This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52017AE2946
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Taxation of the collaborative economy — analysis of possible tax policies faced with the growth of the collaborative economy’ (exploratory opinion requested by the Estonian presidency)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over belastingheffing in de deeleconomie — Analyse van mogelijke belastingmaatregelen om in te spelen op de ontwikkeling van de deeleconomie (verkennend advies op verzoek van het Estse voorzitterschap)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over belastingheffing in de deeleconomie — Analyse van mogelijke belastingmaatregelen om in te spelen op de ontwikkeling van de deeleconomie (verkennend advies op verzoek van het Estse voorzitterschap)
PB C 81 van 2.3.2018, p. 65–71
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
2.3.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 81/65 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over belastingheffing in de deeleconomie — Analyse van mogelijke belastingmaatregelen om in te spelen op de ontwikkeling van de deeleconomie
(verkennend advies op verzoek van het Estse voorzitterschap)
(2018/C 081/09)
Rapporteur: |
Giuseppe GUERINI |
Corapporteur: |
Krister ANDERSSON |
Raadpleging |
Verkennend advies (op verzoek van het Estse voorzitterschap), 17.3.2017 |
Rechtsgrondslag |
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
|
|
Bevoegde afdeling |
Afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang |
Goedkeuring door de afdeling |
5.10.2017 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
19.10.2017 |
Zitting nr. |
529 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
168/0/1 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Volgens het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) biedt de deeleconomie, die maatschappelijke waarde oplevert op het gebied van de digitale economie, nieuwe kansen voor de groei en ontwikkeling van de lidstaten, omdat zij het mogelijk maakt om ongebruikte middelen te mobiliseren en het initiatief van individuele burgers te wekken. Het EESC maakt duidelijk onderscheid tussen de deeleconomie, de digitale economie en de platformeconomie; er zijn immers verschillen qua intensiteit en wat betreft de mate waarin zij gericht zijn op integratie en samenwerking. |
1.2. |
Hoezeer de verspreiding van de deeleconomie ook wordt begunstigd en gesteund door de verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, die met name in digitale platforms en de ruime verspreiding van smartphones een krachtig instrument vinden, acht het EESC het belangrijk om het verschijnsel in zijn geheel te beschouwen en niet volledig gelijk te stellen aan de digitale economie. |
1.3. |
De kansen die de deeleconomie biedt om het systeem van betrekkingen tussen instellingen, ondernemingen, burgers en markten te innoveren, mag de EU niet missen. Echter, gezien de bijzondere doorstroming en snelle ontwikkeling van deze sector is het onontbeerlijk dat de fiscale regelingen en belastingstelsels op intelligente en flexibele wijze worden aangepast aan de deeleconomie, en meer in het algemeen aan de digitale economie. |
1.4. |
Volgens het EESC is er voor de ondernemingen van de deeleconomie geen nieuwe en specifieke belastingregeling nodig. Wel moeten de vormen van samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten en de diverse, in de lidstaten betrokken administraties worden uitgebreid zodat de overheid gelijke tred kan houden met de snelheid en de dynamiek van de digitale economie en de deeleconomie. |
1.5. |
Het EESC raadt aan dat de belastingheffing voor de deeleconomie het beginsel van neutraliteit in acht neemt (d.w.z. geen invloed heeft op de ontwikkeling van de markt), en dat er passende en billijke mechanismen worden vastgesteld voor de uiteenlopende soorten bedrijven die actief zijn in de deeleconomie of op conventionele wijze werken. |
1.6. |
Het EESC hoopt dat er snel een Europese homogene en geïntegreerde structuur komt die voor gemeenschappelijke regels tussen de lidstaten zorgt met betrekking tot de digitale economie, gelet op de natuurlijke neiging van digitale netwerken om grensoverschrijdend actief te zijn. Het zou dus funest zijn als er in elke lidstaat een andere vorm van regelgeving zou komen: een echte Europese aanpak is geboden. |
1.7. |
Het EESC verzoekt de Europese overheden alles in het werk te stellen om te komen tot vormen van internationale samenwerking buiten Europa voor de vaststelling van een aantal basisregels voor de digitale economie, aangezien digitale netwerken het nu mogelijk maken om diensten en uitwisseling van goederen, waar ook ter wereld, te beheren via een digitaal platform op één locatie. |
1.8. |
Verder acht het EESC het nodig om bestaande regels en beginselen aan te passen aan nieuwe situaties die zijn ontstaan doordat er bijv. mogelijkheden zijn geschapen door de nieuwe technologie. Dit moet ervoor zorgen dat alle economische betrokkenen gelijk en evenredig worden behandeld, of ze nu activiteiten verrichten in conventionele vorm of binnen de digitale economie. |
1.9. |
Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op tot samenwerking voor de vaststelling van een algemeen rechtskader voor de digitale economie dat de belastingregels voor deze nieuwe vormen van economie kan coördineren en harmoniseren. |
1.10. |
Ook met het oog op een eenvoudiger beheer van de belastingregeling en vooral om de btw gemakkelijk toe te passen, meent het EESC dat het testen van een „virtuele vaste inrichting” zijn nut kan bewijzen in de steeds grensoverschrijdender en steeds minder gebiedsgebonden context waarin de digitale en de deeleconomie zich ontwikkelen. |
1.11. |
Voorts is het van belang erop te wijzen dat, behalve een adequate fiscale regeling, de bescherming en inachtneming van het volgende worden gegarandeerd: i) de rechten van de consument; ii) de privacy en de regels inzake de behandeling van persoonsgegevens; iii) van werknemers en dienstverleners in de nieuwe bedrijfsmodellen en de activiteiten van de deelplatforms. |
2. Inleiding
2.1. |
Uit diverse gegevens blijkt dat de deeleconomie in omvang toeneemt en snel groeit. In 2015 heeft de deeleconomie in de Europese Unie voor naar schatting zo’n 28 miljard EUR aan inkomsten gegenereerd (het jaar daarvoor was dat nog maar de helft). |
2.1.1. |
Sinds 2015 wordt er door grote platforms fors geïnvesteerd in de deeleconomie, waardoor de ontwikkeling ervan verder wordt gestimuleerd. Geraamd wordt dat de deeleconomie in de EU in de toekomst een omzet van tussen de 160 en 572 miljard EUR zou kunnen hebben. |
2.2. |
Uit de cijfers blijkt ook dat de deeleconomie steeds meer sectoren omvat en het potentieel heeft om meerwaarde te creëren, banen op verschillende niveaus te scheppen en efficiënte diensten voor Europese consumenten tegen concurrerende prijzen te waarborgen. |
2.3. |
Tegelijkertijd echter gaat de deeleconomie gepaard met een reeks uitdagingen voor de Europese wetgever, die voor beginselen en regels moet zorgen om een duidelijk en voorspelbaar rechtskader te garanderen (1), zonder evenwel met zijn regulerend optreden afbreuk te doen aan de grote innovatiemogelijkheden die de sector tot dusver heeft getoond. |
2.4. |
In het Engels worden de termen „collaborative economy” (samenwerkingseconomie) en „sharing economy” (deeleconomie) vaak door elkaar heen gebruikt. In de Oxford English Dictionary van 2015 is „sharing economy” opgenomen als nieuwe term, gedefinieerd als een „economisch systeem waarbij particulieren goederen of diensten gratis of tegen een vergoeding met elkaar delen, vaak via internet”. |
2.5. |
In dit advies is gekozen voor de term „deeleconomie” zoals gebruikt in de op 2 juni 2016 gepubliceerde Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een Europese agenda voor de deeleconomie. |
2.6. |
Meer in het bijzonder hanteert de deeleconomie bedrijfsmodellen waarin activiteiten worden gefaciliteerd door deelplatforms waarmee het tijdelijke gebruik mogelijk wordt van goederen of diensten, die vaak door particulieren worden aangeboden. |
2.6.1. |
Bij de deeleconomie zijn drie categorieën actoren betrokken: i) dienstverleners die goederen, middelen, tijd en/of vaardigheden delen — dit kunnen particulieren zijn of professionele dienstverleners; ii) gebruikers hiervan, en iii) tussenpersonen die via onlineplatforms („deelplatforms”) aanbieders en gebruikers met elkaar in contact brengen. Transacties in de deeleconomie gaan over het algemeen niet met overdracht van eigendom gepaard, en kunnen met of zonder winstoogmerk worden uitgevoerd. |
2.7. |
Door de deeleconomie en de bijbehorende gekoppelde platforms wordt de toegang tot goederen en diensten gemakkelijker en efficiënter dan vroeger het geval was, wat het eenvoudiger maakt om aan de consumentenvraag te voldoen dankzij de levering van goederen en diensten door zowel professionele als niet-professionele actoren. |
2.8. |
Het gebruik van doeltreffende technologie en gekoppelde platforms heeft tot grote veranderingen geleid in diverse bedrijfstakken, zoals de sector van het vervoer over korte en lange afstanden, alsook de hotelsector of de verhuur van huizen of kamers, die vraag en aanbod zeer efficiënt en snel op elkaar kunnen afstemmen. |
2.8.1. |
In dit verband hebben enkele grote marktdeelnemers opgang gemaakt die meestal buiten Europa gevestigd zijn en overtuigend aantonen dat de deeleconomie steeds vastere grond onder de voeten heeft. Deze voorbeelden laten duidelijk zien dat de sector een groot groeipotentieel in zich herbergt. Ze hebben echter ook aan het licht gebracht dat de deeleconomie de wetgever voor problemen stelt op het gebied van recht, belastingregeling en ten aanzien van vormen van arbeidsregulering, bijstand en verzekering van werknemers. |
2.9. |
Daarnaast zijn er ook bepaalde vormen van financiële dienstverlening en diensten op het vlak van persoonlijke zorg en gezondheid die steeds meer in de invloedssfeer van de deeleconomie komen. Er zullen in de komende jaren meer sectoren volgen, waardoor de rol van de deeleconomie nog belangrijker zal worden. Bijgevolg is een grondig debat over de fiscale en regelgevingsaspecten van de deeleconomie thans niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk. |
3. De deeleconomie en nieuwe bedrijfsmodellen
3.1. |
Met de algemene verspreiding van informatie- en communicatietechnologie en het zogenaamde internet der dingen zijn er veel technologiebedrijven opgekomen. Daarbij springen vooral de volgende bedrijfsmodellen in het oog die verband houden met de digitale en de deeleconomie. Deze modellen kunnen onderscheiden worden op grond van de structuur en de bedrijfsomvang, alsmede op basis van de omvang van de referentiemarkten, de wijze waarop technologie gebruikt wordt en het organisatiemodel. Wat de fiscale behandeling betreft, kunnen we in ieder geval drie groepen onderscheiden:
|
3.2. |
Bij het model van de grote platforms voor algemene zoekopdrachten op het web maakt het platform het mogelijk om toegevoegde waarde te creëren door data te verwerken die vervolgens aan de specifieke consumentenvraag aangepast en verkocht kunnen worden. |
3.3. |
Het EESC wil in dit verband wijzen op de specifieke waarde van data, die zelfs al „de nieuwe munteenheid” zijn genoemd (2). Over de toegevoegde waarde moet btw worden betaald volgens het principe van het land van bestemming. Het kan echter lastig zijn om te beoordelen hoeveel waarde er in de verschillende stadia wordt toegevoegd en daarmee om te bepalen wie er welke fiscale verplichtingen heeft. |
3.4. |
Gezien de snelle groei van de nieuwe bedrijfsmodellen moet er een algemene evaluatie van de waardetoevoeging en van de fiscale verplichtingen worden gemaakt. |
3.5. |
Wat het platform betreft dat tussen vraag en aanbod bemiddelt (het Uber-model), is het zaak allereerst te kijken naar de mogelijkheid om door middel van regelgeving markttoegangsvereisten vast te leggen voor digitale platforms in de deeleconomie en vooral voor dienstverleners die van dergelijke platforms gebruikmaken. |
3.5.1. |
Deze vereisten kunnen betrekking hebben op o.m. een officiële vergunning om een bedrijf te mogen runnen, een licentie of minimumkwaliteitseisen (bijv. de grootte van kamers of het soort auto’s, verplichte verzekeringen of borgsommen enz.). Gegenereerde inkomsten worden vaak geëvalueerd en toegewezen aan een individu of aan een onderneming, die over de winst vennootschapsbelasting moet betalen. |
3.6. |
Krachtens de dienstenrichtlijn moeten de in de diverse lidstaten neergelegde markttoegangsvereisten gerechtvaardigd en proportioneel zijn, rekening houdend met het specifieke bedrijfsmodel en de betrokken innovatieve diensten, waarbij het ene bedrijfsmodel of model voor dienstenbeheer niet bevoordeeld mag worden ten opzichte van het andere (neutraliteitsbeginsel). |
3.7. |
Het EESC onderschrijft de opmerking van de Commissie in haar jaarlijkse groeianalyse 2016 dat een versoepeling van de regelgeving voor de dienstenmarkten, inclusief diensten in de deeleconomie, het mogelijk maakt om de productiviteit te verhogen, de markttoetreding van nieuwe spelers te vereenvoudigen, de prijzen voor diensten te verlagen en het aanbod voor consumenten te verruimen. |
3.8. |
Markttoegangsvereisten voor de deeleconomie, als die in de verschillende nationale rechtsstelsels bestaan, zouden dan ook met de dienstenrichtlijn moeten stroken en moeten zorgen voor: (i) een gelijk speelveld tussen marktdeelnemers in sectoren waarin conventionele en deeleconomieactoren naast elkaar bestaan; (ii) duidelijke, eenvoudige regelgevingseisen die gunstig zijn voor het innovatiepotentieel en de kansen die de deeleconomie aan een steeds groter aantal personen kan aanbieden. |
4. Institutioneel kader
4.1. |
De deeleconomie bestaat uit onlinediensten die door digitale platforms worden verleend en overstijgt dan ook — op zijn minst gedeeltelijk — het territorialiteitsbeginsel dat bij conventionele economische bedrijvigheid centraal staat. Daarom is het belangrijk ook voor de deeleconomie een adequaat en duidelijk regelgevingskader te ontwikkelen dat aansluit bij het algemene streven van de Europese Commissie om winsten te belasten waar ze worden gemaakt. |
4.2. |
Volgens het EESC is de rechtszekerheid gebaat bij regels op grond waarvan bedrijven die deeleconomiediensten verlenen of promoten beschouwd worden als fiscaal verbonden met Europa. Juist in verband met de specifieke kenmerken van digitale ondernemingen staat de mogelijkheid ter discussie om een nieuwe formule te bepalen voor de virtuele vestiging van bedrijven, gedefinieerd als „virtuele vaste inrichting”. Dit is een interessante formulering om het probleem van de vestigingsplaats van deze activiteiten op te lossen. Niettemin vergt dit vraagstuk de komende jaren een breed debat en passend onderzoek. Dit zou het mogelijk maken om een vestiging in de EU te bepalen voor activiteiten die via de digitale markt werden ontwikkeld, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de economische waarde van de transactie wordt belast in Europa en, meer in het algemeen, daar waar de waarde ontstaat. |
4.3. |
De deeleconomie zou het werk van sommige nationale belastingautoriteiten kunnen vereenvoudigen dankzij de digitalisering van betalingen die via deelplatforms worden gedaan en dankzij de volledige traceerbaarheid van dergelijke platforms. De opzet van betalingssystemen zou het voor marktdeelnemers in de sector gemakkelijker kunnen maken om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen, zoals het geval is in Estland, waar de inkomstenopgaveprocedure voor chauffeurs en sommige dienstverleners is vereenvoudigd, in samenwerking met digitale platforms. |
4.4. |
In algemene zin hoopt het EESC dat de uitwisseling van accurate en traceerbare informatie tussen belastingautoriteiten, marktdeelnemers en deelplatforms zal helpen om de administratieve lasten i.v.m. het betalen van belastingen in de deeleconomie en de handhavingslasten voor de financiële autoriteiten te verminderen, waarbij samenwerking eenvoudiger en zekerder wordt door de technologische omgeving waarin transacties plaatsvinden. |
5. Belastingheffing in de deeleconomie
5.1. |
De door de Europese Commissie opgerichte groep deskundigen inzake belastingheffing in de deeleconomie heeft in haar rapport van 28 mei 2014 geconcludeerd dat een speciaal belastingstelsel voor de digitale economie of digitale bedrijven geen goed idee is. Het wordt daarentegen voor de naleving van de belastingwetgeving zinvoller geacht de geldende voorschriften en fiscale modellen aan de nieuwe context aan te passen, gebruikmakend van de ruime traceerbaarheid van de transacties die plaatsvinden op de platforms van de deeleconomie. |
5.2. |
Praktisch gesproken dienen de Europese Commissie en nationale belastingautoriteiten specifieke aandacht te besteden aan de nieuwe bedrijfsmodellen, met name wanneer de platforms buiten de EU gevestigd zijn, strevend naar een billijke en evenredige verdeling van de belastingdruk op de economische waarde die door de verschillende actoren wordt gecreëerd: de leveranciers, de begunstigden en de bemiddelende platforms. |
5.3. |
Het EESC pleit ervoor dat de aanpassing van de algemene regels en beginselen inzake fiscale aangelegenheden in de deeleconomie op redelijke en proportionele wijze wordt aangepakt. Deze benadering moet resulteren in duidelijke regels voor de marktdeelnemers in de sector zodat ze weten waar ze aan toe zijn en niet te maken krijgen met buitensporige nalevingskosten die een gevaar kunnen betekenen voor de groei van een recent opgekomen sector met toekomstperspectieven die veelbelovend, maar nog niet helemaal voorspelbaar of meetbaar zijn. |
5.4. |
Europese maatregelen inzake belastingheffing voor bedrijfsmodellen in de digitale economie moeten hoe dan ook rekening houden met de verschillende initiatieven die de Europese Commissie de voorbije jaren tegen belastingontwijking heeft ontplooid. Alle regelgevingsmaatregelen dienen derhalve nauw op elkaar te worden afgestemd als deel uitmakend van een samenhangend algemeen actiekader. |
5.5. |
Een gestroomlijnd initiatief inzake belastingheffing in de sector van de digitale economie is geboden om de Europese interne markt te versterken en de groei ervan te stimuleren. Deze sector vormt immers al een aanzienlijk onderdeel van de Europese economie en zal in de komende jaren waarschijnlijk alleen nog maar een grotere rol gaan spelen. |
5.5.1. |
In dit verband bieden de artikelen 113 en 115 van het Verdrag een solide rechtsgrond om regels voor zowel directe als indirecte belastingen betreffende de deeleconomie op te stellen waarmee het mogelijk wordt de interne markt te versterken en beter te laten functioneren. |
5.6. |
Sommige lidstaten hebben besloten maatregelen te nemen om de digitale economie te belasten via nieuwe, bindende wetgeving, terwijl andere lidstaten richtsnoeren voor de marktdeelnemers in de sector hebben uitgevaardigd. Zoals echter hiervoor is opgemerkt, is een Europees initiatief inzake de belastingheffing in de digitale economie geboden. |
5.7. |
Het EESC hoopt derhalve dat het op Europees niveau tot wettelijke maatregelen komt voor belastingheffing in de digitale economie, met passende coördinatie en inbreng van de lidstaten, met als doel de interne markt te versterken en ten volle de vruchten te plukken van de mogelijkheden die de digitale economie biedt. |
5.8. |
Het staat buiten kijf dat dienstverleners in de deeleconomie belastingplichtig zijn. Het is echter niet altijd eenvoudig te bepalen wie belastingplichtig is, ook omdat men de eigen activiteiten op professionele wijze kan uitoefenen (door bijvoorbeeld een dienst permanent aan te bieden), ofwel incidenteel (als vorm van aanvulling op het inkomen, zonder dat dit een beroep wordt). Naast het probleem van het identificeren van belastingbetalers is het ook vaak lastig om het belastbare inkomen nauwkeurig te meten. |
5.9. |
In dit verband is de vaststelling van minimuminkomensdrempels volgens het EESC een nuttig middel om te bepalen of een specifieke activiteit als beroepsmatig of anderszins moet worden beschouwd. Het EESC zou echter wel graag zien dat een goede onderbouwing of deugdelijke redenen de keuze voor dergelijke drempels rechtvaardigen. |
5.10. |
Wat de nieuwe bedrijfsmodellen betreft is coördinatie op EU-niveau noodzakelijk om dubbele belastingheffing en fiscaal misbruik te voorkomen. lidstaten zouden belastingmodellen moeten invoeren en toepassen die hun waarde in de praktijk hebben bewezen, met name voor bedrijven die op digitale platforms vraag en aanbod bij elkaar brengen. De Europese Commissie moet zorgen voor de coördinatie tussen de regels via een richtlijn met gemeenschappelijke en breed onderschreven regels. |
5.11. |
Tegelijkertijd dringt het EESC er bij nationale financiële administraties op aan richtsnoeren te publiceren om dienstverleners in de deeleconomie duidelijke aanwijzingen te bieden. Veel van deze dienstverleners zijn particuliere individuen die vaak niet weten of ze belastingplichtig zijn. Daarom moet er informatie over fiscale verplichtingen worden verstrekt. |
5.12. |
Het EESC hoopt dat de Europese en nationale voorschriften mechanismen bevatten die de samenwerking tussen de actoren in de deeleconomie en de belastingautoriteiten bevorderen. Dankzij het ruime gebruik van betrouwbare en traceerbare gegevens kan deze samenwerking fiscale transparantie en vereenvoudiging bevorderen, alsook, voor bepaalde activiteiten, uitmonden in de mogelijkheid dat digitale platforms, in samenwerking met de belastingdienst, substituten voor direct gestorte belasting worden. |
5.12.1. |
In dit verband beklemtoont het EESC dat er tijdens de snelle ontwikkeling en groei van nieuwe bedrijfsmodellen speciale aandacht moet worden geschonken aan belastingzekerheid. Fiscale onzekerheid is immers een punt van zorg dat van invloed is op de grensoverschrijdende handel en investeringen, met name waar het gaat om internationale belastingheffing (3). |
5.13. |
Het EESC wijst erop dat de deeleconomie de nationale belastinggrondslag kan verbreden door arbeidsplaatsen te scheppen en de economie nieuwe middelen te geven. Om het potentieel van deze nieuwe grondslag te kunnen aanboren zouden de bevoegde nationale autoriteiten efficiëntere systemen voor de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten moeten opzetten. Deze gegevens kunnen, in combinatie met nieuwe technologische mogelijkheden, de belastingzekerheid vergroten tegen lagere kosten, zowel voor dienstverleners als voor de belastingdiensten. Aangezien het digitale platform, de dienstverlener en de cliënt zich in verschillende lidstaten kunnen bevinden, moet deze kwestie op communautair niveau nader worden onderzocht om voldoende aandacht te schenken aan grensoverschrijdende gegevensbescherming. |
6. Btw
6.1. |
Waar het gaat om activiteiten in de deeleconomie en de vraag of hierover btw moet worden betaald, moet allereerst een onderscheid worden gemaakt tussen activiteiten, naargelang de verschillende nieuwe bedrijfsmodellen waarbinnen ze plaatsvinden. Zo moeten activiteiten die rechtstreeks door deelplatforms worden verricht, worden onderscheiden van activiteiten van individuele dienstverleners die zijn aangesloten bij dergelijke platforms, en van modellen die, met gebruikmaking van de platforms, andere activiteiten verrichten, zoals de verkoop van ruimte of gebruikersgegevens voor advertenties en reclame. |
6.2. |
In het laatste geval zijn bedrijven al verplicht om vennootschapsbelasting te betalen. Zij verzamelen informatie van gebruikers: bij iedere zoekopdracht door een gebruiker worden er door bedrijven gegevens verzameld. Ze kunnen die informatie verkopen aan adverteerders en andere belangstellenden, en als er waarde wordt geschapen, zou er op de uitwisseling van de gegevens (het verzamelen en verkopen van de informatie) btw moeten worden geheven. |
6.3. |
Van modellen die vraag en aanbod bij elkaar brengen, kan gezegd worden dat ze „toegevoegde waarde” creëren doordat er een dienst wordt verleend en doordat een transactie/uitwisseling mogelijk wordt gemaakt tussen klanten en chauffeurs. Hierop zou dan ook btw moeten worden geheven. |
6.4. |
In het algemeen gesproken moet er op btw-gebied een onderscheid worden gemaakt tussen drie verschillende soorten situaties waar het gaat om methoden voor het betalen van verleende diensten in de deeleconomie: (i) situaties waarin diensten verleend worden tegen betaling van een geldbedrag; (ii) situaties waarin de dienst niet in geld wordt vergoed, maar in de vorm van een andere dienst of niet-geldelijke beloning, en (iii) situaties waarin de dienst gratis wordt verleend, zonder tegenprestatie. |
6.5. |
De btw-regels die van toepassing zijn op de bovenstaande situatie (i) kunnen worden afgeleid van de regels en beginselen van bestaand recht zoals ontwikkeld door het Hof van Justitie van de EU, terwijl situatie (ii) niet onder het huidige toepassingsgebied van de btw-regels zou kunnen vallen. |
6.5.1. |
Wat betreft de concrete omstandigheden die mogelijk onder (ii) vallen, zou volgens het EESC nauwkeurig moeten worden nagegaan of over activiteiten van deelplatforms al dan niet btw moet worden betaald. Het rechtskader op dit gebied is momenteel inderdaad onduidelijk, met name waar het gaat om bovengenoemde diensten waarvoor geen geld hoeft te worden betaald, maar waarbij gegevens over consumenten, hun voorkeuren en gewoonten gebruikt worden voor commerciële doeleinden. |
6.6. |
Volgens het EESC zou de Europese Commissie er goed aan doen om het vraagstuk van de btw in de deeleconomie aan te pakken en te reguleren als onderdeel van haar desbetreffende actieplan, mogelijk door — zoals in sommige landen al is gedaan — onder bepaalde omzetdrempels vereenvoudigde voorschriften en beginselen toe te passen teneinde de nalevingskosten, vooral voor kleine en middelgrote bedrijven en occasionele dienstverleners, te beperken. |
6.7. |
De Europese Commissie en de nationale fiscale autoriteiten zouden samenwerking en coördinatie bij de toepassing van btw-voorschriften in de deeleconomie moeten bevorderen. |
7. Slotopmerkingen
7.1. |
Het EESC steunt het advies van het Europees Parlement over een Europese agenda voor de deeleconomie, waarin het EP „constateert dat Europese ondernemers sterk geneigd zijn deelplatforms voor sociale doeleinden in het leven te roepen en erkent dat er een groeiende belangstelling bestaat voor de deeleconomie op basis van coöperatieve bedrijfsmodellen” (4). |
7.2. |
Gezien de specifieke kenmerken en het innovatiepotentieel van de deeleconomie en de noodzaak om de belastingregels in overeenstemming te brengen met de exponentiële groei van de sector zou het verstandig zijn het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de raadplegingen en analyses van de Europese Commissie. Zij is voornemens alle belanghebbenden uit de sector, vertegenwoordigers van EU-instellingen en nationale financiële administraties, en academische specialisten samen te brengen om een gezamenlijk debat op gang te brengen over vraagstukken in verband met belastingheffing in de deeleconomie. |
7.3. |
Het EESC verzoekt de Europese Commissie verdere aanbevelingen voor te stellen om de uitwisseling van informatie tussen nationale belastingautoriteiten te verbeteren en om dienstverleners op fiscaal gebied gelijk te behandelen. Het EESC meent dat een vervolgadvies noodzakelijk is om verder na te gaan wat er op het gebied van het belastingbeleid vereist is en wat de effecten en resultaten van belastingheffing in de digitale economie zullen zijn. |
7.4. |
Waar het gaat om de rechten van werknemers en consumenten in de deeleconomie verwijst het EESC naar zijn advies over de deeleconomie en zelfregulering (5). In dit verband is het van belang eraan te herinneren dat de impact van de deeleconomie op de arbeidsmarkt zeer relevant is. Daarom moet bijzondere aandacht uitgaan naar de bescherming van werknemers, met name wat betreft de bijdragen aan sociale bescherming, ziektekosten en uitkeringen. |
7.4.1. |
In dit verband wil het EESC er nog eens op wijzen dat de impact van de deeleconomie op de arbeidsmarkt de nodige aandacht moet krijgen en dat volwaardige bescherming van werknemers en dienstverleners een doelstelling is die door de nationale en EU-wetgevers voortdurend voor ogen moet worden gehouden. |
Brussel, 19 oktober 2017.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Georges DASSIS
(1) PB C 303 van 19.8.2016, blz. 36, paragraaf 8.2.4.
(2) Zie voor meer informatie het World Economic Forum-artikel op: https://www.weforum.org/agenda/2015/08/is-data-the-new-currency/.
(3) Meer informatie is te vinden in het verslag dat het IMF en de OESO over belastingzekerheid hebben opgesteld voor de ministers van Financiën van de G20.
(4) Verslag over een Europese agenda voor de deeleconomie (2017/2003(INI)), 11 mei 2017.
(5) PB C 303 van 19.8.2016, blz. 36, paragraaf 8.2.4.