Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AE1157

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens COM(2006) 93 final — 2006/0031 (COD)

    PB C 318 van 23.12.2006, p. 83–85 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    23.12.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/83


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens”

    COM(2006) 93 final — 2006/0031 (COD)

    (2006/C 318/14)

    De Raad heeft op 7 juli 2006 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over bovengenoemd Voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 26 juli 2006 goedgekeurd. Rapporteur was de heer PEGADO LIZ.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 september gehouden 429e zitting (vergadering van 13 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 186 stemmen vóór en 7 stemmen tegen, bij 12 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Samenvatting van het Commissievoorstel

    1.1

    Het voorstel is bedoeld om Richtlijn 91/477/EEG van 18 juni 1991 (1) te actualiseren, waarin naar aanleiding van de Europese Raad van Fontainebleu van 1984 voor het eerst werd gewezen op de noodzaak van „een doeltreffende regeling […] die binnen de Lid-Staten controle op verwerving en voorhanden hebben van vuurwapens en op overbrenging van die wapens naar een andere Lid-Staat, mogelijk maakt”. Het voorstel moet gezien worden tegen de achtergrond van het protocol dat is gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en dat de Commissie namens de Europese Gemeenschap heeft ondertekend (2).

    1.2

    De voorgestelde richtlijn moet dit protocol nu kracht van wet geven; de EU krijgt de regie in handen en het protocol wordt bindend. Overeenkomstig Titel V van het EG-Verdrag (3) mogen de lidstaten dan niet langer zelf besluiten of ze zich al dan niet bij het protocol aansluiten of aanbevelingen van de EU zullen opvolgen.

    1.3

    Dit zijn volgens de Commissie de belangrijkste doelstellingen:

    de betrokken wetgeving harmoniseren;

    de illegale handel in wapens voor civiel gebruik bestrijden;

    voorkomen dat gestolen legale wapens in de illegale wapenhandel terechtkomen.

    1.4

    Het voorstel bevat dus mechanismen die bindend zijn voor de lidstaten en de Richtlijn van 1991 coherenter, efficiënter en sneller maken.

    1.5

    De voorgestelde richtlijn:

    a)

    wijzigt de definitie van 'illegale vervaardiging' en behandelt de strafbare feiten illegale vervaardiging, vervalsing en illegale handel, waarvoor straffen moeten worden opgelegd die in verhouding staan tot de schade die aan de samenleving is toegebracht;

    b)

    bevat maatregelen om wapens te controleren en op te sporen, waarvan met name het markeren en het onbruikbaar maken/neutraliseren vermelding verdienen;

    c)

    bevat regels en maatregelen om bepaalde activiteiten die verband houden met de wapenhandel beter te kunnen controleren.

    2.   Politieke en maatschappelijke betekenis van de voorgestelde richtlijn in de huidige internationale context

    2.1

    De georganiseerde internationale criminaliteit vindt haar oorsprong in de moderne risicosamenleving, die is ontstaan door de globalisering van kennis, communicatie en informatie.

    2.1.1

    Het gaat hier om een van de grootste bedreigingen voor de integriteit van de betrokken landen en voor hun democratische staatsvorm. In uitzonderlijke gevallen kunnen de criminele organisaties zelfs de lakens gaan uitdelen in de Gemeenschap.

    2.2

    Er is sprake van zeer complexe risico's doordat diverse soorten criminaliteit in elkaar overlopen en elkaar versterken. Er bestaan nauwe banden tussen het terrorisme, de georganiseerde misdaad en de handel in wapens en munitie (4).

    2.3

    Wereldwijd zijn er naar schatting honderden miljoenen lichte wapens in omloop, die verantwoordelijk zijn voor honderdduizenden doden per jaar. Ruim de helft van deze doden valt bij interne conflicten in Aziatische en Afrikaanse landen. Het gaat ongetwijfeld om een lucratieve handel, maar de humanitaire gevolgen zijn verschrikkelijk.

    2.4

    Een adequaat en samenhangend optreden van de lidstaten is dan ook geboden. Essentieel hierbij is dat zij hun wetgeving ter voorkoming en bestrijding van de genoemde criminaliteit harmoniseren, zodat een geïntegreerd gemeenschappelijk beleid mogelijk is.

    2.5

    In de voorgestelde richtlijn raken de marktregels aan de veiligheid in de EU. Veiligheid is van grote waarde voor elke democratische samenleving, en ook de EU moet dus de veiligheid garanderen. Het gaat hier namelijk om dé voorwaarde voor de uitoefening van de basisvrijheden.

    2.6

    Het is momenteel alleen de bedoeling om een basis te leggen voor de nagestreefde ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor alle burgers. Deze ruimte maakt deel uit van de derde pijler van de Europese eenwording. De wapenhandel vormt niet alleen een bedreiging voor de integriteit van de lidstaten, maar is ook een grote risicofactor voor de interne aangelegenheden van de EU.

    2.7

    Al eerder voelde de EU de behoefte om binnen haar grenzen aan deze dreiging het hoofd te bieden, wat uitmondde in Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 (5). Later, op 17 december 1998, riep de EU door middel van een gemeenschappelijk optreden de lidstaten op om de controle op de verspreiding van wapens en munitie op te voeren. Op de uitvoering van deze maatregelen is inmiddels in diverse jaarverslagen ingegaan (6).

    2.8

    Ook de Verenigde Naties geven blijk van grote belangstelling voor dit onderwerp, waarbij zij zelfs de aanzet hebben gegeven tot een aantal maatregelen. Zo hebben zij een speciaal comité (7) opgericht dat tot taak had een internationaal verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit op te stellen. Twee jaar later werd dit verdrag in Palermo aangenomen (8). Hierna ging men al snel inzien hoe groot de invloed van de handel in vuurwapens is.

    2.9

    Als afsluiting van het proces van Wenen werd er aan dit verdrag een protocol gehecht betreffende de bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, dat alle geïnteresseerde landen sinds 1 september 2001 mogen ondertekenen. Wat de ondertekening en ratificatie betreft lopen de EU-lidstaten enigszins achter.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1   Rechtsgrond

    3.1.1

    Artikel 95 van het EG-Verdrag vormt een adequate rechtsgrond voor de voorgestelde richtlijn. Het gaat immers om de werking van de interne markt, waarop de in artikel 251 omschreven procedure van toepassing is.

    3.1.2

    Gezien de te wijzigen tekst — een richtlijn — is ook nu een richtlijn de juiste keuze uit de verschillende soorten wetgevingsbesluiten.

    3.1.3

    Het EESC steunt dan ook het initiatief van de Commissie en is het eens met de hiervoor gekozen rechtsgrond, die strookt met de doelstellingen (9).

    3.2   De strekking van het richtlijnvoorstel

    3.2.1

    Met de ondertekening van het Protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit onderschrijft de Commissie terecht het hierin vervatte grondbeginsel: er dient gestreefd te worden naar de preventie, bestrijding en uitbanning van de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, waardoor het welzijn van mensen wordt aangetast en hun recht om in vrede te leven in het gedrang komt.

    3.2.2

    Het EESC is het wat dit betreft met de Commissie eens en staat volledig achter haar voorstel.

    3.2.3

    Het Europees Parlement heeft dit onderwerp al ettelijke malen onder de loep genomen en daarover diverse schriftelijke vragen aan de Commissie gesteld (10).

    3.2.4

    Verder heeft de Raad zich in zijn externe beleid sterk beijverd om derde landen te helpen bij het uitwerken van passende wet- en regelgeving betreffende de eigendom, het bezit, het gebruik, de verkoop en de overdracht van wapens en munitie. Dit zorgt voor vrede en veiligheid en komt een duurzame ontwikkeling ten goede (11).

    3.2.5

    Duidelijk is echter ook dat er een nauw verband bestaat tussen dit vraagstuk en de volgende onderwerpen: de strijd tegen terrorisme (12), het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (13), de controle op explosieven voor civiel gebruik (14), en in het algemeen alle maatregelen tegen gangsterpraktijken en de georganiseerde misdaad.

    3.2.6

    Het EESC is daarom uitermate ingenomen met het voorstel van de Commissie, dat hopelijk op volle instemming van Parlement en Raad kan rekenen.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1

    Met artikel 1 van haar voorstel wil de Commissie de volgende artikelen van Richtlijn 91/477/EEG wijzigen:

    artikel 1: toevoeging van twee nieuwe leden;

    artikel 4: nieuwe formulering;

    artikel 16: nieuwe formulering;

    bijlage I: nieuwe formulering van punt III a) en toevoeging van een paragraaf.

    4.1.1

    In al deze wijzigingen zijn de bepalingen van het protocol adequaat verwerkt, en het EESC hecht er dan ook zijn goedkeuring aan.

    4.2

    In artikel 2 staat wat de lidstaten moeten doen als de richtlijn eenmaal is goedgekeurd. De omzettingsperiode is open gelaten, hoewel de richtlijn wel onmiddellijk in werking treedt. (artikel 3).

    4.2.1

    De lidstaten zullen waarschijnlijk niet veel tijd nodig hebben om de richtlijn om te zetten. Feitelijk betreft het meeste werk aanpassingen van het wetgevingproces (vooral in het strafrecht). Daarnaast moeten economische actoren de tijd krijgen om zich aan te passen aan de nieuwe regels inzake het werkzaam zijn als wapenhandelaar. Zo dienen wapenhandelaars een register op te zetten waarin zij de koop en verkoop bijhouden. Al met al lijkt een termijn van 12 à 18 maanden hiervoor voldoende.

    4.3

    Wat de indeling van de illegale activiteiten betreft zou een vergelijking tussen het bestaande recht in de lidstaten (15) goede diensten kunnen bewijzen. Het strafrechtelijk kader zou zo snel mogelijk door de Raad moeten worden besproken.

    4.4

    Verder zou het begrip „illegaal verhandelen” in het licht van de strijd tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit moeten worden bekeken, zodat het alleen tot sancties kan komen in gevallen die uitsluitend onder het genoemde protocol vallen.

    4.5

    De Commissie zou de bepaling in nr. 3 c) van bijlage I bij de Richtlijn, met definities van antieke wapens of replica's van antieke wapens, in EU-verband moeten coördineren.

    4.6

    Ten slotte zouden misschien eveneens regelingen moeten worden getroffen voor wapens die voor de jacht of in de sport worden gebruikt of worden verzameld. Ook hier dient de veiligheid namelijk voorop te staan; wapens blijven tenslotte dodelijke voorwerpen. Uiteindelijk is het zo dat mensen die dat willen gemakkelijk aan wapens kunnen komen, en het misbruik dat daarbij op de loer ligt dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. In de geest van het Commissievoorstel zouden de lidstaten wat dit betreft voor het gebruiken of dragen van wapens een vergunning verplicht moeten stellen, waarbij ook de voor de binnenlandse veiligheid verantwoordelijke en met controlebevoegdheden beklede autoriteiten een rol dienen te spelen.

    Brussel, 13 september 2006

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Anne-Marie SIGMUND


    (1)  Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB L 256 van 13-9-1991, blz. 51) In zijn advies hierover (17-12-1987, PB C 35 van 8-2-1988, blz. 5; voorbereid door de toenmalige afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur; rapporteur: Van Dam) schreef het EESC dat de controle op de overbrenging van wapens van de ene lidstaat naar de andere veel te weinig om het lijf had.

    (2)  Besluit van de Raad van 16 oktober 2001 (PB L 280 van 24-10-2001).

    (3)  Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

    (4)  De traceerbaarheid van munitie, een onderwerp dat in het Commissievoorstel niet aan de orde komt, is samen met de handel in munitie en het toezicht op voor civiel gebruik bestemde explosieven tot op zeker hoogte al behandeld in Richtlijn 93/15/EEG van 5 april 1993 (PB L 121 van 15-5-1993, blz. 20; EESC-advies: PB C 313 van 30-11-1992, blz. 13), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van 29 september 2003 (PB L 284 van 31-10-2003, blz. 1; EESC-advies: PB C 241 van 7-10-2002, blz. 128) en in Richtlijn 2004/57/EG van 23 april 2004 (PB L 127 van 29-4-2004, blz. 73), alsmede in de Beschikking van de Commissie (2004/388/EG van 15 april 2004 (PB L 120 van 24-4-2004, blz. 43) en in het programma in de mededeling van de Commissie van 15 juli 2005 om de veiligheid op het gebied van explosieven, detonators en vuurwapens te vergroten.

    (5)  Dit gemeenschappelijk optreden maakte deel uit van het EU-programma tegen de illegale handel in conventionele wapens van juni 1997.

    (6)  Zie voor de periode 2001-2003 PB C 216 van 1-8-2001, blz. 1, PB C 330 van 31-12-2002, blz. 1 en PB C 312 van 22-12-2003, blz. 1.

    (7)  Bij resolutie 53/111 van 9 december 1998 van de Algemene Vergadering van de VN.

    (8)  Bij resolutie 55/25 van 15 november 2000.

    (9)  Wel zou nog eens grondig moeten worden gekeken naar de reden waarom de Commissie zich bevoegd acht om in haar wijzigingsvoorstel met betrekking tot artikel 16 van Richtlijn 91/477/EEG zaken van strafrechtelijke aard te regelen.

    (10)  Speciale vermelding verdienen in dit verband vraag P-4193/97 van afgevaardigde Maria Berger (PB C 223 van 17-7-1998, blz. 70), vraag E-1135/01 van afgevaardigde Christopher Huhne (PB C 350 van 11-12-2001, blz. 78) en vraag E-1359/02 van afgevaardigde Gerhard Schmid (PB C 229 van 26-9-2002, blz. 209).

    (11)  Zie bijvoorbeeld het Besluit van de Raad van 15 november 1999 inzake Cambodja, PB L 294 van 16-11-1999, blz. 5.

    (12)  Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (COM(2001) 521 final van 19-9-2001) en het EESC-advies 1171/2006.

    (13)  Kaderbesluit van 6 juli 2001 (PB L 182 van 5-7-2001).

    (14)  Richtlijn 93/15/EEG van 5 april 1993 (PB L 121 van 15-5-1993), gewijzigd bij Verordening (EG) 1882/2003 van 29-9-2003 (PB L 284 van 31-10-2003).

    (15)  In Portugal zijn bijvoorbeeld alle hier voorgestelde maatregelen al verwerkt in de onlangs aangenomen Wet 5/2006 van 23 februari.


    Top