Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AE4024

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 (COM(2021) 572 final)

    EESC 2021/04024

    PB C 152 van 6.4.2022, p. 169–174 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.4.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 152/169


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Nieuwe EU-bosstrategie voor 2030

    (COM(2021) 572 final)

    (2022/C 152/28)

    Rapporteur:

    Simo TIAINEN

    Raadpleging

    Europese Commissie, 10.8.2021

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

    Goedkeuring door de afdeling

    25.11.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    8.12.2021

    Zitting nr.

    565

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    227/1/6

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    In haar nieuwe “EU-bosstrategie voor 2030” stelt de Europese Commissie zeer terecht dat bossen een veelzijdige rol spelen en een aanzienlijk economisch, sociaal en ecologisch potentieel hebben. De vitaliteit en gezondheid van bossen zijn van essentieel belang, niet alleen om milieu- en klimaatredenen, maar ook met het oog op de bevordering van de op bosbouw gebaseerde economische ontwikkeling en het welzijn van de bevolking. Het Comité vindt het een goede zaak dat er in de bosstrategie aandacht wordt besteed aan economische en maatschappelijke kansen, zij het dat dit wel wat uitgebreider had gemogen. Het EESC merkt ook op dat er geen antwoord wordt gegeven op de vraag hoe de niet-commerciële ecosysteemdiensten die door de bossen en dus door de boseigenaren worden geleverd, worden vergoed. In de strategie worden een paar positieve voorbeelden beschreven, en het Comité zou graag zien dat er een werkelijk overtuigende en duurzame oplossing voor de toekomst wordt aangereikt.

    1.2.

    Met de bosstrategie moet een brug worden geslagen tussen de verschillende beleidsterreinen en strategieën die betrekking hebben op bossen en de op bosbouw gebaseerde bio-economie. Het EESC wijst er tevens op dat het belangrijk is dat besluiten op het juiste niveau worden genomen, met inachtneming van de bevoegdheden en het subsidiariteitsbeginsel. Aangezien de bossen in de EU sterk van elkaar verschillen, zijn er geen pasklare oplossingen en kunnen het bosbeheer en de bosbeheerplanning het best op nationaal niveau worden aangepakt om bij te dragen tot gemeenschappelijke doelstellingen. Wel is er een kader op EU-niveau nodig voor kwesties die verband houden met de eengemaakte markt en voor milieu- en klimaatkwesties die niet alleen met nationale maatregelen kunnen worden opgelost en waarvoor vaak ook internationale actie nodig is.

    1.3.

    Op alle besluitvormingsniveaus moet nauwer worden samengewerkt. Het EESC benadrukt dan ook dat vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, inclusief bedrijven, vakbonden en milieuorganisaties, nauw moeten worden betrokken bij de verdere ontwikkeling en monitoring van de strategie en wijst op de centrale rol die boseigenaren, de industrie en werknemers spelen in duurzaam bosbeheer en de op bosbouw gebaseerde bio-economie.

    1.4.

    Het EESC dringt aan op coherentie, zekerheid, stabiliteit, duidelijkheid en consistentie in het beleids- en regelgevingskader. Het is van cruciaal belang dat er geen initiatieven worden genomen die overlappen of in tegenspraak zijn met bestaande, op ruime schaal goedgekeurde definities, beginselen, criteria, indicatoren, richtsnoeren en regelingen inzake duurzaamheid. Bescherming van eigendom en vrij ondernemerschap zijn eveneens beginselen die in acht moeten worden genomen.

    1.5.

    Aangezien tal van kwesties onduidelijke gevolgen hebben, dringt het EESC aan op een uitgebreide effectbeoordeling van de strategie om na te gaan wat de gevolgen zijn voor de marktomstandigheden, de plattelandsgebieden en de verschillende financieringsbehoeften, onder meer voor onderzoek en innovatie, ontwikkeling van vaardigheden, infrastructuur, beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, en de verbetering van de biodiversiteit.

    1.6.

    Het EESC vindt het een goede zaak dat in de strategie de nodige aandacht wordt besteed aan de aanpassing aan klimaatverandering, aangezien de opwarming van de aarde de omstandigheden voor bomen en alle organismen beïnvloedt en gepaard gaat met bosrampen, die fatale gevolgen hebben voor zowel milieu als economie. Het EESC benadrukt tevens dat er vanuit een holistische benadering moet worden gekeken naar de rol die bossen en de op bosbouw gebaseerde bio-economie spelen bij de beperking van klimaatverandering, zodat kan worden gezorgd voor de beste combinatie van vastlegging, opslag en vervanging teneinde een economie tot stand te brengen waarin fossiele brandstoffen geen rol meer spelen. Het Comité wijst bovendien, net als de Commissie in haar bosstrategie, op het belang van een geïntegreerde aanpak van bosbeheer en bescherming van de biodiversiteit.

    1.7.

    Het EESC moedigt onderzoek aan naar de verbanden tussen klimaatverandering, bosecosystemen en bosbeheer en dringt aan op de systematische verzameling en uitwisseling van betrouwbare gegevens over de toestand van bossen. Het EESC wijst ook op het belang van innovatie op het gebied van duurzame en klimaatbestendige productie van biomassa, nieuwe bosbouwproducten en circulaire-economiepraktijken, waarbij ten volle gebruik moet worden gemaakt van digitale technologieën.

    1.8.

    De digitalisering en verduurzaming van op bosbouw gebaseerde activiteiten vergen nieuwe vaardigheden, die vooral in aanmerking moeten worden genomen bij beroepsopleidingen en bij het organiseren van bij- en omscholing. Het EESC onderstreept het belang van het scheppen van hoogwaardige banen en het bieden van kansen en passende arbeidsomstandigheden aan werknemers in de op hout gebaseerde bio-economie. Daarnaast wijst het op de rol van de sociale dialoog bij de ontwikkeling van vaardigheden en bij zaken als gezondheid en veiligheid op het werk. Om het publiek en met name jongeren bewuster te maken van moderne, op bosbouw gerichte activiteiten, is ook samenwerking nodig.

    1.9.

    Er moet een gunstig klimaat worden geschapen voor productieve investeringen in alle waardeketens, om het innovatie- en werkgelegenheidspotentieel van de op bosbouw gebaseerde bio-economie te benutten. Voorts beklemtoont het EESC dat er moet worden geïnvesteerd in infrastructuur teneinde de logistiek te faciliteren en de digitalisering van bosbouwactiviteiten mogelijk te maken.

    1.10.

    Om bij te dragen tot de mondiale ontwikkeling dringt het EESC er bij de EU op aan om actief te ijveren voor een gelijk speelveld voor EU-ondernemingen die actief zijn op de internationale bio -economiemarkten, en om de wereldwijde tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten die bijdragen tot de bescherming en het duurzame gebruik van bossen, te bevorderen.

    2.   Algemene opmerkingen: beleidskader

    2.1.

    Met de “nieuwe EU-bosstrategie voor 2030” wordt de bestaande EU-bosstrategie van 2013 geactualiseerd om tegemoet te komen aan de recente ontwikkelingen en om in te spelen op de doelstellingen van de Europese Green Deal, met als doel een moderne, koolstofneutrale, hulpbronnenefficiënte, concurrerende en sociaal rechtvaardige EU tot stand te brengen. Het EESC heeft zijn standpunt over het voortgangsverslag over de vorige strategie al kenbaar gemaakt (1).

    2.2.

    Bossen spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van de Green Deal, aangezien zij intrinsiek verbonden zijn met de verschillende bouwstenen van de deal, d.w.z. het bevorderen van duurzame industrieën, energie, vervoer, bouw- en voedselsystemen, alsmede het aanpakken van klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en milieuverontreiniging.

    2.3.

    Bossen vormen ook een belangrijke mondiale aangelegenheid en zijn relevant voor veel van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties, waaronder die met betrekking tot het leven op het land, klimaatactie, armoedebestrijding, gezondheid en welzijn, industrie en innovatie, waardig werk en economische groei.

    2.4.

    Gezien de veelzijdige rol en mogelijkheden van bossen in termen van economische, sociale en milieuvoordelen, acht het Comité het van belang dat alle functies van bossen zo worden ontwikkeld dat zij optimale voordelen opleveren.

    2.5.

    Het is van essentieel belang de vitaliteit en gezondheid van bossen in stand te houden, zowel uit milieu- en klimaatoverwegingen als met het oog op de bevordering van de op bosbouw gebaseerde economische ontwikkeling en het welzijn van de bevolking. Het Comité vindt het een goede zaak dat er in de bosstrategie aandacht wordt besteed aan economische en maatschappelijke kansen, zij het dat dit wel wat uitgebreider had gemogen. Het EESC merkt ook op dat er geen antwoord wordt gegeven op de vraag hoe de niet-commerciële ecosysteemdiensten die door de bossen en dus door de boseigenaren worden geleverd, worden vergoed. In de strategie worden een paar positieve voorbeelden beschreven, en het Comité zou graag zien dat er een werkelijk overtuigende en duurzame oplossing voor de toekomst wordt aangereikt.

    2.6.

    Het EESC is van mening dat met de bosstrategie een brug moet worden geslagen tussen de verschillende beleidsterreinen en strategieën die betrekking hebben op bossen en de op bosbouw gebaseerde bio-economie. Dit vergt sectoroverschrijdende samenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie, industrie-, werkgelegenheids- en fiscaal beleid, naast klimaat- en milieubeleid en de plattelandsontwikkelingsdimensie van het landbouwbeleid.

    2.7.

    Het EESC wijst er tevens op dat het belangrijk is dat besluiten op het juiste niveau worden genomen, met inachtneming van de bevoegdheden en het subsidiariteitsbeginsel. Als algemene regel geldt dat kwesties in verband met de eengemaakte markt solide maatregelen op EU-niveau vereisen. Een kader op EU-niveau is ook nodig voor milieu- en klimaatkwesties die niet alleen met nationale maatregelen kunnen worden opgelost en waarvoor vaak ook internationale actie nodig is.

    2.8.

    Bosbeheer en bosbeheerplanning, daarentegen, kunnen het best op nationaal niveau worden aangepakt om bij te dragen tot gemeenschappelijke doelstellingen. De betrokkenheid en steun van de lidstaten zijn volgens het EESC dan ook van cruciaal belang voor de uitvoering van de strategie. De nationale strategische plannen voor bossen spelen hierbij een essentiële rol, onder meer door klimaat- en biodiversiteitsaspecten in de plannen op te nemen en door manieren te vinden om boseigenaren economische compensatie te bieden voor niet-commerciële ecosysteemdiensten van bossen. Er bestaan geen pasklare oplossingen, aangezien de kenmerken van bossen in de EU sterk van elkaar verschillen. Ook het belang van bossen voor de nationale economie verschilt per lidstaat, evenals de eigendom van bossen, die soms in handen zijn van de overheid en grote particuliere ondernemingen en investeerders, maar soms ook particulier familiebezit zijn.

    2.9.

    Het EESC pleit voor de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten en voor intensivering van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, die gebaseerd moet zijn op herziene werkmethoden in plaats van op nieuwe formele organen. Het EESC benadrukt tevens dat vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, inclusief bedrijven, vakbonden en milieuorganisaties, nauw moeten worden betrokken bij de verdere ontwikkeling en monitoring van de strategie en wijst op de centrale rol die boseigenaren, de industrie en werknemers spelen in duurzaam bosbeheer en de op bosbouw gebaseerde bio-economie. Investeringen in capaciteitsopbouw van belanghebbenden en bevoegde autoriteiten zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de strategie.

    2.10.

    Gezien de sleutelrol die particuliere boseigenaren en ondernemingen spelen, moet ten volle rekening worden gehouden met de bescherming van eigendom en vrij ondernemerschap. In het algemeen is het niet haalbaar om controle uit te oefenen op productassortimenten, grondstofkeuzes of operationele praktijken; wat wel haalbaar is, is het vaststellen van wetenschappelijk gefundeerde en technologieneutrale randvoorwaarden waarbinnen actoren in de bio-economie kunnen innoveren, investeren en opereren. Dit geldt bijvoorbeeld voor het cascaderingsbeginsel, waarvan de toepassing marktgericht moet zijn.

    2.11.

    Het EESC dringt aan op coherentie, zekerheid, stabiliteit, duidelijkheid en consistentie in het beleids- en regelgevingskader, gezien de lange investeringscycli van veel activiteiten in de bio -economie. Het is van cruciaal belang dat er geen initiatieven worden genomen die overlappen of in tegenspraak zijn met bestaande, op ruime schaal goedgekeurde definities, beginselen, criteria, indicatoren, richtsnoeren en regelingen inzake duurzaamheid. Bovendien moet bij alle initiatieven buitensporige bureaucratische rompslomp, zoals het veelvuldig verzamelen en rapporteren van gegevens, worden vermeden.

    2.12.

    Volgens het EESC is het van cruciaal belang om bij verdere werkzaamheden zorgvuldig na te denken over en strikt de hand te houden aan bovengenoemde beginselen met betrekking tot het besluitvormingsniveau, eigendom, stabiliteit, coherentie en het vermijden van overlappingen. Dit geldt met name voor de initiatieven op het gebied van het monitoringsysteem, indicatoren en drempelwaarden voor duurzaam bosbeheer, een certificeringsregeling voor bosbouw die dichter bij de natuur staat, en bosgerelateerde criteria voor duurzame financiering.

    2.13.

    Al met al zijn de implicaties van de strategie onduidelijk en kunnen sommige van haar initiatieven de waardeketens in de bosbouw verzwakken en de werkgelegenheid in gevaar brengen, met name in plattelandsgebieden, doordat duurzame houtkap wordt beperkt. Het EESC dringt er daarom op aan dat de strategie aan een uitgebreide effectbeoordeling wordt onderworpen met als doel de cumulatieve economische, sociale en milieugevolgen ervan te evalueren. Dit is ook nodig om na te gaan wat de verschillende financieringsbehoeften zijn, waaronder die met betrekking tot onderzoek en innovatie, ontwikkeling van vaardigheden, infrastructuur, beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, en de bescherming en verbetering van de biodiversiteit.

    3.   Specifieke opmerkingen: de rol van bossen bij klimaatverandering en biodiversiteit

    3.1.

    Bossen spelen een belangrijke rol bij natuurlijke processen, onder andere bij het beheersen van de cycli van koolstof, water en voedingsstoffen, bij de bodemvorming en bij het behoud van de biodiversiteit. Daartegenover staat dat de bossen zelf opmerkelijk kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering.

    3.2.

    In de EU zijn het totale bosareaal en het areaal aan beschermde bossen de laatste decennia toegenomen — de aanwas van hout is groter dan de kap — en bossen zijn een belangrijke koolstofput (2). Op mondiaal niveau daarentegen gaat de ontbossing door — vooral in tropische gebieden — waardoor deze bossen een bron van emissies worden en in belangrijke mate bijdragen aan het voortdurende verlies van biodiversiteit (3). Het EESC wijst er derhalve op dat ook de rol van bossen op mondiaal niveau moet worden onderzocht, en dringt er bij de EU op aan om zich actief in te zetten voor de mondiale tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten die bijdragen aan de bescherming en het duurzame gebruik van bossen.

    3.3.

    Bossen en de op bosbouw gebaseerde bio-economie spelen een meervoudige rol bij de beperking van klimaatverandering, namelijk door de vastlegging en opslag van koolstof en door de vervanging van grondstoffen, energie en producten van fossiele oorsprong. Hieruit volgt dat er synergieën en wisselwerkingen tussen de verschillende maatregelen bestaan (4). Het EESC wijst er daarom op dat al deze mechanismen op holistische wijze moeten worden bestudeerd om tot de meest duurzame oplossingen te komen voor de totstandbrenging van een economie waarin fossiele brandstoffen geen rol meer spelen.

    3.4.

    Koolstofvastlegging is niet alleen een kwestie van bosareaal, maar in de eerste plaats een kwestie van bosgroei en sterke fotosynthese. Naast bebossing en herbebossing zijn daarom actief beheer, gebruik en vernieuwing van bossen van essentieel belang om het potentieel van bossen als koolstofput te benutten.

    3.5.

    De rol van bossen bij de opslag van koolstof is ook veelvoudig, aangezien koolstof niet alleen in bomen en in de bodem wordt opgeslagen, maar ook in producten op basis van hout. Houtproducten met een lange levensduur, zoals gebouwen en hoogwaardige meubels, zijn in dit opzicht het meest doeltreffend. Ook bosbouwproducten met een kortere levensduur behouden hun koolstofgehalte, mits zij worden gerecycled. Wanneer hernieuwbare, op bosbouw gebaseerde grondstoffen worden gebruikt ter vervanging van fossiele grondstoffen, wordt bovendien het vrijkomen van koolstof uit fossiele opslag vermeden.

    3.6.

    Het EESC dringt er ook op aan dat de kwetsbaarheid van bossen voor klimaatverandering en de noodzaak van aanpassing grondig worden aangepakt, aangezien de opwarming de toestand van bomen en alle organismen beïnvloedt en gepaard gaat met bosrampen ten gevolge van toegenomen droogte, branden, stormen en plagen. Daartegenover staat dat bossen bijdragen aan de aanpassing aan klimaatverandering doordat ze bescherming bieden tegen erosie, aardverschuivingen en overstromingen.

    3.7.

    Bossen, met inbegrip van beheerde bossen, zijn ook van cruciaal belang voor de biodiversiteit, aangezien zij de habitats vormen van de meeste terrestrische organismen. Biodiversiteit kan op verschillende manieren in stand worden gehouden: door bedreigde soorten te beschermen, door beschermde gebieden te creëren waarin beperkte of geen menselijke activiteiten zijn toegestaan, of door bosbeheerpraktijken toe te passen die het mogelijk maken om naast het sociaal -economische gebruik van bossen de biodiversiteit te behouden.

    3.8.

    Gezien het feit dat het merendeel van de bossen wordt beheerd, wil het EESC wijzen op het belang van een geïntegreerde aanpak van het bosbeheer en de bescherming van de biodiversiteit, zodat de vele functies van bossen gecombineerd kunnen worden. Het EESC erkent de marktgebaseerde en vrijwillige maatregelen ter bescherming van de biodiversiteit en ter vastlegging van koolstof door boseigenaren en steunt het onderzoek naar en de ontwikkeling van regelingen voor creditering van dergelijke maatregelen.

    3.9.

    Zowel de koolstofvastleggingscapaciteit als de biodiversiteit van de bossen verschillen aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. De verschillen houden deels verband met verschillende natuurlijke omstandigheden en deels met de wijze waarop de bossen in de loop der tijd zijn beheerd en gebruikt. De noodzaak om bossen te beschermen en te herstellen verschilt dus ook binnen de EU, hetgeen moet worden onderkend bij het vaststellen van de bossen die moeten worden hersteld of beschermd.

    3.10.

    Het EESC moedigt aan om onderzoek te blijven doen naar de fysische, chemische en biologische processen en naar de verbanden tussen klimaatverandering, bosecosystemen, en menselijke activiteiten, teneinde ervoor te zorgen dat bosbeheerpraktijken op degelijke wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Het is ook belangrijk om systematisch gegevens over de toestand van bossen bij te houden en uit te wisselen en daarbij ten volle gebruik te maken van digitale instrumenten en systemen, alsook een goede bescherming en betrouwbaarheid van gegevens te waarborgen.

    3.11.

    Het EESC steunt het initiatief om 3 miljard bomen te planten als een praktisch demonstratieproject, met inbegrip van een goede planning van locaties en soorten, toewijzing van personele en financiële middelen, aanplant, beheer en een nauwlettende monitoring van de ontwikkelingen en resultaten. Deze bebossing mag niet leiden tot concurrentie wat betreft het gebruik van land voor de voedselproductie en mag evenmin voorbijgaan aan de noodzaak om op sommige plaatsen een open landschap in stand te houden.

    4.   Specifieke opmerkingen: de economische en sociale rol van bossen

    4.1.

    Bossen voorzien in een grote verscheidenheid van dagelijkse behoeften, doordat ze grondstoffen leveren voor industriële en consumentenproducten, ruimte bieden voor recreatie en een bron zijn voor gezond voedsel voor direct huishoudelijk gebruik. Bossen spelen dus een essentiële rol in de op hout en op andere grondstoffen dan hout gebaseerde bio-economie, en dragen bij tot de gezondheid en het geestelijk welzijn.

    4.2.

    De op bosbouw gebaseerde bio-economie berust op diverse waardeketens, die zowel boseigenaren als vele soorten industrieën en diensten omvatten, gaande van ondernemers op het gebied van bosbouwmachines en vervoer tot houtverwerkende bedrijven en van lokale micro -ondernemingen, coöperaties en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) tot grote internationale bedrijven. De op bosbouw gebaseerde bio-economie zorgt bijgevolg voor werkgelegenheid in tal van sectoren en op diverse locaties, en is van groot belang voor plattelandsgebieden.

    4.3.

    Het meeste rondhout in de EU wordt gebruikt als industriële grondstof (stammen en pulphout), terwijl het gebruik van hout als brandstof aanzienlijk varieert tussen de lidstaten (5). Voorspeld wordt dat de mondiale vraag naar zowel traditionele als nieuwe producten op basis van hout, met uitzondering van drukpapier, zal toenemen. Het EESC beveelt aan ervoor te zorgen dat normen en standaarden het gebruik van producten en constructies op basis van hout niet belemmeren, maar juist aanmoedigen, en er tevens op toe te zien dat consumenten correct worden geïnformeerd over de mogelijke aanwezigheid van andere stoffen dan hout in die producten door middel van passende etikettering.

    4.4.

    Volgens de huidige goede praktijken moeten verschillende soorten bomen en verschillende delen van een boom worden gebruikt voor het doel en de producten waarvoor zij het meest geschikt zijn en op die manier de grootste toegevoegde waarde genereren zonder natuurlijke hulpbronnen te verspillen. Veel op bosbouw gebaseerde energie wordt geproduceerd uit dunningshout, kapafval of nevenstromen van houtbewerking. Pulpfabrieken zijn een goed voorbeeld van fabrieken die als bijproduct elektriciteit en warmte produceren. Bovendien worden nevenstromen en restafval gebruikt als grondstof in bestaande industriële processen en, in toenemende mate, voor nieuwe bioproducten.

    4.5.

    Het EESC wijst op het belang van een intensieve ontwikkeling van technologieën en oplossingen voor een duurzame en klimaatbestendige productie van biomassa, energie- en materiaalefficiëntie en circulaire-economiepraktijken in alle waardeketens van de bosbouwsector. Digitale technologieën, waaronder AI, hebben een aanzienlijk potentieel om de ontwikkeling en optimalisering van bosbeheer, industriële processen, logistiek en interactie tussen partners in de toeleveringsketen te ondersteunen.

    4.6.

    Met de meest ingrijpende innovaties worden nieuwe materialen en producten gegenereerd, met inbegrip van biochemicaliën, geavanceerde biobrandstoffen en textielvezels, en sommige van deze producten hebben zowel een geringe omvang als een hoge toegevoegde waarde. Aangezien de ontwikkeling van nieuwe producten vaak plaatsvindt in het kader van de lopende productie, ontstaan uit de traditionele productie-eenheden nieuwe bedrijfsecosystemen waarbij een grote verscheidenheid aan ondernemingen, met name kmo’s, betrokken is.

    4.7.

    De ontwikkeling van vaardigheden is een noodzakelijke voorwaarde om de bosbouwactiviteiten te kunnen digitaliseren en vergroenen. Daarnaast is de ontwikkeling van vaardigheden ook een noodzakelijk middel om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft. De nieuwe vraag naar vaardigheden moet in aanmerking worden genomen bij beroeps- en universitaire opleidingen en bij het verzorgen van bij- en omscholing. Bovendien is er behoefte aan praktische adviesdiensten om bedrijven, en met name kleine ondernemingen, te helpen aan de nieuwe eisen te voldoen.

    4.8.

    Het EESC wijst op de rol van de sociale dialoog bij de ontwikkeling van vaardigheden en de gezondheid en de veiligheid op het werk. Door middelen uit het ESF+ in te zetten voor de bevordering van hoogwaardige banen en passende arbeidsomstandigheden in de op hout gebaseerde bio-economie kan armoede worden tegengegaan en de leegloop van het platteland worden verminderd. Armoedebestrijding draagt ook bij tot het terugdringen van illegale houtkap, met name voor verwarmingsdoeleinden.

    4.9.

    Aangezien er hoofdzakelijk mannen werken in bosgerelateerde banen en de gemiddelde leeftijd van de mensen in deze banen relatief hoog is, is het belangrijk dat de sector aantrekkelijker wordt voor vrouwelijke werknemers en ondernemers, alsook voor jongeren. Om het imago van de bosbouw en de houtsector te ontwikkelen en het publiek bewuster te maken van de kansen die de moderne bio-economie biedt, is samenwerking geboden. Er is ook behoefte aan gedegen maatschappelijke communicatie over de manier waarop de vitaliteit en veerkracht van bossen kan worden vergroot en onder welke voorwaarden.

    4.10.

    Om het innovatie- en werkgelegenheidspotentieel van de op bosbouw gebaseerde bio-economie te kunnen benutten, is een gunstig klimaat nodig voor productieve investeringen in alle waardeketens. Het EESC wijst tevens op de behoefte aan goede infrastructuur, ook in plattelandsgebieden. Voor de op bosbouw gebaseerde bio-economie is vervoersinfrastructuur nodig die voorziet in de logistieke behoeften van de bosbouw en van de productie en distributie van op bosbouw gebaseerde bioproducten. Goede digitale infrastructuur is een andere essentiële voorwaarde voor de moderne bio-economie.

    4.11.

    Het EESC moedigt de lidstaten aan om EU-fondsen en nationale financiering, met inbegrip van de middelen voor plattelandsontwikkeling, in te zetten om de op bosbouw gebaseerde bio -economie te versterken. Steunregelingen die de bio-economie hinderen of verstoren, moeten worden vermeden; daarbij moet vooral worden gekeken naar bestaande subsidieregelingen en andere stimulansen voor het verbranden van hout.

    4.12.

    EU-ondernemingen hebben ook behoefte aan een concurrerende handelsomgeving die hen in staat stelt duurzame bosgerelateerde producten en oplossingen naar andere landen uit te voeren en met succes te concurreren met invoer van buiten de EU. Het EESC dringt er bij de EU op aan te ijveren voor gelijke regels op de internationale bio-economiemarkten en gebruik te maken van pan -Europese en internationale partnerschappen en andere buitenlandse handelsovereenkomsten om de klimaatambitie van de EU en het duurzame gebruik van bossen buiten de EU te bevorderen.

    Brussel, 8 december 2021.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Het EESC-advies over het voortgangsverslag van de Commissie over de EU-bosstrategie (PB C 47 van 11.2.2020, blz. 87).

    (2)  https://forest.eea.europa.eu/news/summary-for-policy-makers-state-of-europe2019s-forests-2020

    (3)  http://www.fao.org/state-of-forests/en/

    (4)  https://ec.europa.eu/jrc/en/science-update/forest-based-bioeconomy-and-climate-change-mitigation-trade-offs-and-synergies

    (5)  https://ec.europa.eu/eurostat/documents/3217494/12069644/KS-FK-20-001-EN-N.pdf/a7439b01-671b-80ce-85e4-4d803c44340a?t=1608139005821


    Top