This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52017AE4392
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation (EU) No 1380/2013 on the Common Fisheries Policy’ (COM(2017) 0424 final — 2017/0190 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2017) 424 final — 2017/0190(COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2017) 424 final — 2017/0190(COD))
PB C 81 van 2.3.2018, p. 174–175
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
2.3.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 81/174 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
(COM(2017) 424 final — 2017/0190(COD))
(2018/C 081/23)
Rapporteur: |
Gabriel SARRÓ IPARRAGUIRRE |
Raadpleging |
Raad, 14.9.2017 Europees Parlement, 11.9.2017 |
Rechtsgrondslag |
Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
|
|
Besluit van het bureau |
19.9.2017 |
|
|
Bevoegde afdeling |
Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu |
Goedkeuring door de afdeling |
3.10.2017 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
18.10.2017 |
Zitting nr. |
529 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
179/2/2 |
1. Standpunt van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC)
1.1. |
In lijn met zijn advies over de aanlandingsplicht (1), waarin het een pleidooi houdt voor invoering van de nodige flexibele regelingen om de infasering van de aanlandingsverplichting te vergemakkelijken, steunt het EESC het voorstel om de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen voor teruggooiplannen vast te stellen, met drie jaar te verlengen. |
1.2. |
Wel vreest het dat de voorgestelde drie jaar niet volstaan om alle regionale meerjarenplannen goed te keuren, zodat we eind 2020 weer terug bij af zullen zijn. Het EESC had dan ook liever een uitgebreidere verlenging gezien. |
2. Opmerkingen
2.1. |
De stapsgewijze invoering van de aanlandingsverplichting (de eerste gedelegeerde handelingen van de Commissie tot vaststelling van teruggooiplannen zijn op 1 januari 2015 in werking getreden) heeft een aantal problemen aan het licht gebracht. |
2.1.1. |
Het ongetwijfeld grootste struikelblok, dat steeds zwaarder zal gaan wegen, hangt samen met de zogenaamde knelsoorten („choke species”), dat wil zeggen de soorten waarvoor de marktdeelnemers beperkte of helemaal geen quota hebben maar die desondanks wel in de netten of ander vistuig terechtkomen. De in de verordening opgenomen mechanismen voor flexibiliteit zijn in dit verband volstrekt ontoereikend. Als de aanlandingsverplichting in 2019 volledig van kracht wordt, zullen tal van vissersvaartuigen, hoewel zij hun doelsoortenquotum nog niet hebben opgebruikt, niet langer kunnen uitvaren om te vissen omdat hun beperkte quotum voor bijvangsten is uitgeput. |
2.1.2. |
Een andere moeilijkheid is het feit dat de vissershavens en de visafslagen niet zijn afgestemd op de verkoop van soorten die altijd werden teruggegooid maar nu moeten worden aangeland. Ook de beperking op de verkoop van kleine vis voor niet-menselijke consumptie zorgt voor problemen, aangezien veel havens in de EU niet beschikken over de nodige infrastructuur en er geen ondernemingen zijn die dit soort grondstoffen afzetten. |
2.1.3. |
Tot slot is er steeds meer opslagruimte aan boord nodig, en stijgt de werkdruk omdat er meer soorten en afmetingen moeten worden geclassificeerd, waardoor ook de stress en de risico’s toenemen. |
Brussel, 18 oktober 2017.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Georges DASSIS
(1) PB C 311 van 12.9.2014, blz. 68.