EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0132

Zaak C-132/14: Beroep ingesteld op 21 maart 2014 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

PB C 175 van 10.6.2014, p. 24–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/24


Beroep ingesteld op 21 maart 2014 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-132/14)

2014/C 175/30

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: I. Liukkonen en L. Visaggio, gemachtigden)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) nr. 1385/2013 van de Raad van 17 december 2013 tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1224/2009, en verordeningen (EG) nr. 1069/2009, (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad in verband met de wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (1) nietig verklaren;

de Raad van de Europese Unie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Europees Parlement verzoekt om nietigverklaring van verordening (EU) nr. 1385/2013, dat de Raad heeft vastgesteld op de grondslag van artikel 349 VWEU.

Het Parlement betwist de door de Raad gekozen rechtsgrondslag. Artikel 349 VWEU kan niet dienen als rechtsgrondslag voor alle vastgestelde maatregelen, maar enkel voor sommige ervan waarmee wordt afgeweken van de toepassing van het Unierecht op Mayotte. De bestreden verordening stelt ook maatregelen vast op gebieden die vallen onder het gemeenschappelijk visserijbeleid en de bescherming van de volksgezondheid, zonder dat deze maatregelen hun grond vinden in de structurele economische en sociale situatie waarin Mayotte zich specifiek bevindt.

Volgens het Parlement had de betrokken handeling dus, overeenkomstig de verschillende onderwerpen die hierbij worden geregeld, moeten worden vastgesteld op de gezamenlijke grondslag van de artikelen 43, lid 2, 168, lid 4, punt b, en 349 VWEU, en niet enkel grond van dit laatste artikel.


(1)  PB L 354, blz. 86.


Top