Επιλέξτε τις πειραματικές λειτουργίες που θέλετε να δοκιμάσετε

Το έγγραφο αυτό έχει ληφθεί από τον ιστότοπο EUR-Lex

Έγγραφο 52013AE4013

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de diergezondheid (COM(2013) 260 final — 2013/0136 (COD)) het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving) (COM(2013) 262 final — 2013/0137 (COD)) en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten (COM(2013) 267 final — 2013/0141 (COD))

PB C 170 van 5.6.2014, σ. 104 έως 109 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 170/104


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de diergezondheid

(COM(2013) 260 final — 2013/0136 (COD))

het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving)

(COM(2013) 262 final — 2013/0137 (COD))

en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten

(COM(2013) 267 final — 2013/0141 (COD))

2014/C 170/17

Rapporteur: de heer KRAUZE

Het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 23 mei 2013 en 31 mei en 7 juni 2013 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 43, lid 2, 114, lid 3, 168, lid 4, sub b) en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de volgende voorstellen:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de diergezondheid

COM(2013) 260 final — 2013/0136 COD

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving)

COM(2013) 262 final — 2013/0137 (COD)

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten

COM(2013) 267 final — 2013/0141 (COD).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 november 2013 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2013 gehouden 494e zitting (vergadering van 10 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 146 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité onderschrijft de grote lijnen van de Commissievoorstellen voor verordeningen van het Europees Parlement en de Raad betreffende de dier- en plantgezondheid en de kwaliteit van teeltmateriaal, en wijst erop dat het bestaan van samenhangende en transparante bepalingen, die in alle EU-lidstaten op de juiste manier worden uitgevoerd, een conditio sine qua non is om alle spelers op de Europese markt eerlijke concurrentievoorwaarden te bieden.

1.2

Wel is het Comité van oordeel dat de voorgestelde verordening betreffende diergezondheid niet voldoende duidelijk is, en stelt het dus een aantal redactionele verbeteringen voor.

1.3

Het Comité verzoekt de Commissie alle nodige veiligheidsmaatregelen op te nemen in de wetgeving en voldoende financiële middelen uit te trekken om te voorkomen dat wilde dieren uit derde landen die de landbuitengrenzen van de EU oversteken gevaarlijke infectieziekten verspreiden op EU-grondgebied.

1.4

Het Comité wijst erop dat wetgevingshandelingen van de EU, met name op het gebied van plantgezondheid, moeten stroken met de standpunten die de EU in het verleden op internationaal niveau heeft ingenomen. Het huidige Commissievoorstel inzake de vaststelling van internationale fytosanitaire normen strookt niet met de eerdere stellingname van de Unie over het opnemen van invasieve soorten in de regelgeving inzake plantgezondheid.

1.5

Het Comité is ingenomen met de in de nieuwe wetgeving betreffende plantgezondheid opgenomen mogelijkheid om de betrokken exploitanten een compensatie te geven voor de waarde van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarop uitroeiings- of inperkingsmaatregelen van toepassing zijn.

1.6

Het Comité vreest dat de door de Commissie geplande wijzigingen kunnen leiden tot een verslechtering van de fytosanitaire situatie in de EU, die op dit moment heel behoorlijk is. Daardoor zou het exportpotentieel van de lidstaten worden aangetast en zou de strijd tegen ziekten en parasieten de producenten meer gaan kosten.

1.7

Het Comité betwijfelt of de opname van een categorie bosbouwkundig teeltmateriaal in het verordeningsvoorstel zin heeft; de Commissie slaagt er immers niet in de voordelen daarvan voor de bosbouw overtuigend aan te tonen.

2.   Algemene informatie over de wetgevingsinitiatieven

2.1

Op elk van de drie gebieden, te weten diergezondheid, plantgezondheid en het verkeer van teeltmateriaal, bestaan er op EU-niveau allerlei knelpunten die de spelers op de markt het leven moeilijk maken. Het is dan ook cruciaal dat de wetgeving wordt aangepast, zodat de administratieve rompslomp — die niet alleen een last is voor producenten en dienstverleners maar ook voor consumenten en gebruikers — wordt teruggebracht en het ondernemingsklimaat gunstiger wordt.

2.2

Wat de diergezondheid betreft zijn er diverse problemen in verband met de huidige wetgeving: het gaat om een complexe beleidsproblematiek, er is helaas geen overkoepelende strategie en preventie van ziekten krijgt onvoldoende aandacht; in het bijzonder moeten voor de plaatsen waar dieren worden gehouden striktere regels inzake bioveiligheid worden vastgesteld en toegepast.

2.3

De Commissie spitst haar voorstel toe op preventie, toezicht op ziekten, controle en onderzoek. Bedoeling is de frequentie van de aandoeningen terug te dringen en de impact van eventuele uitbraken te verzachten. Daarnaast zijn specifieke bepalingen opgenomen voor landdieren en voor waterdieren.

2.4

Ook de gezondheid van planten is van cruciaal belang voor de bescherming van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Plaagorganismen uit andere werelddelen zijn bijzonder gevaarlijk. Uitheemse plaagorganismen die eenmaal in Europa zijn ingesleept, kunnen de economie grote schade toebrengen. Het opduiken van nieuwe plaagorganismen kan voor derde landen aanleiding zijn om handelsverboden op te leggen, met nadelige gevolgen voor de uitvoer uit de EU.

2.5

Met het voorstel inzake plantgezondheid wil de Commissie de conceptuele aard van de quarantaineorganismen beschrijven en deze onderbrengen in categorieën; ook wil zij de criteria vastleggen aan de hand waarvan kan worden bepaald of een plaagorganisme al dan niet tot de quarantaineorganismen moet worden gerekend. De Commissie heeft de bevoegdheid om door middel van uitvoeringshandelingen lijsten op te stellen van specifieke planten, plantaardige producten en andere materialen die wanneer zij worden binnengebracht of verplaatst in de EU, onderworpen zijn aan verbodsbepalingen of specifieke regels; daarnaast legt zij voorschriften vast voor het binnenbrengen en verplaatsen van planten, plantaardige producten en andere materialen in beschermde gebieden.

2.6

Met haar voorstel inzake teeltmateriaal wil de Commissie de wetgeving op het gebied van het in de handel brengen van zaad en overig teeltmateriaal aanvullen, rekening houdend met de technische vooruitgang op het vlak van plantenveredeling, de snelle ontwikkeling van de internationale markt en de noodzaak om de plantendiversiteit te beschermen en de kosten en administratieve rompslomp voor zowel de bevoegde autoriteiten als de exploitanten te beperken.

3.   Achtergrond en inhoud van het Commissievoorstel

3.1

Op 6 mei 2013 heeft de Commissie een pakket herzieningen in verband met de diergezondheid, de plantgezondheid en de kwaliteit van teeltmateriaal goedgekeurd en gepubliceerd met het oog op een openbare evaluatie.

Diergezondheid

3.2

Het huidige EU-regelgevingskader inzake diergezondheid bestaat uit bijna 50 richtlijnen en verordeningen en ongeveer 400 handelingen van afgeleid recht. In 2004 heeft de Commissie een evaluatie van de wetgeving op het gebied van de diergezondheid uitgevoerd, wat in 2007 tot het uittekenen van een nieuwe strategie voor diergezondheid heeft geleid. In haar mededeling van 6 mei 2013 legt de Commissie een regelgevend kader vast dat is gebaseerd op deze strategie uit 2007.

3.3

Zo stelt zij een vereenvoudigd wetgevingskader voor dat uitgaat van goed bestuur, in overeenstemming is met de internationale normen, en waarin de klemtoon ligt op preventieve maatregelen op lange termijn en op samenwerking met alle belanghebbenden.

3.4

De Commissie wijst op het belang van de volgende punten: er moeten doeltreffende mechanismen komen om snel te kunnen reageren op ziektes — en dus ook het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe uitdagingen als plotseling opduikende ziektes — , er moet een duidelijke en evenwichtige rolverdeling komen tussen de bevoegde autoriteiten, de EU-instellingen, de landbouwsector en de eigenaren van dieren, wier respectieve bevoegdheden moeten worden afgebakend, en ten slotte moeten de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren zoals exploitanten, dierenartsen, eigenaren van gezelschapsdieren en personen die zich beroepsmatig met dieren bezighouden, worden vastgelegd. Al deze aspecten zijn immers van kapitaal belang vanuit het oogpunt van diergezondheid.

3.5

Belangrijk is dat de Commissie bereid is verstoringen van het handelsverkeer aan te pakken, rekening te houden met de specifieke kenmerken van kleine veehouderijen en micro-ondernemingen, en vereenvoudigde procedures in te voeren, zodat onnodige administratieve lasten en buitensporige kosten worden vermeden, waarbij vanzelfsprekend wel steeds dient te worden toegezien op een strikte naleving van hoge eisen op het gebied van diergezondheid.

3.6

De gevolgen van dierziekten voor de gezondheid van mens en dier, het dierenwelzijn, de economie en de samenleving moeten tot een minimum worden beperkt. Hiertoe is het zaak om de bewustwording te stimuleren, betere voorbereidingen te treffen om bij een uitbraak snel te kunnen reageren, het toezicht aan te scherpen en de noodmaatregelen op nationaal en EU-niveau te versterken.

3.7

Belangrijkste doelstellingen van de Commissie zijn de goede werking van de interne markt voor dieren en dierlijke producten, het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de diergezondheid en de volksgezondheid, en de bevordering van de Europa 2020-doelstellingen.

Plantgezondheid

3.8

Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, waarin bepalingen worden vastgelegd om de fytosanitaire risico's van die organismen in kaart te brengen en tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, is opgesteld naar aanleiding van het voorstel van de Commissie van 2008 om richtlijn 2000/29/EG betreffende de gezondheid van planten te herzien. Met dit voorstel worden diverse controlerichtlijnen ingetrokken, aangezien deze betrekking hadden op de beheersing van bepaalde quarantaineorganismen waarvan de aanwezigheid in de EU nu vaststaat.

3.9

De Commissie legt in haar voorstel een nieuw rechtskader vast voor de invoer van planten; zij krijgt de bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen om het hoofd te bieden aan nieuwe risico's in verband met diverse plantensoorten uit derde landen waarvoor voorzorgsmaatregelen zijn vereist. Voorts worden bijkomende voorwaarden opgelegd aan quarantainestations en zullen er niet langer vrijstellingen gelden voor het binnenbrengen in de EU van inspectieplichtige planten in de bagage van reizigers; een fytosanitair certificaat zal dus vereist zijn voor planten die op deze manier worden binnengebracht.

3.10

Wat de verplaatsing van plantaardige producten binnen de EU aangaat, stelt de Commissie voor de exploitanten onder te verdelen in categorieën, afhankelijk van de vraag of het al dan niet om professionele exploitanten gaat, en hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden af te bakenen op grond van de regels inzake de verplaatsing van planten, plantaardige producten en ander materiaal. Het voorstel bepaalt dat de professionele exploitanten moeten worden ingeschreven in een register waarin ook de exploitanten zijn opgenomen die zich moeten laten registreren in het kader van de voorgestelde verordening betreffende teeltmateriaal; hiermee worden de administratieve lasten verlicht.

3.11

Het voorstel voorziet in de invoering van een elektronisch kennisgevingssysteem, zodat de lidstaten op uniforme wijze en tijdig te kennen kunnen geven dat een plaagorganisme is aangetroffen op hun grondgebied. Voorts ligt het in de bedoeling meer in te zetten op bewustwording, het aantal verslagen, verklaringen en programma's op te trekken en simulatieoefeningen uit te voeren waarbij noodsituaties worden nagebootst.

Teeltmateriaal

3.12

Ten slotte is er het Commissievoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving), waarmee de wetgeving voor het in de handel brengen van teeltmateriaal wordt gecodificeerd en gewijzigd en twaalf richtlijnen van de Raad worden ingetrokken en vervangen.

3.13

Herziening van de wetgeving inzake teeltmateriaal is dus nodig: de vermelde richtlijnen zijn verouderd, hebben talrijke wijzigingen ondergaan, en vertonen grote verschillen qua argumentatie en aanpak: zij vormen met andere woorden een onoverzichtelijk geheel, zodat de lidstaten bij de omzetting regelmatig op problemen stuiten, wat op zijn beurt leidt tot een ongelijk speelveld voor de exploitanten op de markt. Het grote aantal richtlijnen maakt bovendien dat de coördinatie met andere wetgeving op het gebied van plantgezondheid en markttoezicht te wensen overlaat.

3.14

De ontwerpverordening betreffende teeltmateriaal heeft betrekking op zaad van gekweekte plantensoorten, teeltmateriaal van gekweekte planten (groenten, fruitbomen, bessenstruiken en siersoorten) en op bosbouwkundig teeltmateriaal. Vandaar dus dat gebruik wordt gemaakt van de algemene term „teeltmateriaal”, die ook betrekking heeft op zaaizaad.

3.15

De verordening is enkel niet van toepassing op teeltmateriaal dat bestemd is voor onderzoek of wetenschappelijke doeleinden, voor kweekdoeleinden (selectie) en voor bewaring in genenbanken, en evenmin op teeltmateriaal dat in natura wordt uitgewisseld tussen personen die geen professionele exploitanten zijn.

3.16

Voorts wordt in het voorstel bepaald dat de lidstaten voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat beschikbaar is voor eindgebruikers strengere nationale voorschriften kunnen opleggen. In het geval van dergelijk bosbouwkundig teeltmateriaal legt de nieuwe verordening de autoriteiten buitensporige bijkomende administratieve lasten op, wat de administratieve rompslomp voor de exploitanten nog dreigt te vergroten.

4.   Algemene en specifieke opmerkingen

Diergezondheid

4.1

Het Comité plaatst vraagtekens bij de bevoegdheid van de Commissie om op grond van het Verdrag van Lissabon gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Met name waar het gaat om bepaalde voor de lidstaten gevoelig liggende kwesties baart het het Comité zorgen dat zij in het geval van gedelegeerde handelingen niet de mogelijkheid hebben om specifieke nationale of regionale omstandigheden in aanmerking te doen nemen.

4.2

Het risico dat wilde dieren allerhande infectieziekten gaan verspreiden in de lidstaten is groter aan de landbuitengrenzen van de EU. De Commissie tracht wel de potentiële reikwijdte van maatregelen om ziekten in te perken te vergroten: deze kunnen nu ook coherenter worden toegepast op wilde dieren. Daarnaast wordt een aantal bioveiligheids- en andere preventieve maatregelen voor de EU-grenzen vastgelegd. Het Comité verzoekt de Commissie in dit verband alle nodige veiligheidsmaatregelen te nemen en voldoende financiële middelen uit te trekken om het gevaar van ziekteverspreiding door wilde dieren af te wenden.

4.3

Er zou een lijst moeten worden opgesteld van de personen die verplicht zijn hun vermoedens in verband met het opduiken van een dierziekte te melden. Eigenaars van dieren hebben de plicht toe te zien op de gezondheid van hun dieren.

4.4

Het Comité merkt op dat de termen „exploitanten” en „personen die zich beroepsmatig met dieren bezighouden” niet consequent gebruikt worden en zou graag zien dat duidelijk wordt aangegeven dat het de „exploitant” is die de eigendomsrechten heeft. Bovendien wordt nergens uit de tekst duidelijk welke rol volgens de Commissie precies is weggelegd voor deze „personen die zich beroepsmatig met dieren bezighouden”.

4.5

Het Comité verzoekt de Commissie zo snel mogelijk een gestructureerde lijst van dierziekten te publiceren, zodat de bepalingen inzake preventie en controle kunnen worden geëvalueerd. Daarbij moet de nodige flexibiliteit aan de dag worden gelegd, zodat de Commissie, wanneer zij dat nodig acht, de gewenste aanpassingen kan doen. De lijst moet worden opgesteld in nauwe samenwerking met de lidstaten en andere betrokken partijen.

4.6

Het Comité merkt op dat de terminologie die wordt gebruikt in de Verordening van het EP en de Raad inzake het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren (de „gezelschapsdierenverordening”), niet overeenstemt met de terminologie in het hier behandelde voorstel. Het is dus zaak hierin samenhang te brengen. Voorts blijft onduidelijk hoe een natuurlijke persoon (de houder) zich juridisch gesproken verhoudt tot de eigenaar van een dier, hoewel in de verordening inzake gezelschapsdieren een „gemachtigde persoon” wordt gedefinieerd als „een natuurlijke persoon die schriftelijk door de eigenaar gemachtigd is namens de eigenaar het niet-commerciële verkeer van het gezelschapsdier te verrichten”.

4.7

Om geen gebruik te hoeven te maken van interpretatieve bepalingen stelt het Comité voor te vermelden dat de Commissie bezig is met het opstellen van een gedelegeerde handeling in verband met de door de exploitanten en personen die zich beroepsmatig met dieren bezighouden te verwerven basiskennis.

4.8

Voorts zou het Comité graag zien dat gezondheidskeuringen in de aquacultuur en bijenteelt worden uitgevoerd door goed opgeleide en erkende specialisten die bevoegd zijn om veterinaire taken te verrichten.

4.9

Ten slotte roept het de Commissie op om in de wetgeving duidelijke en begrijpelijke bepalingen op te nemen inzake mechanismen voor de schadeloosstelling van eigenaars van vee in het geval van verspreiding van gevaarlijke infectieziekten.

4.10

Het Comité zou graag zien dat sectoren als de pluimveehouderij worden opgenomen in de programma's voor plattelandsontwikkeling, zodat zij de nodige investeringen kunnen doen om aan de nieuwe voorschriften inzake diergezondheid te voldoen.

Plantgezondheid

4.11

De in de verordening betreffende plantgezondheid voorgestelde bepalingen en procedures inzake quarantaine zijn minder strikt: zo wordt een vereenvoudigde fytosanitaire regeling vastgelegd voor het op de markt brengen van kleine hoeveelheden. Nochtans kan ook een beperkt aantal geïnfecteerde of aangetaste planten of plantaardige producten aanzienlijke gevolgen hebben voor de fytosanitaire situatie in de EU.

4.12

De in het voorstel gehanteerde criteria voor de definitie van schadelijke organismen stroken niet met het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten (hierna IPCC), en de termen en definities van de Commissie wijken sterk af van de terminologie die wordt gebruikt in bovenbedoeld verdrag en de normen voor fytosanitaire maatregelen. Deze discrepanties kunnen leiden tot misinterpretaties door derde landen, wat de export van planten en plantaardige producten kan bemoeilijken.

4.13

Het Comité is ingenomen met de in de nieuwe wetgeving betreffende plantgezondheid opgenomen mogelijkheid om de betrokken exploitanten een compensatie te geven voor de waarde van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarop uitroeiings- of inperkingsmaatregelen van toepassing zijn. Het Veterinair Fonds van de Europese Unie volgt dezelfde lijn voor dieren. De schadeloosstelling voor de waarde van planten en andere materialen die worden vernietigd, wordt van toepassing na de goedkeuring van de wetgeving inzake plantgezondheid. Beter zou zijn deze maatregelen al meteen bij de inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader 2014-2020 toe te passen.

4.14

De EU heeft, net als al haar lidstaten afzonderlijk, het Internationaal Handvest voor de Bescherming van Planten et de Overeenkomst inzake Sanitaire en Fytosanitaire Maatregelen ondertekend. Een wijziging van de definities zou er echter wel eens toe kunnen leiden dat de beginselen van dit handvest en de internationale overeenkomst niet langer worden nageleefd.

4.15

Het Comité heeft zijn twijfels bij de wijziging van de vereisten inzake het gebruik van het plantenpaspoort voor planten en plantaardige producten die worden binnengebracht in beschermde gebieden. Eindgebruikers zouden nl. niet langer over zo'n paspoort hoeven te beschikken, wat het risico verhoogt dat nieuwe planten die quarantaineorganismen zijn, worden verspreid.

4.16

Het Comité verzet zich ertegen dat exploitanten, en met name landbouwers, wanneer wordt vastgesteld dat er quarantaineorganismen aanwezig zijn, verplicht worden zo snel mogelijk alle nodige fytosanitaire maatregelen te nemen om dat organisme te elimineren. Het is immers de bevoegde overheid die op lange termijn moet instaan voor de gezondheid van planten en daarvoor de nodige middelen moet uittrekken. Als de exploitanten bijkomende kosten moeten maken kan dat hun concurrentiepositie verzwakken.

4.17

Hoewel het Comité de aanpak van de Commissie op het vlak van de export naar derde landen en de mogelijkheid van afgifte van een pre-exportcertificaat onderschrijft, vreest het dat deze nieuwe regeling geen einde zal maken aan de problemen die zich op dit moment voordoen met de certificering van goederen voor uitvoer, wanneer het land van herkomst niet het land is dat het certificaat afgeeft. Ook is het verontrust over het feit dat de Europese ondernemingen zullen blijven opdraaien voor de kosten van overlappende onderzoeken en controles.

Teeltmateriaal

4.18

Volgens de in dit voorstel voor een verordening opgenomen definitie worden privépersonen niet beschouwd als professionele exploitanten. De professionele exploitant wordt omschreven als elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste een van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal: produceren, kweken, in stand houden, diensten verlenen, bewaren en op de markt aanbieden. Om het toezicht te vergemakkelijken zijn de professionele exploitanten verplicht zich te registreren.

4.19

De nieuwe bepalingen inzake professionele exploitanten moeten helderder worden geformuleerd: zo is op dit moment niet duidelijk of ook niet-professionals hieronder vallen.

4.20

Het verordeningsvoorstel van de Commissie blijft ook op veel andere punten vaag. Men kan zich bv. afvragen hoe de bepalingen uit de verordening zullen worden toegepast op de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal en het toezicht op het verhandelen daarvan. Deze verschillen immers van de bepalingen die van toepassing zijn op teeltmateriaal van landbouwgewassen waar het gaat om de classificatie, de definities en zelfs de basisregels voor controle en toezicht, die beter niet zouden worden gewijzigd. Bovendien stroken de vigerende bepalingen inzake productie en certificatie van dergelijk bosbouwkundig teeltmateriaal met de OESO-regels.

4.21

Het is in de ogen van het Comité onaanvaardbaar dat de producent zou opdraaien voor alle kosten die verband houden met het basismateriaal dat wordt gebruikt voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal, aangezien een dergelijke bepaling er waarschijnlijk toe zal leiden dat dit soort nieuw basismateriaal van hoge genetische kwaliteit minder snel zal worden geregistreerd, wat een negatieve impact kan hebben op de nieuwe opstanden in de EU. Het vervaardigen van dergelijk basismateriaal voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal is een werk van lange adem en vereist investeringen die zich pas na tientallen jaren terugbetalen.

4.22

Het Comité vindt het een goede zaak dat teeltmateriaal dat in natura wordt uitgewisseld tussen twee personen die geen professionele exploitanten zijn, van deze verordening is uitgesloten; een en ander moet zo worden geformuleerd dat verzamelaars of buren zaden en planten kunnen uitwisselen zonder bang te hoeven zijn dat zij daarmee de wet overtreden.

Brussel, 10 december 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


Επάνω