This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CA0543
Case C-543/13: Judgment of the Court (Third Chamber) of 4 June 2015 (request for a preliminary ruling from the Centrale Raad van Beroep — Netherlands) — Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank v E. Fischer-Lintjens (Reference for a preliminary ruling — Social security for migrant workers — Regulation (EEC) No 1408/71 — Article 27 — Annex VI, section R, point 1(a) and (b) — Concept of pensions payable under the legislation of two or more Member States — Benefits in kind — Retroactive award of a pension under the legislation of the Member State of residence — Enjoyment of health care benefits conditional on the taking out of compulsory health care insurance — Certificate of non-insurance under the legislation on compulsory health care insurance of the Member State of residence — No subsequent obligation to pay contributions to that Member State — Retroactive withdrawal of the certificate — No possibility of retroactive affiliation to compulsory health care insurance — Interruption of cover against the risk of sickness by such insurance — Effectiveness of Regulation No 1408/71)
Zaak C-543/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Centrale Raad van Beroep — Nederland) — Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank/E. Fischer-Lintjens [Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 27 — Bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b) — Begrip „pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten” — Verstrekkingen — Toekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat — Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering wordt afgesloten — Verklaring van niet-verzekering krachtens de wettelijke regeling inzake de verplichte zorgverzekering van de woonlidstaat — Daaropvolgend ontbreken van de verplichting tot betaling van bijdragen in die lidstaat — Intrekking met terugwerkende kracht van die verklaring — Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten — Onderbreking van de dekking door een dergelijke verzekering van het risico van ziekte — Nuttig effect van verordening nr. 1408/71]
Zaak C-543/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Centrale Raad van Beroep — Nederland) — Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank/E. Fischer-Lintjens [Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 27 — Bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b) — Begrip „pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten” — Verstrekkingen — Toekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat — Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering wordt afgesloten — Verklaring van niet-verzekering krachtens de wettelijke regeling inzake de verplichte zorgverzekering van de woonlidstaat — Daaropvolgend ontbreken van de verplichting tot betaling van bijdragen in die lidstaat — Intrekking met terugwerkende kracht van die verklaring — Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten — Onderbreking van de dekking door een dergelijke verzekering van het risico van ziekte — Nuttig effect van verordening nr. 1408/71]
PB C 236 van 20.7.2015, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 236/9 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Centrale Raad van Beroep — Nederland) — Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank/E. Fischer-Lintjens
(Zaak C-543/13) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 27 - Bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b) - Begrip „pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten” - Verstrekkingen - Toekenning met terugwerkende kracht van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van de woonlidstaat - Recht op zorgverstrekkingen afhankelijk van de voorwaarde dat een verplichte zorgverzekering wordt afgesloten - Verklaring van niet-verzekering krachtens de wettelijke regeling inzake de verplichte zorgverzekering van de woonlidstaat - Daaropvolgend ontbreken van de verplichting tot betaling van bijdragen in die lidstaat - Intrekking met terugwerkende kracht van die verklaring - Onmogelijkheid om met terugwerkende kracht een verplichte zorgverzekering af te sluiten - Onderbreking van de dekking door een dergelijke verzekering van het risico van ziekte - Nuttig effect van verordening nr. 1408/71])
(2015/C 236/11)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Centrale Raad van Beroep
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Verwerende partij: E. Fischer-Lintjens
Dictum
Artikel 27 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006, gelezen in samenhang met bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b), bij verordening nr. 1408/71, moet aldus worden uitgelegd dat het pensioen van een pensioengerechtigde, in omstandigheden als die in het hoofdgeding, moet worden beschouwd verschuldigd te zijn vanaf het begin van de periode waarvoor dit pensioen daadwerkelijk aan deze betrokkene is uitbetaald, ongeacht de datum waarop het recht op dit pensioen formeel is vastgesteld en ook wanneer deze periode, in voorkomend geval, ingaat vóór de datum van het besluit tot toekenning van dit pensioen.
De artikelen 27 en 84 bis van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 118/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1992/2006, gelezen in samenhang met bijlage VI, rubriek R, punt 1, onder a) en b), daarbij, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich, in omstandigheden als die in het hoofdgeding, verzetten tegen een regeling van een lidstaat die niet toestaat dat de rechthebbende op een door deze lidstaat met één jaar terugwerkende kracht toegekend pensioen, zich met diezelfde terugwerkende kracht aansluit bij een verplichte zorgverzekering, en die ertoe leidt dat aan deze rechthebbende elke bescherming op het gebied van de sociale zekerheid wordt ontnomen, zonder dat alle relevante omstandigheden, met name die welke betrekking hebben op de persoonlijke situatie van deze rechthebbende, in aanmerking zijn genomen.