Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0411

    Zaak T-411/16: Beroep ingesteld op 31 juli 2016 — Syriatel Mobile Telecom/Raad

    PB C 364 van 3.10.2016, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.10.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 364/18


    Beroep ingesteld op 31 juli 2016 — Syriatel Mobile Telecom/Raad

    (Zaak T-411/16)

    (2016/C 364/15)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Syriatel Mobile Telecom (Joint Stock Company) (Damascus, Syrië) (vertegenwoordiger: E. Ruchat, advocaat)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het beroep van verzoekster ontvankelijk en gegrond te verklaren;

    dientengevolge besluit (GBVB) 2016/850 van 27 mei 2016 en de uitvoeringshandelingen daarvan nietig te verklaren, voor zover zij verzoekster betreffen;

    de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van de rechten van verdediging en van het recht op doeltreffende rechterlijke bescherming, dat is vervat in de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: „EVRM”), artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: „VWEU”) en de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

    2.

    Tweede middel: schending van de motiveringsplicht, voor zover de door de Raad verstrekte motivering niet voldoet aan de verplichting die krachtens artikel 6 EVRM, artikel 296 VWEU en artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op de instellingen van de Europese Unie rust.

    3.

    Derde middel: de Raad heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt wat betreft de betrokkenheid van verzoekster bij de financiering van het Syrische regime.

    4.

    Vierde middel: de bestreden maatregelen beperken op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze verzoeksters grondrechten en meer bepaald haar in artikel 1 van het eerste aanvullend protocol bij het EVRM en in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vervatte recht op eigendom, en haar in de artikelen 8 en 10, lid 2, EVRM neergelegde recht op eerbiediging van haar eer en goede naam.

    5.

    Vijfde middel: schending van de richtsnoeren van de Raad van 2 december 2005 inzake de implementatie en evaluatie van restrictieve maatregelen (sancties) in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (document 15114/05 van de Raad van 2 december 2005).


    Top