Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0564

    Zaak C-564/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Consiglio di Stato (Italië) op 9 november 2011 — Consulta Regionale Ordine Ingegneri della Lombardia e a./Comune di Pavia

    PB C 73 van 10.3.2012, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 73/14


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Consiglio di Stato (Italië) op 9 november 2011 — Consulta Regionale Ordine Ingegneri della Lombardia e a./Comune di Pavia

    (Zaak C-564/11)

    2012/C 73/25

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Consiglio di Stato

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Consulta Regionale Ordine Ingegneri della Lombardia, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Brescia, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Como, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Cremona, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecco, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lodi, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Milano, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Pavia, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Varese

    Verwerende partij: Comune di Pavia

    Prejudiciële vraag

    Staat richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, met name de artikelen 1, lid 2, sub a en d, 2, en 28 en bijlage II categorieën 8 en 12, in de weg aan een nationale regeling die toestaat dat schriftelijke overeenkomsten worden gesloten tussen twee aanbestedende diensten voor een taak van onderzoek en technisch en wetenschappelijk advies bij het opstellen van de handelingen die het gemeentelijke bestemmingsplan vormen zoals omschreven in de nationale en regionale sectorregeling, met een financiële tegenprestatie die kan worden verondersteld geen werkelijke beloning te zijn, wanneer de met de uitvoering van deze taak belaste overheidsinstantie de hoedanigheid van marktdeelnemer zou kunnen hebben?


    Top