zijn binnengebracht ; ii ) wanneer de op grond van dit artikel vereiste tests in het bedrijf worden uitgevoerd , de voor verzending bestemde dieren tot het tijdstip van verzending van de andere dieren moeten worden gescheiden . Bovendien moeten deze dieren gedurende 21 dagen in quarantaine worden gehouden in het land van bestemming ; 2 .inenting tegen mond - en klauwzeer toepast en de aanwezigheid van tegen deze ziekte ingeënte dieren op zijn grondgebied toestaat , moeten zij voldoen aan de sub B 1 vermelde eisen alsmede aan iedere eventuele andere aanvullende eis die volgens de procedure van artikel 12 of artikel 13 wordt vastgesteld . De nadere regelen voor de toepassing van dit artikel , met name voor de indeling van de Lid-Staten in één van de in de eerste alinea sub A en B bedoelde categorieën alsmede voor de toegang tot deze categorieën , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12 . " Artikel 4 Het bepaalde in artikel 7 , lid 1 , punt A , sub b ) , van Richtlijn 64/432/EEG wordt geschrapt . In artikel 7 , lid 1 , punt C , van Richtlijn 64/432/EEG wordt in plaats van " 31 december 1977 " gelezen " 31 december 1979 " . Artikel 5 Met ingang van 1 januari 1978 wordt artikel 8 , lid 2 , van Richtlijn 72/462/EEG aangevuld met de volgende tekst : " Voor fok - en gebruiksdieren kunnen de in dit lid bedoelde eisen verschillend zijn volgens de Lid-Staten , om rekening te houden met de bijzondere bepalingen die in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer voor hen gelden . " . Artikel 6 Met ingang van 1 januari 1978 wordt artikel 33 van Richtlijn 72/462/EEG als volgt gelezen : " Artikel 33 Bij de toepassing van de artikelen 8 en 16 moeten de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 29 voor de invoer in bepaalde Lid-Staten worden vastgesteld , ten minste even streng zijn als die welke de betrokken Lid-Staten toepassen in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer . " . Artikel 7 De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen : a ) per 1 januari 1977 wat de bepalingen van artikel 1 betreft ; b ) per 1 januari 1978 wat alle andere bepalingen betreft . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis . Artikel 8 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . Gedaan te Brussel , 21 december 1976 . Voor de Raad De Voorzitter A . P . L . M . M . van der STEE ( 1 ) PB nr . C 6 van 10 . 1 . 1977 , blz . 141 . ( 2 ) Advies uitgebracht op 27 oktober 1976 ( nog niet gepubliceerd in het Publikatieblad ) . ( 3 ) PB nr . L 73 van 27 . 3 . 1972 , blz . 14 . ( 4 ) PB nr . L 302 van 31 . 12 . 1972 , blz . 24 . ( 5 ) PB nr . L 302 van 31 . 12 . 1972 , blz . 28 . ( 6 ) PB nr . L 172 van 3 . 7 . 1975 , blz . 17 . ( 7 ) PB nr . 121 van 29 . 7 . 1964 , blz . 1977/64 .