Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013L0043

Richtlijn 2013/43/EU van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft een facultatieve en tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten

PB L 201 van 26.7.2013, p. 4–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2013/43/oj

26.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 201/4


RICHTLIJN 2013/43/EU VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft een facultatieve en tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) is bepaald dat de belasting over de toegevoegde waarde (btw) is verschuldigd door de belastingplichtige die een belastbare goederenlevering of dienst verricht. Voor grensoverschrijdende transacties en voor bepaalde binnenlandse sectoren met een hoog risico is de verplichting tot voldoening van de btw evenwel verlegd naar de afnemer van het goed of de dienst (verleggingsregeling).

(2)

Gelet op de ernst van de btw-fraude moet het de lidstaten worden toegestaan om, op tijdelijke basis, voor bepaalde categorieën van goederen en diensten, ook als deze categorieën niet zijn opgenomen in artikel 199 van Richtlijn 2006/112/EG of het voorwerp uitmaken van een specifieke, aan een lidstaat verleende afwijking, een regeling toe te passen waarbij de verplichting tot betaling van de btw op tijdelijke basis wordt verlegd naar de persoon voor wie de belastbare goederenleveringen of diensten worden verricht.

(3)

Te dien einde heeft de Commissie in 2009 een voorstel ingediend, waarin een aantal goederen en diensten worden opgesomd waarop, voor een beperkte periode, de verleggingsregeling zou kunnen worden toegepast. De Raad heeft ervoor gekozen het voorstel op te splitsen, en heeft Richtlijn 2010/23/EU van de Raad (4) vastgesteld die evenwel alleen op broeikasgasemissierechten van toepassing was, aangezien de fraudesituatie in die sector een onmiddellijk optreden noodzakelijk maakte. De Raad heeft op dat moment ook de politieke toezegging gedaan om de onderhandelingen over het resterende deel van het voorstel van de Commissie voort te zetten.

(4)

Sindsdien zijn er ook in andere sectoren fraudegevallen geweest, en derhalve dienen nieuwe goederen en diensten te worden toegevoegd aan het resterende deel van het voorstel van de Commissie wat betreft de vooraf vastgestelde lijst van goederen en diensten waarop de verleggingsregeling zou kunnen worden toegepast. De fraude heeft zich met name voorgedaan met betrekking tot de levering van gas en elektriciteit, telecommunicatiediensten, spelconsoles, tablet-pc's en laptops, granen, industriële gewassen waaronder oliehoudende zaden en suikerbieten, en ruwe en halfafgewerkte metalen, waaronder edelmetalen.

(5)

De invoering van de verleggingsregeling die niet van algemene toepassing is maar specifiek geldt voor deze goederen en diensten, die volgens recente ervaringen bijzonder fraudegevoelig zijn, mag geen afbreuk doen aan de basisbeginselen van het btw-stelsel, zoals de gespreide betaling.

(6)

De vooraf vastgestelde lijst, waaruit de lidstaten kunnen kiezen, dient te worden beperkt tot leveren van goederen en diensten die volgens recente ervaringen bijzonder fraudegevoelig zijn.

(7)

Wanneer zij de verleggingsregeling toepassen, hebben de lidstaten de vrijheid om de voorwaarden hiervoor vast te stellen, met inbegrip van het vastleggen van drempelwaarden, de categorieën leveranciers of ontvangers waarop de regeling van toepassing kan zijn en de gedeeltelijke toepassing van de regeling binnen bepaalde categorieën.

(8)

Aangezien een verleggingsregeling een tijdelijke maatregel is om het btw-stelsel beter bestand te maken tegen gevallen van btw-fraude, in afwachting van wetgevingsoplossingen op de langere termijn, mag de bij artikel 199 bis van Richtlijn 2006/112/EG ingestelde verleggingsregeling slechts voor een beperkte periode van toepassing zijn.

(9)

Om te waarborgen dat de verleggingsregeling voor een voldoende lange periode kan worden toegepast om doeltreffend te zijn en een latere evaluatie mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de huidige termijn, die op 30 juni 2015 verstrijkt, wordt verlengd. Tevens dienen de datum voor de evaluatieperiode en de einddatum van de periode waarin een verschuiving in frauduleuze activiteiten moet worden gerapporteerd, te worden uitgesteld.

(10)

Teneinde alle lidstaten de mogelijkheid te geven om de verleggingsregeling toe te passen zoals hierboven uiteengezet, is een specifieke wijziging van Richtlijn 2006/112/EG noodzakelijk.

(11)

Aangezien de doelstelling van het overwogen optreden, namelijk de btw-fraude aan te pakken met tijdelijke maatregelen die afwijken van de bestaande voorschriften van de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, en derhalve beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(12)

Richtlijn 2006/112/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 193 wordt de verwijzing naar "de artikelen 194 tot en met 199" vervangen door een verwijzing naar "de artikelen 194 tot en met 199 ter";

2)

Artikel 199 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

"De lidstaten kunnen tot en met 31 december 2018 voor een minimumperiode van twee jaar bepalen dat de btw voldaan moet worden door de belastingplichtige voor wie de volgende goederenleveringen of diensten worden verricht:";

b)

in lid 1 worden de volgende punten toegevoegd:

"c)

de levering van mobiele telefoons, dat wil zeggen apparaten die zijn vervaardigd of aangepast voor gebruik in een netwerk waarvoor een vergunning is afgegeven en die op gespecificeerde frequenties werken, ongeacht of zij nog een ander gebruik hebben;

d)

de levering van geïntegreerde schakelingen zoals microprocessoren en centrale verwerkingseenheden, vóórdat deze in een eindproduct zijn ingebouwd;

e)

levering van gas en elektriciteit aan een belastingplichtige wederverkoper, zoals bepaald in artikel 38, lid 2;

f)

levering van gas- en elektriciteitscertificaten;

g)

verrichting van telecommunicatiediensten als omschreven in artikel 24, lid 2;

h)

levering van spelconsoles, tablet-pc's en laptops;

i)

granen en industriële gewassen, met inbegrip van oliehoudende zaden en suikerbieten, die in principe, in de staat waarin zij zich bevinden, niet zijn bestemd voor eindverbruik;

j)

ruwe en halfafgewerkte metalen, met inbegrip van edele metalen, wanneer zij niet onder artikel 199, lid 1, onder d), de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten overeenkomstig de artikelen 311 tot en met 343 of de bijzondere regeling voor beleggingsgoud overeenkomstig de artikelen 344 tot en met 356 vallen.";

c)

de volgende leden worden ingevoegd:

"1 bis.   De lidstaten kunnen de voorwaarden bepalen voor de toepassing van de regeling als voorzien in lid 1.

1 ter.   De toepassing van de in lid 1 vastgestelde regeling op de levering van elk van de goederen of diensten opgesomd in de punten (c) tot (j) van dat lid, dient gepaard te gaan met de invoering van passende en doeltreffende rapportageverplichtingen voor belastbare personen die de goederen of diensten leveren waarop de in lid 1 vastgestelde regeling van toepassing is.";

d)

lid 2 wordt vervangen door:

"2.   De lidstaten stellen het btw-comité in kennis van de toepassing van de in lid 1 vastgestelde regeling wanneer deze wordt ingevoerd, en verstrekken het daarbij de volgende informatie:

a)

Het toepassingsgebied van de maatregel waarbij de regeling ten uitvoer wordt gelegd, samen met het type en de kenmerken van de fraude, en een gedetailleerde beschrijving van begeleidende maatregelen, met inbegrip van rapportageverplichtingen betreffende belastbare personen en eventuele andere controlemaatregelen;

b)

ondernomen stappen om de betrokken belastbare personen in kennis te stellen van het invoeren van de toepassing van de regeling;

c)

de evaluatiecriteria om een vergelijking te kunnen maken tussen frauduleuze activiteiten met betrekking tot de in lid 1 bedoelde goederen of diensten voor en na de toepassing van de regeling, frauduleuze activiteiten met betrekking tot andere goederen en diensten voor en na de toepassing van de regeling, en iedere toename van andere vormen van frauduleuze activiteiten voor en na de toepassing van de regeling;

d)

de aanvangsdatum en de toepassingsduur van de maatregel waarbij de regeling ten uitvoer wordt gelegd.";

e)

in lid 3, eerste alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

"De lidstaten die de in lid 1 vastgestelde regeling toepassen, leggen op basis van de in lid 2, onder (c), bedoelde evaluatiecriteria de Commissie uiterlijk op 30 juni 2017 een verslag voor.";

f)

in lid 3, tweede alinea, wordt punt a) vervangen door:

"a)

het effect op frauduleuze activiteiten met betrekking tot onder de maatregel vallende leveringen van goederen of diensten;";

g)

lid 4 wordt vervangen door:

"4.   "Elke lidstaat die op zijn grondgebied een trendverschuiving in de frauduleuze activiteiten in verband met de in lid1 opgesomde goederen en diensten constateert, na de datum van inwerkingtreding van dit artikel ten aanzien van dergelijke goederen of diensten, dient daarover uiterlijk op 30 juni 2017 een verslag in bij de Commissie.

5.   De Commissie legt vóór 1 januari 2018 een algemeen evaluatieverslag voor aan het Parlement en de Raad betreffende de effecten van de in lid 1 vastgestelde regeling op de fraudebestrijding.".

Artikel 2

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

De richtlijn is van toepassing tot en met 31 december 2018.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB C 341E van 16.12.2010, blz. 81.

(2)  PB C 339 van 14.12.2010, p. 41.

(3)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2010/23/EU van de Raad van 16 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft een facultatieve en tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige diensten (PB L 72 van 20.3.2010, blz. 1)


Top