Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CA0699

    Zaak C-699/15: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 mei 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) — Verenigd Koninkrijk) — Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs/Brockenhurst College [Prejudiciële verwijzing — Belastingen — Belasting over de toegevoegde waarde (btw) — Richtlijn 2006/112/EG — Vrijstellingen — Door een onderwijsinstelling tegen vergoeding aan een beperkt publiek aangeboden restaurant- en theaterdiensten]

    PB C 213 van 3.7.2017, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.7.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 213/10


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 mei 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) — Verenigd Koninkrijk) — Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs/Brockenhurst College

    (Zaak C-699/15) (1)

    ([Prejudiciële verwijzing - Belastingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Vrijstellingen - Door een onderwijsinstelling tegen vergoeding aan een beperkt publiek aangeboden restaurant- en theaterdiensten])

    (2017/C 213/09)

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division)

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs

    Verwerende partij: Brockenhurst College

    Dictum

    Artikel 132, lid 1, onder i), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) moet in die zin worden uitgelegd dat activiteiten die in omstandigheden als die in het hoofdgeding worden verricht, waarbij studenten van een hogeronderwijsinstelling in het kader van hun opleiding en tegen betaling aan derden restaurant- en theaterdiensten leveren, kunnen worden aangemerkt als „nauw samenhangend” met de hoofdprestatie, het onderwijs, en dus als vrijgesteld van btw, wanneer deze diensten onmisbaar zijn voor hun opleiding en niet bedoeld zijn om deze instelling extra inkomsten te verschaffen door in directe concurrentie met btw-plichtige commerciële ondernemingen diensten te verrichten. Het staat aan de nationale rechter dit na te gaan.


    (1)  PB C 78 van 29.02.2016.


    Top