This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CN0036
Case C-36/17: Request for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Minden (Germany) lodged on 25 January 2017 — Daher Muse Ahmed v Bundesrepublik Deutschland
Zaak C-36/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Minden (Duitsland) op 25 januari 2017 — Daher Muse Ahmed/Bondsrepubliek Duitsland
Zaak C-36/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Minden (Duitsland) op 25 januari 2017 — Daher Muse Ahmed/Bondsrepubliek Duitsland
PB C 213 van 3.7.2017, p. 15–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.7.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 213/15 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Minden (Duitsland) op 25 januari 2017 — Daher Muse Ahmed/Bondsrepubliek Duitsland
(Zaak C-36/17)
(2017/C 213/18)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Minden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Daher Muse Ahmed
Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Derde kamer) heeft bij beschikking van 5 april 2017 voor recht verklaard dat de voorschriften en beginselen die direct of indirect de termijnen voor de indiening van een terugnameverzoek regelen en die zijn vervat in verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (1), niet van toepassing zijn in een situatie als die van het hoofdgeding, waarin een onderdaan van een derde land in een lidstaat om internationale bescherming verzoekt nadat hem door een andere lidstaat subsidiaire bescherming is verleend.