Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22023A0608(01)

    VERTALING Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie Overeenkomst inzake visserijsubsidies

    ST/14558/2022/INIT

    PB L 148 van 8.6.2023, p. 3–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document Date of entry into force unknown (pending notification) or not yet in force.

    Related Council decision

    8.6.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 148/3


    VERTALING

    PROTOCOL tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie Overeenkomst inzake visserijsubsidies

    DE LEDEN VAN DE WERELDHANDELSORGANISATIE,

    Gezien het besluit van de Ministeriële Conferentie in document WT/MIN(22)/33 — WT/L/1144, vastgesteld op grond van artikel X, lid 1, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“de WTO-Overeenkomst”),

    KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

    1.

    Bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst wordt, bij de inwerkingtreding van dit protocol op grond van punt 4, gewijzigd door invoeging van de Overeenkomst inzake visserijsubsidies, als opgenomen in de bijlage bij dit protocol, na de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.

    2.

    Er mogen geen voorbehouden worden gemaakt ten aanzien van enige bepaling in dit protocol.

    3.

    Dit protocol staat open voor aanvaarding door de Leden.

    4.

    Dit protocol treedt in werking overeenkomstig artikel X, lid 3, van de WTO-Overeenkomst (1).

    5.

    Dit protocol wordt neergelegd bij de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie, die onverwijld aan elk Lid een gewaarmerkt afschrift van het protocol alsook een kennisgeving van elke aanvaarding ervan op grond van punt 3 doet toekomen.

    6.

    Dit protocol wordt geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

    Gedaan te Genève op zeventien juni tweeduizend tweeëntwintig, in één exemplaar in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, waarbij elke tekst authentiek is.

     


    (1)  Voor de berekening van het aantal aanvaardingen uit hoofde van artikel X, lid 3, van de WTO-Overeenkomst geldt een akte van aanvaarding door de Europese Unie namens haarzelf en namens haar lidstaten als aanvaarding door eenzelfde aantal Leden als het aantal lidstaten van de Europese Unie die lid zijn van de WTO.


    BIJLAGE

    OVEREENKOMST INZAKE VISSERIJSUBSIDIES

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    Deze overeenkomst is van toepassing op subsidies in de zin van artikel 1.1 van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (de "SCM-Overeenkomst"), die specifiek zijn in de zin van artikel 2 van die overeenkomst, die worden verleend voor wildvangst op zee en voor visserijgerelateerde activiteiten op zee (1) (2) (3).

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

    a)

    “vis”: alle soorten levende rijkdommen van de zee, al dan niet verwerkt;

    b)

    “visserij”: het opsporen, aantrekken, lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van vis, of het verrichten van elke activiteit waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij leidt tot het aantrekken, lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van vis;

    c)

    “visserijgerelateerde activiteiten”: alle handelingen ter ondersteuning of ter voorbereiding van de visserij, met inbegrip van het aanlanden, verpakken, verwerken, overladen of vervoeren van vis die nog niet eerder in een haven is aangeland, alsmede het leveren van personeel, brandstof, vistuig en andere benodigdheden op zee;

    d)

    “vaartuig”: een vaartuig dat, een ander type schip dat of een boot die wordt gebruikt, is uitgerust om te worden gebruikt of is bedoeld om te worden gebruikt voor de visserij of het verrichten van visserijgerelateerde activiteiten;

    e)

    “exploitant”: de eigenaar van een vaartuig of elke persoon die de leiding of zeggenschap heeft over een vaartuig of dat vaartuig bestuurt.

    Artikel 3

    Subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (4)

    3.1   Geen Lid verleent of handhaaft subsidies voor een vaartuig dat of aan een exploitant (5) die betrokken is bij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) of bij visserijgerelateerde activiteiten ter ondersteuning van IOO-visserij.

    3.2   Voor de toepassing van artikel 3.1 wordt een vaartuig of een exploitant geacht betrokken te zijn bij IOO-visserij wanneer dit positief wordt vastgesteld door (6) (7):

    a)

    een Lid-kuststaat, wat activiteiten in gebieden onder zijn jurisdictie betreft, of

    b)

    een Lid-vlaggenstaat, wat activiteiten van onder zijn vlag varende vaartuigen betreft, of

    c)

    een betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB) dan wel een betrokken regionaal akkoord voor visserijbeheer (RAVB), in overeenstemming met de regels en procedures van de ROVB of het RAVB en het toepasselijk internationaal recht, onder meer door het overleggen van een tijdige kennisgeving en relevante informatie, in de gebieden en voor de soorten die onder de bevoegdheid ervan vallen.

    3.3

    a)

    Een positieve vaststelling (8) als bedoeld in artikel 3.2 heeft betrekking op de definitieve vaststelling door een Lid en/of de definitieve vermelding in de lijst door een ROVB of een RAVB dat een vaartuig of exploitant betrokken is bij IOO-visserij.

    b)

    Voor de toepassing van artikel 3.2, punt a), is het verbod als bedoeld in artikel 3.1 van toepassing wanneer de vaststelling door het Lid-kuststaat op relevante feitelijke gegevens is gebaseerd en het Lid-kuststaat het Lid-vlaggenstaat en, indien bekend, het subsidieverlenende Lid:

    i)

    er via passende kanalen tijdig van in kennis heeft gesteld dat een vaartuig of een exploitant tijdelijk is aangehouden in afwachting van nader onderzoek naar de betrokkenheid bij IOO-visserij dan wel dat het Lid-kuststaat een onderzoek naar IOO-visserij heeft ingesteld, met vermelding van alle relevante feitelijke gegevens, de toepasselijke wet- en regelgeving en administratieve procedures of andere relevante maatregelen;

    ii)

    in de gelegenheid heeft gesteld relevante gegevens (9) uit te wisselen alvorens een vaststelling te doen, zodat die gegevens bij de definitieve vaststelling in aanmerking kan worden genomen. Het Lid-kuststaat kan preciseren op welke wijze en binnen welk tijdsbestek deze uitwisseling van gegevens moet plaatsvinden, en

    iii)

    kennis heeft gegeven van de definitieve vaststelling en van eventuele opgelegde sancties, in voorkomend geval met inbegrip van de duur ervan.

    Het Lid-kuststaat geeft het in artikel 9.1 bedoelde comité (in deze overeenkomst “het comité” genoemd) kennis van een positieve vaststelling.

    3.4   Bij het bepalen van de geldigheidsduur van het in artikel 3.1 bedoelde verbod houdt het subsidieverlenende Lid rekening met de aard, de ernst en de herhaaldelijkheid van de IOO-visserij door een vaartuig of een exploitant. Het in artikel 3.1 bedoelde verbod geldt ten minste zolang de sanctie (10) die voortvloeit uit de vaststelling die aanleiding tot het verbod heeft gegeven, van kracht blijft, of ten minste zolang het vaartuig of de exploitant door een ROVB of een RAVB op de lijst is geplaatst, afhankelijk van welke periode het langste is.

    3.5   Het subsidieverlenende Lid stelt het comité overeenkomstig artikel 8.3 in kennis van de op grond van artikel 3.1 genomen maatregelen.

    3.6   Wanneer een Lid dat havenstaat is een subsidieverlenend Lid ervan in kennis stelt dat het gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een vaartuig in een van zijn havens bij IOO-visserij betrokken is geweest, houdt het subsidieverlenende Lid naar behoren rekening met de ontvangen informatie en neemt het met betrekking tot zijn subsidies de maatregelen die het passend acht.

    3.7   Elk Lid voert wet- en regelgeving en/of administratieve procedures in om te waarborgen dat de in artikel 3.1 bedoelde subsidies, met inbegrip van de bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst bestaande subsidies, niet worden verleend of gehandhaafd.

    3.8   Gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst kunnen subsidies die door de Leden die ontwikkelingslanden zijn, met inbegrip van de Leden die tot de minst ontwikkelde landen (MOL’s) behoren, worden verleend of gehandhaafd tot aan en in de exclusieve economische zone (EEZ), niet leiden tot maatregelen die basis van de artikelen 3.1 en 10 van deze overeenkomst worden genomen.

    Artikel 4

    Subsidies met betrekking tot overbeviste bestanden

    4.1   Geen Lid verleent of handhaaft subsidies voor visserij of visserijgerelateerde activiteiten met betrekking tot een overbevist bestand.

    4.2   Voor de toepassing van dit artikel wordt een visbestand als overbevist beschouwd indien het op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens als zodanig wordt erkend door het Lid-kuststaat in de jurisdictie waarvan de visserij plaatsvindt of door een betrokken ROVB of RAVB in de gebieden en voor de soorten die onder de bevoegdheid ervan vallen.

    4.3   Niettegenstaande artikel 4.1 kan een Lid subsidies als bedoeld in artikel 4.1 verlenen of handhaven indien dergelijke subsidies worden verstrekt of andere maatregelen worden genomen met het doel om het bestand tot een biologisch duurzaam niveau (11) te herstellen.

    4.4   Gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst kunnen subsidies die door de Leden die ontwikkelingslanden zijn, met inbegrip van de Leden die tot de MOL’s behoren, worden verleend of gehandhaafd tot aan en in de EEZ, niet leiden tot maatregelen die op basis van de artikelen 4.1 en 10 van deze overeenkomst worden genomen.

    Artikel 5

    Andere subsidies

    5.1   Geen Lid verleent of handhaaft subsidies die worden verstrekt voor visserij of visserijgerelateerde activiteiten die buiten de jurisdictie van een Lid-kuststaat of van een niet-Lid-kuststaat en buiten de bevoegdheid van een betrokken ROVB of RAVB vallen.

    5.2   Een Lid betracht bijzondere zorgvuldigheid en handelt met de nodige terughoudendheid bij het verlenen van subsidies voor vaartuigen die niet onder zijn vlag varen.

    5.3   Een Lid betracht bijzondere zorgvuldigheid en handelt met de nodige terughoudendheid bij het verlenen van subsidies voor visserij of visserijgerelateerde activiteiten met betrekking tot bestanden waarvan de toestand onbekend is.

    Artikel 6

    Specifieke bepalingen voor de Leden die tot de MOL’s behoren

    Een Lid handelt met de nodige terughoudendheid wanneer het kwesties aan de orde stelt waarbij een tot de MOL’s behorend Lid betrokken is, en houdt in voorkomend geval bij de oplossingen die het onderzoekt rekening met de specifieke situatie van het betrokken tot de MOL’s behorende Lid.

    Artikel 7

    Technische bijstand en capaciteitsopbouw

    Er wordt gerichte technische bijstand en bijstand voor capaciteitsopbouw verleend aan de Leden die ontwikkelingslanden zijn, met inbegrip van de Leden die tot de MOL’s behoren, met het oog op de uitvoering van de in deze overeenkomst vastgestelde regels. Ter ondersteuning van deze bijstand wordt een vrijwillig WTO-financieringsmechanisme opgezet in samenwerking met relevante internationale organisaties als de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en het Internationaal Fonds voor agrarische ontwikkeling. De bijdragen van de WTO-leden aan het mechanisme berusten uitsluitend op vrijwilligheid, en voor die bijdragen wordt geen gebruik gemaakt van de reguliere begrotingsmiddelen.

    Artikel 8

    Kennisgeving en transparantie

    8.1   Onverminderd artikel 25 van de SCM-Overeenkomst en teneinde de kennisgevingen van visserijsubsidies te versterken en te verbeteren alsmede een doeltreffender toezicht op de uitvoering van de verbintenissen inzake visserijsubsidies mogelijk te maken:

    a)

    verstrekt elk Lid in het kader van zijn regelmatige kennisgeving van visserijsubsidies uit hoofde van artikel 25 van de SCM-Overeenkomst de volgende informatie (12) (13): het type of de soort visserijactiviteit waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    b)

    verstrekt elk Lid, voor zover mogelijk, in het kader van zijn regelmatige kennisgeving van visserijsubsidies uit hoofde van artikel 25 van de SCM-Overeenkomst de volgende informatie  (12)(13):

    i)

    de toestand van de visbestanden in de tak van visserij waarvoor de subsidie wordt verstrekt (bv. overbevist, maximaal duurzaam bevist of onderbevist) en de gebruikte referentiepunten, alsmede informatie over de vraag of dergelijke bestanden met een ander Lid worden gedeeld (14) dan wel door een ROVB of een RAVB worden beheerd;

    ii)

    de bestaande instandhoudings- en beheersmaatregelen voor het betrokken visbestand;

    iii)

    de vlootcapaciteit in de tak van visserij waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    iv)

    de naam en het identificatienummer van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen waarvoor de subsidie wordt verstrekt, en

    v)

    de vangstgegevens per soort of groep van soorten in de tak van visserij waarvoor de subsidie wordt verstrekt (15).

    8.2   Elk Lid stelt het comité jaarlijks schriftelijk in kennis van een lijst van vaartuigen en exploitanten ten aanzien waarvan het positief heeft vastgesteld dat zij betrokken zijn bij IOO-visserij.

    8.3   Elk Lid brengt het comité binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst op de hoogte van de bestaande maatregelen of van de maatregelen die het heeft genomen met het oog op de uitvoering en het beheer van deze overeenkomst, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan de verbodsbepalingen van de artikelen 3, 4 en 5. Daarnaast brengt elk Lid het comité onverwijld op de hoogte van alle latere wijzigingen van die maatregelen en van nieuwe maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan de verbodsbepalingen van artikel 3.

    8.4   Elk Lid verstrekt het comité binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een beschrijving van zijn visserijregeling met verwijzingen naar zijn wet- en regelgeving en administratieve procedures die deze overeenkomst betreffen, en brengt het comité onverwijld op de hoogte van alle latere wijzigingen. Een Lid kan aan deze verplichting voldoen door het comité een actuele elektronische link te verstrekken naar de officiële webpagina van het Lid of naar een andere passende officiële webpagina die deze informatie bevat.

    8.5   Een Lid kan het kennisgevende Lid verzoeken om aanvullende informatie met betrekking tot de uit hoofde van dit artikel verstrekte kennisgevingen en informatie. Het kennisgevende Lid reageert zo spoedig mogelijk schriftelijk en volledig op dat verzoek. Indien een Lid van mening is dat een ander Lid een kennisgeving of informatie uit hoofde van dit artikel niet heeft verstrekt, kan het de zaak onder de aandacht van dat andere Lid of het comité brengen.

    8.6   De Leden stellen het comité bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schriftelijk in kennis van elke ROVB of elk RAVB waarbij zij partij zijn. Deze kennisgeving omvat ten minste de tekst van het rechtsinstrument dat ten grondslag ligt aan de ROVB of het RAVB, het gebied en de soorten die onder de bevoegdheid ervan vallen, de informatie over de toestand van de beheerde visbestanden, een beschrijving van hun instandhoudings- en beheersmaatregelen, de regels en procedures voor hun vaststellingen inzake IOO-visserij alsmede de bijgewerkte lijsten van vaartuigen en/of exploitanten ten aanzien waarvan zij hebben vastgesteld dat die betrokken zijn bij IOO-visserij. Deze kennisgeving kan hetzij individueel, hetzij door een groep van Leden worden gedaan (16). Het comité wordt onverwijld van elke wijziging van deze informatie in kennis gesteld. Het secretariaat van het comité houdt een lijst bij van de ROVB’s of RAVB’s waarvan op grond van dit artikel kennis is gegeven.

    8.7   De Leden erkennen dat de kennisgeving van een maatregel niet prejudicieert op a) de juridische status ervan op grond van de GATT 1994, de SCM-Overeenkomst of deze overeenkomst; b) de gevolgen van de maatregel in het kader van de SCM-Overeenkomst; of c) de aard van de maatregel zelf.

    8.8   Niets in dit artikel verplicht vertrouwelijke informatie te verstrekken.

    Artikel 9

    Institutionele regelingen

    9.1   Er wordt een comité voor visserijsubsidies opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van elk van de Leden. Het comité kiest zijn voorzitter en komt ten minste tweemaal per jaar alsmede op verzoek van een Lid overeenkomstig de relevante bepalingen van deze overeenkomst bijeen. Het comité voert de taken uit waarmee het krachtens deze overeenkomst of door de Leden is belast en biedt de Leden de gelegenheid met elkaar van gedachten te wisselen over alle zaken die verband houden met de werking van deze overeenkomst of het bevorderen van de doelstellingen ervan. Het secretariaat van de WTO treedt op als secretariaat van het comité.

    9.2   Het comité onderzoekt ten minste eenmaal per twee jaar alle op grond van de artikelen 3 en 8 alsmede dit artikel verstrekte informatie.

    9.3   Het comité evalueert ieder jaar de uitvoering en de werking van deze overeenkomst, met inachtneming van de doelstellingen ervan. Het comité brengt de Raad voor de handel in goederen ieder jaar op de hoogte van de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan tijdens de periode waarop de desbetreffende evaluatie betrekking heeft.

    9.4   Uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst en vervolgens om de drie jaar evalueert het comité de werking van deze overeenkomst teneinde met inachtneming van de doelstellingen daarvan vast te stellen welke wijzigingen noodzakelijk zijn om de werking van deze overeenkomst te verbeteren. Waar nodig kan het comité aan de Raad voor de handel in goederen voorstellen tot wijziging van de tekst van deze overeenkomst voorleggen, onder meer rekening houdend met de bij de uitvoering ervan opgedane ervaring.

    9.5   Het comité onderhoudt nauwe contacten met de FAO en met andere relevante internationale organisaties op het gebied van visserijbeheer, met inbegrip van de betrokken ROVB’s of RAVB’s.

    Artikel 10

    Geschillenbeslechting

    10.1   De bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van Overeenstemming inzake de beslechting van geschillen (Dispute Settlement Understanding — DSU,), zijn van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen in het kader van de onderhavige overeenkomst, tenzij daarin uitdrukkelijk anders is bepaald (17).

    10.2   Onverminderd lid 1 zijn de bepalingen van artikel 4 van de SCM-Overeenkomst (18) van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen uit hoofde van de artikelen 3, 4 en 5 van de onderhavige overeenkomst.

    Artikel 11

    Slotbepalingen

    11.1   Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 staat niets in deze overeenkomst eraan in de weg dat een Lid een subsidie voor hulp bij rampen (19) verleent, mits de subsidie:

    a)

    beperkt is tot de hulpverlening bij een bepaalde ramp;

    b)

    beperkt is tot het getroffen geografische gebied;

    c)

    beperkt is in de tijd, en

    d)

    in het geval van wederopbouwsubsidies, beperkt is tot het herstel van de getroffen tak van visserij en/of de getroffen vloot tot het niveau van vóór de ramp.

    11.2

    a)

    Deze overeenkomst, met inbegrip van alle bevindingen, aanbevelingen en uitspraken met betrekking tot deze overeenkomst, heeft geen juridische gevolgen wat territoriale aanspraken of de afbakening van zeegrenzen betreft.

    b)

    Een overeenkomstig artikel 10 van deze overeenkomst ingesteld panel doet geen bevindingen met betrekking tot aanspraken waarvoor het zijn bevindingen zou moeten baseren op eventuele vorderingen met betrekking tot territoriale aanspraken of de afbakening van zeegrenzen (20).

    11.3   Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd of toegepast dat afbreuk wordt gedaan aan de jurisdictie en de rechten en verplichtingen van de Leden uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van het zeerecht (21).

    11.4   Tenzij anders is bepaald, houdt geen enkele bepaling van deze overeenkomst in dat een Lid gebonden is door maatregelen of besluiten van een ROVB of een RAVB waarbij het geen partij of samenwerkende niet-partij is, dan wel dat het een dergelijke ROVB of een dergelijk RAVB erkent.

    11.5   Door deze overeenkomst worden de rechten en verplichtingen uit hoofde van de SCM-Overeenkomst niet gewijzigd of tenietgedaan.

    Artikel 12

    Beëindiging van de Overeenkomst indien geen omvattende regels worden vastgesteld

    Indien binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen uitgebreide regels worden vastgesteld, en tenzij de Algemene Raad anders beslist, is deze overeenkomst onmiddellijk beëindigd.


    (1)  Voor alle duidelijkheid: de aquacultuur en de binnenwatervisserij zijn van het toepassingsgebied van deze overeenkomst uitgesloten.

    (2)  Voor alle duidelijkheid: tussen overheden verrichte betalingen in het kader van overeenkomsten inzake toegang tot visserij worden niet beschouwd als subsidies in de zin van deze overeenkomst.

    (3)  Voor alle duidelijkheid: voor de toepassing van deze overeenkomst wordt een subsidie toegerekend aan het Lid dat de subsidie verleent, ongeacht de vlag waaronder het betrokken vaartuig vaart of het register waarin het is ingeschreven dan wel de nationaliteit van de ontvanger.

    (4)  Onder “illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij)” wordt verstaan de activiteiten bedoeld in punt 3 van het internationale actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, dat in 2001 is aangenomen door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

    (5)  Voor de toepassing van artikel 3 wordt onder “exploitant” verstaan de exploitant in de zin van artikel 2, punt e), ten tijde van de overtreding inzake IOO-visserij. Voor alle duidelijkheid: het verbod op het verlenen of handhaven van subsidies voor exploitanten die betrokken zijn bij IOO-visserij, geldt voor subsidies die worden verstrekt voor visserij en visserijgerelateerde activiteiten op zee.

    (6)  Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat de Leden verplicht zijn een onderzoek naar IOO-visserij in te stellen of vaststellingen inzake IOO-visserijactiviteiten te doen.

    (7)  Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheid van de op de lijst geplaatste entiteiten uit hoofde van de relevante internationale instrumenten of dat nieuwe rechten worden toegekend aan de op de lijst geplaatste entiteiten bij het doen van vaststellingen inzake IOO-visserij.

    (8)  Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat een vaststelling inzake IOO-visserij wordt vertraagd of dat de rechtsgeldigheid of de afdwingbaarheid ervan wordt aangetast.

    (9)  Dit kan bijvoorbeeld ook de mogelijkheid omvatten om in dialoog te treden of om gegevens schriftelijk uit te wisselen indien het Lid-vlaggenstaat of het subsidieverlenende Lid daarom verzoekt.

    (10)  De sancties worden beëindigd in overeenstemming met de wettelijke voorschriften of de procedures van de instantie die de in artikel 3.2 bedoelde vaststelling heeft gedaan.

    (11)  Voor de toepassing van dit lid wordt onder een biologisch duurzaam niveau verstaan het niveau dat wordt bepaald door een Lid-kuststaat dat jurisdictie heeft over het gebied waar de visserij of de visserijgerelateerde activiteit plaatsvindt, met gebruikmaking van referentiepunten zoals de maximale duurzame opbrengst (MDO) of andere referentiepunten, die in overeenstemming zijn met de voor de visserij beschikbare gegevens, dan wel door een betrokken ROVB of RAVB in de gebieden en voor de soorten die onder de bevoegdheid ervan vallen.

    (12)  Voor de toepassing van artikel 8.1 verstrekken de Leden deze informatie naast alle informatie die vereist is uit hoofde van artikel 25 van de SCM-Overeenkomst en zoals bepaald in door het SCM-comité gebruikte vragenlijsten, bijvoorbeeld G/SCM/6/Rev.1.

    (13)  Voor de Leden die tot de MOL’s behoren, en voor de Leden die ontwikkelingslanden zijn met een jaarlijks aandeel van niet meer dan 0,8 % in de wereldwijde productie uit de zeevangstvisserij volgens de meest recente gepubliceerde FAO-gegevens zoals verspreid door het WTO-secretariaat, kan de kennisgeving van de in deze alinea bedoelde aanvullende informatie om de vier jaar plaatsvinden.

    (14)  Onder “gedeelde bestanden” wordt verstaan bestanden die in de EEZ’s van twee of meer Leden-kuststaten of zowel binnen de EEZ als in een gebied daarbuiten en grenzend daaraan voorkomen.

    (15)  Voor meersoortenvisserij kan een Lid in plaats daarvan andere relevante en beschikbare vangstgegevens verstrekken.

    (16)  Aan deze verplichting kan worden voldaan door een actuele elektronische link te verstrekken naar de officiële webpagina van het kennisgevende Lid of naar een andere passende officiële webpagina die deze informatie bevat.

    (17)  Artikel XXIII, lid 1, punten b) en c), van de GATT 1994 en artikel 26 van het DSU zijn niet van toepassing op de beslechting van geschillen in het kader van de onderhavige overeenkomst.

    (18)  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “verboden subsidie” in artikel 4 van de SCM-Overeenkomst verstaan subsidies waarvoor de verbodsbepalingen van de artikelen 3, 4 of 5 van de onderhavige overeenkomst gelden.

    (19)  Voor alle duidelijkheid: deze bepaling is niet van toepassing op economische of financiële crises.

    (20)  Deze beperking geldt ook voor een overeenkomstig artikel 25 van het Memorandum van Overeenstemming inzake geschillenbeslechting benoemde arbiter.

    (21)  Met inbegrip van de regels en procedures van ROVB’s en RAVB’s.


    Top