Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0587

    Zaak C-587/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2011 door Omnicare, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 9 september 2011 in zaak T-289/09, Omnicare, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Astellas Pharma GmbH

    PB C 25 van 28.1.2012, p. 40–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.1.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 25/40


    Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2011 door Omnicare, Inc. tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 9 september 2011 in zaak T-289/09, Omnicare, Inc./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Astellas Pharma GmbH

    (Zaak C-587/11 P)

    (2012/C 25/76)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Omnicare, Inc. (vertegenwoordiger: M. Edenborough QC)

    Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Astellas Pharma GmbH

    Conclusies

    het bestreden arrest vernietigen, en

    het Bureau verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en van de procedure voor het Gerecht.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirante voert één middel aan, namelijk dat het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) (de „nieuwe verordening”) onjuist heeft toegepast. De onderhavige zaak betreft een oppositie die Astellas Pharma GmbH (voorheen Yamanouchi Pharma GmbH) (hierna: „opposant”) heeft ingesteld op basis van haar Duitse merkinschrijving nr. 394 01 348, waarbij zij heeft betoogd dat er verwarringsgevaar bestond in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (2) (de „oude verordening”) (maar waarvan de relevante onderdelen gelijk zijn aan die van de nieuwe verordening). Aangezien het oudere merk gedurende meer dan vijf jaar was ingeschreven alvorens de oppositie werd ingesteld, diende opposant aan te tonen dat het merk normaal was gebruikt om het als basis voor de oppositie te kunnen gebruiken.

    Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat het oudere merk waarop opposant zich baseerde, volgens de wet normaal was gebruikt. Niet wordt betwist dat het betrokken merk daadwerkelijk in de handel was gebruikt door of met toestemming van opposant met betrekking tot de diensten waarvoor het was ingeschreven. Dat gebruik had echter betrekking op de verlening van kosteloze diensten. Volgens de wet kan dat gebruik dus niet worden aangevoerd om aan te tonen dat het merk normaal was gebruikt. Daarover is er rechtspraak geweest, die volgens rekwirante (a) onjuist is toegepast door het Gerecht en (b) hoe dan ook incoherent is. Het Hof dient dan ook uitspraak te doen over de vraag welke rechtsgevolgen in een dergelijk feitelijk scenario moeten worden getrokken.


    (1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

    (2)  Verordening (EG) nr. 40/1994 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 11, blz. 1).


    Top