Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R1176

    Verordening (EU) 2021/1176 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van de bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft genotypering van positieve TSE-gevallen bij geiten, de leeftijdsbepaling bij schapen en geiten, de maatregelen die van toepassing zijn in een beslag of koppel met atypische scrapie en de voorwaarden voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten (Voor de EER relevante tekst)

    C/2021/5187

    PB L 256 van 19.7.2021, p. 56–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1176/oj

    19.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 256/56


    VERORDENING (EU) 2021/1176 VAN DE COMMISSIE

    van 16 juli 2021

    tot wijziging van de bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft genotypering van positieve TSE-gevallen bij geiten, de leeftijdsbepaling bij schapen en geiten, de maatregelen die van toepassing zijn in een beslag of koppel met atypische scrapie en de voorwaarden voor de invoer van producten van runderen, schapen en geiten

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea, en artikel 23 bis, inleidende zin en punt m),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. De lidstaten, derde landen of gebieden daarvan worden, afhankelijk van hun risico op boviene spongiforme encefalopathie (BSE), ingedeeld in die met een verwaarloosbaar BSE-risico, een gecontroleerd BSE-risico of een onbepaald BSE-risico.

    (2)

    Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake een systeem van toezicht ter preventie van TSE’s, waaronder toezicht op schapen en geiten. Hoofdstuk A, deel II, punt 8, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voorziet in de verplichte genotypering van positieve TSE-gevallen bij schapen en in de verplichting om elk TSE-geval dat bij een schaap met genotype ARR/ARR wordt aangetroffen, onmiddellijk aan de Commissie te melden. Schapen met genotype ARR/ARR worden geacht resistent te zijn tegen klassieke scrapie en daarom is elk geval van de ziekte bij een dergelijk schaap een onverwacht onderzoeksresultaat dat aandacht verdient. Dit moet dan ook onmiddellijk worden gemeld, zodat nader onderzoek kan worden ingesteld.

    (3)

    Bij Verordening (EU) 2020/772 van de Commissie (2) is Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd, overeenkomstig de aanbevelingen van het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 5 juli 2017 over de genetische resistentie tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij geiten (3), om te erkennen dat geiten ook genetisch resistent kunnen zijn tegen stammen van klassieke scrapie waarvan bekend is dat zij van nature in de geitenpopulatie van de Unie voorkomen, wanneer zij de K222-, D146- of S146-allelen hebben. Bij Verordening (EU) 2020/772 is bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd door voorschriften in te voeren die het doden en vernietigen van geiten in een beslag waar een geval van klassieke scrapie is bevestigd, beperken tot alleen die dieren die vatbaar zijn voor deze ziekte. De bij Verordening (EU) 2020/772 in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 aangebrachte wijzigingen hadden echter geen betrekking op de genotypering van positieve TSE-gevallen bij geiten. Hoofdstuk A, deel II, punt 8, van bijlage III en hoofdstuk B, deel I, titel A, punt 8, van bijlage III moeten daarom worden gewijzigd om te voorzien in passend toezicht op en passende melding van het genotype van positieve TSE-gevallen bij geiten.

    (4)

    Bovendien bevat Verordening (EG) nr. 999/2001 voorschriften voor gespecificeerd risicomateriaal en bepaalt zij onder meer dat gespecificeerd risicomateriaal moet worden verwijderd overeenkomstig bijlage V bij die verordening en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4). Meer in het bijzonder definieert punt 1, b) van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gespecificeerd risicomateriaal bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden, dat moet worden verwijderd overeenkomstig bijlage V bij die verordening en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009.

    (5)

    Gezien de specifieke omstandigheden van de schapen- en geitenhouderij kan maar zelden de exacte geboortedatum van schapen en geiten worden bepaald, zodat deze gegevens niet worden opgenomen in het overeenkomstig Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (5) voorgeschreven bedrijfsregister. Daarom moest vóór de wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bij Verordening (EU) 2018/969 van de Commissie (6) gespecificeerd risicomateriaal worden verwijderd bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden of bij schapen en geiten waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken.

    (6)

    Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 is bij Verordening (EU) 2018/969 gewijzigd door de mogelijkheid toe te voegen om aan de hand van een methode die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de dieren worden geslacht, schapen en geiten op te sporen die meer dan twaalf maanden oud zijn. Deze mogelijkheid is in 2018 toegevoegd, maar er is sindsdien door geen enkele lidstaat gebruik van gemaakt. Bovendien was het de bedoeling deze mogelijkheid alleen in de lidstaten en niet in derde landen toe te passen. In het belang van de rechtszekerheid en de duidelijkheid is het nu derhalve passend deze mogelijkheid te schrappen. Daarom moet de mogelijkheid om aan de hand van een methode die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de dieren worden geslacht, schapen en geiten op te sporen die meer dan twaalf maanden oud zijn, uit punt 1, b) van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden geschrapt.

    (7)

    Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat maatregelen voor de bestrijding en uitroeiing van TSE’s, met inbegrip van atypische scrapie. Hoofdstuk B van die bijlage bevat met name de maatregelen die moeten worden toegepast na bevestiging van de aanwezigheid van een TSE bij runderen, schapen en geiten. Bij Verordening (EU) nr. 630/2013 van de Commissie (7) is bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd om alle vervoersbeperkingen voor schapen en geiten indien een geval van atypische scrapie is bevestigd, in te trekken, maar is de intensievere bewaking van die koppels of beslagen gedurende twee jaar gehandhaafd om meer wetenschappelijke gegevens over atypische scrapie te verzamelen. Sinds de datum van goedkeuring van Verordening (EU) nr. 630/2013 is een aanzienlijke hoeveelheid gegevens verzameld. De maatregel van hoofdstuk B, punt 2.2.3, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, die geen verband houdt met volksgezondheidsproblemen, moet daarom nu worden geschrapt.

    (8)

    Hoofdstuk C van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de invoer in de Unie van producten van runderen, schapen en geiten. Deze voorschriften verschillen naargelang van de BSE-status van het land of gebied van oorsprong van de producten en van de BSE-status van het land of gebied van oorsprong van de dieren waarvan de producten zijn afgeleid. De BSE-status van landen of gebieden naargelang van hun BSE-risico is vastgesteld in Beschikking 2007/453/EG van de Commissie (8), waarin de landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico en met een gecontroleerd BSE-risico zijn opgenomen en is bepaald dat alle andere landen of gebieden moeten worden geacht een onbepaald BSE-risico te hebben.

    (9)

    In hoofdstuk C, afdeling B, punten g) en h), van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn specifieke voorschriften vastgesteld voor de invoer van producten uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico die zijn afgeleid van dieren van oorsprong uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico: in punt g) is vastgesteld dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen mogen zijn vervoederd, en in punt h) is bepaald dat de producten moeten zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.

    (10)

    De specifieke voorschriften van hoofdstuk C, afdeling B, punten g) en h), van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn in overeenstemming met de voorschriften van afdeling D, punt 1, a) en punt 1, c), ii), van dat hoofdstuk voor de rechtstreekse invoer in de Unie uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico. Die specifieke voorschriften zijn thans echter niet vastgelegd in hoofdstuk C, afdeling C, van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001, waarin de voorschriften zijn vastgelegd voor de invoer uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico. Vanwege die onopzettelijke omissie is het thans derhalve toegestaan om uit een land of gebied met een gecontroleerd BSE-risico producten in de Unie in te voeren die zijn afgeleid van dieren van oorsprong uit een land of gebied met een onbepaald BSE-risico die niet aan die specifieke voorschriften voldoen. De specifieke voorschriften van hoofdstuk C, afdeling B, punten g) en h), van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom worden ingevoegd in hoofdstuk C, afdeling C, van die bijlage.

    (11)

    De bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (12)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) 2020/772 van de Commissie van 11 juni 2020 tot wijziging van de bijlagen I, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft uitroeiingsmaatregelen voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij geiten en met uitsterven bedreigde rassen (PB L 184 van 12.6.2020, blz. 43).

    (3)  EFSA Journal 2017;15(8):4962.

    (4)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

    (5)  Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

    (6)  Verordening (EU) 2018/969 van de Commissie van 9 juli 2018 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor het verwijderen van gespecificeerd risicomateriaal bij kleine herkauwers (PB L 174 van 10.7.2018, blz. 12).

    (7)  Verordening (EU) nr. 630/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 60).

    (8)  Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84).


    BIJLAGE

    De bijlagen III, V, VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd:

    1)

    Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in hoofdstuk A, deel II, wordt punt 8 vervangen door:

    “8.

    Genotypering

    8.1.

    Voor elk positief TSE-geval bij schapen wordt het prioneiwitgenotype voor de codonen 136, 154 en 171 bepaald. TSE-gevallen bij schapen met genotypen die op beide allelen van codon 136 voor alanine (A) coderen, op beide allelen van codon 154 voor arginine (R) en op beide allelen van codon 171 voor arginine (R) worden onmiddellijk aan de Commissie gemeld. Als het positieve TSE-geval een geval van atypische scrapie is, wordt tevens het prioneiwitgenotype voor codon 141 bepaald.

    8.2.

    Voor elk positief TSE-geval bij geiten wordt het prioneiwitgenotype voor de codonen 146 en 222 bepaald. TSE-gevallen bij geiten met genotypen die op ten minste één allel van codon 146 voor serine (S) of asparaginezuur (D) coderen en/of op ten minste één allel van codon 222 voor lysine (K) coderen, worden onmiddellijk aan de Commissie gemeld.”;

    b)

    in hoofdstuk B, deel I, titel A, wordt punt 8 vervangen door:

    “8.

    Het genotype en zo mogelijk het ras van elk schaap en elke geit dat/die positief op TSE is getest en is bemonsterd overeenkomstig hoofdstuk A, deel II, punt 8.”.

    2)

    In bijlage V wordt punt 1, b), vervangen door:

    “b)

    voor schapen en geiten: de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van dieren van meer dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken.”.

    3)

    In bijlage VII wordt hoofdstuk B wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 2.2.3 wordt geschrapt;

    b)

    in punt 3.5 wordt punt d) vervangen door:

    “d)

    gedurende twee jaar na de datum waarop alle in punt 2.2.1 en punt 2.2.2, b) of c), genoemde maatregelen zijn voltooid, mits gedurende die twee jaar geen enkel TSE-geval, met uitzondering van atypische scrapie, wordt vastgesteld.”;

    c)

    punt 4.6 wordt vervangen door:

    “4.6.

    De in de punten 4.1 tot en met 4.5 vastgestelde beperkingen zijn gedurende twee jaar na de opsporing van het laatste TSE-geval dat geen geval van atypische scrapie was, van toepassing op de bedrijven waar optie 3 zoals beschreven in punt 2.2.2, d), is toegepast.”.

    4)

    In hoofdstuk C, afdeling C, punt 1, van bijlage IX worden de volgende subpunten toegevoegd:

    “e)

    indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE, vervoederd;

    f)

    indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, afkomstig zijn uit een overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico ingedeeld land of gebied, zijn de producten vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.”.


    Top