Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0153

    Zaak T-153/19: Beroep ingesteld op 11 maart 2019 — European Union Copper Task Force/Commissie

    PB C 155 van 6.5.2019, p. 51–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.5.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 155/51


    Beroep ingesteld op 11 maart 2019 — European Union Copper Task Force/Commissie

    (Zaak T-153/19)

    (2019/C 155/60)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: European Union Copper Task Force (Essex, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: I. Moreno-Tapia Rivas en C. Vila Gisbert, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/1981 (1) van de Commissie nietig verklaren voor zover daarbij de goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende koperverbindingen op een onrechtmatige rechtsgrondslag wordt verlengd;

    de gevolgen van de nietigverklaring uitbreiden naar uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/408 (2) van de Commissie, voor zover daarbij artikel 80, lid 7, van verordening 1107/2009 ten uitvoer is gelegd en koperverbindingen zijn opgenomen in de lijst van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen;

    vaststellen dat uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/1981 van de Commissie het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden;

    de Commissie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel: uitvoeringsverordening (EU) nr. 2018/1981 van de Commissie verlengt de goedkeuring van koperverbindingen als voor vervanging in aanmerking komende stoffen op een onrechtmatige rechtsgrondslag. Meer bepaald:

    maken artikel 24 en bijlage II, punt 4, van verordening (EG) nr. 1107/2009 (3) inbreuk op Unierecht omdat:

    (i)

    wetenschappelijk onderzoek erop wijst dat „PBT-criteria”, in het bijzonder het criterium inzake persistentie, niet geschikt zijn voor koper;

    (ii)

    de toepassing van PBT-criteria op anorganische stoffen niet strookt met andere regelgeving op het gebied van gereguleerde chemische stoffen;

    (iii)

    wat voor vervanging in aanmerking komende stoffen betreft, de toepassing van PBT-criteria op koperverbindingen verder gaat dan noodzakelijk is voor het bereiken van de met verordening (EG) nr. 1107/2009 nagestreefde doelstellingen. Daarbij komt nog dat verordening (EG) nr. 1107/2009 blijk geeft van een onjuiste opvatting van het voorzorgsbeginsel.

    2.

    Tweede middel: onwettigheid van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/408 van de Commissie wat de kwalificatie van koperverbindingen als voor vervanging in aanmerking komende stoffen betreft.

    3.

    Derde, subsidiair aangevoerd middel: uitvoeringsverordening (EU) 2018/1981 van de Commissie heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden.


    (1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1981 van de Commissie van 13 december 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen koperverbindingen overeenkomstig verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB 2018, L 317, blz. 16).

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/408 van de Commissie van 11 maart 2015 inzake uitvoering van artikel 80, lid 7, van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot vaststelling van een lijst van stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen (PB 2015, L 67, blz. 18).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB 2009, L 309, blz. 1).


    Top