Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013D0328

2013/328/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 juni 2013 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de visserijtakken die kabeljauw-, schol- en tongbestanden exploiteren in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee

PB L 175 van 27.6.2013, p. 61–70 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2018; opgeheven door 32018D1986

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2013/328/oj

27.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/61


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2013

tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de visserijtakken die kabeljauw-, schol- en tongbestanden exploiteren in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee

(2013/328/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 95,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor alle onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten die op het grondgebied van de lidstaten of in de uniale wateren, door uniale vissersvaartuigen of, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenlidstaat, door onderdanen van de lidstaten worden uitgevoerd, en daarin is met name bepaald dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat controle, inspectie en handhaving op niet-discriminerende wijze verlopen wat betreft sectoren, vaartuigen of personen, en dat zij op basis van risicobeheer worden verricht.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (2) zijn de voorwaarden vastgesteld voor de duurzame exploitatie van de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee. Bij Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (3) zijn de voorwaarden voor de duurzame exploitatie van schol en tong vastgesteld.

(3)

Op grond van artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, bepalen voor welke visserijtakken specifieke controle- en inspectieprogramma’s moeten worden uitgevoerd. In een dergelijk specifiek controle- en inspectieprogramma moeten de doelstellingen, de prioriteiten en de procedures worden vastgesteld, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, die aan de hand van risicobeheer moeten worden bepaald en periodiek, na analyse van de bereikte resultaten, moeten worden herzien. De betrokken lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen en de perioden en gebieden waarin deze zullen worden ingezet.

(4)

In artikel 95, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat het specifieke controle- en inspectieprogramma ijkpunten voor de inspectieactiviteiten moet bevatten, die aan de hand van risicobeheer worden vastgesteld. Het is dan ook dienstig om voor controle-, inspectie- en verificatieactiviteiten gemeenschappelijke criteria voor risicobeoordeling en -beheer vast te stellen die het mogelijk maken tijdige risicoanalyses en totaalbeoordelingen van de betrokken controle- en inspectiegegevens te maken. De gemeenschappelijke criteria zijn bedoeld om een geharmoniseerde aanpak van de inspecties en verificaties in alle lidstaten te waarborgen en een gelijk speelveld voor alle exploitanten tot stand te brengen.

(5)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet worden opgesteld voor de periode tot en met 31 december 2018 en moet worden uitgevoerd door België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

(6)

In artikel 98, leden 1 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (4) is bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onverminderd bepalingen in meerjarenplannen, aan de hand van alle beschikbare informatie een risicogebaseerde benadering voor de selectie van inspectiedoelen moeten vaststellen en aan de hand van een risicogebaseerde controle- en handhavingsstrategie en op objectieve wijze de inspectieactiviteiten moeten uitvoeren die nodig zijn om te voorkomen dat visserijproducten die afkomstig zijn van tegen de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid indruisende activiteiten, aan boord worden gehouden of worden overgeladen, aangeland, verwerkt, vervoerd, opgeslagen, afgezet of in voorraad gehouden.

(7)

Het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (5) opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole (hierna „EBVC” genoemd) moet de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma coördineren via een gezamenlijk inzetplan, dat uitvoering geeft aan de in het specifieke controle- en inspectieprogramma vastgestelde doelstellingen, prioriteiten, procedures en ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, en gaat na welke controle- en inspectiemiddelen door elke betrokken lidstaat kunnen worden gebundeld. Daarom moet worden verduidelijkt hoe de procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn vastgesteld en die welke in het kader van het gezamenlijk inzetplan zijn vastgesteld, zich tot elkaar verhouden.

(8)

Om de controle- en inspectieprocedures voor de visserijactiviteiten met betrekking tot kabeljauw, schol en tong te harmoniseren en het welslagen van de meerjarenplannen voor deze bestanden en de betrokken visserijtakken te garanderen, is het dienstig gemeenschappelijke regels voor de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te verrichten controle- en inspectieactiviteiten vast te stellen, onder meer met betrekking tot de wederzijdse toegang tot relevante gegevens. Met het oog daarop moeten streefijkpunten worden vastgesteld die de intensiteit van de controle- en inspectieactiviteiten aangeven.

(9)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de betrokken lidstaten moeten in voorkomend geval overeenkomstig de door het EBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen worden verricht om de controle-, inspectie- en bewakingspraktijken eenvormiger te maken en de coördinatie van de controle-, inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten te helpen verbeteren.

(10)

De resultaten die door de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verkregen, moeten worden beoordeeld aan de hand van jaarlijkse evaluatieverslagen die elke betrokken lidstaat aan de Commissie en het EBVC moet voorleggen.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de visserijtakken die kabeljauwbestanden exploiteren in de geografische gebieden van het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee, en voor de visserijtakken die schol- en tongbestanden exploiteren in het geografische gebied van de Noordzee. Hierna worden de geografische gebieden de „betrokken gebieden” genoemd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma heeft met name betrekking op de volgende activiteiten:

a)

visserijactiviteiten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in de betrokken gebieden, en

b)

visserijgerelateerde activiteiten, waaronder weging, verwerking, afzet, vervoer en opslag van visserijproducten.

2.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma is van toepassing tot en met 31 december 2018.

3.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma wordt uitgevoerd door België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (hierna „de betrokken lidstaten” genoemd).

HOOFDSTUK II

DOELSTELLINGEN, PRIORITEITEN, PROCEDURES EN IJKPUNTEN

Artikel 3

Doelstellingen

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma garandeert de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in artikel 1 vermelde bestanden van toepassing zijn.

2.   De controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verricht, hebben met name tot doel de naleving te garanderen van:

a)

de regels inzake het beheer van de vangstmogelijkheden en alle daarmee verband houdende specifieke voorwaarden, met inbegrip van het monitoren van de benutting van de quota en de inspanningsregeling in de betrokken gebieden;

b)

de rapporteringsverplichtingen die voor visserijactiviteiten gelden, met name de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde gegevens;

c)

de bepalingen inzake het verbod op high-grading (afromen) en de verplichting alle vangsten waarvoor quota gelden, aan te landen.

Artikel 4

Prioriteiten

1.   Met betrekking tot de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen en de visserijgerelateerde activiteiten van andere exploitanten voeren de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 4, punt 18, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 98 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 controle- en inspectieactiviteiten uit op basis van een strategie voor risicobeheer.

2.   Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op de in artikel 1 vermelde bestanden, worden onderworpen aan controles en inspecties volgens de prioriteit die overeenkomstig lid 3 wordt toegekend.

3.   Elke betrokken lidstaat kent een prioriteit toe op basis van de resultaten van de risicobeoordeling die volgens de procedures van artikel 5 wordt uitgevoerd.

Artikel 5

Procedures voor risicobeoordeling

1.   Dit artikel is van toepassing op de betrokken lidstaten, en enkel voor de toepassing van lid 4, op alle andere lidstaten.

2.   De lidstaten beoordelen de risico’s ten aanzien van de betrokken bestanden en gebieden aan de hand van de tabel in bijlage I.

3.   Bij de door elke lidstaat te verrichten risicobeoordeling wordt, op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante gegevens, nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn. Door deze elementen te combineren beoordeelt elke lidstaat voor elke in artikel 4, lid 2, bedoelde inspectiecategorie het risiconiveau („zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”).

4.   Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 3 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt, tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden, het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met „zeer hoog” risiconiveau.

Artikel 6

Strategie voor risicobeheer

1.   Elke betrokken lidstaat stelt op basis van zijn risicobeoordeling een strategie voor risicobeheer vast die erop gericht is te garanderen dat de voorschriften worden nageleefd. Die strategie heeft betrekking op de identificatie, beschrijving en toewijzing, naargelang van de aard en het verwachte niveau van elk risico, van passende kostenefficiënte controle-instrumenten en inspectiemiddelen en op het bereiken van de streefijkpunten.

2.   De in lid 1 bedoelde strategie voor risicobeheer wordt op regionaal niveau gecoördineerd via een gezamenlijk inzetplan als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 768/2005.

Artikel 7

Verhouding met de procedures voor gezamenlijke inzetplannen

1.   In het kader van een gezamenlijk inzetplan deelt elke betrokken lidstaat in voorkomend geval het EBVC de resultaten van zijn overeenkomstig artikel 5, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling aan het EBVC mee, en met name een lijst van de geraamde risiconiveaus met de overeenkomstige streefniveaus voor de inspectie.

2.   Indien van toepassing worden de in lid 1 bedoelde risiconiveaus en streefniveaus bijgewerkt aan de hand van tijdens gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten verzamelde gegevens. Onmiddellijk na elke bijwerking wordt het EBVC van die bijwerking in kennis gesteld.

3.   Het EBVC gebruikt de van de betrokken lidstaten ontvangen informatie om de strategie voor risicobeheer op regionaal niveau te coördineren overeenkomstig artikel 6, lid 2.

Artikel 8

Streefijkpunten

1.   Onverminderd de streefijkpunten die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (6) zijn vastgesteld, worden de streefijkpunten op het niveau van de Unie voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „hoog” en „zeer hoog” risiconiveau vastgesteld in bijlage II.

2.   De streefijkpunten voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau worden door de betrokken lidstaten vastgesteld via nationale controleactieprogramma’s als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en nationale maatregelen als bedoeld in artikel 95, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten bij wijze van alternatief andere streefijkpunten toepassen, uitgedrukt in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus, op voorwaarde dat:

a)

een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten en van wetshandhavingsgerelateerde vraagstukken de noodzaak om streefijkpunten in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus vast te stellen, rechtvaardigt;

b)

de Commissie in kennis wordt gesteld van de in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten en binnen 90 dagen geen bezwaar daartegen maakt en dat die ijkpunten niet discriminerend zijn en de doelstellingen, prioriteiten en risicogebaseerde procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn omschreven, onverlet laten.

4.   Alle streefijkpunten worden elk jaar op basis van de in artikel 13, lid 1, bedoelde evaluatieverslagen beoordeeld en zo nodig dienovereenkomstig herzien in het kader van de in artikel 13, lid 4, bedoelde evaluatie.

5.   Zo nodig geeft een gezamenlijk inzetplan uitvoering aan de in dit artikel bedoelde streefijkpunten.

HOOFDSTUK III

UITVOERING

Artikel 9

Samenwerking tussen de lidstaten en met derde landen

1.   De betrokken lidstaten werken samen bij de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma.

2.   Zo nodig werken alle andere lidstaten samen met de betrokken lidstaten.

3.   De lidstaten kunnen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen.

Artikel 10

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

1.   Om hun nationale visserijcontrolesystemen efficiënter en doeltreffender te maken voeren de betrokken lidstaten gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten uit in de onder hun jurisdictie vallende wateren en indien nodig op hun grondgebied. In voorkomend geval worden die activiteiten uitgevoerd in het kader van gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 768/2005.

2.   Met betrekking tot de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten moet elke betrokken lidstaat:

a)

ervoor zorgen dat functionarissen van andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten deel te nemen;

b)

gezamenlijke operationele procedures voor hun bewakingsvaartuigen opstellen;

c)

indien nodig contactpunten aanwijzen als bedoeld in artikel 80, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   Aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen functionarissen en EU-inspecteurs deelnemen.

Artikel 11

Uitwisseling van gegevens

1.   Voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma zorgt elke betrokken lidstaat voor de in artikel 111 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en bijlage XII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 bedoelde rechtstreekse elektronische uitwisseling van gegevens met de andere betrokken lidstaten en het EBVC.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens hebben betrekking op visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten die worden verricht in de gebieden die onder het specifieke controle- en inspectieprogramma vallen.

Artikel 12

Informatieverstrekking

1.   In afwachting van de volledige uitvoering van titel XII, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 deelt elke betrokken lidstaat, in het in bijlage III bij dit besluit vastgestelde formaat, uiterlijk op 31 januari na elk kalenderjaar op elektronische wijze de Commissie en het EBVC de volgende gegevens mee over het voorafgaande jaar:

a)

de identificatie, datum en aard van elke controle- en/of inspectieactiviteit die in het voorafgaande jaar is uitgevoerd;

b)

de identificatie van elk vissersvaartuig (nummer in het EU-vlootregister), elk voertuig en/of elke exploitant (bedrijfsnaam) dat/die is gecontroleerd en/of geïnspecteerd;

c)

indien van toepassing, het soort geïnspecteerd vistuig, en

d)

als één of meer ernstige inbreuken zijn geconstateerd:

i)

het soort ernstige inbreuk(en);

ii)

de stand van zaken betreffende de follow-up van de ernstige inbreuk(en) (bv. de zaak wordt onderzocht, is hangende, wordt behandeld in hoger beroep), en

iii)

de sanctie(s) die is (zijn) opgelegd als follow-up voor de ernstige inbreuk(en): hoogte van de boeten, waarde van de in beslag genomen vis en/of het in beslag genomen vistuig, overeenkomstig artikel 126, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 toegewezen punten en/of andere soorten sancties.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt meegedeeld voor elke controle en/of inspectie en wordt in elk volgend verslag vermeld en bijgewerkt totdat de maatregel overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat is afgesloten. Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, wordt daarvoor een verklaring bijgevoegd.

Artikel 13

Evaluatie

1.   Elke betrokken lidstaat stuurt uiterlijk op 31 maart van het jaar na het betrokken kalenderjaar de Commissie en het EBVC een evaluatieverslag toe betreffende de doeltreffendheid van de controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van dit specifieke controle- en inspectieprogramma zijn uitgevoerd.

2.   Het in lid 1 bedoelde evaluatieverslag bevat ten minste de in bijlage IV vermelde informatie. De betrokken lidstaten kunnen in hun evaluatieverslag ook andere acties vermelden zoals opleidings- en voorlichtingssessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te verbeteren.

3.   Het EBVC houdt met de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen rekening bij zijn jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van de gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005.

4.   De Commissie belegt eenmaal per jaar een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur om de geschiktheid, adequaatheid en doeltreffendheid van het specifieke controle- en inspectieprogramma en zijn algemene impact op de naleving door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te beoordelen op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen. De in bijlage II vastgestelde streefijkpunten kunnen dienovereenkomstig worden herzien.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20.

(3)  PB L 157 van 19.6.2007, blz. 1.

(4)  PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1.

(5)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(6)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.


BIJLAGE I

PROCEDURES VOOR RISICOBEOORDELING

Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op verschillende in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden, worden volgens de daaraan toegekende prioriteit onderworpen aan controles en inspecties. Op basis van de resultaten van de risicobeoordeling die door een betrokken lidstaat of, enkel voor de toepassing van artikel 5, lid 4, door een andere lidstaat wordt verricht, wordt prioriteit toegekend volgens de onderstaande procedure:

Risicobeschrijving

[naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens]

Indicator

[naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens]

Stap in de visserijketen/de afzetketen

(wanneer en waar doet het risico zich voor)

In overweging te nemen punten

[naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens]

Frequentie van voorkomen in de visserij (1)

Potentiële gevolgen (1)

Risiconiveau (1)

[Noot: de door de lidstaten opgespoorde risico’s moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3 omschreven doelstellingen]

 

 

Vangst- en aanlandingsniveaus, uitgesplitst per vissersvaartuig, bestand en vistuig

Beschikbaarheid van quota voor de vissersvaartuigen, uitgesplitst per vissersvaartuig, bestand en vistuig

Het gebruik van gestandaardiseerde dozen

Niveau en fluctuatie van de marktprijs voor de aangelande visserijproducten (eerste verkoop)

Aantal tevoren uitgevoerde inspecties en aantal inbreuken die voor het betrokken vissersvaartuig en/of de andere betrokken exploitant zijn geconstateerd

Achtergrond en/of potentieel gevaar van met de haven/locatie/regio en het metier verbonden fraude

Enige andere relevante informatie of inlichtingen

frequent/af en toe/zelden/of niet significant

ernstig/significant/aanvaardbaar/of marginaal

zeer laag/laag/middelgroot/hoog/of zeer hoog


(1)  

Noot: Moet door de lidstaten worden beoordeeld. Bij de risicobeoordeling wordt, op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare gegevens, nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn.


BIJLAGE II

STREEFIJKPUNTEN

1.   Omvang van de inspecties op zee (waaronder, indien van toepassing, bewaking vanuit de lucht)

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten (1) voor de inspecties op zee van vissersvaartuigen die in het gebied op kabeljauw, schol en tong vissen, voor zover die inspecties op zee relevant zijn voor de betrokken stap in de visserijketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (2)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, geraamd risiconiveau voor de vissersvaartuigen

hoog

zeer hoog

Visserijtak

Inspectie op zee van ten minste 2,5 % van de visreizen die worden gemaakt door vissersvaartuigen met een hoog risiconiveau die op de betrokken vissoorten vissen

Inspectie op zee van ten minste 5 % van de visreizen die worden gemaakt door vissersvaartuigen met een zeer hoog risiconiveau die op de betrokken vissoorten vissen

2.   Omvang van de inspecties aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens of bij de eerste verkoop)

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten (3) voor de inspecties aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens of bij eerste verkoop) van vissersvaartuigen en andere exploitanten die in het gebied actief zijn in de visserij op kabeljauw, schol en tong, voor zover die inspecties aan land relevant zijn voor de betrokken stap in de visserij- of de afzetketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (4)

Risiconiveau voor de vissersvaartuigen en/of andere exploitanten (eerste koper)

hoog

zeer hoog

Visserijtak

Inspectie in de haven van ten minste 10 % van de totale hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog risiconiveau

Inspectie in de haven van ten minste 15 % van de totale hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een zeer hoog risiconiveau

De inspecties na aanlanding of overlading worden met name gebruikt als aanvullend kruiscontrolemechanisme om de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde informatie over vangsten en aanlandingen te controleren.


(1)  Voor vaartuigen die per visreis minder dan 24 uur op zee doorbrengen, kunnen, in overeenstemming met de strategie voor risicobeheer, de streefijkpunten met de helft worden verminderd.

(2)  uitgedrukt in % van de visreizen die per jaar in het gebied worden gemaakt door vissersvaartuigen met een hoog of zeer hoog risico.

(3)  Voor vaartuigen die per aanlanding minder dan 10 ton aanlanden, kunnen, in overeenstemming met de strategie voor risicobeheer, de streefijkpunten met de helft worden verminderd.

(4)  uitgedrukt in % van de hoeveelheden die per jaar worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog of zeer hoog risico.


BIJLAGE III

PERIODIEKE INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA

Formaat voor de mededeling van de informatie die overeenkomstig artikel 12 voor elke in het verslag op te nemen inspectie moet worden verstrekt:

Naam element

Code

Omschrijving en inhoud

Identificatie van de inspectie

II

Tweeletterige ISO-landcode + 9 cijfers, bv. DK201200000

Datum van de inspectie

DA

JJJJ-MM-DD

Soort inspectie of controle

IT

Op zee, aan land, vervoer, document (te preciseren)

Identificatie van elk vissersvaartuig, elk voertuig of elke exploitant

ID

Nummer van het vissersvaartuig in het EU-vlootregister, voertuigidentificatie en/of bedrijfsnaam van de exploitant

Soort vistuig

GE

Vistuigcode volgens de internationale statistische standaardclassificatie van vistuig van de FAO

Ernstige inbreuk

SI

Y = ja, N = neen

Soort geconstateerde ernstige inbreuk

TS

Vermeld het soort geconstateerde ernstige inbreuk aan de hand van het nummer (linkerkolom) in bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011. Ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 90, lid 1, onder a), b) of c), van de controleverordening worden respectievelijk met de cijfers „13”, „14” en „15” geïdentificeerd

Stand van zaken betreffende de follow-up

FU

Geef de stand van zaken aan: PENDING (hangende), APPEAL (hoger beroep) of CLOSED (afgesloten)

Boete

SF

Boete in EUR, bv. 500

Inbeslagneming

SC

„CATCH/GEAR” (vangst/vistuig) voor fysieke inbeslagneming. Als het om een in beslag genomen bedrag aan vangst of vistuig gaat, dat bedrag in EUR, bv. 10 000

Andere

SO

Bij intrekking van de visvergunning of de vismachtiging, vermeld respectievelijk LI of AU + aantal dagen, bv. AU30

Punten

SP

Aantal toegekende punten, bv. 12

Opmerkingen

RM

Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, moet hier worden toegelicht waarom (vrije tekst)


BIJLAGE IV

INHOUD VAN DE EVALUATIEVERSLAGEN

De evaluatieverslagen moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:

I.   Algemene analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)

Beschrijving van de door de betrokken lidstaat vastgestelde risico’s en gedetailleerde inhoud van zijn strategie voor risicobeheer, met onder meer een beschrijving van het beoordelings- en herzieningsproces.

Vergelijking tussen enerzijds het soort toegepaste controle- en inspectiemiddelen en het aantal toegezegde inspectiemiddelen en anderzijds het aantal voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma ingezette middelen, met inbegrip van de periode en de gebieden waarin die middelen zijn ingezet.

Vergelijking tussen enerzijds het soort toegepaste controle- en inspectiemiddelen en het aantal uitgevoerde controleactiviteiten en inspecties (gelieve aan te vullen aan de hand van de overeenkomstig bijlage III meegedeelde gegevens) en anderzijds het aantal geconstateerde ernstige inbreuken en, indien mogelijk, een analyse van de motieven voor het begaan van die inbreuken.

Voor ernstige inbreuken opgelegde sancties (gelieve aan te vullen aan de hand van de overeenkomstig bijlage III meegedeelde gegevens).

Analyse van andere acties (andere dan controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten, bv. opleidings- of voorlichtingssessies) die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en/of andere exploitanten te verbeteren [VOORBEELD: aantal ter verbetering van de selectiviteit van het vistuig ingezette middelen, aantal steekproeven van kabeljauw/jonge exemplaren enz.].

II.   Gedetailleerde analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)

1.

Analyse van de inspectieactiviteiten op zee (waaronder, indien van toepassing, bewaking vanuit de lucht), met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde patrouillevaartuigen;

percentage ernstige inbreuken op zee;

aandeel van de op vissersvaartuigen met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau verrichte inspecties op zee dat het mogelijk heeft gemaakt één of meer ernstige inbreuken te constateren;

aandeel van de op vissersvaartuigen met een „hoog” of een „zeer hoog” risiconiveau verrichte inspecties op zee dat het mogelijk heeft gemaakt één of meer ernstige inbreuken te constateren;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

2.

Analyse van de inspectieactiviteiten aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens, bij de eerste verkoop of bij overladingen), met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde inspectie-eenheden aan land;

percentage ernstige inbreuken aan land;

aandeel van de op vissersvaartuigen en/of exploitanten met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau verrichte inspecties aan land dat het mogelijk heeft gemaakt één of meer ernstige inbreuken te constateren;

aandeel van de op vissersvaartuigen en/of exploitanten met een „hoog” of een „zeer hoog” risiconiveau verrichte inspecties aan land dat het mogelijk heeft gemaakt één of meer ernstige inbreuken te constateren;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

3.

Analyse, indien van toepassing, van in nalevingsniveaus uitgedrukte streefijkpunten, met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde inspectiemiddelen;

percentage ernstige inbreuken en tendens (op basis van een vergelijking met de twee voorgaande jaren);

aandeel van de inspecties op vissersvaartuigen/exploitanten dat het mogelijk heeft gemaakt één of meer ernstige inbreuken te constateren;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

4.

Analyse van de overige inspectie- en controleactiviteiten: overladen, bewaking vanuit de lucht, invoer/uitvoer enz., alsook andere acties zoals opleidings- en voorlichtingssessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te verbeteren.

III.   Voorstel(len) ter verbetering van de doeltreffendheid van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)


Top