Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0415

    2014/415/EU: Besluit van de Raad van 24 juni 2014 inzake de regeling voor de toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie

    PB L 192 van 1.7.2014, p. 53–58 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 21/07/2014

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/415/oj

    1.7.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 192/53


    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 24 juni 2014

    inzake de regeling voor de toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie

    (2014/415/EU)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 222, lid 3, eerste zin,

    Gezien het gezamenlijk voorstel van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Dit besluit betreft de uitvoering door de Unie van artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) („de solidariteitsclausule”). Het heeft geen betrekking op de toepassing door de lidstaten van de solidariteitsclausule overeenkomstig artikel 222, lid 2, VWEU. Overeenkomstig de verklaring (nr. 37) betreffende artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft een lidstaat het recht de geschiktste middelen te kiezen om aan zijn solidariteitsverplichting jegens een andere lidstaat te voldoen.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 222, lid 1, VWEU, moeten de Unie en de lidstaten uit solidariteit gezamenlijk optreden indien een lidstaat getroffen wordt door een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp. Er moet bij het optreden van de Unie en de lidstaten naar samenhang en complementariteit worden gestreefd, zodat lidstaten die zich op de solidariteitsclausule beroepen hieruit profijt kunnen trekken en dubbel werk wordt vermeden. Om te kunnen voldoen aan hun eigen solidariteitsverplichting overeenkomstig artikel 222, lid 2, VWEU, moeten de lidstaten hun optreden in het kader van de Raad coördineren; het is derhalve passend te beschikken over een regeling voor coördinatie in het kader van de Raad, met betrekking tot de toepassing door de Unie van de solidariteitsclausule.

    (3)

    Een regeling voor de coördinatie in het kader van de Raad moet gebaseerd zijn op de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons (IPCR), die op 25 juni 2013 is goedgekeurd door de Raad en waarin staat dat de IPCR ook de regeling voor de toepassing van de solidariteitsclausule moet ondersteunen. Het is raadzaam dat de Raad de IPCR-regeling aanpast, in het bijzonder in het geval van een evaluatie.

    (4)

    De toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie moet zo veel mogelijk uitgaan van bestaande instrumenten, moet de doeltreffendheid vergroten door de coördinatie te verbeteren en dubbel werk te voorkomen, moet budgetneutraal geschieden, moet de lidstaten een eenvoudig en helder platform op het niveau van de Unie bieden en moet de aan elke instelling en dienst van de Unie toegekende bevoegdheden eerbiedigen.

    (5)

    De solidariteitsclausule vergt dat de Unie alle tot haar beschikking staande instrumenten gebruikt. Instrumenten die in aanmerking komen, zijn de interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie, het door Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) ingestelde mechanisme voor civiele bescherming van de Europese Unie („het Uniemechanisme”), Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) en de structuren die zijn ontwikkeld in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB).

    (6)

    Het toepassingsgebied van de regeling voor de toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie moet duidelijk worden gedefinieerd.

    (7)

    Voor terrorismebestrijding vormt de terrorismebestrijdingsstrategie van de Europese Unie het strategisch kader voor het optreden van de Unie. Er bestaan verschillende instrumenten, zoals instrumenten die zorgen voor betere bescherming van kritieke energie- en vervoersinfrastructuur (3). Er zijn ook maatregelen genomen na de mededeling van de Commissie, getiteld „Het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU: belangrijkste resultaten en nieuwe uitdagingen”, bijvoorbeeld maatregelen die zorgen voor een betere samenwerking tussen de instanties voor rechtshandhaving, die zorgen voor een betere preventie van radicalisering, in het bijzonder door het opzetten van het netwerk voor voorlichting over radicalisering, en die zorgen voor een beperking van de toegang van terroristen tot financiering, alsmede tot explosieven (4) en chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen, alsook maatregelen die de beveiliging van explosieven verhogen.

    (8)

    Op Unieniveau moet een mechanisme voor het inroepen en een mechanisme voor het uitfaseren van de in dit besluit vastgestelde regeling worden omgeschreven, die moeten worden gebaseerd op een verzoek op hoog politiek niveau van de betrokken lidstaat en die moeten wordt ondersteund vanuit één centraal contactpunt op Unieniveau.

    (9)

    De responsregeling op Unieniveau moet leiden tot grotere doeltreffendheid door betere coördinatie, op basis van bestaande instrumenten.

    (10)

    Het Uniemechanisme heeft tot doel de samenwerking tussen de lidstaten en de Unie te versterken en de coördinatie op het gebied van civiele bescherming te vergemakkelijken. Bij Besluit nr. 1313/2013/EU is het coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties opgericht („het ERCC”), dat over voldoende capaciteit moet beschikken om vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, operationeel te zijn en ten dienste staat van de lidstaten en de Commissie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het Uniemechanisme.

    (11)

    De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) beschikt over deskundigheid op het gebied van inlichtingen en militaire zaken, alsmede over een netwerk van delegaties die kunnen bijdragen tot de respons op bedreigingen of rampen op het grondgebied van de lidstaten of op crises met een externe dimensie. Afhankelijk van de crisis moeten andere structuren en agentschappen van de Unie op het gebied van gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), met inbegrip van het GVDB, waar passend, ondersteuning bieden in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht.

    (12)

    Indien noodzakelijk en mogelijk in een noodsituatie moet de responsregeling van de Unie worden aangevuld door het vaststellen van besluiten of het wijzigen van bestaande besluiten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de Verdragen.

    (13)

    Dit besluit heeft geen gevolgen op het gebied van defensie. Wanneer een crisis tot optreden noopt in het kader van het GBVB of het GVDB, moet de Raad een besluit vaststellen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de Verdragen.

    (14)

    Dit besluit laat artikel 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie onverlet.

    (15)

    In de mededeling van de Commissie, getiteld „De EU-interneveiligheidsstrategie in actie: vijf stappen voor een veiliger Europa”, wordt als doel gesteld de Unie beter bestand te maken tegen crises en rampen, onder meer door optimaal gebruik te maken van de solidariteitsclausule. Zoals de Raad in zijn conclusies van 24 en 25 februari 2011 in herinnering heeft gebracht, is het vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen van essentieel belang voor de verdere versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Unie.

    (16)

    Teneinde de Unie en haar lidstaten in staat te stellen doeltreffend op te treden, moet de Europese Raad regelmatig de dreigingen evalueren waarmee de Unie wordt geconfronteerd. Op verzoek van de Europese Raad moeten rapporten over specifieke dreigingen worden opgesteld.

    (17)

    Overeenkomstig artikel 346, lid 1, onder a), VWEU, moet geen enkele lidstaat gehouden zijn inlichtingen te verstrekken waarvan de verbreiding naar zijn mening strijdig zou zijn met de wezenlijke belangen van zijn veiligheid.

    (18)

    Op 22 november 2012 heeft het Europees Parlement Resolutie 2012/2223 aangenomen, getiteld „EU-clausules inzake wederzijdse verdediging en solidariteit: politieke en operationele dimensies”.

    (19)

    Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en leeft de beginselen na die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en het moet worden toegepast overeenkomstig die rechten en beginselen.

    (20)

    Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk toepassing van de solidariteitsclausule door de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregel beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Algemene doelstelling en onderwerp

    1.   In dit besluit worden regels en procedures vastgesteld voor de toepassing door de Unie van artikel 222 VWEU („de solidariteitsclausule”).

    2.   Teneinde de samenhang tussen en de complementariteit van het optreden van de Unie en dat van de lidstaten te waarborgen, coördineert de Raad door middel van de IPCR-regeling op politiek niveau de respons op de inroeping van de solidariteitsclausule. Het secretariaat-generaal van de Raad (SGR), de Commissie en de EDEO ondersteunen de werking van de IPCR-regeling.

    3.   Een regeling op het niveau van de Unie bouwt voort op informatie- en ondersteuningsmechanismen die in de Raad, de Commissie, de EDEO en agentschappen van de Unie beschikbaar zijn. Indien van toepassing dragen de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) en de EDEO bij door middel van initiatieven en relevante informatie en ondersteuning binnen de bevoegdheden van de HV.

    4.   De toepasselijke instrumenten van de Unie en de IPCR-regeling volgen hun eigen procedures en kunnen in werking treden voor de inroeping en na de uitfasering van de respons in het kader van dit besluit.

    5.   De regeling op grond van dit besluit leidt tot meer efficiëntie door een betere coördinatie tussen de responsen van de Unie en die van de lidstaten.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   In het geval van een terroristische aanslag, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp, ongeacht of de oorsprong daarvan binnen of buiten het grondgebied van de lidstaten ligt, is dit besluit van toepassing:

    a)

    op het grondgebied van de lidstaten waarop de Verdragen van toepassing zijn, zijnde het landgebied, de binnenwateren, de territoriale wateren en het luchtruim;

    b)

    wanneer infrastructuur (zoals offshore-olie- en-gasinstallaties) in de territoriale wateren, de exclusieve economische zone of op het continentaal plat van een lidstaat getroffen wordt.

    Indien de Unie een beroep doet op de regeling op grond van dit besluit, en met name wanneer zij van de tot haar beschikking staande instrumenten gebruik maakt, is zij door het internationaal recht gebonden en maakt zij geen inbreuk op de rechten van niet-lidstaten.

    2.   Dit besluit heeft geen gevolgen op het gebied van defensie.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    a)   „ramp”: elke situatie die ernstige gevolgen voor de mens, het milieu, eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, heeft of kan hebben;

    b)   „terroristische aanslag”: een terroristisch misdrijf zoals gedefinieerd in Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (5);

    c)   „crisis”: een ramp of een terroristische aanslag met een dermate brede invloed of politieke betekenis dat zij een tijdige beleidscoördinatie en respons op politiek niveau in de Unie vereist;

    d)   „respons”: bij een ramp of terroristische aanslag genomen maatregelen om de onmiddellijke nadelige gevolgen daarvan te bestrijden.

    Artikel 4

    Inroeping van de solidariteitsclausule

    1.   Bij een ramp of een terroristische aanslag kan de getroffen lidstaat een beroep doen op de solidariteitsclausule indien hij, na de mogelijkheden van bestaande middelen en instrumenten op nationaal en Europees niveau te hebben onderzocht, van mening is dat zijn responscapaciteit voor de crisis duidelijk ontoereikend is.

    2.   De politieke autoriteiten van de getroffen lidstaat richten hun inroeping aan het voorzitterschap van de Raad. De inroeping wordt eveneens, via het ERCC, gericht aan de voorzitter van de Europese Commissie.

    Artikel 5

    Responsregeling op het niveau van de Unie

    1.   Zodra de solidariteitsclausule is ingeroepen, zorgt de Raad voor politieke en strategische sturing van de Unierespons op de inroeping van de solidariteitsclausule, met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de Commissie en de HV. De voorzitter van de Raad stelt daartoe onmiddellijk de IPCR-regeling in werking, als dat nog niet het geval was, en stelt derhalve alle lidstaten ervan in kennis dat de solidariteitsclausule is ingeroepen.

    2.   Tezelfdertijd, en overeenkomstig artikel 1, lid 3, doen de Commissie en de HV het volgende:

    a)

    bepalen welke instrumenten van de Unie het meest geschikt zijn voor een respons op de crisis, waaronder sectorspecifieke, operationele, beleids- of financieringsinstrumenten en -structuren, en alle nodige maatregelen in het kader van die instrumenten nemen;

    b)

    bepalen welke militaire vermogens het beste kunnen bijdragen tot een respons op de crisis, met steun van de militaire staf van de EU;

    c)

    nagaan welke instrumenten en middelen ingezet kunnen worden die onder de bevoegdheid vallen van Unieagentschappen die het beste kunnen bijdragen tot een respons op de crisis, en een voorstel doen voor de inzet daarvan;

    d)

    de Raad advies verstrekken over de vraag of de bestaande instrumenten toereikend zijn om de getroffen lidstaat na de inroeping van de solidariteitsclausule bij te staan;

    e)

    regelmatige geïntegreerde rapporten over situatiebeoordeling en -analyse opstellen ter informatie en ondersteuning van de coördinatie en de politieke besluitvorming binnen de Raad, overeenkomstig artikel 6 van dit besluit.

    3.   Waar passend, en overeenkomstig artikel 1, lid 3, leggen de Commissie en de HV aan de Raad voorstellen voor, in het bijzonder betreffende:

    a)

    besluiten inzake uitzonderlijke maatregelen waarin bestaande instrumenten niet voorzien;

    b)

    verzoeken tot het inzetten van militaire vermogens die verder gaan dan de bestaande regeling over civiele bescherming; of

    c)

    maatregelen om een snelle respons van de lidstaten te ondersteunen.

    4.   Wanneer gebruik wordt gemaakt van de IPCR-regeling zorgt het voorzitterschap van de Raad voor samenhang inzake de behandeling in de Raad en inzake de algemene respons op het politieke niveau van de Unie, onder meer ten aanzien van de ontwikkeling en bijwerking van voorstellen voor maatregelen, met inachtneming van het initiatiefrecht van de Commissie en de HV binnen het kader van hun bevoegdheden. Het voorzitterschap wordt daarbij ondersteund en geadviseerd door het SGR, de Commissie en de EDEO, en, in het geval van een terroristische aanslag, door de EU-coördinator voor terrorismebestrijding. Afhankelijk van de crisis bieden de structuren en agentschappen van de Unie op het gebied van GBVB/GVDB, waar passend, ondersteuning in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht.

    5.   Het voorzitterschap van de Raad brengt de voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter van het Europees Parlement van de inroeping van de solidariteitsclausule en van eventuele belangrijke ontwikkelingen op de hoogte.

    6.   Zodra de solidariteitsclausule is ingeroepen, fungeert het ERCC zeven dagen per week en 24 uur per dag als het centrale aanspreekpunt op het niveau van de Unie voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en andere belanghebbenden, onverminderd de bestaande verantwoordelijkheden van de Commissie en de HV en onverminderd bestaande informatienetwerken. Het ERCC zal een faciliterende rol hebben bij het opstellen van geïntegreerde rapporten over situatiebeoordeling en -analyse (ISAA), in samenwerking met het EU-Situatiecentrum en andere crisiscentra van de Unie, overeenkomstig artikel 6 van dit besluit.

    Artikel 6

    Geïntegreerde rapporten over situatiebeoordeling en -analyse

    ISAA-rapporten worden toegesneden op de behoeften van het politieke niveau van de Unie zoals omschreven door het voorzitterschap van de Raad en bieden de mogelijkheid om in het kader van de Raad een strategisch overzicht te maken van de situatie, overeenkomstig de IPCR-regeling. Voor dergelijke rapporten worden gevalideerde bijdragen samengebracht die vrijwillig ter beschikking worden gesteld door de lidstaten, de Commissie, de EDEO, de betrokken Unieagentschappen en internationale organisaties. Bij een inroeping in het geval van een terroristische aanslag worden de beoordeling van en briefings over inlichtingen afzonderlijk langs bestaande kanalen behandeld.

    Artikel 7

    Uitfasering

    Voor de uitfasering van de respons in het kader van dit besluit wordt dezelfde procedure als die in artikel 4, lid 2, gevolgd. Zodra de lidstaat die de solidariteitsclausule heeft ingeroepen van oordeel is dat de inroeping niet langer nodig is, brengt hij dat ter kennis.

    Artikel 8

    Dreigingsevaluatie op het niveau van de Unie

    1.   Ter wille van de regelmatige evaluatie van de dreigingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, kan de Europese Raad de Commissie, de HV en de Unieagentschappen, waar van toepassing, verzoeken om over specifieke dreigingen rapporten op te stellen.

    2.   Tenzij anders voorgeschreven door de Europese Raad zijn deze rapporten uitsluitend gebaseerd op de beschikbare dreigingsevaluaties die door de betrokken instellingen, organen en agentschappen van de Unie in het kader van bestaande regelingen zijn samengesteld, en op informatie die de lidstaten vrijwillig verstrekken; daarbij wordt dubbel werk vermeden. Indien van toepassing wordt de EU-coördinator voor terrorismebestrijding bij de opstelling van deze rapporten betrokken. Overeenkomstig artikel 346, lid 1, onder a), VWEU, is geen enkele lidstaat gehouden inlichtingen te verstrekken waarvan de verbreiding naar zijn mening strijdig zou zijn met de wezenlijke belangen van zijn veiligheid.

    Artikel 9

    Evaluatie

    1.   De regeling in het kader van dit besluit wordt periodiek geëvalueerd indien de behoefte daartoe is vastgesteld en in elk geval binnen twaalf maanden na afloop van de inroeping, teneinde de nodige lessen te trekken en toe te passen. De evaluatie wordt uitgevoerd in het kader van de Raad, op basis van een gezamenlijk rapport van de Commissie en de HV.

    2.   Dit besluit kan zo nodig worden geëvalueerd. In dat geval en overeenkomstig artikel 222, lid 3, VWEU, wordt de Raad bijgestaan door het Politiek en Veiligheidscomité en het Permanent Comité operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid.

    3.   Waar passend kan de Raad de IPCR-regeling aanpassen, in het bijzonder om in te spelen op behoeften die de Raad in de context van een evaluatie heeft vastgesteld of na een evaluatie van dit besluit.

    Artikel 10

    Financiële gevolgen

    De financiële middelen die nodig zijn voor de toepassing van dit besluit worden ingezet binnen de overeengekomen jaarlijkse uitgavenmaxima en overeenkomstig het toepassingsgebied van bestaande instrumenten van de Unie, met inachtneming van de jaarlijkse plafonds in het kader van het meerjarig financieel kader.

    Artikel 11

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Luxemburg, 24 juni 2014.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    E. VENIZELOS


    (1)  Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).

    (2)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

    (3)  Zoals bepaald in Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

    (4)  Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 1).

    (5)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).


    Top