This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62007CA0339
Case C-339/07: Judgment of the Court (First Chamber) of 12 February 2009 (reference for a preliminary ruling from the Bundesgerichtshof — Germany) — Christopher Seagon in his capacity as liquidator in respect of the assets of Frick Teppichboden Supermärkte GmbH v Deko Marty Belgium NV (Judicial cooperation in civil matters — Insolvency proceedings — Court with jurisdiction)
Zaak C-339/07: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Rechtsanwalt Christopher Seagon, als curator van Frick Teppichboden Supermärkte GmbH/Deko Marty Belgium NV (Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Insolventieprocedures — Bevoegde rechter)
Zaak C-339/07: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Rechtsanwalt Christopher Seagon, als curator van Frick Teppichboden Supermärkte GmbH/Deko Marty Belgium NV (Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Insolventieprocedures — Bevoegde rechter)
PB C 82 van 4.4.2009, p. 4–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 82/4 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — Rechtsanwalt Christopher Seagon, als curator van Frick Teppichboden Supermärkte GmbH/Deko Marty Belgium NV
(Zaak C-339/07) (1)
(Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Insolventieprocedures - Bevoegde rechter)
(2009/C 82/07)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Christopher Seagon, als curator van Frick Teppichboden Supermärkte GmbH
Verwerende partij: Deko Marty Belgium NV
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesgerichtshof — Uitlegging van artikel 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160, blz. 1) en van artikel 1, lid 2, sub b, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1) — Bevoegdheid van het gerecht van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is om beslissingen te nemen die rechtstreeks volgen uit de insolventieprocedure en daarmee nauw samenhangen — Actio pauliana (Insolvenzanfechtungsklage) strekkende tot terugbetaling van een bedrag door de schuldenaar aan een vennootschap die haar statutaire zetel in een andere lidstaat heeft
Dictum
Artikel 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, moet aldus worden uitgelegd dat de rechterlijke instanties van de lidstaat op wiens grondgebied de insolventieprocedure is geopend, bevoegd zijn om uitspraak te doen over een faillissementspauliana die is gericht tegen een verweerder die zijn statutaire zetel in een andere lidstaat heeft.