Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0437

Zaak C-437/17: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — Gemeinsamer Betriebsrat EurothermenResort Bad Schallerbach GmbH/EurothermenResort Bad Schallerbach GmbH (Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van werknemers — Artikel 45 VWEU — Verordening (EU) nr. 492/2011 — Artikel 7, lid 1 — Verbod op discriminatie op grond van nationaliteit — Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon op basis van de diensttijd van de werknemer bij de werkgever — Slechts gedeeltelijke inaanmerkingneming van eerdere diensttijdvakken bij andere werkgevers — Sociaal recht — Verschillen tussen de regelingen en wetgevingen van de lidstaten)

PB C 155 van 6.5.2019, p. 6–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/6


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — Gemeinsamer Betriebsrat EurothermenResort Bad Schallerbach GmbH/EurothermenResort Bad Schallerbach GmbH

(Zaak C-437/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Vrij verkeer van werknemers - Artikel 45 VWEU - Verordening (EU) nr. 492/2011 - Artikel 7, lid 1 - Verbod op discriminatie op grond van nationaliteit - Recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon op basis van de diensttijd van de werknemer bij de werkgever - Slechts gedeeltelijke inaanmerkingneming van eerdere diensttijdvakken bij andere werkgevers - Sociaal recht - Verschillen tussen de regelingen en wetgevingen van de lidstaten)

(2019/C 155/07)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gemeinsamer Betriebsrat EurothermenResort Bad Schallerbach GmbH

Verwerende partij: EurothermenResort Bad Schallerbach GmbH

Dictum

Artikel 45 VWEU en artikel 7, lid 1, van verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling als aan de orde in het hoofdgeding, volgens welke bij de vaststelling of een werknemer die in totaal vijfentwintig jaar heeft gewerkt, recht heeft op verhoging van zijn jaarlijkse vakantie met behoud van loon van vijf naar zes weken, de door de werknemer vervulde dienstjaren in het kader van een of meerdere arbeidsverhoudingen die aan de arbeidsverhouding met zijn huidige werkgever voorafgaan, slechts voor ten hoogste vijf jaar beroepsactiviteit worden meegeteld, ook al heeft hij in werkelijkheid meer dan vijf jaar beroepsactiviteit vervuld.


(1)  PB C 382 van 13.11.2017.


Top