This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52009AP0364
Equal treatment between men and women engaged in a self-employed capacity ***I European Parliament legislative resolution of 6 May 2009 on the proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on the application of the principle of equal treatment between men and women engaged in an activity in a self-employed capacity and repealing Directive 86/613/EEC (COM(2008)0636 – C6-0341/2008 – 2008/0192(COD))#P6_TC1-COD(2008)0192 Position of the European Parliament adopted at first reading on 6 May 2009 with a view to the adoption of Directive 2009/…/EC of the European Parliament and of the Council on the application of the principle of equal treatment between men and women engaged in an activity in a self-employed capacity and repealing Council Directive 86/613/EEC
Gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG (COM(2008)0636 – C6-0341/2008 – 2008/0192(COD))
P6_TC1-COD(2008)0192 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 mei 2009 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad
Gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG (COM(2008)0636 – C6-0341/2008 – 2008/0192(COD))
P6_TC1-COD(2008)0192 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 mei 2009 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad
PB C 212E van 5.8.2010, p. 311–319
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.8.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 212/311 |
Woensdag, 6 mei 2009
Gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen ***I
P6_TA(2009)0364
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG (COM(2008)0636 – C6-0341/2008 – 2008/0192(COD))
2010/C 212 E/44
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0636),
gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 141, lid 3, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0341/2008),
gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie juridische zaken (A6-0258/2009),
1. |
hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement; |
2. |
verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen; |
3. |
verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
Woensdag, 6 mei 2009
P6_TC1-COD(2008)0192
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 6 mei 2009 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 141, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie ║,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de regio's (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 86/613/EEG van de Raad van 11 december 1986 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen, en tot bescherming van het zwangerschap (4) waarborgt dat in de lidstaten ten aanzien van mannen en vrouwen die een zelfstandige activiteit uitoefenen of die daartoe bijdragen, het beginsel van gelijke behandeling wordt toegepast. Richtlijn 86/613/EEG is wat betreft zelfstandigen en meewerkende echtgenoten niet zeer doeltreffend gebleken, en de werkingssfeer ervan dient te worden heroverwogen, aangezien discriminatie op grond van geslacht en intimidatie zich ook op andere terreinen dan arbeid in loondienst voordoet. Ter wille van de duidelijkheid dient Richtlijn 86/613/EEG door deze richtlijn te worden vervangen. |
(2) |
In haar Mededeling van 1 maart 2006, getiteld„Routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010” (5) deelde de Commissie mee dat zij met het oog op een betere governance voor gendergelijkheid de bestaande, niet in 2005 herschikte EU-wetgeving inzake gendergelijkheid zou onderzoeken om die waar nodig bij te werken, te moderniseren en te herschikken. Bij de herschikkingsprocedure bleef Richtlijn 86/613/EEG buiten beschouwing. |
(3) |
In zijn conclusies van 5 en 6 december 2007 over een evenwichtige rolverdeling tussen mannen en vrouwen ten behoeve van werkgelegenheid, groei en sociale samenhang (6) riep de Raad de Commissie op om te onderzoeken of Richtlijn 86/613/EEG ║ eventueel diende te worden herzien om de rechten van zelfstandigen en hun meewerkende partners in verband met moeder- en vaderschap veilig te stellen. |
(4) |
Het Europees Parlement heeft de Commissie er bij voortduring toe opgeroepen Richtlijn 86/613/EEG te herzien, met name met het oog op een betere zwangerschapsbescherming voor zelfstandig werkzame vrouwen en ter verbetering van de situatie van meewerkende echtgenoten in de landbouw , de ambachtelijke sector, de handel, kleine en middelgrote ondernemingen en bij de vrije beroepen . |
(5) |
Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 21 februari 1997 over de situatie van medewerkende echtgenoten van zelfstandig werkenden (7) voorgesteld meewerkende echtgenoten verplicht te laten registreren, zodat zij niet langer onzichtbare werknemers zijn, en de lidstaten te verplichten meewerkende echtgenoten in staat te stellen zich aan te sluiten bij een verzekeringsstelsel voor zelfstandigen ter dekking van ziektekosten, invaliditeits- en pensioenuitkeringen. |
(6) |
In haar mededeling getiteld„Vernieuwde sociale agenda: kansen, toegang en solidariteit in het Europa van de 21e eeuw” (8) heeft de Commissie bevestigd dat er maatregelen betreffende de genderkloof in het ondernemerschap en ten behoeve van een betere combinatie van privé- en beroepsleven moeten worden genomen. |
(7) |
Er bestaat reeds een aantal rechtsinstrumenten voor de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling dat van toepassing is op zelfstandige arbeid, met name Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (9) en Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (10). Deze richtlijn dient derhalve niet te gelden voor de reeds onder andere richtlijnen vallende gebieden. |
(8) |
De huidige richtlijn moet van toepassing zijn op zelfstandigen en meewerkende echtgenoten, aangezien beide aan de bedrijfsactiviteiten deelnemen. |
(9) |
Meewerkende echtgenoten moeten een duidelijk omschreven beroepsstatus krijgen en hun rechten moeten worden vastgesteld. |
(10) |
Deze richtlijn dient niet te gelden voor aangelegenheden die al geregeld zijn in andere richtlijnen ter uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, in het bijzonder Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (11). Met name artikel 5 van Richtlijn 2004/113/EG betreffende verzekerings- en aanverwante financiële diensten blijft van toepassing. |
(11) |
Ter voorkoming van discriminatie op grond van geslacht is deze richtlijn zowel op directe als op indirecte discriminatie van toepassing. Intimidatie en seksuele intimidatie moeten worden beschouwd als discriminatie en zijn daarom verboden. |
(12) |
Krachtens artikel 141, lid 4, van het Verdrag mogen de lidstaten maatregelen handhaven of aannemen waarbij specifieke voordelen worden geboden om de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in hun beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren. In principe moeten deze maatregelen in de vorm van positieve acties ter verwezenlijking van gelijkheid niet als schending van het rechtsbeginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen worden beschouwd. |
(13) |
Voor zelfstandige arbeid houdt de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling in dat er geen discriminatie mag bestaan ten aanzien van de oprichting, leiding, vestiging of uitbreiding van een bedrijf of van enigerlei andere vorm van zelfstandige arbeid. |
(14) |
Gewaarborgd moet worden dat de voorwaarden voor de oprichting van een bedrijf door echtgenoten of overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners, geen discriminatie op grond van echtelijke staat of gezinssituatie mogelijk maken. Voor de toepassing van deze richtlijn moeten de begrippen „gezinssituatie” en „familiebedrijf” worden geïnterpreteerd in het licht van de erkenning van levenspartnerschappen zoals vastgelegd in de desbetreffende arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. |
(15) |
Gezien de bijdrage van meewerkende echtgenoten aan het gezinsbedrijf, moeten zij in beginsel over ten minste hetzelfde niveau van bescherming als de zelfstandige kunnen beschikken, waarbij voor hen ▐ dezelfde voorwaarden dienen te gelden als voor de zelfstandige. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om die keuze mogelijk te maken. In elk geval dient het beschermingsniveau van ▐ meewerkende echtgenoten evenredig te zijn aan de mate waarin zij aan de werkzaamheden van de zelfstandige in het gezinsbedrijf deelnemen . |
(16) |
Op grond van de economische en lichamelijke kwetsbaarheid van zwangere zelfstandigen en zwangere meewerkende echtgenoten moet hun recht op zwangerschapsverlof worden toegekend, waarvan een gedeelte als verplicht zou moeten worden beschouwd. De lidstaten blijven bevoegd voor de vaststelling van de hoogte van de premies en voor alle regelingen betreffende uitkeringen en betalingen, mits de minimumnormen van deze richtlijn worden nageleefd. Gezien de specifieke situatie van zelfstandigen en meewerkende echtgenoten, moeten zij uiteindelijk zelf kunnen bepalen of zij van het recht op zwangerschapsverlof gebruik willen maken. |
(17) |
Om recht te doen aan de bijzondere kenmerken van het werk als zelfstandige, moeten vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten de mogelijkheid hebben, om ▐ tijdens het zwangerschapsverlof in de mate van het mogelijke, naast een uitkering, beroep te kunnen doen op diensten voor tijdelijke vervanging. |
(18) |
Het vergroten van de efficiëntie en de doelmatigheid van de sociale stelsels, met name via betere stimulansen, betere administratie en evaluatie en de prioriteitsstelling bij uitgavenprogramma's, is nu van cruciaal belang om de financiële houdbaarheid van de Europese sociale modellen te garanderen. ▐ |
(19) |
Personen die op grond van geslacht zijn gediscrimineerd, dienen over adequate mogelijkheden tot rechtsbescherming te beschikken. Om een doeltreffender niveau van bescherming te bieden, moeten ook verenigingen, organisaties en andere rechtspersonen gerechtelijke stappen namens of tot steun van slachtoffers kunnen ondernemen, naargelang de lidstaten bepalen, onverminderd de nationale procedurevoorschriften inzake vertegenwoordiging en verdediging in rechte. |
(20) |
De bescherming van zelfstandigen en meewerkende echtgenoten tegen discriminatie op grond van geslacht moet worden versterkt door de aanwezigheid in elke lidstaat van een orgaan ▐ met de bevoegdheid om de betrokken problemen te onderzoeken, mogelijke oplossingen te zoeken en concrete bijstand aan de slachtoffers te verlenen. ▐ |
(21) |
Aangezien de doelstellingen van het beoogde optreden, namelijk een gemeenschappelijk hoog niveau van bescherming tegen discriminatie in alle lidstaten waarborgen, niet ║ voldoende ║ door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap ║ overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
1. In deze richtlijn wordt een kader vastgesteld voor de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen die een zelfstandige activiteit uitoefenen of die daartoe bijdragen, met betrekking tot alle aspecten die niet onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 79/7/EEG vallen.
2. Deze richtlijn is van toepassing op zelfstandigen en meewerkende echtgenoten.
3. De uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten blijft onder Richtlijn 2004/113/EG vallen.
Artikel 2
Definities
║ Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) „zelfstandige werknemers”: allen die onder de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden voor eigen rekening een winstgevende activiteit uitoefenen, met inbegrip van landbouwers , ▐ beoefenaars van vrije beroepen , ambachtslieden, handelaren en kleine en middelgrote ondernemingen ;
b) „meewerkende echtgenoten”: de echtgenoten, respectievelijk overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners, die, anders dan als loontrekkende of als vennoot, door verrichting van ofwel dezelfde, ofwel aanvullende werkzaamheden gewoonlijk en onder de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden aan de uitoefening van de activiteit van de zelfstandige deelnemen;
c) „directe discriminatie”: hiervan is sprake wanneer iemand op grond van geslacht minder gunstig wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld;
d) „indirecte discriminatie”: hiervan is sprake wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of procedure personen van het ene geslacht in vergelijking met personen van het andere geslacht bijzonder benadeelt, tenzij die bepaling, maatstaf of procedure objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn;
e) „intimidatie”: hiervan is sprake in het geval van ongewenst gedrag dat verband houdt met het geslacht van een persoon en tot doel of gevolg heeft dat de waardigheid van die persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd;
f) „seksuele intimidatie”: hiervan is sprake wanneer zich enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie voordoet met als doel of gevolg dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd.
Artikel 3
Familiebedrijven
De lidstaten zorgen ervoor dat er geen discriminatie op grond van burgerlijke staat of gezinssituatie plaatsvindt ten aanzien van de voorwaarden voor het opzetten van een bedrijf tussen echtgenoten of overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners. Als „familiebedrijf” worden alle bedrijven beschouwd die door echtgenoten en overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners samen zijn opgericht. De erkenning van levenspartnerschappen is gebaseerd op de desbetreffende arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 4
Het beginsel van gelijke behandeling
1. Het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat iedere vorm van discriminatie op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij indirect door verwijzing naar met name echtelijke staat of gezinssituatie, is uitgesloten, in het bijzonder met betrekking tot de oprichting, leiding, vestiging of uitbreiding van een onderneming, dan wel ten aanzien van opstarten en uitbreiding van iedere andere vorm van zelfstandige arbeid.
2. Intimidatie en seksuele intimidatie worden beschouwd als discriminatie op grond van geslacht en zijn derhalve verboden Het feit dat een persoon zulk gedrag afwijst of lijdzaam ondergaat, mag niet ten grondslag liggen aan een die persoon betreffende beslissing.
3. Een opdracht tot het discrimineren van personen op grond van geslacht wordt beschouwd als discriminatie.
Artikel 5
Positieve actie
Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de praktijk te waarborgen, specifieke maatregelen handhaaft of aanneemt om de nadelen verband houdende met geslacht te voorkomen of te compenseren , bijvoorbeeld om vrouwelijk ondernemerschap te stimuleren .
Artikel 6
Oprichting van een vennootschap
Onverminderd bijzondere voorwaarden voor de toegang tot bepaalde werkzaamheden, die op mannen en vrouwen op gelijke wijze worden toegepast, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de voorwaarden voor oprichting van een vennootschap tussen echtgenoten, respectievelijk overeenkomstig de nationale wetgeving erkende levenspartners, niet restrictiever te maken dan de voorwaarden voor oprichting van een vennootschap tussen andere personen.
Artikel 7
Sociale bescherming voor meewerkende echtgenoten en levenspartners
De lidstaten nemen de nodige maatregelen waardoor meewerkende echtgenoten en levenspartners over ten minste hetzelfde niveau van bescherming kunnen beschikken als zelfstandigen onder dezelfde voorwaarden die voor zelfstandigen gelden. Indien deze uitbreiding van de uitkeringen krachtens de wetgeving van bepaalde lidstaten niet verplicht is, dan wordt deze toegekend na een verzoek van de meewerkende echtgenoot of levenspartner.
Deze maatregelen bieden waarborgen inzake de onafhankelijke toetreding van meewerkende echtgenoten tot bestaande socialezekerheidsstelsels voor zelfstandigen ter dekking van ziektekosten, invaliditeits- en ouderdomsuitkeringen, waarbij zij onder dezelfde bijdrageregeling vallen als zelfstandigen, met dien verstande evenwel dat hun premies eventueel op forfaitaire grondslag mogen worden berekend.
De sociale bijdragen van meewerkende echtgenoten moeten fiscaal aftrekbaar zijn als bedrijfskosten, evenals de reële bezoldiging die de echtgenoten ontvangen, voor zover de bewuste diensten daadwerkelijk zijn geleverd en het om een gebruikelijke bezoldiging gaat voor dergelijke diensten.
Artikel 8
Zwangerschapsverlof
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten ▐ in aanmerking kunnen komen voor een periode van zwangerschapsverlof die op hun specifieke behoefte is afgestemd. De duur van het zwangerschapsverlof kunnen zij zelf bepalen, zolang deze de in Richtlijn 92/85/EEG van de Raad (12) gespecificeerde periode niet overschrijdt.
2. De lidstaten nemen, om te waarborgen dat de in lid 1 bedoelde personen hun in dit artikel vastgestelde rechten kunnen uitoefenen, de maatregelen op grond waarvan zij gedurende het zwangerschapsverlof een adequate uitkering ontvangen.
3. De in lid 2 bedoelde uitkering wordt als adequaat beschouwd, wanneer zij een inkomen waarborgt dat ten minste gelijk is aan het inkomen dat de betrokken werkneemster zou ontvangen in geval van een onderbreking van haar werkzaamheden om gezondheidsredenen of, indien niet van toepassing, aan een andere op nationaal niveau vastgestelde gelijkwaardige uitkering, binnen de grenzen van een eventueel door de nationale wetten bepaald maximum , indien dit maximum niet tot discriminatie leidt .
4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten aanspraak kunnen maken op tijdelijke vervangingsdiensten of bestaande sociale diensten, naast de in lid 2 bedoelde uitkering.
Artikel 9
Erkenning van het werk van meewerkende echtgenoten
De lidstaten verbinden zich ertoe te onderzoeken op welke wijze de erkenning van het werk dat door meewerkende echtgenoten wordt verricht, kan worden bevorderd, en, in het licht van dit onderzoek, alle nodige stappen te zullen onderzoeken om die erkenning te bevorderen.
Artikel 10
Verdediging van rechten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die meent door niet-toepassing van het beginsel van gelijke behandeling schade of verlies te hebben geleden, toegang krijgt tot doeltreffende gerechtelijke en/of administratieve procedures, en wanneer zij zulks passend achten, ook tot bemiddelingsprocedures, voor de naleving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen, zelfs na beëindiging van de verhouding waarin hij/zij zou zijn gediscrimineerd.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat verenigingen, organisaties en andere rechtspersonen, die er, overeenkomstig de in de nationale wetgeving vastgestelde criteria, een rechtmatig belang bij hebben dat deze richtlijn wordt nageleefd, namens of ter ondersteuning van de klager of klaagster met zijn, respectievelijk haar toestemming, met het oog op de naleving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen gerechtelijke en/of administratieve procedures kunnen aanspannen.
3. De leden 1 en 2 laten de nationale regels betreffende de termijnen voor de instelling van een rechtsvordering aangaande het beginsel van gelijke behandeling onverlet.
Artikel 11
Compensatie of reparatie
De lidstaten nemen in hun interne rechtsorde de nodige maatregelen op om reële en effectieve compensatie of reparatie te waarborgen, naargelang zij bepalen, van de schade of het verlies geleden door een persoon als gevolg van discriminatie in de zin van deze richtlijn, op een wijze die afschrikkend is en evenredig aan het geleden verlies of de geleden schade. Deze compensatie of reparatie wordt niet beperkt tot een vooraf vastgesteld maximumbedrag.
Artikel 12
Organen voor gelijke behandeling
1. De lidstaten wijzen een orgaan aan voor de bevordering, analyse en ondersteuning en het volgen van de gelijke behandeling van eenieder, zonder discriminatie op grond van geslacht, en treffen daarvoor de nodige maatregelen. Dit orgaan kan deel uitmaken van organen die op nationaal vlak verantwoordelijk zijn voor de verdediging van de mensenrechten of de bescherming van de rechten van het individu, of voor de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde orgaan tot taak heeft :
a) |
onverminderd de rechten van slachtoffers en van de in artikel 10, lid 2, bedoelde verenigingen, organisaties of andere rechtspersonen, onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers van discriminatie bij de afwikkeling van hun klachten betreffende discriminatie; |
b) |
onafhankelijke onderzoeken naar discriminatie te verrichten; |
c) |
onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over elk onderwerp dat met dergelijke discriminatie verband houdt; |
d) |
op het daartoe geëigende niveau beschikbare informatie uit te wisselen met soortgelijke Europese organen zoals het Europees Genderinstituut. |
Artikel 13
Gendermainstreaming
De lidstaten houden daadwerkelijk rekening met de doelstelling van gelijkheid van mannen en vrouwen bij de opstelling en uitvoering van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, beleidsmaatregelen en activiteiten op de in deze richtlijn genoemde gebieden.
Artikel 14
Verspreiding van informatie
De lidstaten dragen er zorg voor dat op hun grondgebied alle betrokkenen door middel van alle passende middelen , waaronder het internet, adequate informatie ontvangen over de uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde bepalingen tezamen met de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen.
Artikel 15
Niveau van bescherming
De uitvoering van deze richtlijn vormt onder geen beding een reden voor de verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande niveau van bescherming tegen discriminatie op de door de richtlijn bestreken terreinen.
Artikel 16
Verslagen
1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk … (13) alle beschikbare informatie over de toepassing van deze richtlijn mee.
De Commissie stelt een samenvattend verslag op en legt dit uiterlijk … (14) aan het Europees Parlement en de Raad voor. Het verslag gaat, zo nodig, vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.
2. Het verslag van de Commissie houdt rekening met de standpunten van de belanghebbende partijen.
Artikel 17
Evaluatie
Uiterlijk … (15) evalueert de Commissie de toepassing van deze richtlijn en stelt zij zo nodig wijzigingen voor.
Artikel 18
Uitvoering
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk … (16) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. Indien er zich bijzondere moeilijkheden voordoen die zulks rechtvaardigen, kan de in lid 1 bedoelde termijn om aan deze richtlijn te voldoen verlengd worden tot … (17).
3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 19
Minimumeisen
De lidstaten mogen bepalingen vaststellen of handhaven die voor de bescherming van het beginsel van gelijke behandeling gunstiger zijn dan die van deze richtlijn.
Artikel 20
Intrekking
Op … (16) wordt Richtlijn 86/613/EEG ingetrokken.
Artikel 21
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 22
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te ║
Voor het Europees Parlement
De Voorzitter
Voor de Raad
De Voorzitter
(1) Standpunt van 24 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C, blz. .
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 6 mei 2009.
(4) PB L 359 van 19.12.1986, blz. 56.
(5) COM(2006)0092.
(6) ║ Document SOC 385 ║.
(7) PB C 85 van 17.3.1997, blz. 186.
(8) COM(2008)0412.
(9) PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24.
(10) PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.
(11) PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37.
(12) PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1.
(13) Vier jaar na goedkeuring van deze richtlijn.
(14) Vijf jaar na goedkeuring van deze richtlijn.
(15) Zes jaar na goedkeuring van deze richtlijn.
(16) Twee jaar na goedkeuring van deze richtlijn.
(17) Drie jaar na goedkeuring van deze richtlijn.