This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0097
Case C-97/21, MV — 98: Judgment of the Court (First Chamber) of 4 May 2023 (request for a preliminary ruling from the Administrativen sad — Blagoevgrad — Bulgaria) — MV — 98 v Nachalnik na otdel ‘Operativni deynosti’ — Sofia v Glavna direktsia ‘Fiskalen kontrol’ pri Tsentralno upravlenie na Natsionalna agentsia za prihodite (Reference for a preliminary ruling — Value added tax (VAT) — Directive 2006/112/EC — Article 273 — Failure to issue a fiscal cash register receipt — Charter of Fundamental Rights of the European Union — Article 50 — Principle ne bis in idem — Cumulation of administrative penalties of a criminal nature for the same act — Article 49(3) — Proportionality of penalties — Article 47 — Right to an effective remedy — Scope of judicial review relating to the provisional enforcement of a penalty)
Zaak C-97/21, MV — 98: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 mei 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Administrativen sad — Blagoevgrad — Bulgarije) — MV — 98 / Nachalnik na otdel “Operativni deynosti” — Sofia v Glavna direktsia “Fiskalen kontrol” pri Tsentralno upravlenie na Natsionalna agentsia za prihodite [Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 273 – Niet-afgifte van een fiscale kassabon – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 50 – Ne-bis-in-idembeginsel – Cumulatie van bestuurlijke sancties van strafrechtelijke aard voor hetzelfde feit – Artikel 49, lid 3 – Evenredigheid van de straffen – Artikel 47 – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte – Omvang van de rechterlijke toetsing van de voorlopige tenuitvoerlegging van een sanctie]
Zaak C-97/21, MV — 98: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 mei 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Administrativen sad — Blagoevgrad — Bulgarije) — MV — 98 / Nachalnik na otdel “Operativni deynosti” — Sofia v Glavna direktsia “Fiskalen kontrol” pri Tsentralno upravlenie na Natsionalna agentsia za prihodite [Prejudiciële verwijzing – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 273 – Niet-afgifte van een fiscale kassabon – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 50 – Ne-bis-in-idembeginsel – Cumulatie van bestuurlijke sancties van strafrechtelijke aard voor hetzelfde feit – Artikel 49, lid 3 – Evenredigheid van de straffen – Artikel 47 – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte – Omvang van de rechterlijke toetsing van de voorlopige tenuitvoerlegging van een sanctie]
PB C 216 van 19.6.2023, p. 5–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 216/5 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 mei 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Administrativen sad — Blagoevgrad — Bulgarije) — MV — 98 / Nachalnik na otdel “Operativni deynosti” — Sofia v Glavna direktsia “Fiskalen kontrol” pri Tsentralno upravlenie na Natsionalna agentsia za prihodite
(Zaak C-97/21 (1), MV — 98)
(Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 273 - Niet-afgifte van een fiscale kassabon - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 50 - Ne-bis-in-idembeginsel - Cumulatie van bestuurlijke sancties van strafrechtelijke aard voor hetzelfde feit - Artikel 49, lid 3 - Evenredigheid van de straffen - Artikel 47 - Recht op een doeltreffende voorziening in rechte - Omvang van de rechterlijke toetsing van de voorlopige tenuitvoerlegging van een sanctie)
(2023/C 216/05)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen sad — Blagoevgrad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: MV — 98
Verwerende partij: Nachalnik na otdel “Operativni deynosti” — Sofia v Glavna direktsia “Fiskalen kontrol” pri Tsentralno upravlenie na Natsionalna agentsia za prihodite
Dictum
Artikel 273 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
moeten aldus worden uitgelegd dat
zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan aan een belastingplichtige voor een en dezelfde overtreding van een belastingverplichting en na afloop van afzonderlijke en zelfstandige procedures maatregelen als een vermogenssanctie en de verzegeling van een bedrijfsruimte kunnen worden opgelegd, tegen welke maatregelen beroep openstaat bij verschillende rechterlijke instanties, voor zover deze regeling niet zorgt voor een coördinatie van de procedures waardoor de extra last van de cumulatie van die maatregelen tot het strikt noodzakelijke kan worden beperkt en die regeling niet kan waarborgen dat de zwaarte van alle opgelegde sancties overeenstemt met de ernst van de overtreding in kwestie.