Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D0869

Besluit (EU) 2019/869 van de Raad van 14 mei 2019 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) en tot intrekking van het besluit van 19 mei 2014 betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de GFCM

ST/8338/2019/INIT

PB L 140 van 28.5.2019, p. 84–89 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/01/2024; opgeheven door 32024D0394

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2019/869/oj

28.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 140/84


BESLUIT (EU) 2019/869 VAN DE RAAD

van 14 mei 2019

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) en tot intrekking van het besluit van 19 mei 2014 betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de GFCM

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 98/416/EG van de Raad (1) heeft de Unie de Overeenkomst inzake de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (hierna "de GFCM-overeenkomst" genoemd) gesloten. Ook Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta, Roemenië en Slovenië zijn overeenkomstsluitende partij bij de GFCM-overeenkomst.

(2)

De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is bevoegd voor de vaststelling van maatregelen met het oog op de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden en op de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in het GFCM-overeenkomstgebied. Dergelijke maatregelen kunnen voor de Unie bindend worden.

(3)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. In die verordening is eveneens bepaald dat de Unie de voorzorgsbenadering moet toepassen op het visserijbeheer en ernaar moet streven dat de biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is ook bepaald dat de Unie maatregelen moet nemen inzake beheer en instandhouding die gebaseerd zijn op het best beschikbare wetenschappelijke advies; actief steun moet verlenen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies; teruggooi geleidelijk moet uitbannen; en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten, en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Bovendien is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen in het kader van haar externe visserijbetrekkingen.

(4)

Zoals tot uiting kwam in de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie "Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen" en de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling is het stimuleren van maatregelen die de doeltreffendheid van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) ondersteunen en versterken en die, indien van toepassing, hun governance verbeteren, cruciaal bij de werkzaamheden van de Unie in deze fora.

(5)

In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie" wordt verwezen naar specifieke maatregelen om kunststoffen en mariene verontreiniging terug te dringen en het verlies of achterlaten van vistuig op zee tegen te gaan.

(6)

Zoals tot uiting kwam in de conclusies van de ministeriële conferentie inzake de duurzaamheid van de visserij in de Middellandse Zee, die op 30 maart 2017 de ministeriële verklaring van Malta MedFish4Ever heeft goedgekeurd, en de conclusies van de conferentie op hoog niveau over visserij en aquacultuur in de Zwarte Zee, die op 7 juni 2018 de ministeriële verklaring van Sofia heeft goedgekeurd, spelen de volgende elementen een centrale rol in het optreden van de Unie in de GFCM: de bevordering van maatregelen ter ondersteuning en verbetering van gegevensverzameling en wetenschappelijke evaluatie, een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer, een cultuur van naleving om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te beëindigen, een duurzame kleinschalige visserij en aquacultuur, en meer solidariteit en samenwerking.

(7)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de GFCM voor de periode 2019-2023, aangezien de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de GFCM bindend zullen zijn voor de Unie en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 (3) en (EG) nr. 1224/2009 (4) van de Raad en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(8)

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de GFCM is momenteel vastgesteld in het besluit van de Raad van 19 mei 2014 betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de GFCM. Het is passend dat besluit in te trekken en te vervangen door een nieuw besluit voor de periode 2019-2023.

(9)

In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het GFCM-overeenkomstgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke of andere relevante informatie die voor of tijdens de vergaderingen van de GFCM wordt gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2019-2023 procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in vergaderingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) is opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie tijdens de vergaderingen van de GFCM moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.

Artikel 3

Uiterlijk tegen de jaarlijkse vergadering van de GFCM in 2024 wordt het in bijlage I vervatte standpunt van de Unie door de Raad getoetst en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.

Artikel 4

Het besluit van de Raad van 19 mei 2014 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

P. DAEA


(1)  Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (PB L 190 van 4.7.1998, blz. 34).

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(3)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).


BIJLAGE I

Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM)

1.   BEGINSELEN

In het kader van de GFCM moet de Unie:

a)

handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals neergelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de uitvoering van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken en teruggooi geleidelijk uit te bannen, om de impact van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, en daarbij rekening te houden met de belangen van de consumenten;

b)

werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van GFCM-maatregelen en erop toezien dat de in de GFCM vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de GFCM-overeenkomst;

c)

erop toezien dat de in de GFCM vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, en met name met de bepalingen van het VN-Verdrag van 1982 inzake het recht van de zee, de VN-Overeenkomst van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen, en de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van 2009;

d)

ernaar streven uitvoering te geven aan de acties en verbintenissen die zijn vermeld in de ministeriële verklaring MedFish4Ever, die op 30 maart 2017 in Malta is ondertekend, en in de ministeriële verklaring van Sofia, die op 7 juni 2018 is ondertekend, die met name gericht zijn op de verbetering van gegevensverzameling en wetenschappelijke evaluatie, de vaststelling van een kader voor een ecosysteemgericht visserijbeheer, de ontwikkeling van een cultuur van naleving om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij uit te bannen, de ondersteuning van duurzame kleinschalige visserij en aquacultuur, en het waarborgen van meer solidariteit en samenwerking in het Middellandse Zeegebied;

e)

aansturen op standpunten die consistent zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) in hetzelfde gebied;

f)

streven naar samenhang en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar beleid inzake, met name, buitenlandse betrekkingen, werkgelegenheid, milieu, handel, ontwikkeling en onderzoek en innovatie;

g)

erop toezien dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nagekomen;

h)

zich voegen naar de Conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over een mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1);

i)

ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het GFCM-overeenkomstgebied gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van deze beginselen en normen;

j)

zich voegen naar de Conclusies van de Raad (2) over Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen (3), een gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie, en maatregelen stimuleren die de doeltreffendheid van de GFCM ondersteunen en versterken en die, zo nodig, haar governance en prestaties verbeteren (met name op het gebied van wetenschap, naleving, transparantie en besluitvorming), als bijdrage aan duurzaam oceaanbeheer in al zijn aspecten;

k)

ijveren voor coördinatie tussen ROVB's en regionale zeeverdragen (RZV's) en samenwerking met mondiale organisaties, naargelang het geval, binnen hun mandaten, waar passend;

l)

samenwerkingsmechanismen tussen niet-tonijn-ROVB's stimuleren, vergelijkbaar met het zogenaamde "proces van Kobe" voor tonijn-ROVB's.

2.   RICHTSNOEREN

De Unie zet zich, waar passend, in om ervoor te zorgen dat de GFCM de volgende maatregelen vaststelt:

a)

instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visbestanden in het GFCM-overeenkomstgebied op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met inbegrip van gebieds- en tijdsgebonden sluitingen, selectiviteitsmaatregelen of vangstmogelijkheden voor de levende biologische rijkdommen van de zee die door de GFCM worden gereguleerd, waarmee die bestanden uiterlijk in 2020 op het exploitatieniveau voor maximale duurzame opbrengst worden gebracht of gehouden. Indien nodig omvatten die instandhoudings- en beheersmaatregelen specifieke maatregelen voor overbeviste bestanden, teneinde de visserijinspanning te laten sporen met de beschikbare vangstmogelijkheden; in het licht van artikel 29 van de GVB-verordening moet met eventuele meerjarenplannen voor bepaalde bestanden of groepen bestanden in de Middellandse Zee rekening worden gehouden wanneer zij betrekking hebben op de uitvoering van de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 neergelegde doelstelling in verband met de maximale duurzame opbrengst;

b)

maatregelen ter voorkoming, afschrikking en uitbanning van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten (IOO-activiteiten) in het GFCM-overeenkomstgebied, met inbegrip van plaatsing op de lijst van IOO-vaartuigen;

c)

maatregelen om de verzameling van wetenschappelijke visserijgegevens te versterken en een betere samenwerking tussen de visserijsector en wetenschappers te bevorderen;

d)

monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het GFCM-overeenkomstgebied met het oog op efficiënte controle en naleving van de in de GFCM vastgestelde maatregelen;

e)

maatregelen om het negatieve effect van visserijactiviteiten en aquacultuur op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te verminderen, met inbegrip van maatregelen om mariene verontreiniging terug te dringen, het lozen van kunststoffen op zee te voorkomen en de impact van in de zee aanwezige kunststoffen op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen te verkleinen, en beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het GFCM-overeenkomstgebied in overeenstemming met de internationale richtsnoeren van de FAO voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, evenals maatregelen om ongewenste vangsten, met name van kwetsbare mariene soorten, zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken, en om teruggooi geleidelijk uit te bannen;

f)

maatregelen om de impact van op zee achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig te verminderen en de identificatie en inzameling van dat vistuig te vergemakkelijken;

g)

acties ter bevordering van de ontwikkeling van duurzame aquacultuur in overeenstemming met het toepasselijke recht van de Unie;

h)

waar passend, gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB's, in het bijzonder met ROVB's die betrokken zijn bij het visserijbeheer in hetzelfde gebied;

i)

aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de organen en werkgroepen van de GFCM;

j)

aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan krachtens de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);

k)

maatregelen in overeenstemming met de verbintenissen van de ministeriële verklaring MedFish4Ever en de ministeriële verklaring van Sofia.


(1)  Doc. 7087/12 REV 1 ADD 1 COR 1.

(2)  Doc. 7348/1/17 REV 1 van 24.3.2017.

(3)  JOIN (2016) 49 final van 10.11.2016.


BIJLAGE II

Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen in de vergaderingen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM)

Vóór elke vergadering van de GFCM worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Europese Commissie meegedeelde recentste wetenschappelijke en andere relevante informatie, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen en beleidslijnen.

Daartoe zendt de Europese Commissie, tijdig vóór elke vergadering van de GFCM, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie toe aan de Raad met het oog op bespreking en goedkeuring van de nadere bijzonderheden van het standpunt.

Indien tijdens een vergadering van de GFCM, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het standpunt van de Unie, wordt de zaak aan de Raad of zijn voorbereidende instanties voorgelegd.


Top