Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R0986

    Verordening (EG) nr. 986/2003 van de Raad van 5 juni 2003 tot wijziging van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 360/2000 zijn vastgesteld ten aanzien van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China

    PB L 143 van 11.6.2003, p. 5–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/02/2005

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/986/oj

    32003R0986

    Verordening (EG) nr. 986/2003 van de Raad van 5 juni 2003 tot wijziging van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 360/2000 zijn vastgesteld ten aanzien van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China

    Publicatieblad Nr. L 143 van 11/06/2003 blz. 0005 - 0008


    Verordening (EG) nr. 986/2003 van de Raad

    van 5 juni 2003

    tot wijziging van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 360/2000 zijn vastgesteld ten aanzien van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) (hierna "de basisverordening" genoemd), en met name op artikel 11, lid 3,

    Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    1. Thans geldende maatregelen

    (1) In februari 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 360/2000(2) definitieve antidumpingmaatregelen vastgesteld ten aanzien van doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China in de vorm van een minimuminvoerprijs.

    2. Inleiding van de procedure

    (2) Op 13 juni 2002 heeft de Commissie door middel van een bericht ("Bericht van inleiding") in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3) de inleiding bekendgemaakt, op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, van een tussentijdse procedure voor de eventuele herziening van de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op doodgebrand (gesinterd) magnesiet uit de Volksrepubliek China.

    (3) De herzieningsprocedure werd ingeleid op initiatief van de Commissie die wenste na te gaan of de vorm van de antidumpingmaatregelen gepast was. Deze maatregelen bestaan uit een minimuminvoerprijs, bij de toepassing waarvan geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verkoop aan gebonden en niet-gebonden bedrijven of tussen rechtstreekse verkoop naar de Gemeenschap en onrechtstreekse verkoop, dat wil zeggen wanneer het betrokken product niet rechtstreeks door de exporteur in het betrokken land aan een importeur in de Gemeenschap wordt verkocht. Dit gebrek aan onderscheid tussen de verschillende verkoopvormen kan ertoe leiden dat de antidumpingmaatregelen worden ontdoken. De bedrijven kunnen immers de prijs bij invoer in de Gemeenschap op een kunstmatig hoog niveau vaststellen om te voorkomen dat antidumpingrechten moeten worden betaald. Deze kunstmatig hoge prijs kan berusten op een afspraak tussen verbonden bedrijven of het gevolg zijn van verschillende verkooptransacties voordat de goederen worden ingeklaard.

    (4) De bestaande maatregelen lijken daarom niet voldoende om de gevolgen van de schadeveroorzakende dumping tegen te gaan.

    (5) Voorts houden de thans geldende maatregelen geen rekening met situaties waarin de invoergoederen voor het brengen in het vrije verkeer zijn beschadigd. Daar antidumpingmaatregelen niet verder dienen te gaan dan noodzakelijk om schade te voorkomen, moet rekening worden gehouden met een waardevermindering van goederen wanneer deze zijn beschadigd voordat zij in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht.

    3. Onderzoek

    (6) De Commissie heeft de haar bekende belanghebbende producenten/exporteurs, importeurs, verwerkende bedrijven en hun organisaties, alsmede de vertegenwoordigers van het betrokken exportland en de producenten in de Gemeenschap van de opening van het onderzoek in kennis gesteld.

    (7) De betrokkenen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn een onderhoud aan te vragen.

    (8) Een kamer van koophandel in de Volksrepubliek China alsmede producenten en importeurs/handelaars in de Gemeenschap hebben hun standpunt schriftelijk uiteengezet. Alle partijen die binnen de gestelde termijn om een mondeling onderhoud hadden verzocht en die konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, werden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

    (9) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de beoordeling van de gepastheid van de geldende maatregelen noodzakelijk achtte ingewonnen en geverifieerd.

    B. VERKOOP AAN VERBONDEN EN NIET-VERBONDEN BEDRIJVEN

    (10) Bij uitvoer naar bedrijven in de Gemeenschap waarmee zij banden hebben, kunnen de exporteurs waarvoor de maatregelen gelden een prijs op de factuur vermelden die hoger is dan de minimuminvoerprijs en het verbonden bedrijf hiervoor na inklaring compenseren. Hierdoor kan de minimuminvoerprijs ondoeltreffend worden, daar het betrokken product in feite nog tegen een lagere prijs dan de minimuminvoerprijs in de Gemeenschap wordt ingevoerd. Dit kan ertoe leiden dat in de Gemeenschap wederverkoopprijzen worden aangerekend die verhinderen dat de beoogde gevolgen van de maatregelen, namelijk het wegnemen van de schadelijke gevolgen van dumping, worden bereikt.

    (11) Indien evenwel bij verkoop door exporteurs in de Volksrepubliek China aan verbonden importeurs in de Gemeenschap een ad-valoremrecht wordt toegepast, is de kans minder groot dat het recht wordt ontdoken en eventuele prijsmanipulaties worden eerder ontdekt. Een ad-valoremrecht wordt vastgesteld aan de hand van de bepalingen van het communautair douanewetboek(4) inzake de vaststelling van de douanewaarde. Bij transacties tussen niet-verbonden partijen gaat het communautair douanewetboek ervan uit dat de waarde van de invoergoederen voor douanedoeleinden normalerwijze de transactiewaarde is. De douane aanvaardt de transactiewaarde tussen verbonden partijen wanneer de exporteur kan aantonen dat deze waarde niet veel verschilt van een van de transactiewaarden als bedoeld in artikel 30 van het communautair douanewetboek. Het behoort tot de dagelijkse werkzaamheden van de douane om te laag opgegeven transactiewaarden te ontdekken. Indien de douane een kunstmatig lage interne-overdrachtprijs tussen verbonden partijen ontdekt, berekent zij een nieuwe, hogere douanewaarde. De douanewetgeving van de Gemeenschap(5) bevat een uitgebreide definitie van het begrip "verbonden partijen" voor douanedoeleinden. Het behoort tot de gewone werkzaamheden van de douane te bepalen of het om transacties tussen verbonden partijen gaat, en de douane is goed toegerust om de status vast te stellen van de bedrijven die het betrokken product verhandelen. Dit betekent dat indien een ad-valoremrecht van toepassing is, de douane in staat is een aangegeven onregelmatige waarde tussen verbonden partijen te ontdekken, waardoor ontduiking van antidumpingmaatregelen moeilijker wordt.

    (12) Het te betalen recht is dan gebaseerd op de transactiewaarde. Een verlaging van de transactiewaarde heeft gevolgen voor daaropvolgende herzieningsonderzoeken, waaronder onderzoeken naar de absorptie van antidumpingrechten, daar deze lage transactiewaarden als basis zullen dienen voor de vaststelling van de nieuwe exportprijs, waardoor de dumpingmarge hoger kan uitvallen. In geval van een ad-valoremrecht, blijken de (lage) transactiewaarden uit de verzendingsdocumenten.

    (13) Ten slotte wordt opgemerkt dat verbonden partijen bij minimuminvoerprijzen sterker gemotiveerd zullen zijn de prijzen te manipuleren. Bij minimuminvoerprijzen kan het antidumpingrecht door prijsmanipulatie geheel en al worden ontdoken. Bij een ad-valoremrecht daarentegen leidt prijsmanipulatie tot de heffing van een lager recht, daar het recht een percentage is van de prijs. Het risico dat de prijzen worden gemanipuleerd is daarom groter bij toepassing van minimuminvoerprijzen dan bij toepassing van een ad-valoremrecht.

    (14) De EG-producenten hebben verzocht dat de vorm van de maatregelen niet wordt gewijzigd voor transacties tussen verbonden importeurs. Zij voerden aan dat er een risico is dat de nationale douaneautoriteiten de status van verbonden importeurs niet goed kunnen vaststellen. Niet-verbonden importeurs zouden zich als verbonden importeurs voordoen en ten onrechte een voordeel verkrijgen door de toepassing van het ad-valoremrecht in plaats van de toepassing van de minimuminvoerprijs. Het is evenwel zo, zoals hierboven vermeld, dat de douane de status van de betrokkenen wel kan vaststellen. Bovendien, wat de vorm van een antidumpingmaatregel ook is, een minimuminvoerprijs of een ad-valoremrecht, het gevolg is hetzelfde, namelijk het wegnemen van de schadelijke gevolgen van dumping. Om deze redenen, zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat importeurs zich ten onrechte als verbonden partijen voordoen, zal het recht hetzelfde gevolg hebben, terwijl het risico op ontduiking in het algemeen minder zal zijn.

    (15) Op grond van het bovenstaande wordt ook geconcludeerd dat indien bij verkoop door exporteurs in de Volksrepubliek China aan verbonden partijen in de Gemeenschap een ad-valoremrecht geldt, het risico op ontduiking van het recht veel minder groot is. Het verzoek van de EG-producenten de vorm van de maatregelen niet te wijzigen voor verbonden importeurs, wordt daarom afgewezen.

    (16) De EG-producenten voerden ook aan dat de definitie van prijs in het dispositief van Verordening (EG) nr. 360/2000 "nettoprijs franco grens Gemeenschap" het de importeur nog steeds mogelijk maakt de goederen in te klaren in de lokalen van de eindafnemer, met inbegrip van alle logistieke kosten vanaf "cif vrij uit" tot "franco eindafnemer" en dat de invoerprijs daardoor kunstmatig kon worden opgevoerd. Daarom werd verzocht de bewoording te wijzigen in "franco haven Gemeenschap".

    (17) De definitie "nettoprijs franco grens Gemeenschap" betekent evenwel een douanewaarde die uitsluitend de kosten bevat van vervoer, verzekering, laden, lossen, op- en overslag van de invoergoederen tot de plaats van invoer in het douanegebied van de Gemeenschap. Kosten na de invoer vanaf de grens tot de eindafnemer zijn niet in de douanewaarde opgenomen en het verzoek wordt daarom als ongegrond afgewezen.

    (18) De EG-producenten voerden eveneens aan dat de maatregelen een dubbele vorm dienden te hebben om absorptie te voorkomen, dat namelijk een minimuminvoerprijs zou moeten gelden, of een ad-valoremrecht, indien dit hoger is, om prijsmanipulatie te voorkomen. Dit argument was niet verder onderbouwd en werd daarom afgewezen.

    (19) De Chinese Kamer van Koophandel voerde ten slotte aan dat een transactie tegen of boven de minimuminvoerprijs geen schade veroorzaakt, ongeacht het feit of deze transactie verbonden of niet-verbonden partijen betreft. Indien een ad-valoremrecht wordt toegepast op een prijs die gelijk is aan of boven de minimuminvoerprijs, is er een hogere bescherming dan die welke noodzakelijk is om de schade weg te nemen.

    (20) In dit verband wordt erop gewezen dat wat de vorm ook is, minimuminvoerprijs of ad-valoremrecht, de antidumpingmaatregel hetzelfde effect heeft, namelijk het wegnemen van de schadelijke gevolgen van dumping. Anderzijds wordt niet voorgesteld dat het ad-valoremrecht naast de minimuminvoerprijs moet worden toegepast, maar in plaats van de minimuminvoerprijs. Zoals hierboven uiteengezet kunnen exporteurs van producten waarvoor antidumpingmaatregelen gelden gemakkelijk kunstmatig hoge prijzen (dat wil zeggen prijzen boven de minimuminvoerprijs) op de factuur vermelden wanneer zij naar verbonden partijen in de Gemeenschap uitvoeren en deze prijzen na inklaring compenseren. Hierdoor kan de minimuminvoerprijs zinloos worden en de wederverkoopprijzen in de Gemeenschap kunnen dan zodanig zijn dat de maatregelen het beoogde effect missen. Om deze reden, en gezien het ernstige risico van prijsmanipulatie bij verkoop tussen verbonden partijen, wordt het argument van de Kamer van Koophandel afgewezen.

    C. RECHTSTREEKSE/ONRECHTSTREEKSE VERKOOP TUSSEN NIET-VERBONDEN PARTIJEN

    (21) Bij verkoop tussen niet-verbonden partijen dient verder een onderscheid te worden gemaakt tussen rechtstreekse verkoop (dat wil zeggen tussen een importeur in de Gemeenschap en een exporteur in het betrokken land) en onrechtstreekse verkoop (dat wil zeggen niet rechtstreeks door een exporteur in het betrokken land aan een importeur in de Gemeenschap), daar in het laatste geval hetzelfde risico van prijsmanipulatie aanwezig is.

    (22) Een importeur voerde aan dat geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen rechtstreekse en onrechtstreekse verkoop naar de Gemeenschap, daar dit tot een ongelijke behandeling van importeurs zou leiden. Zo zouden importeurs die de goederen via handelaren in derde landen aankopen benadeeld zijn ten opzichte van importeurs die de goederen rechtstreeks bij een exporteur in het betrokken land aankopen, zelfs indien alle betrokken ondernemingen geen banden met elkaar hebben.

    (23) Op de eerste plaats wordt erop gewezen dat de twee soorten maatregelen ten doel hebben een einde te maken aan de schadelijke gevolgen van dumping, en dus van dezelfde orde zijn. Voorts vloeit het onderscheid tussen rechtstreekse en onrechtstreekse verkoop voort uit de noodzaak het risico van prijsmanipulatie te beperken. Dit risico is steeds aanwezig wanneer een exporteur in de Volksrepubliek China niet rechtstreeks verkoopt aan een niet-verbonden importeur in de Gemeenschap, daar het, bij verkoop via handelaars in derde landen, door het grotere aantal betrokkenen voor de douane moeilijker wordt de verschillende stadia na te trekken. De ernst van dit risico werd onderstreept in het Jaarverslag 2000 van de Europese Rekenkamer(6). Gezien het ernstige risico van prijsmanipulatie bij onrechtstreekse verkoop, dat geacht wordt zwaarder te wegen dan het mogelijke nadeel voor importeurs bij aankoop in derde landen, wordt het argument van de importeur afgewezen.

    (24) De conclusie is derhalve dat de minimuminvoerprijs van toepassing blijft bij rechtstreekse verkoop door exporteurs in de Volksrepubliek China aan een niet-verbonden partij in de Gemeenschap, omdat deze maatregel bij het oorspronkelijke onderzoek als de meest passende werd beschouwd. Om het risico van prijsmanipulatie te verminderen, is in alle andere gevallen het eerder vastgestelde ad-valoremrecht van 63,3 %(7) van toepassing.

    D. BESCHADIGDE GOEDEREN

    (25) Volgens artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet de douanewaarde, wanneer goederen voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht zijn beschadigd, worden bepaald door een verhoudingsgewijze aanpassing aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Daarom volgen de ad-valoremrechten op beschadigde goederen de vermindering van de betaalde of te betalen prijzen en wordt het te betalen recht automatisch verminderd.

    (26) Voor beschadigde goederen waarvoor een minimuminvoerprijs geldt, wordt het verschuldigde recht, dat wil zeggen het verschil tussen de minimuminvoerprijs en de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, niet automatisch verlaagd. Dit betekent dat de maatregelen, indien de minimuminvoerprijs voor onbeschadigde goederen ook geldt voor beschadigde goederen, verder gaan dan noodzakelijk is om een einde te maken aan de schade.

    (27) Om een dergelijke situatie te verhelpen dient de minimuminvoerprijs voor beschadigde goederen te worden verminderd met een percentage dat overeenstemt met de vermindering van de werkelijke betaalde of te betalen prijs. Het verschuldigde recht zal dan gelijk zijn aan het verschil tussen de verlaagde minimuminvoerprijs en de verlaagde nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.

    (28) De EG-producenten voerden aan dat de douanewaarde van beschadigde goederen, om fraude te voorkomen, door een onafhankelijke deskundige moet worden vastgesteld.

    (29) De douanewaarde van al dan niet beschadigde goederen wordt evenwel vastgesteld door de douane, overeenkomstig de bepalingen van het communautair douanewetboek. Gezien het bestaan van deze bepalingen die een hoge mate van onpartijdigheid waarborgen, bestaat er geen behoefte aan verdere bepalingen terzake. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

    (30) Omdat belanghebbenden geen geldige argumenten hebben aangevoerd die voor het tegendeel pleiten, wordt geconcludeerd dat, wanneer goederen voor het brengen in het vrije verkeer zijn beschadigd, het verschuldigde recht gelijk dient te zijn aan het verschil tussen de verminderde minimuminvoerprijs en de verminderde nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 360/2000 wordt vervangen door:

    "2. Het bedrag van het antidumpingrecht is:

    a) gelijk aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs van 120 EUR per ton en de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, wanneer laatstgenoemde prijs:

    - lager is dan de minimuminvoerprijs, en

    - vastgesteld is aan de hand van een door een exporteur in de Volksrepubliek China opgestelde factuur die rechtstreeks is gericht aan een niet-verbonden partij in de Gemeenschap (aanvullende Taric-code A439);

    b) nihil, indien de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, vastgesteld is aan de hand van een door een exporteur in de Volksrepubliek China opgestelde factuur die rechtstreeks is gericht aan een niet-verbonden partij in de Gemeenschap, gelijk is aan of hoger dan de minimuminvoerprijs van 120 EUR per ton (aanvullende Taric-code A439);

    c) gelijk aan een ad-valoremrecht van 63,3 % in alle andere gevallen dan die welke hierboven onder a) en b) zijn beschreven (aanvullende Taric-code A999).

    Wanneer het antidumpingrecht wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en de goederen voor het brengen in het vrije verkeer zijn beschadigd waardoor de werkelijk betaalde of te betalen prijs is aangepast voor de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, wordt bovengenoemde minimuminvoerprijs verminderd met het percentage dat overeenstemt met de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het verschuldigde recht is dan gelijk aan het verschil tussen de verminderde minimuminvoerprijs en de verminderde nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.".

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 5 juni 2003.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. Stratakis

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002 (PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1).

    (2) PB L 46 van 18.2.2000, blz. 1.

    (3) PB C 140 van 13.6.2002, blz. 4.

    (4) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

    (5) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2002 (PB L 68 van 12.3.2002, blz. 11).

    (6) PB C 359 van 15.12.2001, blz. 1, punten 1.31 en 1.35.

    (7) Verordening (EG) nr. 3386/93 van de Raad (PB L 306 van 11.12.1993, blz. 16).

    Top