This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CA0134
Case C-134/18: Judgment of the Court (Eighth Chamber) of 14 March 2019 (request for a preliminary ruling from the Arbeidsrechtbank Antwerpen — Belgium) — Maria Vester v Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (Reference for a preliminary ruling — Social security systems — Invalidity benefits — Articles 45 and 48 TFEU — Freedom of movement for workers — Regulation (EC) No 883/2004 — Different benefit schemes in the Member States — ‘Primary period of incapacity to work’ — Duration — Benefits for incapacity for work — Disadvantages for migrant workers)
Zaak C-134/18: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank Antwerpen — België) — Maria Vester/Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (Prejudiciële verwijzing — Socialezekerheidsstelsels — Invaliditeitsuitkeringen — Artikelen 45 en 48 VWEU — Vrij verkeer van werknemers — Verordening (EG) nr. 883/2004 — Uitkeringsregelingen die per lidstaat verschillen — „Wachttijd van arbeidsongeschiktheid” — Duur — Toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering — Nadelen voor migrerende werknemers)
Zaak C-134/18: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank Antwerpen — België) — Maria Vester/Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (Prejudiciële verwijzing — Socialezekerheidsstelsels — Invaliditeitsuitkeringen — Artikelen 45 en 48 VWEU — Vrij verkeer van werknemers — Verordening (EG) nr. 883/2004 — Uitkeringsregelingen die per lidstaat verschillen — „Wachttijd van arbeidsongeschiktheid” — Duur — Toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering — Nadelen voor migrerende werknemers)
PB C 155 van 6.5.2019, p. 13–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
6.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/13 |
Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 14 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank Antwerpen — België) — Maria Vester/Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
(Zaak C-134/18) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Socialezekerheidsstelsels - Invaliditeitsuitkeringen - Artikelen 45 en 48 VWEU - Vrij verkeer van werknemers - Verordening (EG) nr. 883/2004 - Uitkeringsregelingen die per lidstaat verschillen - „Wachttijd van arbeidsongeschiktheid” - Duur - Toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering - Nadelen voor migrerende werknemers)
(2019/C 155/16)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Arbeidsrechtbank Antwerpen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Maria Vester
Verwerende partij: Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
Dictum
De artikelen 45 en 48 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een situatie zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarin een werknemer die na een periode van arbeidsongeschiktheid van één jaar door het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin hij woont invalide is verklaard, zonder dat hij echter op basis van de wettelijke regeling van die lidstaat in aanmerking kan komen voor een invaliditeitsuitkering, volgens het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin hij al zijn tijdvakken van verzekering heeft vervuld nog een extra periode van een jaar arbeidsongeschikt moet zijn voordat hij invalide wordt verklaard en hem geprorateerde invaliditeitsuitkeringen worden verleend, zonder dat hij gedurende die periode echter een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt.