Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE1986

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (COM(2017) 38 final — 2017/0013 (COD))

    PB C 345 van 13.10.2017, p. 110–113 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.10.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 345/110


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

    (COM(2017) 38 final — 2017/0013 (COD))

    (2017/C 345/18)

    Rapporteur:

    Brian CURTIS

    Raadpleging

    Raad, 20.2.2017

    Europees Parlement, 1.2.2017

    Rechtsgrondslag

    Artikelen 114 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

     

     

    Bevoegde afdeling

    Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

    Goedkeuring door de afdeling

    15.6.2017

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    5.7.2017

    Zitting nr.

    526

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    139/0/4

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC is van mening dat de wijziging van deze richtlijn zowel op tijd komt als noodzakelijk is om belemmeringen voor het handelsverkeer en verstoring van de mededinging in de EU te voorkomen.

    1.2.

    Het EESC merkt op dat een brede raadpleging van belanghebbenden en een effectbeoordeling hebben plaatsgevonden, waarvan de resultaten worden weerspiegeld in het voorstel van de Commissie.

    1.3.

    Het EESC staat achter de uitsluiting van pijporgels van het toepassingsgebied van de richtlijn om zowel economische als culturele redenen. Dit draagt bij tot het voorkomen van een geschat verlies van tot 90 % van de banen in de sector en een verlies van tot 65 miljoen EUR per jaar tegen 2025.

    1.4.

    Het EESC steunt de uitsluiting van niet voor de weg bestemde mobiele machines die door tractie worden aangedreven van het toepassingsgebied van de richtlijn. Dit zal de ontwikkeling van het bedrijfsleven in die sector ondersteunen door het wegwerken van verstoringen in de behandeling van machines.

    1.5.

    Het EESC is van mening dat deze richtlijn alleen niet volstaat om de hoogste prioriteit van de afvalhiërarchie, te verwezenlijken. Om deze doelstellingen te bereiken is een combinatie van de BGGS-richtlijn, de richtlijn ecologisch ontwerp en de AEEA-richtlijn nodig.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1.    Motivering en doel van het voorstel

    2.1.1.

    In Richtlijn 2011/65/EU (BGGS-richtlijn 2) zijn voorschriften vastgesteld om het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (EEA) te beperken. De BGGS-richtlijn 2 is van toepassing op alle EEA die in de EU in de handel wordt gebracht, ongeacht of zij in de EU of in derde landen zijn geproduceerd. De BGGS-richtlijn 2 is vooral van invloed op fabrikanten, importeurs en distributeurs van EEA en op afnemers van EEA.

    2.1.2.

    De BGGS-richtlijn 2 is gericht op de hoogste prioriteit in de afvalhiërarchie, te weten afvalpreventie. Afvalpreventie omvat maatregelen die het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten beperken. Een vermindering van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in elektrisch en elektronisch afval komt ten goede aan het beheer van die afvalstoffen. Het bevordert het hergebruik van producten en de recycling van gebruikte materialen, wat de circulaire economie ondersteunt.

    2.1.3.

    De BGGS-richtlijn 2 is noodzakelijk om belemmeringen voor het handelsverkeer en verstoring van de mededinging in de EU te voorkomen, die zich zouden kunnen voordoen in het geval van verschillen tussen de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen ter beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in EEA in verschillende lidstaten. De richtlijn draagt ook bij tot de bescherming van de menselijke gezondheid en een milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing en verwijdering van elektrisch en elektronisch afval.

    2.1.4.

    De BGGS-richtlijn 2 is een herschikking van de eerdere BGGS-richtlijn 2002/95/EG (BGGS-richtlijn 1). Beide BGGS-richtlijnen hebben de vermindering van gevaarlijke materialen over de hele wereld bevorderd: verscheidene landen, waaronder China, Korea en de VS, hebben gelijkaardige wetgeving ontwikkeld. In de BGGS-richtlijn 2 werden nieuwe definities geïntroduceerd en werd het toepassingsgebied uitgebreid met medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur. Het effect van die bepalingen is in 2008 geëvalueerd met het voorstel van de Commissie. Met de BGGS-richtlijn 2 zijn echter nog andere wijzigingen ingevoerd: het „open toepassingsgebied” via een nieuwe categorie 11: „Andere EEA die niet onder een van de andere categorieën valt”. Door die wijzigingen is de richtlijn van toepassing op alle EEA (behalve op apparatuur die uitdrukkelijk uitgesloten is) en kan het begrip EEA breder worden geïnterpreteerd op basis van een nieuwe definitie van de afhankelijkheid van elektriciteit. Die bepalingen met een „open toepassingsgebied” zijn niet specifiek beoordeeld bij de invoering ervan in de BGGS-richtlijn 2.

    2.1.5.

    De Commissie is gemachtigd om na te gaan of het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden gewijzigd wat betreft het open toepassingsgebied dat bij de herschikking van 2011 is geïntroduceerd. De Commissie heeft die beoordeling uitgevoerd en een aantal problemen in kaart gebracht in verband met het toepassingsgebied van de BGGS-richtlijn 2 die moeten worden aangepakt om te voorkomen dat de wetgeving onbedoelde gevolgen zou hebben. Bij het uitblijven van een voorstel van de Commissie zouden na 22 juli 2019 de volgende problemen ontstaan: —

    het verbod op transacties op de secundaire markt (bv. wederverkoop, tweedehandsmarkt) voor EEA die pas sinds de herschikking binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Dit staat bekend als de „harde stop”;

    het einde van de mogelijkheid een subklasse van EEA die pas sinds de herschikking binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt met reserveonderdelen te herstellen eenmaal de EEA legaal in de handel is gebracht vóór die datum;

    de andere (verstorende) behandeling van via een snoer aangesloten niet voor de weg bestemde mobiele machines in vergelijking met voor het overige identieke machines die worden aangedreven door een batterij of een motor (momenteel uitgesloten van het toepassingsgebied van de BGGS-richtlijn);

    het feitelijke verbod om pijporgels in de EU in de handel te brengen (want niet-conform de BGGS-richtlijn door het lood dat wordt gebruikt voor de productie van de gewenste klank).

    Deze vier problemen kunnen gevolgen hebben voor de EU-markt, fabrikanten en burgers en zouden kunnen leiden tot negatieve economische, ecologische, sociale en culturele gevolgen.

    Het voorstel van de Commissie is derhalve gericht op problemen in verband met het toepassingsgebied die niet kunnen worden opgelost door de vervanging van stoffen of door vrijstellingen en richtsnoeren, bv. voor specifieke productgroepen met blijvende conformiteitsproblemen of waarvoor bepalingen in verband met het toepassingsgebied marktverstoringen veroorzaken, met name:

    transacties op de secundaire markt voor onder de BGGS-richtlijn 2 vallende EEA die buiten het toepassingsgebied van de BGGS-richtlijn 1 viel;

    reserveonderdelen voor onder de BGGS-richtlijn 2 vallende EEA die buiten het toepassingsgebied van de BGGS-richtlijn 1 viel;

    via een snoer aangesloten niet voor de weg bestemde mobiele machines met tractieaandrijving;

    pijporgels.

    Het voorstel heeft ook betrekking op de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van de BGGS-richtlijn 2, in overeenstemming met de algemene doelstellingen en de behoefte aan juridische duidelijkheid.

    2.2.    Effectbeoordeling

    2.2.1.

    In het effectbeoordelingsverslag van de Commissie wordt verklaard dat het herstel van de secundaire markt en een grotere beschikbaarheid van reserveonderdelen voor bepaalde elektrische en elektronische apparatuur (EEA) de volgende positieve effecten zullen hebben:

    een vermindering van de kosten en de administratieve last zowel voor bedrijven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, als voor overheden;

    extra marktkansen voor de reparatiesector en de secundaire verkoop;

    positieve sociale gevolgen, onder meer voor de ziekenhuizen in de EU, die ongeveer 170 miljoen EUR zouden besparen na 2019 omdat de mogelijkheid om gebruikte medische hulpmiddelen te verkopen en kopen blijft bestaan;

    voordelen voor het milieu in de vorm van een vermindering van de totale afvalproductie: door de mogelijkheid om het gebruik van EEA te verlengen zullen afdanking en verwijdering worden uitgesteld en zal het ontstaan van gevaarlijk afval (AEEA) worden vertraagd. In de meeste gevallen is het milieueffect van de productie van aanvullende onderdelen verwaarloosbaar in vergelijking met het voordeel dat het kunnen blijven gebruiken van de hele apparatuur biedt. Deze maatregel voorkomt het ontstaan van meer dan 3 000 ton gevaarlijk afval per jaar in de EU, wat het initiatief van de circulaire economie zou ondersteunen. De langere levensduur van EEA zou ook leiden tot een extra besparing van energie en grondstoffen.

    3.   Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op dit beleidsterrein

    3.1.

    Door transacties op de secundaire markt te behandelen, beoogt het voorstel de BGGS-richtlijn 2 weer volledig in overeenstemming te brengen met de algemene beginselen van de productwetgeving van de EU.

    3.2.

    De BGGS-richtlijn 2 laat toe dat EEA die buiten het toepassingsgebied van de BGGS-richtlijn 1 viel maar niet zou voldoen aan de BGGS-richtlijn 2 op de markt wordt aangeboden tot 22 juli 2019. Na die datum zullen het voor het eerst in de handel brengen en transacties op de secundaire markt (bv. wederverkoop) van niet-conforme EEA echter verboden zijn. De EEA die door deze „harde stop” van transacties op de secundaire markt wordt getroffen, omvat medische hulpmiddelen, meet- en regelapparatuur en andere EEA die pas sinds de herschikking binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Die belemmering voor transacties op de secundaire markt strookt niet met de algemene harmonisatie van de productwetgeving in de EU. Daarom stelt de Commissie voor om de harde stop van transacties op de secundaire markt op te heffen.

    3.3.

    De BGGS-richtlijn 2 maakt een uitzondering (op de algemene beperking van stoffen) voor kabels en reserveonderdelen voor de reparatie, het hergebruik, het aanpassen van de functionele aspecten of het verbeteren van de capaciteit van de groepen EEA die geleidelijk binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Er is echter geen andere EEA die pas sinds de herschikking binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt dan medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur opgenomen in de lijst. Dat leidt tot de onmogelijkheid om na 22 juli 2019 gebruik te maken van reserveonderdelen en tot een ongerechtvaardigd verschil in behandeling. Daarom stelt de Commissie voor om een specifieke bepaling in te voeren om reserveonderdelen uit te sluiten van de beperking van stoffen om te allen tijde reparatie van alle binnen het toepassingsgebied van de BGGS-richtlijn 2 vallende EEA die in de Unie op de markt is gebracht mogelijk te maken.

    3.4.

    In de BGGS-richtlijn 2 worden tien specifieke types apparatuur opgesomd die uitgesloten zijn van de bepalingen met een „open toepassingsgebied”. Een type apparatuur dat uitgesloten is („niet voor de weg bestemde en uitsluitend voor beroepsmatig gebruik beschikbaar gestelde mobiele machines”) omvat enkel machines met een interne krachtbron. Die bepaling leidt ertoe dat types machines die voor het overige identiek zijn onder twee verschillende wettelijke regelingen vallen enkel vanwege hun verschillende krachtbronnen (intern of extern). De Commissie stelt voor om de definitie van „niet voor de weg bestemde en uitsluitend voor beroepsmatig gebruik beschikbaar gestelde mobiele machine” aan te passen zodat ook machines met tractieaandrijving daaronder vallen.

    3.5.

    De Commissie stelt ook voor om pijporgels toe te voegen aan de lijst van uitgesloten apparatuur vanwege het gebrek aan alternatieven voor vervanging.

    3.6.

    Vrijstellingen van de beperking van stoffen uit hoofde van de BGGS-richtlijn 2 moeten een bepaalde beperkte duur hebben.

    3.7.

    Hoewel artikel 5, lid 5, niet voorziet in een specifieke termijn voor het besluit van de Commissie met betrekking tot aanvragen voor nieuwe vrijstellingen, is de termijn waarbinnen de Commissie een besluit moet nemen over verlengingsaanvragen voor een vrijstelling uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de vrijstelling, en dit is in de praktijk niet haalbaar gebleken. In combinatie met het vereiste dat een verlengingsaanvraag uiterlijk 18 maanden voor het verstrijken van de vrijstelling moet worden ingediend, betekent dit dat de Commissie haar beslissing over de verlenging van bestaande vrijstellingen binnen twaalf maanden na de indiening van de aanvraag moet nemen, tenzij er specifieke omstandigheden zijn die nopen tot een andere termijn. De naleving van deze termijn is feitelijk niet haalbaar vanwege de verschillende verplichte procedurele stappen die nodig zijn voor de beoordeling van een verlengingsaanvraag. Daarom moet de bepaling waarin een termijn wordt vastgesteld voor de Commissie om een besluit te nemen over verlengingsaanvragen voor vrijstellingen worden geschrapt.

    4.   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    4.1.

    De wijzigingen van het huidige voorstel brengen geen verandering in de fundamentele aanpak van de BGGS-richtlijn 2 en de verenigbaarheid daarvan met andere wetgeving. De BGGS-richtlijn 2 en de REACH-verordening zijn verenigbaar op het vlak van beleidsinteractie.

    4.2.

    De BGGS-richtlijn 2 is eveneens verenigbaar met andere productgerelateerde wetgeving, zoals Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken. Andere EU-wetgeving kan onafhankelijke verplichtingen bevatten met betrekking tot de gebruiksfase van EEA, maar er zijn geen overlappingen met de BGGS-richtlijn 2.

    Brussel, 5 juli 2017.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    Top