Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R1226

    Verordening (EG) nr 1226/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften

    PB L 330 van 16.12.2009, p. 1–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2010

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1226/oj

    16.12.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 330/1


    VERORDENING (EG) Nr 1226/2009 VAN DE RAAD

    van 20 november 2009

    tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (2), en met name op artikel 2,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren (3), en met name op artikel 5 en artikel 8, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, alsmede in het licht van eventuele adviezen die zijn ontvangen van de regionale adviesraad voor de Oostzee, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

    (2)

    Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze aan de lidstaten toe te wijzen.

    (3)

    Voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

    (4)

    De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgelegd om de lidstaten in staat te stellen het beheer van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen te garanderen.

    (5)

    In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

    (6)

    Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

    (7)

    Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (4), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (5), Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (6), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (7),Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (8), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (9), Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (10), Verordening (EG) nr. 1098/2007 en Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (11).

    (8)

    Om te garanderen dat de jaarlijkse vangstmogelijkheden worden vastgesteld op een niveau dat overeenstemt met een vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de bestanden, is rekening gehouden met de beginselen voor het bepalen van de TAC’s die zijn omschreven in de mededeling van de Commissie „Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010”.

    (9)

    Om de teruggooi te verminderen, is het dienstig voor soorten waarvoor quota gelden, een verbod op highgrading in te stellen dat inhoudt dat soorten waarvoor quota gelden en die krachtens de communautaire regelgeving voor de visserij legaal kunnen worden gevangen en aangeland, niet mogen worden teruggegooid.

    (10)

    Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moeten in 2010 bepaalde aanvullende maatregelen in het kader van de technische voorschriften voor de visserij ten uitvoer worden gelegd.

    (11)

    Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visserijtakken op 1 januari 2010 met hun activiteiten van start kunnen gaan. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken als bedoeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden voor het jaar 2010 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld, alsmede de voorschriften die bij de benutting van deze vangstmogelijkheden in acht moeten worden genomen.

    Artikel 2

    Werkingssfeer

    Deze verordening is van toepassing op in de Oostzee vissende vissersvaartuigen van de Gemeenschap (vaartuigen van de Gemeenschap).

    Artikel 3

    Definities

    Naast de definities in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn voor de toepassing van deze verordening de volgende definities van toepassing:

    a)

    „de zones van de ICES” (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 afgebakende geografische zones;

    b)

    „de Oostzee”: ICES-deelsectoren 22-32;

    c)

    „totaal toegestane vangsten (TAC’s)”: de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

    d)

    „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Gemeenschap, aan een lidstaat of aan een derde land;

    e)

    „buitengaats doorgebrachte dag”: elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode, waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

    HOOFDSTUK II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VOOR DE BENUTTING DAARVAN GELDENDE VOORSCHRIFTEN

    Artikel 4

    Vangstmogelijkheden en toewijzingen

    De vangstmogelijkheden, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, zijn vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

    Artikel 5

    Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

    1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

    a)

    het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

    b)

    het opnieuw toewijzen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

    c)

    het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    d)

    het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    e)

    verminderingen op grond van artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 338/2008.

    2.   Bij inhoudingen op de quota voor overdracht naar 2011 mag artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, in afwijking van die verordening, worden toegepast op alle bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

    Artikel 6

    Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten

    1.   Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland mits die vis:

    a)

    is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt, of

    b)

    met andere soorten dan haring of sprot is gemengd en niet aan boord of bij aanlanding is gesorteerd, en is gevangen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm.

    2.   Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota aan de lidstaten is toegewezen, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 1, onder b), bedoelde vangsten.

    3.   Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor haring is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die haring bevatten.

    4.   Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor sprot is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die sprot bevatten.

    Artikel 7

    Verbod op highgrading

    Soorten waarvoor quota gelden en die tijdens visserijactiviteiten gevangen worden, worden aan boord van het vaartuig gebracht en vervolgens aangeland, tenzij dit indruist tegen de communautaire visserijwetgeving waarbij technische, controle- en instandhoudingsmaatregelen zijn vastgesteld, inzonderheid onderhavige verordening en de Verordeningen (EG) nr. 2187/2005, (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 2371/2002.

    Artikel 8

    Beperkingen van de visserijinspanning

    1.   De beperkingen van de visserijinspanning zijn vastgesteld in bijlage II.

    2.   De in lid 1 vermelde beperkingen gelden voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, voor zover de Commissie niet overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten deze deelsectoren uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), artikel 8, leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die verordening.

    3.   De in lid 1 vermelde beperkingen zijn niet van toepassing op ICES-deelsector 28.1, voor zover de Commissie niet overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten die deelsector uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), artikel 8, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007.

    Artikel 9

    Technische overgangsmaatregelen

    De technische overgangsmaatregelen zijn vastgesteld in bijlage III.

    HOOFDSTUK III

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 10

    Gegevensverstrekking

    Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de hoeveelheden die uit de bestanden zijn aangeland, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

    Artikel 11

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 20 november 2009.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    E. ERLANDSSON


    (1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    (2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

    (3)  PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

    (4)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1.

    (5)  PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1.

    (6)  PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

    (7)  PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1.

    (8)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

    (9)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

    (10)  PB L 16 van 20.1.2005, blz. 184.

    (11)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.


    BIJLAGE I

    VANGSTMOGELIJKHEDEN EN BIJ DE VISSERIJ IN ACHT TE NEMEN VOORSCHRIFTEN VOOR HET MEERJARENBEHEER VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN PER SOORT EN PER ZONE VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN ZONES MET VANGSTBEPERKINGEN

    Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de daaraan verbonden voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de quota.

    Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In deze tabellen worden voor de verschillende soorten de volgende codes gebruikt:

    Wetenschappelijke benaming

    Drielettercode

    Triviale naam

    Clupea harengus

    HER

    Haring

    Gadus morhua

    COD

    Kabeljauw

    Platichthys flesus

    FLX

    Bot

    Pleuronectes platessa

    PLE

    Schol

    Psetta maxima

    TUR

    Tarbot

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische zalm

    Sprattus sprattus

    SPR

    Sprot


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsectoren 30-31

    HER/3D30.; HER/3D31.

    Finland

    84 721

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Zweden

    18 615

    EG

    103 336

    TAC

    103 336


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsectoren 22-24

    HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

    Denemarken

    3 181

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    12 519

    Finland

    2

    Polen

    2 953

    Zweden

    4 037

    EG

    22 692

    TAC

    22 692


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

    HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32.

    Denemarken

    2 780

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    737

    Estland

    14 198

    Finland

    27 714

    Letland

    3 504

    Litouwen

    3 689

    Polen

    31 486

    Zweden

    42 268

    EG

    126 376

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Haring

    Clupea harengus

    Gebied

    :

    Deelsector 28.1

    HER/03D.RG

    Estland

    16 809

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Letland

    19 591

    EG

    36 400

    TAC

    36 400


    Soort

    :

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Gebied

    :

    EG-wateren van de deelsectoren 25-32

    COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

    Denemarken

    11 777

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    4 685

    Estland

    1 148

    Finland

    901

    Letland

    4 379

    Litouwen

    2 885

    Polen

    13 561

    Zweden

    11 932

    EG

    51 267

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Gebied

    :

    EG-wateren van de deelsectoren 22-24

    COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

    Denemarken

    7 726

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    3 777

    Estland

    171

    Finland

    152

    Letland

    639

    Litouwen

    415

    Polen

    2 067

    Zweden

    2 753

    EG

    17 700

    TAC

    17 700


    Soort

    :

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Gebied

    :

    EG-wateren van de deelsectoren 22-32

    PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32

    Denemarken

    2 179

    Voorzorgs-TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    242

    Polen

    456

    Zweden

    164

    EG

    3 041

    TAC

    3 041


    Soort

    :

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    Gebied

    :

    EG-wateren van de deelsectoren 22-31

    SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

    Denemarken

    60 975 (1)

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    6 784 (1)

    Estland

    6 197 (1)

    Finland

    76 031 (1)

    Letland

    38 783 (1)

    Litouwen

    5 594 (1)

    Polen

    18 497 (1)

    Zweden

    82 420 (1)

    EG

    294 246 (1)

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    Gebied

    :

    EG-wateren van deelsector 32

    SAL/3D32.

    Estland

    1 581 (2)

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Finland

    13 838 (2)

    EG

    15 419 (2)

    TAC

    Niet relevant


    Soort

    :

    Sprot

    Sprattus sprattus

    Gebied

    :

    EG-wateren van de deelsectoren 22-32

    SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

    Denemarken

    37 480

    Analytische TAC.

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing

    Duitsland

    23 745

    Estland

    43 522

    Finland

    19 620

    Letland

    52 565

    Litouwen

    19 015

    Polen

    111 552

    Zweden

    72 456

    EG

    379 955

    TAC

    Niet relevant


    (1)  Aantal stuks

    (2)  Aantal stuks


    BIJLAGE II

    Beperkingen van de visserijinspanning

    1.

    De lidstaten zien erop toe dat de visserij door onder hun vlag varende vissersvaartuigen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, slechts wordt toegestaan gedurende ten hoogste:

    a)

    181 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 22-24, met uitzondering van de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

    b)

    160 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 25-28, met uitzondering van de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

    2.

    Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de in punt 1, onder a) en onder b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal dagen dat voor een van de twee gebieden is toegekend.


    BIJLAGE III

    TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN

    A.   Beperkingen van de visserij op bot en tarbot

    1.

    Het is verboden de volgende vissoorten die zijn gevangen in de geografische gebieden en tijdens de perioden die hierna worden gespecificeerd, aan boord te houden:

    Soort

    Geografisch gebied

    Periode

    Bot (Platichthys flesus)

    Deelsectoren 26, 27, 28 en 29 bezuiden 59°30′NB

    Deelsector 32

    15 februari t/m 15 mei

    15 februari t/m 31 mei

    Tarbot (Psetta maxima)

    Deelsectoren 25, 26 en 28 bezuiden 56°50′NB

    1 juni t/m 31 juli

    2.

    In afwijking van punt 1 geldt dat, wanneer wordt gevist met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 105 mm of meer, of met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 100 mm of meer, de bijvangsten van bot en tarbot aan boord mogen worden gehouden en aangeland mits het aandeel van deze soorten niet meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst in levend gewicht die aan boord wordt gehouden en wordt aangeland tijdens de in punt 1 vastgestelde verbodsperioden.

    B.   Specificaties van het ontsnappingspaneel in het bovenste deel van de kuil („BACOMA”)

    1.

    In afwijking van punt 1, onder e), i), van aanhangsel 1 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 bedraagt de maaswijdte minimaal 120 mm vanaf 1 januari in de deelsectoren 22-24 en vanaf 1 maart in de deelsectoren 25-32.

    2.

    In afwijking van punt 1, onder d), ii), van aanhangsel 1 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 bedraagt de lengte van het paneel minimaal 5,5 m vanaf 1 januari in de deelsectoren 22-24 en vanaf 1 maart in de deelsectoren 25-32.

    3.

    In afwijking van punt 2 bedraagt de lengte van het paneel minimaal 6 m vanaf 1 januari in de deelsectoren 22-24 en vanaf 1 maart in de deelsectoren 25-32, indien een sensor voor het meten van de omvang van de vangsten aan het paneel is bevestigd.

    C.   Specificaties van T90-trawl

    In afwijking van punt b) van aanhangsel 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 bedraagt de maaswijdte minimaal 120 mm vanaf 1 januari in de deelsectoren 22-24 en vanaf 1 maart in de deelsectoren 25-32.


    Top