EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE1624

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Ijsland als kandidaat-lidstaat” (verkennend advies)

PB C 54 van 19.2.2011, p. 8–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 54/8


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Ijsland als kandidaat-lidstaat”

(verkennend advies)

(2011/C 54/02)

Rapporteur: mevrouw CARR

In een brief van 28 april 2010 hebben Maroš Šefčovič, vicevoorzitter van de Europese Commissie, en Štefan Füle, commissaris voor het uitbreidingsproces, het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht om overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een verkennend advies op te stellen over

IJsland als kandidaat-lidstaat.

De afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 27 oktober 2010 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 8 en 9 december gehouden 467e zitting (vergadering van 9 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 170 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 0 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   De openbare raadpleging in IJsland van september 2010 laat zien dat er momenteel een zware strijd gaande is om de gunst van de publieke opinie voor toetreding van IJsland tot de EU. Hoewel de discussie over het lidmaatschap zelf nog lang niet is verstomd, lijkt er de laatste tijd meer steun te zijn voor de toetredingsonderhandelingen: 64 % vindt dat er op de ingeslagen weg moet worden doorgegaan en dat het toetredingsverzoek niet moet worden ingetrokken. Daarmee is de steun voor toetreding aanzienlijk gestegen ten opzichte van eerdere opiniepeilingen.

1.2   Het EESC is van mening dat de pro-EU-organisaties zich meer in het publieke debat moeten mengen om duidelijk te maken wat de voordelen van het EU-lidmaatschap voor IJsland én de Unie zijn. Het EESC zou daarbij het voortouw kunnen nemen door evenementen te organiseren waarin vooral aandacht wordt gevraagd voor de rol van de tot de categorie „diverse werkzaamheden” behorende middenveldorganisaties.

1.3   Het EESC is een warm voorstander van het EU-lidmaatschap van IJsland en acht het van groot belang dat het IJslandse maatschappelijk middenveld aan de toetredingsonderhandelingen deelneemt. De sociale partners zijn van oudsher nauw betrokken bij de beleidsvorming in het land en onderhouden reeds nauwe banden met het EESC en overkoepelende Europese organisaties.

1.4   Zowel de sociale partners als het EESC pleiten voor een bredere betrokkenheid van de diverse belangengroepen van het maatschappelijk middenveld. Het toetredingsproces dient niet alleen vergezeld te gaan van de meer traditionele sociale dialoog, maar ook van een „civiele dialoog”.

1.5   Het EESC pleit ervoor om voor IJsland, net als voor de andere kandidaat-lidstaten is gebeurd, zo snel mogelijk een gemeenschappelijk raadgevend comité op te richten. Dit mechanisme zal nuttig zijn voor de uitwisseling van ideeën en informatie tussen maatschappelijke organisaties in IJsland en de EU-lidstaten en de formulering van gemeenschappelijke aanbevelingen en adviezen aan de onderhandelingspartners. Bovendien zal het de organisaties van groep III in staat stellen om een actievere rol te spelen in de toetredingsonderhandelingen.

1.6   Gezien het hoge politieke en economische ontwikkelingsniveau en het lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte (EER) is IJsland (ondanks de ineenstorting van de economie tijdens de recente crisis) over het algemeen goed in staat om te voldoen aan de verplichtingen die het EU-lidmaatschap met zich meebrengt, met name op de terreinen die onder de EER-Overeenkomst vallen. Als lidstaat zal IJsland bovendien kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van verschillende EU-beleidsterreinen, zoals duurzame visserij, hernieuwbare energie en de Arctische dimensie. Op dit moment heeft IJsland nog geen zetel in de EU-besluitvormingsinstellingen.

1.7   Hoewel IJsland al een aanzienlijk deel van het acquis heeft omgezet, zijn er nog een aantal prangende vraagstukken op cruciale beleidsterreinen, zoals landbouw en visserij, die moeten worden opgelost. Voor de maatschappelijke organisaties op deze terreinen is een sleutelrol weggelegd in het toetredingsproces. Ook andere belangengroepen moeten daarbij worden betrokken, zodat ze de IJslandse regering kunnen ondersteunen bij haar onderhandelingen over het EU-lidmaatschap.

1.8   Enkele invloedrijke maatschappelijke organisaties hebben zich inmiddels tegen het toetredingsverzoek van IJsland uitgesproken. Daarom is het van het allergrootste belang dat de organisaties die voor aansluiting bij de EU zijn, op korte termijn een publiek debat lanceren over de voordelen van het lidmaatschap voor IJsland én de EU. Het EESC denkt dat een breder debat op nationaal en Europees niveau positief zal uitwerken en organisaties en burgers zal helpen om vanuit de Europese consensusbenadering een mening te vormen in het democratische proces.

1.9   De negatieve geluiden onder de IJslandse burgers ten aanzien van het EU-lidmaatschap hangen deels samen met het onopgeloste Icesave-conflict. Daarom is des te belangrijker om een constructieve dialoog aan te gaan met het maatschappelijk middenveld over het EU-lidmaatschap. Het EESC benadrukt dat de Icesave-kwestie buiten de toetredingsonderhandelingen om moet worden opgelost en het EU-lidmaatschap van IJsland niet in de weg mag staan.

2.   Stand van zaken

2.1   IJsland heeft in juli 2009 officieel het lidmaatschap van de EU aangevraagd. Op 24 februari 2010 heeft de Commissie een positief advies uitgebracht over IJslands toetreding. Op 17 juni 2010 heeft de Europese Raad besloten om de toetredingsonderhandelingen te starten en de Raad verzocht om een algemeen onderhandelingskader vast te stellen. Het besluit werd op 28 juni 2010 door het Europees Parlement goedgekeurd. De eerste vergadering van de Intergouvernementele conferentie vond plaats op 27 juli 2010.

2.2   Via de EER-Overeenkomst en de Schengen-associatieovereenkomst heeft IJsland reeds een groot deel van het EU-acquis omgezet. Dit zal het screeningproces en de daaropvolgende onderhandelingen over de verschillende hoofdstukken vereenvoudigen. Toch zijn er nog een aantal problemen op cruciale beleidsterreinen, zoals landbouw, visserij en monetair beleid. Het screeningproces is van start gegaan en zou in juni 2011 afgerond moeten zijn.

2.3   IJsland voldoet volledig aan de politieke toetredingscriteria zoals die in 1993 door de Europese Raad van Kopenhagen zijn vastgesteld. Het land is een goed functionerende vertegenwoordigende democratie met sterke instellingen en fijnmazige wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van grond- en mensenrechten en de beginselen van de rechtstaat.

2.4   Het overheidsapparaat functioneert over het algemeen efficiënt en vrij van politieke beïnvloeding. De recente perikelen op de financiële markten gingen echter wel gepaard met politieke onrust, waardoor bestuurlijke hervormingen noodzakelijk zijn. De Commissie stelt in haar advies dat er als gevolg van de financiële crisis vragen zijn gerezen over mogelijke belangenverstrengeling gezien de nauwe banden tussen de politiek en het bedrijfsleven. Hoogstwaarschijnlijk zullen er meer hervormingen nodig zijn. Er is inmiddels een begin gemaakt met de hervorming van het openbaar bestuur en een aantal van de door de Commissie gesignaleerde problemen zijn reeds aangepakt.

2.5   Ondanks de ernstige gevolgen van de economische crisis is IJsland een goed functionerende markteconomie en prima in staat om met de concurrentiedruk en de marktwerking binnen de EU om te gaan. Om de crisis aan te pakken heeft de IJslandse regering drastische bezuinigingen doorgevoerd en maatregelen voorgesteld om de economie te diversifiëren. Op die manier hoopt ze eind 2010 weer een positieve groei te bewerkstelligen. De voornaamste doelstelling van de huidige regering is om de nationale begroting voor 2013 weer op orde te krijgen. Daarnaast moeten er banen worden gecreëerd en moet innovatie worden gestimuleerd, zodat IJsland in 2020 weer kan concurreren.

2.6   Doorgaans wordt IJsland gezien als een voor de hand liggende kandidaat voor het EU-lidmaatschap. Er is een diepgewortelde democratische cultuur en de aanpassing aan het acquis is reeds ver gevorderd. De toetredingsonderhandelingen zouden daarom vrij snel kunnen worden afgerond, mits het acquis op het moment van toetreding volledig in nationale wetgeving is omgezet. Indien het onderhandelingsproces slaagt en de IJslanders tijdens een referendum instemmen met de toetreding van hun land, zal IJsland met zijn circa 317 000 inwoners de lidstaat met het kleinste bevolkingsaantal worden.

2.7   Na het toetredingsverzoek van IJsland zijn er tien onderhandelingsgroepen opgezet voor de besprekingen op de verschillende beleidsterreinen. De sociale partners en andere belangrijke organisaties zijn daarin goed vertegenwoordigd en doen waar nodig mee aan het overleg in de groepen. Hoewel de IJslandse overheid verantwoordelijk is voor de onderhandelingen, zijn de meest betrokken groepen gevraagd om aan de voorbereidende werkzaamheden van de onderhandelingsteams deel te nemen. Op die manier zijn ze dus direct betrokken bij het onderhandelingsproces.

2.8   Het beleid van de IJslandse regering is erop gericht om het maatschappelijk middenveld volledig bij het toetredingsproces te betrekken. Bij de voorbereidingen voor het advies van de commissie voor Buitenlandse Zaken van het IJslandse parlement over het EU-lidmaatschap werden maatschappelijke organisaties, instellingen en individuele burgers gevraagd om hun op- of aanmerkingen kenbaar te maken, zodat die in de gesprekken konden worden meegenomen. In haar conclusies maakte de commissie bekend dat er een breed overlegforum zou worden opgezet om EU-kwesties, de stand van zaken met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen en IJslands onderhandelingspositie op afzonderlijke beleidsterreinen te bespreken.

2.9   Ondanks al deze positieve signalen over de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het toetredingsproces heeft de geloofwaardigheid van IJsland in sommige lidstaten een deuk opgelopen als gevolg van de bankencrisis en het Icesave-conflict. De houding van de IJslanders ten aanzien van de EU is wisselvallig. In juli sprak 60 % van de inwoners tijdens een enquête van Gallup zich nog voor intrekking van het toetredingsverzoek uit. In september antwoordde 64 % van de ondervraagden van een andere enquête, van het dagblad Fréttablaðið, daarentegen dat de onderhandelingen moeten worden voortgezet, zodat daar in een referendum over kan worden gestemd. Hoewel het nog te vroeg is om te zeggen dat de IJslanders anders zijn gaan denken over de EU, staat het zonder meer vast dat er een grote behoefte is aan meer feitelijke informatie over de EU en het EU-lidmaatschap. Men wil kennelijk meer weten over de EU en het toetredingsproces om straks een afgewogen besluit te kunnen nemen op basis van kennis en niet op basis van angsten en verzinsels.

3.   Betrekkingen met de EU

3.1   IJsland onderhoudt nauwe banden met de Europese Unie dankzij de EER-Overeenkomst, die in 1994 van kracht werd. Deze overeenkomst voorziet in deelname van drie EVA-landen aan de Europese interne markt. Na het toetredingsverzoek heeft de EU in IJsland een vertegenwoordiging geopend. Voor die tijd werd het land vanuit Oslo bediend.

3.2   Op grond van de EER-Overeenkomst heeft IJsland een aanzienlijk deel van het EU-acquis in nationale wetgeving moeten omzetten. Het land heeft de meeste bepalingen met betrekking tot de vier vrijheden overgenomen. Aangezien alleen enkele terreinen van het binnenlandse beleid niet onder de EER-Overeenkomst vallen, is het land volgens sommigen eigenlijk al min of meer lid van de EU. In juli 2009 had IJsland procentueel gezien gemiddeld evenveel wetgeving op het gebied van interne markt omgezet als de lidstaten.

3.3   Hoewel justitie, vrijheid en veiligheid niet onder de EER-Overeenkomst vallen, is IJsland via de Schengen-associatieovereenkomst ook bij dit beleidsterrein betrokken. Toen de Noordse EU-lidstaten hun aanvraag indienden voor toetreding tot Schengen, stelden ze als voorwaarde dat er een oplossing zou worden gevonden voor het behoud van de Noordse paspoortunie met IJsland en Noorwegen. Deze twee landen passen daarom het Schengenacquis al sinds maart 2001 toe.

3.4   Wat deelname aan het EU-besluitvormingsproces betreft, voorziet de EER-Overeenkomst hoofdzakelijk in toegang tot de Commissie. Krachtens artt. 99 en 100 van de EER-Overeenkomst kunnen EER/EVA-landen deelnemen aan de werkzaamheden van de deskundigengroepen van de Commissie en de werkgroepen van de comitologiecomités. De EER/EVA-landen hebben echter officieel geen toegang tot de Raad en het Europees Parlement.

3.5   De IJslandse sociale partners maken deel uit van het gemeenschappelijk raadgevend comité van de EER met het EESC. Op politiek niveau is IJsland betrokken bij het Gemengd Parlementair Comité van de EER. Samen met Noorwegen doet het land ook mee aan het informele overleg van de Noordse/Baltische landen voorafgaand aan de Raad, waar het zijn standpunten naar voren kan brengen.

3.6   Afgezien van het feit dat het land niet volledig deelneemt aan het EU-besluitvormingsproces, is er een ander belangrijk verschil tussen de status van IJsland krachtens de EER-Overeenkomst en het EU-lidmaatschap: de EER-Overeenkomst voorziet niet in supranationale instellingen die bevoegd zijn om wetgeving uit te vaardigen die direct van toepassing zijn in de lidstaten. Evenmin is er sprake van overdracht van juridische bevoegdheden. Dankzij het EU-lidmaatschap zal IJsland in alle EU-instellingen en -besluitvormingsorganen vertegenwoordigd zijn.

3.7   Ondanks de nauwe betrekkingen met de EU koos IJsland er tot voor kort voor om buiten de Unie te blijven. Deze houding wordt over het algemeen aan diverse factoren toegeschreven, vooral aan de wens om de nationale controle over de visserijbestanden niet uit handen te geven. Ook het gemeenschappelijk landbouwbeleid is impopulair bij de IJslandse boeren, die vrezen voor concurrentie van goedkopere producten uit het Europese vasteland. In bepaalde lagen van de bevolking wordt een sterk nationalistische toon aangeslagen en sommige beleidsmakers zijn doorgaans niet bereid om zich hard te maken voor iets wat als een ondermijning van de soevereiniteit van het land zou kunnen worden opgevat. De geïsoleerde ligging, de bijzondere veiligheidsrelatie met de Verenigde Staten tijdens de Koude Oorlog, de geringe omvang van het bestuurlijke apparaat en het op plattelandsgebieden gerichte kiesstelsel worden soms ook als redenen genoemd voor IJslands beleid ten aanzien van de EU. Ten slotte heerste tot het uitbreken van de financiële crisis over het algemeen de gedachte dat IJslands belangen met de EER-Overeenkomst voldoende konden worden behartigd.

3.8   Desalniettemin waren grote delen van de bevolking in al die jaren voorstander van nauwere banden met de EU. De ineenstorting van het financiële stelsel in oktober 2008 heeft geleid tot een verdere verschuiving in de publieke opinie ten gunste van het EU-lidmaatschap en de invoering van de euro. In juli 2009 heeft het IJslandse parlement ingestemd met een verzoek om toetreding tot de EU. Dat betekent overigens niet dat er onder de bevolking en bij de politieke partijen eensgezindheid bestaat over deze kwestie.

3.9   Zowel de EU als IJsland zelf zal profiteren van de toetreding, die tot de geografische vervollediging van de EU zal bijdragen. Tevens zal de EU vaste voet krijgen in het noordpoolgebied en kunnen deelnemen aan het overleg van de Arctische Raad. IJsland zal dankzij het EU-lidmaatschap betere vormen van multilaterale governance in het noordpoolgebied kunnen nastreven. Ook zal het zijn geloofwaardigheid in de wereld kunnen helpen herstellen en zijn valuta en zijn hele economie kunnen stabiliseren. Als EU-lidstaat zal IJsland een grote bijdrage kunnen leveren aan het beleid inzake de noordelijke dimensie, de ontwikkeling en exploitatie van duurzame energiebronnen en de totstandkoming van een groenere economie.

3.10   Er zijn nog diverse problemen, aangezien veel beleidsterreinen niet onder de EER-Overeenkomst of de Schengensamenwerking vallen. Tijdens de onderhandelingen zal daar in sommige gevallen waarschijnlijk nog een harde noot over moeten worden gekraakt. Visserij en landbouw zullen naar verwachting bijzonder hete hangijzers zijn. Voor de maatschappelijke organisaties op deze terreinen is een cruciale rol weggelegd in het toetredingsproces. De toetreding dient een vrijwillig proces te zijn op basis van wederzijds goedvinden van beide partijen. Geen van de partijen moet zich tegenover de ander verplicht voelen om in te stemmen met zaken die men eigenlijk niet wil.

4.   De sociaaleconomische situatie

4.1   De IJslandse economie steunt van oorsprong voornamelijk op de visserij, een sector die nog altijd bijna de helft van de goederenexport van het land voor zijn rekening neemt. Meer recentelijk zijn ook de aluminiumindustrie en het toerisme tot belangrijke sectoren uitgegroeid. In de jaren negentig van de vorige eeuw begon IJsland met een proces van economische deregulering, liberalisering en diversifiëring en ontstond er een omvangrijke financiële sector. Als gevolg van te grote risico's, falend toezicht op de financiële sector en de enorme omvang van de banken in vergelijking tot de nationale economie stortte het IJslandse bankwezen in het kielzog van de wereldwijde financiële crisis ineen. De omvang van de passiva van alle banken samen bedroeg meer dan tien keer het IJslandse bbp (1). Dit leidde tot een zware recessie met grote maatschappelijke en economische gevolgen.

4.2   De IJslandse kroon is aanzienlijk in waarde gedaald, waardoor de inflatie en de werkloosheid zijn toegenomen, de vastgoedprijzen zijn gekelderd, een groot aantal bedrijven op de fles is gegaan en de particuliere consumptie is afgenomen. Daarnaast zijn de belastingen (vermogens- en inkomstenbelasting, accijnzen en btw) verhoogd, is er een nieuw drietrapsstelsel ingevoerd voor inkomstenbelasting en is er gesneden in diverse voorzieningen, zoals zwangerschaps-/vaderschapsverlof en de kinderbijslag. Ook heeft de overheid besloten om te bezuinigen op onderwijs en gezondheidszorg. Veel IJslandse huishoudens betalen een hoge tol, omdat ze een groot deel van hun spaargeld en/of inkomen in rook hebben zien opgaan. Om de ernstige gevolgen van de crisis op te vangen is er een uitgebreide schuldsaneringsoperatie opgezet voor particulieren en bedrijven. Individuele burgers en huishoudens die nog maar met moeite het hoofd boven water houden, kunnen een beroep doen op een speciaal buitengerechtelijk schuldsaneringsprogramma (2).

4.3   Door de crisis is de overheidsschuld sterk toegenomen. Een groot deel van de schuld houdt verband met de Icesave-obligaties. Op grond van de richtlijn inzake depositogarantiestelsels (94/19/EG) moet IJsland inleggers tot 20 000 euro per rekening terugbetalen. IJsland heeft beloofd om deze verplichtingen na te komen. Toch is er wat Icesave betreft nog altijd onenigheid over de vraag hoe IJsland de bedragen moet terugbetalen die de Britse en Nederlandse regering hun spaarders hebben vergoed.

4.4   IJsland heeft verschillende maatregelen genomen om de crisis te bestrijden. De drie belangrijkste banken werden genationaliseerd, gereorganiseerd en geherkapitaliseerd. Er zijn maatregelen ingeroepen ter vrijwaring van de betalingsbalans om de internationale kapitaalstromen te beperken en zo de uitstroom van vreemde valuta en de verdere devaluatie van de IJslandse kroon te voorkomen. In oktober 2009 is de centrale bank begonnen om deze maatregelen geleidelijk aan weer af te bouwen. Er is een nieuw ministerie van Economische Zaken opgericht, de raad van bestuur van de centrale bank is vervangen en de rol van de financiële toezichthoudende autoriteit is versterkt. De regering heeft bovendien een diepgaand onderzoek ingesteld naar de gebeurtenissen die tot de crisis hebben geleid. Ze heeft daartoe een speciale onderzoekscommissie in het leven geroepen en een speciale openbare aanklager benoemd.

4.5   De regering heeft verder de internationale gemeenschap, waaronder ook het IMF, om hulp gevraagd. Met het IMF heeft IJsland een stand-by-overeeenkomst gesloten voor 2,1 miljard dollar. Daarnaast hebben de Noordse landen, Polen en de Faeröer samen 2,75 miljard dollar beschikbaar gesteld. Het door het IMF gesteunde economisch programma voorziet in maatregelen om de wisselkoers te stabiliseren, het vertrouwen in het monetaire beleid te herstellen, het begrotingsbeleid te herzien, de overheidsschuld binnen de perken te houden, de financiële sector en de daarvoor geldende regelgeving te hervormen en de schuldsanering van huishoudens en bedrijven te vereenvoudigen. Eind september 2010 heeft het IMF zijn derde herziening van IJslands economisch herstelprogramma goedgekeurd.

4.6   De macro-economische situatie is nog niet stabiel en begrotingsconsolidatie blijft een van de belangrijkste opgaven. Om het begrotingskader te versterken komt er een vierjarig begrotingsconsolidatieplan. De eerste tekenen van verbetering zijn reeds zichtbaar. Zo verwacht het IMF dat de economie in de tweede helft van 2010 dankzij de solide economische basis van het land zal groeien (2). De inflatie neemt af en de wisselkoers is gestabiliseerd. De nieuwe handelsbanken zijn geherkapitaliseerd en de uitgebreide hervormingen van de regelgeving voor de financiële markt zijn voltooid. De werkloosheid is niet boven de voorspelde 10 % uitgekomen.

4.7   De sociale partners hebben een cruciale rol gespeeld in het economisch herstelplan voor IJsland. De regering en de sociale partners hebben in juni 2009 een „stabiliteitspact” gesloten en de begroting van 2010 is in de geest van deze overeenkomst opgesteld. Het pact was bedoeld om maatschappelijk draagvlak te creëren. Toch waren hoofdzakelijk de sociale partners daarbij betrokken en voelden sommige maatschappelijke organisaties zich buitengesloten. In maart 2010 heeft het IJslandse werkgeversverbond zich uit het pact teruggetrokken, omdat het vond dat de gemaakte afspraken niet werden nagekomen en de regering haar beloften niet inloste.

4.8   Voor de middellange en lange termijn zal IJsland kunnen beschikken over een tamelijk flexibele arbeidsmarkt met een hoge participatiegraad, een vrij jonge en goed opgeleide bevolking en solide hulpbronnen, waaronder rijke visgronden en uitgebreide mogelijkheden voor de opwekking van duurzame energie. Daarom ligt het voor de hand dat IJsland uiteindelijk volledig zal herstellen van de huidige economische tegenslagen. Bovendien denkt de Europese Commissie dat deelname aan de Economische en Monetaire Unie geen grote problemen zal opleveren, zodra de aanpassing van IJslands wetgeving aan het acquis op het gebied van economische en monetair beleid een feit is.

5.   Het maatschappelijk middenveld in IJsland

5.1   IJsland kent een lange geschiedenis van actieve betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld. Met name door de geringe omvang van de IJslandse samenleving onderhouden belangengroeperingen zeer nauwe en vaak persoonlijke banden met de regering en nemen ze actief deel aan het besluitvormingsproces. Sommige belangengroepen, zoals vakbonden en organisaties van boeren en vissers, zijn van oudsher nauw verbonden met bepaalde politieke partijen.

5.2   Aangezien een klein bestuurlijk apparaat zo zijn beperkingen heeft, werkt de IJslandse regering nauw samen met belangengroepen in het land die actief zijn op EU-niveau, en doet ze vaak een beroep op deze organisaties om informatie te verzamelen en Brussel meer bewust te maken van hetgeen er in IJsland speelt. Toch houden de IJslandse belangengroepen zich meer bezig met het verzamelen van informatie en het ontwikkelen van strategieën dan met het beïnvloeden van het Europese beleid. Een uitzondering vormt het sociale beleid, een terrein waarop de sociale partners bijzonder actief zijn en direct meedoen aan het beleidsvormingsproces.

5.3   Op grond van art. 74 van de IJslandse grondwet is er, net als in de andere Noordse landen, voor de oprichting van organisaties geen voorafgaande toestemming vereist en mogen organisaties niet door een administratief besluit worden opgeheven. Organisaties moeten ingeschreven staan bij het nationaal registratiebureau om een nationaal registratienummer te ontvangen. Deze is nodig voor belastingdoeleinden. Ook moeten organisaties op een geregistreerd adres zijn ingeschreven. De activiteiten van vakbonden vallen onder de vakbonds- en arbeidsgeschillenwet.

5.4   Veel IJslandse organisaties onderhouden al jarenlang zeer nauwe betrekkingen met hun evenknieën in de Noordse landen. Dergelijke betrekkingen zouden de IJslandse organisaties kunnen helpen om goede praktijken uit te wisselen en te leren van de ervaringen die hun partnerorganisaties hebben opgedaan tijdens hun toetredingsproces.

5.5   Uit de openbare hoorzitting met IJslandse maatschappelijke organisaties is echter gebleken dat in vergelijking met de sociale partners de andere middenveldorganisaties zich hoofdzakelijk op binnenlandse aangelegenheden richten. Door nauwere samenwerking moeten ze ertoe kunnen worden overgehaald om vanuit een bredere visie naar hun rol in IJsland en met name het toetredingsproces te kijken. Op die manier zouden ook de EU-organisaties van hun IJslandse tegenhangers kunnen leren.

5.6   IJsland volgt het Scandinavische sociaaleconomische model, dat gekenmerkt wordt door een omvangrijke verzorgingsstaat met een ruimhartig voorzieningenniveau. De sociale partners doen actief mee aan het sociale overleg om informatie uit te wisselen en verschillende belangrijke sociaaleconomische vraagstukken op te lossen. Sociale regelgeving wordt doorgaans niet bij wet maar in collectieve overeenkomsten vastgelegd.

5.7   De ontwikkeling die IJsland heeft doorgemaakt, is vergelijkbaar met die van de andere Noordse landen en ging onder meer gepaard met stijging van de collectieve uitgaven. Verstedelijking en maatschappelijke veranderingen hebben uiteindelijk geleid tot de vorming van verschillende belangengroepen, met name vakbonden, coöperaties en boerenorganisaties. Aanvankelijk waren er maar een paar belangengroepen, die zeer machtig waren en nauwe banden onderhielden met bepaalde politieke partijen, die het voor hen opnamen.

5.8   In de tweede helft van de twintigste eeuw nam het aantal belangengroepen als gevolg van de diversifiëring van de samenleving toe. Deze diversifiëring zorgde er ook voor dat de banden tussen bepaalde politieke partijen en invloedrijke belangengroepen minder hecht werden. Toch zijn de lijnen tussen het maatschappelijk middenveld en de regering in een kleine samenleving als IJsland nog altijd kort.

5.9   Hoewel het IJslandse model in veel opzichten vergelijkbaar is met dat van de andere Noordse landen, zijn er een aantal verschillen. De ontwikkelingen in IJsland gaan langzamer en de sociale uitgaven zijn er van oudsher lager. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd er een krachtig liberaliserings- en privatiseringsbeleid gevoerd en na het uitbreken van de financiële crisis is er flink gesneden in de verzorgingsstaat. Niettemin wordt het verzorgingsmodel, net als in de andere Noordse landen, over het algemeen door links en rechts omarmd, ondanks het feit dat IJsland overwegend centrumrechtse coalitieregeringen kent. De sociale partners spelen een sleutelrol in het politieke proces.

5.10   De openbare hoorzitting heeft uitgewezen dat het maatschappelijk middenveld in IJsland verdeeld is over het EU-lidmaatschap. Met name visserij- en landbouworganisaties zijn tegen toetreding, terwijl organisaties als het IJslandse Werknemersverbond en de Federatie van IJslandse industrieondernemingen juist voorstander zijn. Er zijn ook veel organisaties die een neutraal standpunt innemen. Hoewel de democratie stevig verankerd is in IJsland, is het maatschappelijk middenveld over de hele linie relatief zwak vertegenwoordigd, waardoor zijn stem niet altijd even goed wordt gehoord.

6.   De belangrijkste organisaties en hun standpunten in het EU-debat

6.1   Sociale partners

6.1.1   Het IJslandse Werknemersverbond (ASÍ) is de belangrijkste vakbondsorganisatie van het land. Het vertegenwoordigt de belangen van werknemers, kantoorpersoneel, medewerkers in de detailhandel, zeelui, bouwvakkers, fabrieksarbeiders en medewerkers van elektriciteitscentrales, en andere beroepsgroepen in de particuliere sector en gedeeltelijk ook bij de overheid, ofschoon de meeste werknemers in de publieke sector zijn aangesloten bij de Federatie van overheids- en gemeentepersoneel (BSRB). Beide organisaties zijn lid van het EVV. Een derde centrale organisatie is de Vereniging van academici (BHM), die de belangen behartigt van universitair geschoolde werknemers in de publieke en particuliere sector.

6.1.2   De tegenpool van ASÍ, aan werkgeverszijde, is het IJslandse Werkgeversverbond (SA), dat lid is van Businesseurope. SA bestaat uit acht verenigingen, die op diverse terreinen actief zijn, zoals energie, toerisme, financiën en visserij. Beide organisaties vervullen een sleutelrol bij de coördinatie van het beleid op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken, milieu en arbeidsmarkt. Een andere organisatie, die actief is op EU-niveau en ook deel uitmaakt van Businesseurope, is de Federatie van IJslandse industrieondernemingen (SI). De SI is aangesloten bij het SA.

6.1.3   De werkgevers- en werknemersverbonden zijn vertegenwoordigd in een aantal comités en het bestuur van verschillende openbare organen, zoals het IJslandse Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk, de Raad voor gelijke behandeling en de Raad voor wetenschap en technologie. Ze behartigen daar de belangen van hun leden bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van wetgeving. Ook voeren ze nauw overleg met de regering bij de onderhandelingen over en de vernieuwing van loonakkoorden. De sociale partners werken nauw met elkaar samen op terreinen die voor beide van belang zijn, zoals gelijkheid, arbeidsbescherming en informatieverspreiding.

6.1.4   De sociale partners in IJsland zijn al redelijk vertrouwd met het besluitvormingsproces van de EU. Ze volgen de Europese wetgevingsprocedures van dichtbij, aangezien EU-maatregelen die op grond van de EER-Overeenkomst worden doorgevoerd, ook voor hen gevolgen kunnen hebben.

6.1.5   Vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversorganisaties in de EVA-landen onderhouden via het gemeenschappelijk raadgevend comité van de EER, dat deel uitmaakt van het institutionele raamwerk van de EER, banden met het EESC. Dit forum fungeert als een schakel tussen de sociale partners in de EVA-landen en maatschappelijke organisaties in de EU. In tegenstelling tot het EESC bestaat het gemeenschappelijk raadgevend comité van de EVA alleen uit vakbonden en werkgeversorganisaties. Dit is een zekere beperking, omdat op die manier niet alle maatschappelijke actoren aan de civiele dialoog deelnemen.

6.1.6   De sociale partners in IJsland staan over het algemeen redelijk positief tegenover Europese integratie, hoewel de meningen verdeeld zijn. Het ASÍ stond aanvankelijk terughoudend tegenover het EER-lidmaatschap, maar heeft in 2000 zijn standpunt herzien nadat het inzag dat de EER de IJslandse werknemers verschillende voordelen biedt. Het is nu voor onderhandelingen over toetreding tot de EU en invoering van de euro. De belangen van de IJslandse werknemers en de algehele stabiliteit van de economie zijn volgens het ASÍ het meest gediend met een volledige aansluiting bij de EU. Wel is het van mening dat tijdens de toetredingsonderhandelingen moet worden bedongen dat IJsland de volledige controle behoudt over zijn exclusieve economische zone met betrekking tot de visserij en dat de steun voor de IJslandse landbouw wordt gewaarborgd. De BSRB, die de werknemers in de publieke sector vertegenwoordigt, heeft nog geen officieel standpunt geformuleerd over het EU-lidmaatschap, maar juicht open discussies over de onderhandelingen wel toe.

6.1.7   De in het SA verenigde werkgevers streven ernaar om de toetredingsonderhandelingen nauwgezet te volgen, maar nemen vanwege de onderlinge verdeeldheid tussen de aangesloten organisaties tot nu toe een neutraal standpunt in. De SI is bijvoorbeeld voorstander van toetreding. Ze denkt dat de schommelende koers van de IJslandse munt een destabiliserend effect heeft op de economie en dat integratie in de EU en invoering van de euro goed zullen zijn voor de concurrentiepositie van het land en voor de arbeidsvoorwaarden van werknemers bij IJslandse bedrijven.

6.2   De visserijsector

6.2.1   De Federatie van eigenaren van visserijschepen (LÍÚ) en de Federatie van visverwerkende bedrijven zijn daarentegen fel gekant tegen toetreding. De visserijsector en de verschillende belanghebbende partijen hebben met name problemen met het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Dit zou immers betekenen dat buitenlandse investeerders in de sector moeten worden toegelaten en dat Brussel zeggenschap krijgt over de totaal toegestane vangsten in de 200-mijlszone, waar IJsland tot nu toe exclusieve visrechten heeft. Hoewel een lidstaat als IJsland volledig zou deelnemen aan het besluitvormingsproces, vrezen vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties dat het land vanwege zijn geringe omvang niet in staat zal zijn om voldoende invloed uit te oefenen op de besluitvorming op EU-niveau. Ook zou het land afstand moeten doen van het recht om zelf overeenkomsten te sluiten met derde landen over de exploitatie van trekkende visbestanden, die 30 % van IJslands totale vangst uitmaken. De LÍÚ wijst erop dat bijvangsten en overbevissing ernstige problemen zijn in de EU, terwijl de visserijsector in IJsland juist winstgevend is. Bovendien is er geen garantie dat het principe van relatieve stabiliteit in de EU overeind zal blijven.

6.2.2   Niettemin heeft de voorzitter van de LÍÚ in augustus 2010 voor de IJslandse radiozender RÚV verklaard dat IJsland de onderhandelingen met de EU moet voortzetten en daar het beste uit moet zien te halen. Terugtrekking uit de onderhandelingen zou nu geen zin hebben.

6.2.3   Ten slotte is IJsland in 2006 weer begonnen met de commerciële walvisvangst. Dit zal waarschijnlijk een heikel punt worden, aangezien het in strijd is met het EU-beleid. Mocht er geen oplossing worden gevonden, dan zal dit IJslands toetreding ernstig kunnen belemmeren.

6.2.4   Het GVB wordt momenteel herzien. De verwachting is dat het meer zal aansluiten op het IJslandse model. Toch zullen de toetredingsonderhandelingen over het bestaande acquis gaan, waardoor er dus verschillende twistpunten kunnen ontstaan. Visserij zal hoogstwaarschijnlijk de belangrijkste kwestie in de toetredingsonderhandelingen zijn. De visserijlobby heeft veel invloed op de besluitvorming en zal waarschijnlijk een cruciale rol spelen in het debat over het EU-lidmaatschap, aangezien het inkomen per hoofd van de bevolking uit de visserij veel hoger ligt dan in welke EU-lidstaat dan ook.

6.3   De landbouwsector

6.3.1   Ook de Vereniging van boeren kan bogen op een lange geschiedenis van politieke betrokkenheid. De boeren in IJsland nemen van oudsher een machtige positie in en onderhouden nauwe banden met de regering, hoewel hun invloed door het krimpen van de sector gaandeweg is geslonken. Net als de LÍÚ volgt de Vereniging van boeren het Europese wetgevingsproces van dichtbij. Zij is een partnerorganisatie van COPA/Cocega, en daardoor is haar invloed in zeker opzicht beperkt. Deze overkoepelende Europese organisatie houdt zich hoofdzakelijk met EU-kwesties bezig.

6.3.2   De Vereniging van boeren verzet zich fel tegen het EU-lidmaatschap, omdat ze vreest voor het verlies van talloze arbeidsplaatsen in de landbouw en aanzienlijke negatieve effecten op de voedselveiligheid en -zekerheid in het land. Deze vrees hangt vooral samen met het feit dat IJsland zal moeten instemmen met een onbeperkte invoer van landbouwproducten uit de EU, waartegen de IJslandse boeren moeilijk kunnen concurreren. Toch maakt de levensmiddelenwetgeving van de EU (3), die de voedselveiligheid garandeert, reeds deel uit van de EER-Overeenkomst en zal die wetgeving eind 2011 van kracht worden. Tijdens de invoering van het pakket levensmiddelenwetgeving op nationaal niveau heeft de Vereniging van boeren het schrappen van het verbod op invoer van vers vlees uit de IJslandse wetgeving kunnen tegenhouden, ofschoon dit duidelijk indruist tegen de doelstellingen van de EU-wetgeving. Op grond van art. 19 van de EER-Overeenkomst heeft IJsland ingestemd met rechtenvrije contingenten en concessies voor specifieke producten, hetgeen de Vereniging van boeren grote zorgen baart.

6.3.3   Landbouw zal een belangrijk thema zijn tijdens de toetredingsonderhandelingen en IJsland zal ijveren voor expliciete steun voor de zuivelproductie, de schapenteelt en andere traditionele vormen van landbouw en veeteelt. Met een soortgelijke regeling als die voor nationale langetermijnsteun voor de EU-regio's ten noorden van de 62e breedtegraad zouden de agrarische activiteiten in de dunbevolkte gebieden in IJsland met hun moeilijke klimatologische omstandigheden kunnen worden ondersteund.

6.4   De milieusector

6.4.1   In IJsland is een aantal milieuorganisaties actief. Milieuorganisaties in de EU-landen volgen doorgaans de ontwikkelingen in het Europese milieubeleid op de voet. Ook zijn ze op Europees niveau actief en zijn ze aangesloten bij overkoepelende organisaties. De IJslandse milieuorganisaties hebben zich daar kennelijk nooit zo voor geïnteresseerd, hoewel sommige geaffilieerd zijn aan internationale organisaties.

6.4.2   Hiervoor kunnen verschillende verklaringen worden gegeven. In de eerste plaats zijn maatregelen tegen de walvisvangst zeer geliefd bij Europese milieuorganisaties, hetgeen wellicht verklaart waarom IJslandse milieuorganisaties geen affiniteit hebben met hun Europese evenknieën. In de tweede plaats houden IJslandse milieuorganisaties, zoals Landvernd, zich vooral bezig met het probleem van bodemerosie en het behoud van natuurlijke habitats in eigen land, waarbij ze zich vaak tegen de bouw van waterkrachtcentrales ten behoeve van de aluminiumindustrie keren. Hoewel het milieubeleid van de EU grotendeels ook is opgenomen in de EER-Overeenkomst, valt de wetgeving inzake het behoud van natuurlijke habitats daar buiten. Ten slotte hebben milieuorganisaties in IJsland niet voldoende geld en middelen. Dat verklaart wellicht waarom ze op Europees niveau minder actief zijn dan hun Europese evenknieën en zich tot nu toe niet echt hebben gemengd in het debat over het EU-lidmaatschap. Landvernd heeft bijvoorbeeld nog geen officieel standpunt ingenomen over de toetreding, hoewel men daar over het algemeen verwacht dat de milieuwetgeving van de EU positieve effecten met zich mee zal brengen. Landvernd wil graag ook meer duidelijkheid over de rol die de organisatie kan spelen in de toetredingsonderhandelingen, en over verdere deelname aan EU-programma's, zoals het raamwerk betreffende natuurbehoud en -bescherming.

6.5   Consumentenbescherming

6.5.1   De IJslandse consumentenvereniging (NS) is een onafhankelijke, niet-gouvernementele non-profitorganisatie, die in 1953 is opgericht en op Europees niveau actief is. NS is lid van overkoepelende organisaties en werkt reeds nauw samen met ECC-IJsland, dat deel uitmaakt van het netwerk van Europese bureaus voor consumentenvoorlichting. NS heeft nog geen duidelijk standpunt ingenomen voor of tegen toetreding tot de EU. Wel is NS al sinds lange tijd de mening toegedaan dat IJsland alle pro's en contra's tegen elkaar moet afwegen. In 2008 verklaarde de algemene vergadering van NS dat IJsland een toetredingsverzoek moet indienen om uit te zoeken welke problemen daarbij komen kijken, zodat er onbevooroordeeld en op basis van feiten een discussie over de EU kan worden gevoerd. In 2008 liet NS ook een rapport opstellen over de voor- en nadelen van IJslands toetreding tot de EU voor de consumenten. Zonder dus een uitgesproken standpunt of beleid voor of tegen de EU te formuleren, heeft NS het verzoek om toetreding tot de EU als zodanig altijd aangemoedigd en geprobeerd de discussies over de EU te helpen aanzwengelen.

6.6   Andere organisaties

6.6.1   Andere belangrijke organisaties zijn de Gehandicaptenorganisatie, de Kamer van Koophandel (aangesloten bij Eurochambers), het Verbond van handelsondernemingen en dienstverlenende bedrijven (lid van Eurocommerce), de Federatie van IJslandse handel en diverse andere ngo's. Op dit moment hebben deze organisaties nog geen officieel standpunt geformuleerd over het EU-lidmaatschap, hoewel ze zich naar alle waarschijnlijkheid voor of tegen bepaalde Europese beleidsmaatregelen zullen uitspreken. Daarnaast zijn er ook speciale pro- of anti-EU-groeperingen, zoals Evrópusamtökin en Heimssýn.

Brussel, 9 december 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Ministerie van Buitenlandse Zaken, achtergrondnota, economisch herstelprogramma van IJsland, juni 2010, http://www.mfa.is/media/MFA_pdf/Factsheet--Iceland%27s-Economic-Recovery-Program-June.pdf.

(2)  Zie: http://www.mfa.is/media/MFA_pdf/Factsheet--Iceland%27s-Economic-Recovery-Program-June.pdf.

(3)  Verordening (EG) nr. 178/2002 en aanverwante wetgeving.


Top