EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007TN0243

Zaak T-243/07: Beroep ingesteld op 11 juli 2007 — Republiek Polen/Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 211 van 8.9.2007, p. 45–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.9.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 211/45


Beroep ingesteld op 11 juli 2007 — Republiek Polen/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-243/07)

(2007/C 211/84)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: E. Ośniecka-Tamecka, gemachtigde)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

beschikking 2007/361/EG van de Commissie van 4 mei 2007 houdende vaststelling van overtollige voorraden landbouwproducten, met uitzondering van suiker, en de financiële consequenties van het wegwerken daarvan, in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije [kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1979] nietig te verklaren voor zover zij betrekking heeft op de Republiek Polen (1);

verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij de bestreden beschikking is bepaald welke hoeveelheden landbouwproducten zich op het tijdstip van de toetreding tot de Europese Unie in Polen in het vrije verkeer bevonden en volgens de Commissie het niveau overschreden van wat als een normale overdrachtshoeveelheid van deze producten kon worden beschouwd, en zijn aan Polen de „uitgaven voor het wegwerken van deze hoeveelheden” opgelegd.

Ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring van de bestreden beschikking voert verzoekster twee middelen aan: schending van hoofdstuk 4, punt 4, van bijlage IV bij de Toetredingsakte (2) doordat de Commissie niet bevoegd was om de bestreden beschikking vast te stellen, en schending van het evenredigheidsbeginsel.

Ter onderbouwing van het eerste middel stelt verzoekster dat de Commissie bij de vaststelling van de bestreden beschikking de bevoegdheid die haar in hoofdstuk 4, punt 4, van bijlage IV bij de Toetredingakte is verleend, heeft overschreden doordat de beschikking, door de invoering van geldstraffen waarin de Toetredingsakte niet voorziet, een wijziging brengt in hetgeen in de Toetredingakte is overeengekomen. Bovendien verdraagt de bestreden beschikking zich niet met het in de Toetredingsakte geformuleerde beginsel dat het aan de lidstaten staat, ervoor te zorgen dat de overtollige voorraden landbouwproducten die zich op het tijdstip van de toetreding op hun grondgebied in het vrije verkeer bevonden, daadwerkelijk worden weggewerkt.

Ter onderbouwing van het middel inzake schending van het evenredigheidsbeginsel stelt verzoekster dat de doelstellingen van de bestreden beschikking onderling tegenstrijdig en bovendien rechtens niet gerechtvaardigd zijn. Daarbij komt dat de bestreden beschikking niet het geschikte middel is om de kosten voor het wegwerken van de overtollige voorraden te berekenen. Verder zijn in de beschikking aanzienlijke fouten gemaakt bij het bepalen van de overtollige voorraden die zich in Polen in het vrije verkeer bevonden, en is daarin geen rekening gehouden met de overtollige voorraden die Polen na de toetreding op eigen kosten heeft weggewerkt. De beschikking belast Polen met kosten voor het wegwerken van overtollige voorraden die in feite niet door de Gemeenschap worden gedragen, en leidt tot een ongerechtvaardigde verrijking van de Gemeenschap ten laste van Polen. De bestreden beschikking was ook niet dwingend noodzakelijk daar de toetreding van Polen tot de Europese Unie de landbouwmarkt niet heeft verstoord en er sinds die toetreding veel tijd is verstreken. Ofschoon de bestreden beschikking op basis van de Toetredingakte is vastgesteld, wordt daarmee geen van daarin bepaalde doelstellingen op het gebied van de landbouw verwezenlijkt.


(1)  PB L 138, blz. 14.

(2)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 2003, L 236, blz. 33).


Top