EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IE6218

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Intergenerationele en interculturele maatregelen ter bevordering van de sociale integratie van jonge EU-burgers die in een andere lidstaat werk aanvaarden” (initiatiefadvies)

PB C 311 van 12.9.2014, p. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Intergenerationele en interculturele maatregelen ter bevordering van de sociale integratie van jonge EU-burgers die in een andere lidstaat werk aanvaarden” (initiatiefadvies)

2014/C 311/01

Rapporteur: Renate HEINISCH

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft op 19 september 2013 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Intergenerationele en interculturele maatregelen ter bevordering van de sociale integratie van jonge EU-burgers die in een andere lidstaat werk aanvaarden

(initiatiefadvies).

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 7 april 2014.

Het EESC heeft tijdens zijn op 29 en 30 april 2014 gehouden 498e zitting (vergadering van 30 april) onderstaand advies uitgebracht, dat met 187 stemmen vóór en 2 tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC onderkent dat de steeds groter wordende arbeidsmobiliteit van jonge EU-burgers een belangrijk en verheugend bewijs is dat een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie gestalte krijgt en ziet in dat die mobiliteit steeds vaker uit nood geboren is. Het gaat hier om een mobiliteit die ertoe bijdraagt dat crisissituaties op de arbeidsmarkt in zowel de landen van herkomst als de gastlanden worden afgezwakt. Jonge arbeidsmigranten dragen bij aan de economische en sociale ontwikkeling van het gastland en leveren ook immateriële rijkdom op in de vorm van verscheidenheid, die ondernemingen en de samenleving nieuwe kansen biedt.

1.2

Terwijl de jonge arbeidsmigranten aldus op professioneel terrein de zich aandienende mogelijkheden weten te benutten en zij met succes op de werkplek in hun gastland integreren, plaatst hun niet-professionele maatschappelijke integratie in de nieuwe leefomgeving de samenleving voor nieuwe uitdagingen. Jonge EU-burgers die in een andere lidstaat dan hun land van herkomst werken, vormen een heterogene groep, maar hebben zonder uitzondering recht op steun voor hun integratie, vooral als zij over minder talenkennis en financiële middelen beschikken.

1.3

Het EESC is van mening dat, met het oog op hun maatschappelijke integratie en participatie, meer aandacht zal moeten worden besteed aan de specifieke behoeften en moeilijkheden van jonge EU-burgers die in een andere lidstaat werk hebben aanvaard en zich daar voor langere tijd hebben gevestigd. Bij het uitblijven hiervan kunnen zich voor de rechtstreeks betrokkenen en ook voor de gastlanden ernstige problemen voordoen.

1.4

Het EESC wijst de EU-instellingen en de lidstaten er met klem op dat vreemdelingenhaat en racisme jegens minderheden en immigranten toenemen en dringt erop aan dat dit soort gedragingen en de groepen die daartoe aanzetten, resoluut worden aangepakt.

1.5

De Commissie wordt opgeroepen om via een intensievere uitwisseling van ervaringen en dialoog steun te verlenen aan de lidstaten bij hun pogingen om een effectiever integratiebeleid te ontwikkelen voor deze groep jonge EU-migranten, die reeds in een andere lidstaat van de EU werk hebben gevonden. Daarom dringt het EESC erop aan dat de in het kader van Your First Eures Job (YFEJ) gefinancierde programma's verder worden ontwikkeld.

1.6

Integratie is een sociaal proces tussen personen en groepen. Daarbij is sprake van tweerichtingsverkeer, wat betekent dat het integratieproces zowel de immigranten als de samenleving van het gastland omvat.

1.7

Om te beginnen zou de Commissie de uitwisseling van goede praktijken moeten bevorderen en gegevens moeten verzamelen over succesvolle concepten en praktijken ter ondersteuning van deze jonge arbeidsmigranten bij hun pogingen om in te burgeren. Daarbij zou met name het belang van interculturele en intergenerationele strategieën en projecten in het kader van een „verwelkomingscultuur” in het gastland als veelbelovende ondersteuningsmaatregelen moeten worden erkend en onder de aandacht moeten worden gebracht.

1.8

De EU heeft nieuwe instrumenten goedgekeurd om discriminatie van Europese burgers die hun recht op vrij verkeer uitoefenen, te bestrijden. Deze instrumenten dienen op nationaal niveau doeltreffend ingezet te worden. Een samenleving die discriminatie van immigranten toelaat, is immers niet op integratie gericht.

1.9

De inventarisatie van beproefde concepten en geslaagde projecten zou door de Commissie ter beschikking moeten worden gesteld aan de lidstaten, met de aanbeveling deze op een creatieve manier na te volgen. Er moet bij de lidstaten op worden aangedrongen dat ze de Commissie op de hoogte stellen van de bij hen reeds door verschillende actoren met goed gevolg uitgevoerde maatregelen, zodat de gegevensbestanden kunnen worden aangevuld en aldus de uitwisseling van gegevens kan worden geïntensiveerd.

1.10

Aanvullend beveelt het EESC de Commissie aan om na te gaan of er nog meer geschikte actiemogelijkheden in aanmerking komen en op welke wijze deze in praktijk kunnen worden gebracht. Ze zou in de eerste plaats een plan moeten opstellen om succesvolle en innovatieve strategieën en praktijken te incorporeren in bestaande programma's, platformen, fondsen en initiatieven van de EU en deze in het kader hiervan te versterken.

1.11

Het EESC stelt de Commissie voor om de inspanningen van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, die een belangrijke rol in het integratieproces spelen door zorg te dragen voor de opvang en participatie van immigranten, te steunen.

1.12

Het EESC is van mening dat de Commissie haar best moet doen om jongeren via hun maatschappelijke organisaties op adequate wijze te betrekken bij belangrijke plannings- en besluitvormingsprocessen, zodat de behoeften en moeilijkheden van de doelgroep ook via deze weg op een bevredigende manier kunnen worden vastgesteld en daarna resultaatgericht kunnen worden benaderd.

1.13

De sociale partners en bedrijven die jonge buitenlanders in dienst nemen, dragen zonder meer een grote verantwoordelijkheid. Daarom wil het EESC dat zij meer worden betrokken bij de uitwerking van beter op de behoeften van die jongeren afgestemde integratieprogramma's.

2.   Inleiding

2.1

Jonge EU-burgers worden steeds mobieler en velen verlaten hun vaderland — meestal (maar niet altijd) als gevolg van een hopeloze situatie op de arbeidsmarkt — om in een andere lidstaat een baan te vinden. Hiermee maken ze gebruik van hun fundamentele recht op vrije vestiging binnen de EU, dragen ze bij aan de verwezenlijking van de doelstelling van meer arbeidsmobiliteit in de EU en benutten ze de aldus geboden kansen. Ze hebben juridisch dezelfde rechten als de burgers van hun gastland, maar worden geconfronteerd met geheel eigen uitdagingen en hebben specifieke behoeften.

2.2

Alle jonge EU-burgers die in een andere lidstaat dan hun land van herkomst werken, vormen een heterogene groep. Het gaat daarbij om goed opgeleide jonge mensen, maar ook om weinig geschoolde en behoeftige jongeren die de nog altijd gedurfde stap zetten om op zoek te gaan naar een betere toekomst buiten de grenzen van hun vaderland. Integratie is vooral moeilijk voor die laatste categorie van jongeren, die vaak noch over de talenkennis, noch over de financiële middelen beschikken die nodig zijn om in het land van bestemming een solide sociale positie te verwerven.

2.3

Daarom is het voor die jongeren noodzakelijk om zich sociaal goed te integreren, zodat ze kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven en actief kunnen integreren in hun gastland, waarmee ze bij aankomst niet of nauwelijks bekend waren. Aldus kunnen ze ook in hun nieuwe omgeving in belangrijke mate invulling geven aan hun burgerschap.

2.4

Met YFEJ, dat deel uitmaakt van het vlaggenschipinitiatief „Jeugd in beweging” en van het initiatief „Kansen voor jongeren”, bevordert de Commissie de beroepsmobiliteit van jongeren. Doel daarvan is om het streefcijfer van de Europa 2020-strategie van 75 % arbeidsparticipatie te halen en de werking van de Europese arbeidsmarkt te verbeteren.

2.5

Onderhavig initiatiefadvies is gewijd aan de tot dusverre grotendeels veronachtzaamde problematiek van sociaal-culturele integratie in een nieuwe leefomgeving via maximale maatschappelijke participatie in het gastland. Tegelijkertijd ziet het EESC in dat het nodig is om in een ander advies na te gaan met welke sociale kosten en andere gevolgen de landen en regio's van herkomst worden geconfronteerd als gevolg van de arbeidsmobiliteit en migratie van met name jongeren.

2.6

Het advies beoogt om zowel in de gastlanden en de landen van herkomst als op EU-niveau meer begrip te wekken voor deze belangrijke aspecten van de integratie van jonge arbeidsmigranten in de EU. Benadrukt wordt dat er dringend passende actie zal moeten worden ondernomen. Er moet naar worden gestreefd om afzonderlijke initiatieven en in specifieke situaties opgedane ervaringen met elkaar te vergelijken, zodat empirisch onderbouwde en resultaatgerichte concepten in de lidstaten kunnen worden uitgewerkt en de EU ertoe kan worden aangezet om hieraan bij te dragen.

2.7

Gastlanden en ondernemingen bieden tot op zekere hoogte nu al zeer effectieve ondersteuning, maar hierbij gaat het in de eerste plaats om kwesties die te maken hebben met de werkplek. Slechts in uitzonderlijke gevallen gaan die maatregelen gepaard met de idee van een algemene „verwelkomingscultuur”. Met YFEJ wordt steun gegeven aan door werkgevers opgezette programma's voor de integratie van jonge werknemers (taal- en integratiecursussen, gekoppeld aan administratieve ondersteuning bij vestiging in een ander land). We beschikken nog nauwelijks over geschikte strategieën, structuren, methoden en ervaringen om deze jongeren bij de maatschappelijke en culturele integratie in hun gastland effectieve ondersteuning en bijstand te bieden en hen tegelijk op hun plichten te wijzen.

2.8

Hierop betrekking hebbende concepten en maatregelen dienen een gericht intergenerationeel en intercultureel karakter te hebben. Deze kunnen van doorslaggevende betekenis zijn voor de integratie van jongeren en de invulling van hun EU-burgerschap in het gastland. De ervaring en kennis van de oudere generatie dienen daarbij optimaal te worden benut. Het zijn met name reeds succesvol geïntegreerde immigranten uit verschillende landen van herkomst die dankzij hun gevarieerde culturele achtergrond innovatieve elementen van wederzijdse ondersteuning en gedifferentieerde vormen van solidariteit kunnen inbrengen.

2.9

Als er geen sprake is van een geslaagde maatschappelijke integratie van jonge immigranten en als er onvoldoende begrip is voor hun identiteit en speciale behoeften, kan dit rampzalige volgen hebben, zowel voor de jongeren zelf als voor de samenleving van het gastland. Wie zich in zijn verwachtingen teleurgesteld ziet en begint te twijfelen aan zijn toekomstmogelijkheden, gaat zich vaak negatief opstellen tegenover zijn gastland en kan zelfs vervallen tot een agressieve, radicale houding en gedragswijze.

2.10

Daarom moeten deze jongeren het signaal krijgen dat „jullie een waardevolle aanwinst en welkom zijn en door ons geholpen zullen worden” en niet de indruk krijgen dat „jullie hier een probleem zijn en ons storen”. Voor alles moeten we zien te voorkomen dat competente en gemotiveerde jongeren gefrustreerd hun heil zoeken in derde landen en daarmee verloren gaan voor de EU.

3.   Uitdagingen en problemen voor jongeren in het buitenland

3.1

Hoewel de EU reeds beschikt over goede systemen voor advisering en ondersteuning van jongeren op het gebied van arbeidsbemiddeling binnen de EU — zoals „Jeugd in beweging”, EURES, de Europese portaalsite voor beroepsmobiliteit en andere — en ook de gastlanden op dit terrein tal van maatregelen hebben ontwikkeld, zijn deze programma's zo niet uitsluitend dan toch voornamelijk gericht op bepaalde onderdelen van het arbeidsmarktbeleid of aspecten die de werkplek betreffen. De talloze andere levenssferen, moeilijkheden en bijzondere behoeften van jongeren worden voor een groot deel veronachtzaamd of de ondersteuningsfaciliteiten op die terreinen ontbreken helemaal of zijn ontoereikend.

3.2

Een essentieel probleem voor personen die pas gearriveerd zijn in een gastland, is het feit dat ze in het begin niet bekend zijn met de officiële structuren en procedures en onvoldoende of helemaal niet op de hoogte zijn van de zeden en gewoonten en maatschappelijke conventies. Samen met een meestal nog ontoereikende kennis van de taal bemoeilijkt dit de uitoefening van hun rechten en de toegang tot openbare diensten en bergt dit het gevaar in zich van economische en sociale achterstelling, met name buiten de werkplek.

3.3

Problemen die in het dagelijkse leven worden ondervonden, hebben bijv. betrekking op huisvesting, toegang tot algemene en specifieke dienstverlening (gezondheidszorg, sociale voorzieningen e.d.) en allerlei andere levensbehoeften, waaronder vrijetijdsbesteding en godsdienstoefening. Iedereen die in een ander land dan in zijn land van herkomst werkt, wordt met dergelijke moeilijkheden geconfronteerd.

3.4

Als er onvoldoende mogelijkheden voor maatschappelijke participatie zijn of als deze wordt bemoeilijkt, bestaat het gevaar van isolement. Een en ander begint al bij heel concrete situaties in het dagelijkse leven en eindigt met de ervaring van afwijzing, discriminatie en sociale afstand en kan ernstige psychische consequenties en gevoelens van eenzaamheid met zich mee brengen. Deze jongeren hebben het hier bijzonder moeilijk mee, omdat ze niet kunnen terugvallen op ondersteuning via de vertrouwde sociale netwerken, zoals gezin, oude vriendenkring en vroegere peergroup.

3.5

Een heel belangrijke manier om met succes in de samenleving van het gastland te integreren, is daarom een effectieve participatie in het maatschappelijk leven in het algemeen, die gerealiseerd kan worden door deel te nemen aan sociale, politieke, culturele, sportieve en ook confessionele activiteiten (bijv. in een club, vereniging, genootschap, partij of vakbond). Niettemin zijn er vaak verschillende obstakels die een ongehinderde participatie van buitenlandse jongeren in de weg staan, terwijl het dikwijls ook ontbreekt aan de noodzakelijke initiatieven om mensen op weg te helpen, aan te moedigen en te begeleiden. Dit kan gemakkelijk leiden tot verschraling van het sociale leven onder migrantenjongeren, met alle desastreuze effecten van dien.

3.6

In dit verband is het volgens het EESC absoluut zaak het Eures-netwerk te versterken, dat tot dusver te wensen overlaat, niet alleen wat de afstemming van vraag op aanbod maar ook wat bevordering van integratie en bestrijding van uitsluiting betreft. Dit laatste aspect wint aan belang gelet op de recente uitbreiding van het Eures-netwerk tot stageplaatsen en leercontracten, waarbij te verwachten valt dat steeds meer jongeren bij Europese mobiliteitsprocessen betrokken zullen worden.

3.7

Samenwerking tussen het gastland en het land van herkomst kan een cruciale bijdrage leveren aan de ontwikkeling van integratieprogramma's. Via een alomvattende aanpak, door bevordering van grensoverschrijdende interculturele netwerken die dichter bij jonge arbeidsmigranten staan, kan aldus aan „bewuste migratie” worden gewerkt.

4.   Belangrijke terreinen waarop jonge arbeidsmigranten kunnen worden beschermd en ondersteund

4.1

Het is voor jonge arbeidsmigranten van groot belang dat hun behoefte aan netwerkvorming buiten de werkplek wordt ondersteund. Dit kan gestalte krijgen via een gestructureerd communicatiebeleid of de organisatie van lokale/regionale evenementen waardoor een begin wordt gemaakt met of bijgedragen wordt aan zaken als het uitwisselen van ervaringen en het delen van informatie over rechten en plichten, moeilijkheden en misstanden, mogelijke oplossingen e.d. Sociale media spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van nieuwe netwerken.

4.2

Omdat jonge arbeidsmigranten over het algemeen zeer gemotiveerd en enthousiast zijn, zou hun moeten worden gewezen op de vele simpele mogelijkheden en manieren die er zijn om ook eigen ondernemersprojecten uit te werken, te ontwikkelen en te realiseren. Ze zouden daarbij vooral m.b.t. de marktkansen, technische en administratieve voorwaarden, financieringsmogelijkheden, aanwerving van personeel en andere aspecten die van belang zijn in de sociaaleconomische context van het gastland, kunnen worden ondersteund door oudere personen met de nodige ervaring.

4.3

De thematiek van integratie en niet-professionele participatie van jonge buitenlandse werknemers is een breed geschakeerd en belangrijk, maar grotendeels veronachtzaamd terrein waar ondersteunings- en stimuleringsmaatregelen dringend geboden zijn. Het volstaat niet dat jongeren cursussen volgen om basiskennis op te doen van de taal die in het gastland wordt gesproken of dat ze het op hun werk gebezigde vakjargon beheersen.

4.4

Er is heel wat meer nodig om je goed te kunnen voelen in een nieuwe leefomgeving, je persoonlijke behoeften te kunnen bevredigen en actief deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Er is met name behoefte aan degelijke voorlichting, adequate begeleiding, directe afstemming van de taalverwerving op allerlei concrete dagelijkse situaties en langdurige en betrouwbare persoonlijke ondersteuning bij tegenslag en teleurstelling.

4.5

Advies en aanmoediging spelen o.a. een doorslaggevende rol bij het zoeken naar woonruimte, conflicten op het gebied van huisvesting, het regelen van de dagelijkse besognes, financiële en fiscale kwesties, het zoeken naar mogelijkheden voor voortgezette opleiding, het kiezen uit het aanbod aan sociale, culturele, confessionele en sportieve activiteiten, andere vormen van vrijetijdsbesteding, de uitoefening van burgerrechten en de realisering van politiek engagement. In al deze gevallen kan er uiterst waardevolle hulp worden geboden door andere buitenlandse jongeren en landgenoten die al langer in het gastland verblijven, en ook door oudere plaatselijke bewoners die op persoonlijke titel bereid zijn om te helpen.

4.6

Bij het uitwerken van maatregelen op het gebied van ondersteuning en advisering zal gezocht moeten worden naar oplossingen voor de meest uiteenlopende problemen en behoeften. In de eerste plaats gaat het om moeilijkheden van vooral juridische, materiële of technische aard die zich met name in het begin voordoen en die met adequate hulp relatief gemakkelijk op te lossen zijn. Veel moeilijker is het echter om de hinderpalen tijdens het proces van sociale integratie uit de weg te ruimen. Daartoe zou langdurige en betrouwbare begeleiding nodig kunnen zijn.

4.7

In moeilijke situaties waarin een besluit moet worden genomen of sprake is van een conflict, kan het heel belangrijk zijn dat jonge migranten contactpersonen toegewezen krijgen — een „peetouder”, „mentor” of adviseur uit het EURES-programma — die ze om raad kunnen vragen en met wie ze een vertrouwensband kunnen opbouwen. Cruciaal is dat dergelijke personen enerzijds kunnen bogen op interculturele ervaring en dus op de nodige kennis van zaken, en anderzijds doeltreffend kunnen communiceren en in staat zijn om jonge migranten te helpen om zelfredzaam te worden.

5.   De verantwoordelijken voor ondersteunende maatregelen

5.1

Een groot deel van de verantwoordelijkheid ligt ongetwijfeld bij de sociale partners en de bedrijven die buitenlandse jongeren in dienst nemen zelf. Deze kunnen bovendien goede raad geven en concrete hulp bieden in levenssituaties buiten het werk. Vooral oudere collega's zouden moeten worden gemotiveerd om zich binnen het bedrijf beschikbaar te stellen als meelevende en adviserende „mentor” of „peetouder” van jonge arbeidsmigranten, maar ook, in de eerste plaats, als steun en toeverlaat buiten de werkplek. Dat dit bij kleine en middelgrote ondernemingen zonder stimuleringsmaatregelen nauwelijks mogelijk is, betekent een bijzondere uitdaging waarvoor de juiste aanpak moet worden gevonden, bijv. door dergelijke activiteiten op te nemen in programma's die in het kader van YFEJ worden gefinancierd.

5.2

Maatschappelijke organisaties houden zich traditioneel vnl. bezig met moeilijkheden die mensen buiten hun werk ondervinden, en bieden mogelijkheden voor een betere sociale integratie en sterkere sociale samenhang. Ze zouden via een gevarieerd aanbod, met name op het terrein van sociale, culturele, sportieve en andere soorten vrijetijdsbesteding die effectief zijn afgestemd op de specifieke moeilijkheden en behoeften van jonge arbeidsmigranten, deze belangrijke en voor de toekomst zo cruciale groep een nog centralere plaats moeten toekennen in de algehele context van hun activiteiten.

5.3

Zowel in het beroepsleven als daarbuiten is het van groot belang dat ervaren ouderen en jonge migranten met elkaar in contact worden gebracht. Het kennisniveau en beoordelingsvermogen van oudere personen die bereid zijn hun ervaringen te delen met jongeren, zijn van buitengewoon groot belang. Dit biedt niet alleen adequate oplossingen, maar betekent ook een belangrijke vorm van dialoog, die een noodzakelijke voorwaarde is voor het bereiken van maatschappelijke samenhang. Alle betrokkenen hebben hier veel baat bij. Als de deelnemers aan de dialoog ook nog eens een rijk geschakeerde culturele achtergrond hebben, draagt dit er verder toe bij dat samenlevingen die iedereen dezelfde toegang en participatiemogelijkheden bieden, hierdoor nog opener en multidimensionaler worden.

5.4

Ondanks alle reeds bestaande institutionele ondersteunings- en stimuleringsprogramma's is vooral het niveau van de persoonlijke betrekkingen in sterke mate beslissend voor het succes van de maatregelen. Persoonlijke ervaringen, rechtstreekse contacten, individuele betrokkenheid, vertrouwen in anderen, gezamenlijke belevenissen/gedeelde ervaringen — dit alles versnelt een geslaagde integratie in een nieuwe werkomgeving en vooral een ander type samenleving. Het waarborgen van dergelijke persoonlijke hulp via rechtstreekse intermenselijke contacten is een belangrijke opgave die vooral op basis van een structureel georganiseerd vrijwillig engagement gestalte kan krijgen. Wie daarbij de helpende hand kan bieden, hangt af van de cultuur van het ontvangende land in kwestie.

5.5

Het is belangrijk dat men noch op nationaal noch op Europees niveau gaat proberen om uniforme oplossingen te bedenken. Het gaat hier om menselijke behoeften en moeilijkheden die niet onder één noemer te vangen zijn, maar die vragen om gevarieerde, flexibele en onveranderlijk innovatieve oplossingen, afhankelijk van de herkomst van de betrokkene, de omstandigheden ter plaatse en de persoonlijke situatie van de persoon in kwestie.

5.6

Een zeer succesvolle vorm van hulp wordt bijv. geboden door zogenoemde „Senior Expert Services” (1). Daarbij delen reeds gepensioneerde personen hun op de meest verschillende terreinen opgedane professionele kennis en ervaringen- met jongeren. Als ouderen hun deskundigheid doorgeven en zich persoonlijk engageren, is dat uiterst bevorderlijk voor het wederzijdse begrip, de samenwerking en het respect tussen de generaties, wat weer een zeer essentiële bijdrage levert aan de sociale samenhang in de samenleving.

5.7

Als een strategie succesvol wil zijn, is het van belang dat bestaande oplossingen en goede praktijken systematisch worden gedocumenteerd, aan de hand van feitenmateriaal worden getoetst, in beginsel worden gecoördineerd en via gerichte voorlichtingscampagnes onder de aandacht worden gebracht. Alle actoren en verantwoordelijke organen zullen nauw met elkaar moeten samenwerken, waarbij de organisaties van de verschillende belanghebbenden en betrokkenen op continue basis moeten worden gehoord, omdat succes anders niet kan worden verzekerd. In het bijzonder zal ernaar moeten worden gestreefd om de speciale behoeften en moeilijkheden van jonge arbeidsmigranten goed in kaart te brengen, de strategieën en maatregelen een gerichte focus te geven, de hulpmiddelen adequaat in te zetten en toe te zien in hoeverre een en ander effect sorteert. De jonge arbeidsmigranten zelf dienen bij alle besluiten en evaluaties betrokken te worden en inspraak te krijgen.

6.   Conclusies en mogelijke maatregelen van de Commissie

6.1

In de mobiliteit van jongere werknemers zien we een van de fundamentele vrijheden van de EU praktisch gestalte krijgen. Jongeren benutten de kansen die hun in het kader van arbeidsmigratie worden geboden. Daardoor kunnen problemen op de arbeidsmarkt in zowel de landen van herkomst als de gastlanden aanzienlijk worden teruggedrongen. De speciale situatie van jonge EU-migranten die in een andere lidstaat werken, zou nader gedocumenteerd, geanalyseerd en inzichtelijk gemaakt moeten worden. Deze jongeren zijn in belangrijke mate bepalend voor de toekomst van Europa.

6.2

Vooral de niet-professionele integratie van jongeren uit andere EU-lidstaten in de samenleving van het land waar ze werk hebben gevonden, verdient extra aandacht vanwege de aanzienlijke uitdagingen en moeilijkheden die hiermee gepaard gaan. De Commissie heeft hier als taak om grensoverschrijdend actief te zijn op het gebied van bewustmaking, documentatie en bevordering van de uitwisseling van ervaringen en de dialoog.

6.3

De Commissie wordt dan ook opgeroepen om via passende maatregelen een gegevensbestand aan te leggen van goede praktijken betreffende het overwinnen van de speciale moeilijkheden die jonge arbeidsmigranten bij hun maatschappelijke integratie en participatie in gastlanden ondervinden. Daarbij dient als belangrijk onderdeel van een „verwelkomingscultuur” vooral veel aandacht uit te gaan naar interculturele en intergenerationele actiemodellen ter ondersteuning van deze uit een andere EU-lidstaat afkomstige jongeren bij hun streven naar effectieve maatschappelijke integratie en participatie.

6.4

Dit zou de lidstaten door de Commissie moeten worden voorgehouden als een aanpak die op een creatieve manier dient te worden nagevolgd. Ook zou de lidstaten verzocht moeten worden om de Commissie op de hoogte te brengen van de eigen beproefde en innovatieve concepten, programma's en concrete maatregelen — zowel van overheidsorganen als van particuliere actoren — die gericht zijn op de vergemakkelijking en ondersteuning van de sociale integratie van jonge werknemers uit andere lidstaten, zodat de uitwisseling van ervaringen inzake de verschillende voorzieningen en mogelijkheden op dit terrein kan worden verdiept.

6.5

Op basis van deze Europese gegevensbestanden zou de Commissie moeten nagaan waar nadere actie geboden is en hoe dit kan worden geconcretiseerd. Ze zou verder een plan moeten opstellen om de doorslaggevende elementen uit de beproefde en innovatieve praktijken tot uiting te laten komen in de bestaande programma's, platformen, fondsen en initiatieven van de EU en deze in het kader hiervan te versterken.

6.6

De Commissie zal er bij het uitwerken van een benadering op moeten toezien dat de jongeren via hun maatschappelijke organisaties zelf optimaal bij een en ander worden betrokken, zodat kan worden gewaarborgd dat hun behoeften en moeilijkheden op een adequate wijze worden ingeschat, onder ogen worden gezien en ten slotte via doelgerichte oplossingen worden aangepakt.

Brussel, 30 april 2014

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  http://www.ses-bonn.de/.


Top