Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R1182

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1182 van de Commissie van 20 april 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de schema's van de Unie voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en wat betreft de mededeling van de marktprijzen voor bepaalde categorieën karkassen en levende dieren

C/2017/2411

PB L 171 van 04/07/2017, p. 74–99 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2017/1182/oj

4.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 171/74


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/1182 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2017

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de schema's van de Unie voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en wat betreft de mededeling van de marktprijzen voor bepaalde categorieën karkassen en levende dieren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 6, onder a) tot en met d), artikel 223, lid 1, en artikel 223, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (2) is ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1308/2013. Deel II, titel I, hoofdstuk I, afdeling 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bevat voorschriften inzake openbare interventie en steun voor particuliere opslag, met inbegrip van de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en de mededeling van prijzen daarvan, en bevat bepalingen op grond waarvan de Commissie bevoegd is om gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen op dat gebied vast te stellen. Door middel van dergelijke handelingen dienen bepaalde regels te worden vastgesteld met het oog op een vlotte werking van de schema's van de Unie voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en op de vaststelling van vergelijkbare marktprijzen voor karkassen en levende dieren binnen het nieuwe rechtskader. Deze nieuwe regels moeten in de plaats komen van de uitvoeringsbepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 315/2002 (3) en (EG) nr 1249/2008 (4) van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 807/2013 (5) van de Commissie.

(2)

In artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de in bijlage IV, punt A, van die verordening vastgestelde schema's van de Unie voor de indeling van karkassen van toepassing moeten zijn op runderen die ten minste acht maanden oud zijn. Met het oog op een uniforme toepassing is het dienstig de lidstaten toe te staan de toepassing van het indelingsschema van de Unie te verplichten voor karkassen van runderen vanaf een specifieke leeftijd die wordt bepaald aan de hand van de identificatie- en registratieregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (6). Die identificatie- en registratieregeling moet ook worden toegepast voor de indeling van karkassen in de categorieën als bedoeld in bijlage IV, punt A.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

Om de administratieve lasten te verlichten moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om aan kleinschalige inrichtingen afwijkingen toe te staan van de algemene verplichting om karkassen in te delen. Op basis van de ervaring die met de toepassing van het indelingsschema van de Unie is opgedaan, blijkt het dienstig te voorzien in een dergelijke afwijking voor slachthuizen waar op jaarbasis gemiddeld minder dan 150 runderen van ten minste acht maanden oud of minder dan 500 varkens per week worden geslacht. De lidstaten kunnen evenwel besluiten lagere maxima vast te stellen naargelang de nationale situatie, met name om een representatieve prijsmededeling te garanderen.

(4)

Aangezien sommige slachthuizen runderen van ten minste acht maanden oud en varkens in hun eigen inrichtingen vetmesten, dient voor de karkassen van die dieren geen marktprijs te worden genoteerd. In dergelijke gevallen is de toepassing van de verplichte indelingsschema's van de Unie dan ook niet nodig. Het is derhalve dienstig de lidstaten waar deze praktijk wordt toegepast, toe te staan om voor deze karkassen af te wijken van de regels inzake verplichte karkasindeling. Deze afwijking dient eveneens te worden toegestaan voor de indeling van karkassen van lokale varkensrassen met een bijzondere lichaamsbouw of bijzondere verkoopmethoden waardoor een homogene gestandaardiseerde indeling van de karkassen niet mogelijk is.

(5)

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de inrichtingen en met tijdelijke slachtingen van schapen, is het dienstig de lidstaten die de in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde indeling van schapenkarkassen toepassen, toe te staan voor bepaalde slachthuizen af te wijken van deze indeling op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.

(6)

Om te garanderen dat de karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud en van schapen in de Unie op eenvormige wijze worden ingedeeld, moeten de in bijlage IV, punten A.III en C.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 gegeven definities van de bevleesheids- en vetheidsklassen, het karkasgewicht en de vleeskleur nauwkeuriger worden omschreven. Voor karkassen van lammeren van minder dan 13 kg mogen evenwel andere criteria worden gehanteerd.

(7)

In bijlage IV, punt A.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is voorzien in een bevleesdheidsklasse S voor karkassen van runderen van het type dikbil (met dubbele spieren). Aangezien deze uitzonderlijke bevleesdheidsklasse slechts in bepaalde lidstaten wordt verhandeld, is het dienstig te bepalen dat de lidstaten kunnen kiezen of zij al dan niet van de bevleesdheidsklasse S gebruik willen maken.

(8)

Doordat het magervleesaandeel bij varkenskarkassen gestaag is toegenomen, worden de meeste van die karkassen slechts in twee categorieën ingedeeld. Bijgevolg is het noodzakelijk de lidstaten toe te staan de in bijlage IV, punt B.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde indelingsklassen voor varkenskarkassen verder onder te verdelen in subklassen om te zorgen voor differentiatie van varkenskarkassen.

(9)

Rekening houdend met de behoeften van de markt voor de bepaling van de handelswaarde van het varkenskarkas moet ook worden toegestaan dat naast gewicht en geraamd magervleesaandeel ook andere beoordelingscriteria worden gehanteerd.

(10)

In bijlage IV, punt A.IV, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is een standaardaanbiedingsvorm van karkassen opgenomen om te zorgen voor vergelijkbare marktprijzen. Om in te spelen op bepaalde eisen van de markt met betrekking tot de aanbiedingsvorm van karkassen moet worden bepaald dat de lidstaten, voor de vaststelling van de marktprijzen, een andere dan de in bijlage IV, punt A.IV, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde aanbiedingsvorm mogen hanteren door toepassing van correctiefactoren.

(11)

Gezien de traditionele gebruiken betreffende het verwijderen van overtollig dekvet in bepaalde lidstaten, moeten de betrokken lidstaten die gebruiken kunnen blijven toepassen mits aan bepaalde vereisten is voldaan.

(12)

Om de correcte toepassing van de indelingsschema's van de Unie te garanderen en met het oog op een grotere markttransparantie moeten de voorwaarden en de praktische werkmethoden voor de indeling, de weging en het merken van karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud, van varkens en van schapen nader worden omschreven.

(13)

Er moet worden voorzien in de mogelijkheid tot bepaalde afwijkingen, met name met betrekking tot de termijn voor de indeling en de weging van de karkassen, in geval van een technische storing bij de geautomatiseerde indelingstechnieken.

(14)

Het merken van het karkas dient te gebeuren op het moment van de indeling. De lidstaten kunnen besluiten de karkassen niet te merken wanneer uit de officiële registers het verband tussen de karkassen en de indelingsresultaten blijkt, en met name wanneer de karkassen onmiddellijk na de indeling worden versneden, waardoor het onnodig is deze te merken.

(15)

Om te garanderen dat de karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud, van varkens en van schapen op correcte en betrouwbare wijze worden ingedeeld, moet die indeling worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel met de nodige vergunning of erkenning, of door middel van een goedgekeurde indelingsmethode.

(16)

Bij de verlening van een goedkeuring voor indelingsmethoden voor de rechtstreekse beoordeling van de bevleesdheid en de vetheid van karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud en van schapen, en van het magervleesaandeel van varkenskarkassen kunnen indelingsmethoden enkel worden toegestaan mits deze op statistisch verantwoorde methoden steunen. Indelingsmethoden mogen enkel worden goedgekeurd als aan bepaalde voorwaarden en eisen is voldaan.

(17)

Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid om, nadat een vergunning is afgegeven, wijzigingen aan te brengen in de technische specificaties van de geautomatiseerde indelingsmethoden voor de indeling van karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud en van schapen om de nauwkeurigheid van die specificaties te garanderen.

(18)

De waarde van een varkenskarkas wordt met name bepaald op basis van het magervleesaandeel ervan in verhouding tot het totale gewicht. Het magervleesaandeel wordt beoordeeld aan de hand van een indelingsmethode die moet bestaan uit een geautomatiseerde, halfgeautomatiseerde of manuele indelingstechniek en een beoordelingsformule. De beoordelingsformule moet worden opgesteld door bepaalde anatomische delen van het karkas te meten met behulp van goedgekeurde, statistisch verantwoorde methoden. Om te waarborgen dat de statistisch verantwoorde methoden op objectieve wijze worden toegepast, moeten de deskundigen van de lidstaten op de hoogte worden gebracht door middel van protocollen inzake de certificeringsproef en moet met deze deskundigen worden overlegd over de resultaten van de test. Aangezien voor de beoordeling van het magervleesaandeel van een varkenskarkas diverse methoden kunnen worden toegepast, moet worden gegarandeerd dat de keuze van de methode geen invloed heeft op het geraamde magervleesaandeel.

(19)

Om toezicht te kunnen houden op vergelijkbare marktprijzen voor zowel karkassen als levende dieren moet worden bepaald dat de prijsnotering betrekking moet hebben op een welbepaald handelsstadium. Er moet worden bepaald op welke soorten dieren de mededeling van de prijzen betrekking heeft.

(20)

De marktprijzen van de verschillende soorten dieren dienen aan de Commissie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 van de Commissie (7) te worden meegedeeld en moeten als basis dienen voor de vaststelling van de gewogen gemiddelde prijzen op het niveau van de Unie.

(21)

Indien een lidstaat voor de toepassing van deze verordening regio's heeft afgebakend, moeten de vastgestelde regionale prijzen in acht worden genomen bij de berekening van de nationale prijs. Wanneer aan leveranciers van dieren aanvullende bedragen worden betaald, moeten de inrichtingen of personen die verplicht zijn prijzen mee te delen, worden verplicht de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van de aanvullende bedragen zodat de gemiddelde nationale prijzen kunnen worden gecorrigeerd.

(22)

Om marktmonitoring te kunnen waarborgen en om de prijsontwikkelingen te kunnen vergelijken met bepaalde in Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde referentieprijzen moeten de gemiddelde Unieprijzen voor bepaalde karkassen en levende dieren worden berekend op basis van bepaalde door de lidstaten jaarlijks ingediende informatie.

(23)

Om toezicht te kunnen houden op de mededeling van de prijzen voor karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud en van varkens en om de wegingscoëfficiënten per categorie te berekenen moeten de lidstaten worden verplicht de Commissie regelmatig bepaalde informatie mee te delen overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 van de Commissie (8), met uitzondering van de kennisgevingen die nodig zijn voor de organisatie van inspecties ter plaatse of die dienen als basis voor een compleet overzicht van de vleesmarkt.

(24)

Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dienen de Verordeningen (EG) nr. 315/2002 en (EG) nr. 1249/2008 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 807/2013 te worden ingetrokken.

(25)

Om de lidstaten in de gelegenheid te stellen zich aan te passen aan het nieuwe rechtskader, dient deze verordening twaalf maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing te worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

SCHEMA'S VAN DE UNIE VOOR DE INDELING VAN KARKASSEN

Artikel 1

Identificatie van de leeftijd en categorieën van runderen

De leeftijd van de runderen voor de bepaling van de in bijlage IV, punt A.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde categorieën wordt geverifieerd aan de hand van de gegevens van de identificatie- en registratieregeling voor runderen die overeenkomstig titel I van Verordening (EG) nr. 1760/2000 in elke lidstaat is vastgesteld.

Artikel 2

Afwijkingen van de verplichte indeling van karkassen

1.   De lidstaten kunnen besluiten dat de in bijlage IV, punten A.V en B.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde voorschriften inzake de indeling van karkassen van runderen, respectievelijk varkens, niet bindend zijn voor slachthuizen waar:

a)

op jaarbasis gemiddeld minder dan 150 runderen van ten minste acht maanden oud per week worden geslacht;

b)

op jaarbasis gemiddeld minder dan 500 varkens per week worden geslacht.

De lidstaten kunnen besluiten een lagere maximumgrens vast te stellen, met name om een representatieve prijsnotering als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 te garanderen.

2.   De lidstaten kunnen besluiten dat de voorschriften inzake de indeling van karkassen van runderen en varkens niet bindend zijn:

a)

voor karkassen van runderen en varkens die eigendom zijn van het slachthuis indien voor het verwerven van deze dieren geen handelstransactie heeft plaatsgevonden;

b)

voor karkassen van varkens van duidelijk omschreven lokale rassen of met bijzondere verkoopmethoden indien hun lichaamsbouw een homogene gestandaardiseerde indeling van de karkassen onmogelijk maakt.

3.   Lidstaten waar schapenkarkassen worden ingedeeld op grond van artikel 10, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria besluiten dat de voorschriften inzake de indeling van schapenkarkassen voor bepaalde slachthuizen niet bindend zijn.

4.   Lidstaten die besluiten een of meer van de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel vastgestelde afwijkingen toe te passen, stellen de Commissie hiervan in kennis.

Artikel 3

Aanvullende bepalingen met betrekking tot de bevleesheids- en vetheidsklassen en het karkasgewicht voor runderen en schapen

1.   In de bijlagen I en II bij deze verordening worden aanvullende bepalingen vastgesteld betreffende de in bijlage IV, punten A.III en C.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde definities van de bevleesdheids- en vetheidsklassen voor karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud en van schapen.

2.   In bijlage III bij deze verordening worden aanvullende bepalingen vastgesteld betreffende de indeling van karkassen van lammeren met een karkasgewicht van minder dan 13 kg.

Artikel 4

Bevleesdheidsklasse S

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun rundveestapel kunnen de lidstaten besluiten geen gebruik te maken van de in bijlage IV, punt A.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde bevleesdheidsklasse S voor runderkarkassen.

Artikel 5

Indeling van varkenskarkassen

De lidstaten kunnen de in bijlage IV, punt B.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde indelingsklassen voor varkenskarkassen verder onderverdelen in subklassen.

De lidstaten kunnen toestaan dat voor de bepaling van de handelswaarde van varkenskarkassen, naast gewicht en geraamd magervleesaandeel als bedoeld in bijlage IV, punt B.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, ook andere beoordelingscriteria worden gehanteerd.

Artikel 6

Aanvullende bepalingen inzake de aanbiedingsvorm van karkassen voor de vaststelling van vergelijkbare marktprijzen

1.   Onverminderd bijlage IV, punten A.IV, B.III, en C.IV, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 mag van het karkas geen vet-, spier- of ander weefsel worden weggenomen voordat het dier is gewogen, ingedeeld en gemerkt, behalve in gevallen waar veterinaire voorschriften worden toegepast.

2.   Karkassen van runderen van minder dan acht maanden oud worden aangeboden in overeenstemming met bijlage IV, punt A.IV, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en zonder:

a)

omlopen;

b)

longhaasjes.

3.   Karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud worden aangeboden zonder:

a)

nieren;

b)

niervet;

c)

slotvet;

d)

omlopen;

e)

longhaasjes;

f)

staart;

g)

ruggenmerg;

h)

zakvet;

i)

bovenbilvet;

j)

vette nekader.

4.   Voor de toepassing van bijlage IV, punt A.V, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in afwijking van lid 1 van het onderhavige artikel kunnen de lidstaten toestaan dat het karkas wordt ontdaan van overtollig dekvet voordat het wordt gewogen, ingedeeld en gemerkt, mits de bevleesdheid daardoor objectiever kan worden beoordeeld en de vetheid daar niet door verandert. De lidstaten zorgen ervoor dat deze praktijk wordt geregeld door de nationale wetgeving en dat uitsluitend het volgende overtollig dekvet wordt verwijderd:

a)

op de heup, de lenden en de ribstreek;

b)

op de puntborst en rond de anaal-genitale streek;

c)

op de bovenbil.

Artikel 7

Indeling en weging

1.   De in bijlage IV, punten A.II, A.III, B.II, C.II en C.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde indeling vindt plaats in het slachthuis op het moment dat het warme karkasgewicht wordt bepaald.

2.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 11 van de onderhavige verordening toestaan dat de indeling vóór de weging wordt uitgevoerd indien vereist volgens bepaalde indelingsmethoden die op het grondgebied van een lidstaat worden toegepast.

3.   Het karkas wordt zo spoedig mogelijk na het slachten gewogen, maar uiterlijk:

a)

60 minuten nadat het dier is gestoken in het geval van runderen en schapen;

b)

45 minuten nadat het dier is gestoken in het geval van varkens.

4.   Wanneer in een bepaald slachthuis de termijn van 45 minuten tussen het steken en het wegen van een varken doorgaans niet in acht kan worden genomen, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestaan dat de in artikel 14, lid 3, bedoelde aftrek van 2 %:

a)

wordt verminderd met 0,1 procentpunt per extra begonnen kwartier wanneer de periode tussen het steken en het wegen meer dan 45 minuten bestrijkt;

b)

kan worden vermeerderd met een door de betrokken lidstaat vastgesteld aantal procentpunten wanneer de periode tussen het steken en het wegen minder dan 45 minuten bestrijkt. In dergelijk geval dient de aftrek te worden gestaafd met wetenschappelijke gegevens.

5.   Wanneer de runder- of schapenkarkassen niet met de in artikel 10 bedoelde geautomatiseerde indelingsmethoden kunnen worden ingedeeld, vindt de indeling van de betrokken karkassen plaats op de dag waarop de dieren zijn geslacht of, indien de vereiste periode tussen het steken en het wegen is verstreken op de dag na het slachten, vindt de indeling zo spoedig mogelijk die dag plaats.

Artikel 8

Het merken van karkassen

1.   Het merken van het karkas gebeurt op het moment van de indeling.

2.   Het merken gebeurt door middel van een stempel of etiket waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld:

a)

voor runderen en schapen: de categorie, de bevleesheids- en de vetheidsklasse als respectievelijk bedoeld in bijlage IV, punten A.II, A.III, C.II en C.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

b)

voor varkens: de klasse van het karkas of het geraamde magervleesaandeel als vastgesteld in bijlage IV, punt B.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

3.   Het merkteken wordt ten minste aangebracht op:

a)

elk kwartier van het runderkarkas;

b)

elk volledig of half schapenkarkas;

c)

elk half varkenskarkas.

Merktekens door middel van een stempel worden aangebracht op de buitenkant van het karkas. Etiketten mogen worden aangebracht op de buiten- of de binnenkant van het karkas.

4.   De stempels zijn duidelijk leesbaar en worden aangebracht met niet-giftige, onuitwisbare, hittebestendige inkt.

5.   De etiketten zijn duidelijk leesbaar en onvervalsbaar en zijn stevig vastgehecht aan de karkassen.

6.   De lidstaten kunnen vaststellen dat de karkassen niet hoeven te worden gemerkt indien:

a)

een officieel register wordt bijgehouden met voor elk karkas ten minste:

i)

een onvervalsbare identificatie van het individuele karkas;

ii)

het warme karkasgewicht, en

iii)

het resultaat van de indeling;

b)

alle karkassen in een ononderbroken handeling worden versneden in een uitsnijderij die is erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) en die verbonden is aan het slachthuis.

7.   De lidstaten kunnen nationale bepalingen vaststellen inzake extra vereisten betreffende het merken.

Artikel 9

Methoden voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen

De lidstaten zien erop toe dat de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen wordt uitgevoerd:

a)

door gekwalificeerd personeel dat beschikt over een vergunning voor visuele indeling van karkassen. Deze vergunning kan worden vervangen door een door de lidstaat verleende erkenning die met de erkenning van een kwalificatie overeenkomt, of

b)

door middel van goedgekeurde indelingsmethoden die kunnen bestaan uit geautomatiseerde, halfgeautomatiseerde of manuele indelingstechnieken, als bedoeld in de artikelen 10 en 11. De lidstaten zien erop toe dat de indelingstechnieken worden toegepast door gekwalificeerd personeel.

Artikel 10

Goedkeuring van geautomatiseerde indelingsmethoden voor runder- en schapenkarkassen

1.   De lidstaten kunnen een vergunning afgeven voor de toepassing op hun grondgebied of een deel daarvan van geautomatiseerde indelingsmethoden voor runder- en schapenkarkassen bestaande uit een geautomatiseerde indelingstechniek (toestel) en een vergelijking (formule).

2.   Een vergunning wordt slechts afgegeven als wordt voldaan aan de in bijlage IV, deel A, vastgestelde voorwaarden en minimumeisen met betrekking tot een certificeringsproef.

3.   Ten minste twee maanden vóór het begin van de certificeringsproef verstrekken de lidstaten de in bijlage IV, deel B, bedoelde informatie aan de Commissie zodat zij aan de proef kan deelnemen.

4.   De lidstaten wijzen een onafhankelijke instantie aan die de resultaten van de certificeringsproef analyseert. Binnen twee maanden na de voltooiing van de certificeringsproef verstrekken de lidstaten de in bijlage IV, deel C, bedoelde informatie aan de Commissie.

5.   Wanneer een vergunning voor de toepassing van geautomatiseerde indelingsmethoden voor runder- of schapenkarkassen wordt toegekend op basis van een certificeringsproef waarbij meer dan een aanbiedingsvorm van karkassen werd gebruikt, mogen de verschillen in aanbiedingsvorm niet leiden tot verschillen in de indelingsresultaten.

6.   De lidstaten kunnen een vergunning voor de toepassing van geautomatiseerde indelingsmethoden voor runder- en schapenkarkassen afgeven zonder een certificeringsproef te organiseren, op voorwaarde dat voor diezelfde indelingsmethoden reeds een vergunning voor de toepassing ervan in een andere lidstaat is afgegeven op basis van een certificeringsproef waarbij de steekproef van karkassen voldoende representatief is voor de runder- of schapenpopulatie in de betrokken lidstaten.

7.   Wijzigingen van de technische specificaties van een goedgekeurde geautomatiseerde indelingsmethode voor runder- of schapenkarkassen worden door de bevoegde autoriteiten enkel toegestaan indien het bewijs wordt geleverd dat dergelijke wijzigingen een nauwkeurigheid opleveren die ten minste voldoet aan de minimumvereisten voor een certificeringsproef.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle wijzigingen die zij hebben goedgekeurd.

Artikel 11

Goedkeuring van indelingsmethoden voor varkenskarkassen

1.   Een indelingsmethode als bedoeld in bijlage IV, punt B.IV, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bestaat uit een geautomatiseerde, halfgeautomatiseerde of manuele indelingstechniek (toestel) en een vergelijking (formule) om het magervleesaandeel van een varkenskarkas te ramen.

2.   Een vergunning wordt slechts afgegeven als wordt voldaan aan de in bijlage V, deel A, van deze verordening vastgestelde voorwaarden en minimumeisen met betrekking tot een certificeringsproef.

3.   De lidstaten stellen de Commissie via een protocol als bedoeld in bijlage V, deel B, van deze verordening in kennis van de indelingsmethoden voor varkenskarkassen waarvoor zij goedkeuring voor de toepassing ervan op hun grondgebied wensen te verkrijgen.

Het protocol heeft twee delen en bevat de in bijlage V, deel B, van deze verordening vastgestelde elementen.

Het eerste deel van het protocol wordt vóór het begin van de certificeringsproef aan de Commissie verstrekt. Binnen twee maanden na de voltooiing van de certificeringsproef verstrekken de lidstaten het tweede deel van het protocol aan de Commissie.

4.   Nadat de Commissie het protocol heeft ontvangen, stelt zij het ter beschikking van de andere lidstaten. De andere lidstaten kunnen binnen drie weken na ontvangst van het protocol technische opmerkingen indienen. De lidstaat die het protocol heeft ingediend, kan het aanpassen en kan binnen acht weken na indiening van het eerste protocol een nieuw protocol indienen.

5.   De toepassing van de indelingsmethoden beantwoordt in alle opzichten aan de beschrijving in het besluit van de Commissie waarbij die methoden worden goedgekeurd.

6.   De Commissie kan een vergunning voor indelingsmethoden afgeven zonder certificeringsproef, op voorwaarde dat voor diezelfde indelingsmethode reeds een vergunning voor de toepassing ervan in een andere lidstaat is afgegeven op basis van een certificeringsproef waarbij de steekproef van karkassen voldoende representatief is voor de varkenspopulatie in de betrokken lidstaten.

Artikel 12

Aanvullende bepalingen inzake indeling door middel van geautomatiseerde indelingstechnieken

1.   Slachthuizen die geautomatiseerde indelingstechnieken toepassen als vastgesteld in artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1:

a)

identificeren voor runderkarkassen de categorie van het karkas overeenkomstig artikel 1 aan de hand van de vastgestelde identificatie- en registratieregeling voor runderen;

b)

stellen dagelijks een controleverslag op over de werking van de geautomatiseerde indelingsmethoden, waarin onder meer eventuele geconstateerde tekortkomingen worden vermeld, alsmede de maatregelen die zo nodig zijn genomen.

2.   Indeling met geautomatiseerde indelingstechnieken is slechts geldig als:

a)

dezelfde aanbiedingsvorm van de karkassen wordt gebruikt als bij de certificeringsproef, of

b)

ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat wordt aangetoond dat een verschillende aanbiedingsvorm geen effect heeft op het met geautomatiseerde indelingsmethoden verkregen resultaat.

HOOFDSTUK II

MEDEDELING VAN MARKTPRIJZEN VOOR KARKASSEN EN LEVENDE DIEREN

Artikel 13

Algemene bepalingen inzake de mededeling van marktprijzen

Voor de vaststelling van marktprijzen voor bepaalde categorieën dieren worden de marktprijzen meegedeeld overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 voor:

a)

karkassen van:

i)

runderen van ten minste acht maanden oud;

ii)

varkens;

iii)

runderen die jonger zijn dan acht maanden;

iv)

schapen van minder dan twaalf maanden oud;

b)

levende dieren:

i)

mannelijke kalveren tussen acht dagen en vier weken oud;

ii)

mestvee;

iii)

biggen met een levend gewicht van ongeveer 25 kg.

Artikel 14

Mededeling van marktprijzen voor karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud en van varkens

1.   De meegedeelde marktprijs is de prijs franco slachthuis die de waarde van het karkas uitdrukt, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, overeenkomstig de documenten die aan de leverancier zijn afgegeven door:

a)

het slachthuis, of

b)

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het dier in het slachthuis heeft laten slachten.

2.   De in lid 1 bedoelde prijs wordt uitgedrukt per 100 kg karkasgewicht, waarbij het karkas wordt aangeboden overeenkomstig artikel 6 en wordt gewogen aan de haak in het slachthuis.

3.   Het karkasgewicht dat in rekening wordt genomen voor de mededeling van de marktprijs, is het koude gewicht, i.e. het in artikel 7, lid 1, bedoelde warme gewicht min 2 %.

4.   De prijzen voor ingedeelde karkassen die worden meegedeeld door het slachthuis of door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het dier in het slachthuis heeft laten slachten, zijn ofwel de gemiddelde prijzen per klasse ofwel de prijzen van de karkassen per klasse. In het laatste geval berekent de bevoegde autoriteit de gemiddelde prijs per klasse.

Artikel 15

Mededeling van marktprijzen voor karkassen van runderen van minder dan acht maanden oud en van schapen van minder dan twaalf maanden oud

1.   Voor karkassen van runderen van minder dan acht maanden oud en van schapen van minder dan twaalf maanden oud is de meegedeelde marktprijs het gemiddelde van de prijzen franco slachthuis die de waarde van het karkas uitdrukt, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en gewogen aan de hand van een coëfficiënt. Die coëfficiënt is een weergave van:

a)

het relatieve aandeel van:

i)

de verschillende door de lidstaat vastgestelde kwaliteiten karkassen van runderen van minder dan acht maanden oud, of

ii)

de verschillende door de lidstaat vastgestelde gewichtscategorieën van karkassen van schapen van minder dan twaalf maanden oud, en

b)

het relatieve belang van elke markt.

2.   De in lid 1 bedoelde marktprijs wordt uitgedrukt per 100 kg karkasgewicht, waarbij het karkas wordt aangeboden overeenkomstig artikel 6 en wordt gewogen aan de haak in het slachthuis.

3.   Voor karkassen van runderen van minder dan acht maanden oud is het gewicht dat in aanmerking wordt genomen voor de mededeling van de marktprijs, het koude gewicht, i.e. het in artikel 7, lid 1, bedoelde warme gewicht min 2 %.

4.   Voor karkassen van schapen van minder dan twaalf maanden oud is het gewicht dat in aanmerking wordt genomen voor de mededeling van de marktprijs, het koude gewicht, i.e. het warme gewicht van het karkas dat werd gecorrigeerd om rekening te houden met het gewichtsverlies bij afkoeling.

Artikel 16

Mededeling van marktprijzen voor levende dieren

1.   Voor de mededeling van marktprijzen worden de in artikel 13, onder b), vermelde levende dieren als volgt ingedeeld:

a)

voor mannelijke kalveren tussen acht dagen en vier weken oud:

i)   „mannelijk opfokkalf van het melktype”: een mannelijk opfokkalf van een melkras;

ii)   „mannelijk opfokkalf van het vleestype”: een mannelijk opfokkalf van een vleesras, dubbeldoelras of verkregen door kruising met een vleesras;

b)

voor mestvee:

i)   „jong mestvee”: mannelijke en vrouwelijke runderen van zes maanden of ouder, maar jonger dan twaalf maanden, die na het spenen zijn gekocht om te worden gemest;

ii)   „mannelijke mestveejaarlingen”: mannelijke runderen van twaalf maanden of ouder, maar jonger dan vierentwintig maanden, die zijn gekocht om te worden gemest;

iii)   „vrouwelijke mestveejaarlingen”: vrouwelijke runderen van twaalf maanden of ouder, maar jonger dan vierentwintig maanden, die zijn gekocht om te worden gemest;

c)

voor varkens: „biggen”: varkens met een gemiddeld levend gewicht van ongeveer 25 kg, die zijn gekocht om te worden gemest.

2.   De meegedeelde marktprijs is het gemiddelde van de prijzen, exclusief belasting op de toegevoegde waarde, die in die lidstaat in hetzelfde groothandelsstadium voor het in lid 1 bedoelde type dier worden betaald en die worden gewogen door toepassing van coëfficiënten. Die coëfficiënten zijn een weergave van het relatieve aandeel van de verschillende kwaliteiten van levende dieren als bedoeld in lid 1, onder a), b) en c), en het relatieve belang van elke markt.

Artikel 17

Aanvullende bepalingen betreffende de mededeling van marktprijzen voor karkassen en levende dieren

1.   Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 regio's heeft afgebakend, bepaalt de bevoegde autoriteit van de lidstaat gemiddelde regionale prijzen voor elke klasse en kwaliteit van karkassen en voor elk type en kwaliteit van levende dieren als respectievelijk bedoeld in de artikelen 14, 15 en 16 van de onderhavige verordening.

2.   Indien het slachthuis of de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die verplicht is prijzen mee te delen, aanvullende bedragen betaalt aan leveranciers van karkassen of van levende dieren kunnen de lidstaten die bedragen, alsmede de periode waarop ze betrekking hebben, in aanmerking nemen. Indien een lidstaat besluit de aanvullende bedragen die zijn betaald aan leveranciers van karkassen of van levende dieren, in aanmerking te nemen, stelt het slachthuis of de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die verplicht is prijzen mee te delen, de bevoegde autoriteit in kennis van het aanvullende bedrag telkens wanneer dit is betaald.

HOOFDSTUK III

BEREKENING VAN DE GEMIDDELDE UNIEPRIJS

AFDELING I

Gemiddelde Unieprijs voor karkassen

Artikel 18

Gemiddelde Unieprijs voor runderen

1.   Voor een bepaalde categorie als omschreven in bijlage IV, punt A.II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013:

a)

komt de gemiddelde Unieprijs voor elke in artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 vermelde bevleesdheids- en vetheidsklasse overeen met het gewogen gemiddelde van de voor de betrokken klasse genoteerde nationale marktprijzen. De weging wordt gebaseerd op de verhouding tussen het aantal slachtingen voor de betrokken klasse in elke lidstaat en het totale aantal slachtingen voor die klasse in de Unie;

b)

komt de gemiddelde Unieprijs voor elke bevleesdheidsklasse overeen met het gewogen gemiddelde van de gemiddelde Unieprijzen voor de vetheidsklassen waaruit die bevleesdheidsklasse is samengesteld. De weging wordt gebaseerd op de verhouding tussen het aantal slachtingen voor elke vetheidsklasse en het totale aantal slachtingen voor de betrokken bevleesdheidsklasse in de Unie;

c)

komt de gemiddelde Unieprijs overeen met het gewogen gemiddelde van de onder a) bedoelde gemiddelde Unieprijzen. De weging wordt gebaseerd op de verhouding tussen het aantal slachtingen voor elke onder a) bedoelde klasse en het totale aantal slachtingen voor de betrokken categorie in de Unie.

2.   De gemiddelde Unieprijs voor alle categorieën samen komt overeen met het gewogen gemiddelde van de in lid 1, onder c), bedoelde gemiddelde prijzen. De weging wordt gebaseerd op de verhouding tussen het aantal slachtingen in elke categorie en het totale aantal slachtingen van runderen van ten minste acht maanden oud in de Unie.

Artikel 19

Gemiddelde Unieprijs voor varkens

De gemiddelde Unieprijs voor elke in artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 vermelde klasse komt overeen met het gewogen gemiddelde van de voor de betrokken klasse genoteerde nationale marktprijzen. De weging wordt gebaseerd op de verhouding tussen het aantal slachtingen voor de betrokken klasse in elke lidstaat en het totale aantal slachtingen voor die klasse in de Unie.

Artikel 20

Gemiddelde Unieprijs voor runderen van minder dan acht maanden oud

De gemiddelde Unieprijs voor op een leeftijd van minder dan acht maanden geslachte runderen komt overeen met het gemiddelde van de genoteerde prijzen voor deze runderen, als bedoeld in artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 Dat gemiddelde wordt gewogen door toepassing van coëfficiënten die zijn vastgesteld op basis van de nettoproductie van deze runderen in de Unie.

Artikel 21

Gemiddelde Unieprijs voor schapen van minder dan twaalf maanden oud

De gemiddelde Unieprijs voor schapen van minder dan twaalf maanden oud komt overeen met het gemiddelde van de genoteerde prijzen voor de verschillende gewichtscategorieën als bedoeld in artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 Dat gemiddelde wordt gewogen door toepassing van coëfficiënten die zijn vastgesteld op basis van de nettoproductie van deze lammeren in de Unie.

AFDELING II

Gemiddelde Unieprijs voor levende dieren

Artikel 22

Gemiddelde Unieprijs voor mannelijke kalveren tussen acht dagen en vier weken oud

1.   Voor mannelijke kalveren tussen acht dagen en vier weken oud komt de gemiddelde Unieprijs per stuk overeen met het gemiddelde van de prijzen die overeenkomstig artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 zijn genoteerd voor mannelijke opfokkalveren van het melktype en mannelijke opfokkalveren van het vleestype.

2.   Het gemiddelde van de genoteerde prijzen wordt gewogen door toepassing van coëfficiënten die zijn vastgesteld op basis van het aantal koeien dat in de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad (10) is geregistreerd, en wel als volgt:

a)

voor mannelijke opfokkalveren van het melktype: het aantal melkkoeien;

b)

voor mannelijke opfokkalveren van het vleestype: het aantal koeien.

Artikel 23

Gemiddelde Unieprijs voor mestvee

1.   Voor mestvee komt de gemiddelde Unieprijs per kilogram levend gewicht overeen met het gemiddelde van de prijzen die overeenkomstig artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 zijn genoteerd voor jong mestvee, mannelijke mestveejaarlingen en vrouwelijke mestveejaarlingen.

2.   Het gemiddelde van de genoteerde prijzen wordt gewogen door toepassing van coëfficiënten die zijn vastgesteld op basis van het aantal runderen dat in de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1165/2008 is geregistreerd, en wel als volgt:

a)

voor jong mestvee: het aantal niet voor de slacht bestemde runderen van maximaal een jaar oud;

b)

voor mannelijke mestveejaarlingen: het aantal mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud;

c)

voor vrouwelijke mestveejaarlingen: het aantal vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud die nog niet hebben gekalfd.

Artikel 24

Gemiddelde Unieprijs voor biggen

De gemiddelde Unieprijs voor biggen met een levend gewicht van ongeveer 25 kg komt overeen met het gemiddelde van de overeenkomstig artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 voor biggen genoteerde prijzen. Dat gemiddelde wordt gewogen door toepassing van coëfficiënten die zijn vastgesteld op basis van het aantal biggen dat in de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1165/2008 is geregistreerd.

HOOFDSTUK IV

KENNISGEVINGEN

Artikel 25

Kennisgevingen van de lidstaten aan de Commissie

1.   De in het onderhavige artikel bedoelde kennisgevingen worden verricht overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185.

2.   Uiterlijk op 15 april van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het totale aantal in het voorgaande jaar geslachte runderen van ten minste acht maanden oud, varkens en schapen, opgesplitst als volgt:

a)

voor runderen: het totale aantal voor elke categorie, elke bevleesdheidsklasse en elke vetheidsklasse;

b)

voor varkens: het totale aantal voor elke klasse van karkassen;

c)

voor schapen: het totale aantal voor elke gewichtscategorie.

3.   Wanneer de Commissie daarom verzoekt, verstrekken de lidstaten haar de lijsten van:

a)

de slachthuizen die overeenkomstig artikel 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 prijzen noteren, met vermelding van de omvang van de slachtingen van runderen van ten minste acht maanden oud in elk van die slachthuizen in het vorige kalenderjaar, uitgedrukt in aantal stuks;

b)

de natuurlijke personen of rechtspersonen die overeenkomstig artikel 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 prijzen noteren, met vermelding van het aantal runderen van ten minste acht maanden oud die zij in het vorige kalenderjaar hebben laten slachten.

4.   Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de volgende gegevens mee, voor zover beschikbaar, betreffende de producten die vallen onder bijlage I, delen XV, XVII en XVIII, van Verordening (EU) nr. 1308/2013:

a)

de marktprijzen in de lidstaten voor uit derde landen ingevoerde producten;

b)

de prijzen op de representatieve markten in derde landen.

5.   Uiterlijk op 1 juni van elk jaar stellen de betrokken lidstaten de Commissie in kennis van de kwaliteiten van karkassen en van levende dieren, van de in de artikelen 14, 15 en 16 van deze verordening bedoelde wegingscoëfficiënten en van de correctiefactoren en de representatieve markten als bedoeld in de artikelen 5, 10, 11 en 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184.

6.   Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de maatregelen mee die zij hebben genomen met het oog op de toepassing van artikel 3, leden 1 en 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Intrekkingen

De Verordeningen (EG) nr. 315/2002 en (EG) nr. 1249/2008 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 807/2013 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken Verordeningen (EG) nr. 315/2002 en (EG) nr. 1249/2008 en de ingetrokken Uitvoeringsverordening (EU) nr. 807/2013 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

Artikel 27

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 11 juli 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 315/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 betreffende de constatering van de prijzen voor verse of gekoelde geslachte schapen op de representatieve markten in de Gemeenschap (PB L 50 van 21.2.2002, blz. 47).

(4)  Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema's voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 807/2013 van de Commissie van 26 augustus 2013 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad met betrekking tot de constatering van de prijzen voor sommige categorieën runderen op de representatieve markten van de Unie (PB L 228 van 27.8.2013, blz. 5).

(6)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 van de Commissie van 20 april 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de schema's van de Unie voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en wat betreft de mededeling van marktprijzen voor bepaalde categorieën karkassen en levende dieren (zie bladzijde 103 van dit Publicatieblad).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1185 van de Commissie van 20 april 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten en tot wijziging en intrekking van diverse verordeningen van de Commissie (zie bladzijde 113 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(10)  Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 1).


BIJLAGE I

In artikel 3, lid 1, bedoelde aanvullende bepalingen met betrekking tot de bevleesdheidsklasse en de vetheidsklasse van runderkarkassen

1.   BEVLEESDHEID

Vorm van de karkasprofielen, in het bijzonder van de hoogwaardige delen (stomp, rug en schouder)

Bevleesdheidsklasse

Aanvullende bepalingen

S

Superieur

Stomp: zeer sterk gerond, met dubbele spieren, duidelijk door groeven gescheiden spierbundels

De bovenbil (in België „dikke bil” genoemd) puilt zeer ruim over de schaambeensvoeg (symphisis pelvis) heen

Rug: zeer breed en zeer dik, tot op de schouder

Dikke lende sterk gerond

Schouder: zeer sterk gerond

 

E

Uitstekend

Stomp: zeer sterk gerond

De bovenbil („dikke bil”) puilt ruimschoots over de schaambeensvoeg (symphisis pelvis) heen

Rug: breed en zeer dik, tot op de schouder

Dikke lende sterk gerond

Schouder: zeer sterk gerond

 

U

Zeer goed

Stomp: gerond

De bovenbil („dikke bil”) puilt over de schaambeensvoeg (symphisis pelvis) heen

Rug: breed en dik, tot op de schouder

Dikke lende gerond

Schouder: gerond

 

R

Goed

Stomp: goed ontwikkeld

De bovenbil en de dikke lende zijn licht gerond

Rug: nog dik, maar minder breed op de schouder

 

Schouder: vrij goed ontwikkeld

 

O

Matig

Stomp: matig tot niet ontwikkeld

 

Rug: matig tot niet dik

Dikke lende: rechtlijnig profiel

Schouder: matig ontwikkeld tot bijna plat

 

P

Gering

Stomp: weinig ontwikkeld

 

Rug: smal met zichtbare beenderen

 

Schouder: plat met zichtbare beenderen

 

2.   VETHEID

Hoeveelheid vet aan de buitenkant van het karkas en aan de binnenzijde van de borstholte

Vetheidsklasse

Aanvullende bepalingen

1

Gering

Geen vet aan de binnenzijde van de borstholte

2

Licht

Aan de binnenzijde van de borstholte zijn de spieren tussen de ribben duidelijk zichtbaar

3

Middelmatig

Aan de binnenzijde van de borstholte zijn de spieren tussen de ribben nog zichtbaar

4

Sterk vervet

De stomp vertoont opvallende vetbanden. Aan de binnenzijde van de borstholte mogen de spieren tussen de ribben met vet doorregen zijn

5

Zeer sterk vervet

De stomp is bijna volledig bedekt met vet, zodat de vetbanden niet meer duidelijk te onderkennen zijn. Aan de binnenzijde van de borstholte zijn de spieren tussen de ribben met vet doorregen


BIJLAGE II

In artikel 3, lid 1, bedoelde aanvullende bepalingen met betrekking tot de bevleesdheidsklasse en de vetheidsklasse van schapenkarkassen

1.   BEVLEESDHEID

Vorm van de karkasprofielen, in het bijzonder van de hoogwaardige delen (achterbout, rug, schouder).

Bevleesdheidsklasse

Aanvullende bepalingen

S

Superieur

Achterbout: met dubbele spieren. Profielen uiterst rond

Rug: uiterst rond, uiterst breed en uiterst dik

Schouder: uiterst rond en uiterst dik

E

Uitstekend

Achterbout: zeer dik. Profielen zeer rond

Rug: zeer rond, zeer breed en zeer dik tot op de schouder

Schouder: zeer rond en zeer dik

U

Zeer goed

Achterbout: dik. Profielen rond

Rug: breed en dik, tot op de schouder

Schouder: rond en dik

R

Goed

Achterbout: profielen voornamelijk recht

Rug: dik, maar minder breed tot op de schouder

Schouder: goed ontwikkeld, maar niet zo dik

O

Matig

Achterbout: profielen ietwat hol

Rug: niet breed en niet dik

Schouder: veeleer smal. Niet dik

P

Gering

Achterbout: profielen hol tot zeer hol

Rug: smal en hol, met zichtbare beenderen

Schouder: smal en plat, met zichtbare beenderen

2.   VETHEID

Hoeveelheid vet aan de buiten- en de binnenkant van het karkas.

Vetheidsklasse

Aanvullende bepalingen (1)

1.

Gering

Buitenkant

Sporen van vet of geen zichtbaar vet

Binnenkant

Buik

Sporen van niervet of geen zichtbaar niervet

Borst

Sporen van vet of geen zichtbaar vet tussen de ribben

2.

Licht

Buitenkant

Een zeer dun laagje vet bedekt een deel van het karkas, maar kan minder duidelijk zijn op de ledematen

Binnenkant

Buik

Sporen van vet of een zeer dun laagje vet op een deel van de nieren

Borst

De spieren zijn duidelijk zichtbaar tussen de ribben

3.

Middelmatig

Buitenkant

Een dun laagje vet bedekt bijna geheel of geheel het karkas. De vetafzettingen zijn iets dikker aan de basis van de staart

Binnenkant

Buik

De nieren zijn gedeeltelijk of geheel met een dunne vetlaag omgeven

Borst

De spieren zijn nog zichtbaar tussen de ribben

4.

Sterk vervet

Buitenkant

Een dikke vetlaag bedekt bijna geheel of geheel het karkas, maar kan wat dunner zijn op de ledematen en wat dikker op de schouders

Binnenkant

Buik

De nieren zijn met vet omgeven

Borst

De spieren tussen de ribben kunnen met vet doorregen zijn. Op de ribben kunnen vetafzettingen zichtbaar zijn

5.

Zeer sterk vervet

Buitenkant

Zeer dikke vetlaag

Soms zijn er zichtbare vetophopingen

Binnenkant

Buik

De nieren zijn omgeven met een dikke laag vet

Borst

De spieren tussen de ribben zijn met vet doorregen. Op de ribben zijn vetafzettingen zichtbaar


(1)  De aanvullende bepalingen met betrekking tot de buikholte gelden niet voor de toepassing van bijlage III.


BIJLAGE III

Indelingsschema voor karkassen van lammeren met een karkasgewicht van minder dan 13 kg als bedoeld in artikel 3, lid 2

Categorie

A

B

C

Gewicht

≤ 7 kg

7,1-10 kg

10,1-13 kg

Kwaliteit

1e

2e

1e

2e

1e

2e

Vleeskleur (*1)

lichtroze

andere kleur of andere vetheid

lichtroze of roze

andere kleur of andere vetheid

lichtroze of roze

andere kleur of andere vetheid

Vetheidsklasse (*2)

(2) (3)

(2) (3)

(2) (3)


(*1)  Bepaald in de flank ter hoogte van de rechte buikspier (rectus abdominis) aan de hand van een gestandaardiseerde kleurenkaart.

(*2)  Zoals gedefinieerd in bijlage IV, punt C.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.


BIJLAGE IV

In artikel 10 bedoelde goedkeuring van geautomatiseerde indelingsmethoden voor runder- en schapenkarkassen

DEEL A

Voorwaarden en minimumeisen voor een goedkeuring

1.

De betrokken lidstaat organiseert een certificeringsproef voor een jury, die is samengesteld uit ten minste vijf erkende deskundigen op het gebied van de indeling van runder- of schapenkarkassen. Twee leden van de jury zijn afkomstig uit de lidstaat die de proef organiseert. De andere leden van de jury zijn elk afkomstig uit een andere lidstaat. De jury bestaat uit een oneven aantal deskundigen. De diensten van de Commissie en deskundigen uit de overige lidstaten kunnen als waarnemers bij de proef aanwezig zijn.

De leden van de jury verrichten hun werkzaamheden op een onafhankelijke en anonieme manier.

De betrokken lidstaat stelt een coördinator van de certificeringsproef aan, die:

a)

geen lid van de jury is;

b)

over voldoende technische kennis beschikt en volledig onafhankelijk is;

c)

toeziet op het onafhankelijk en anoniem functioneren van de leden van de jury;

d)

de indelingsresultaten van de leden van de jury en die van de geautomatiseerde indelingsmethoden verzamelt;

e)

erop toeziet dat de leden van de jury noch enige andere belanghebbende partij gedurende de hele proef kennis kunnen nemen van de resultaten van de indeling met behulp van de geautomatiseerde indelingsmethoden en vice versa;

f)

de indelingen van elk karkas valideert en kan besluiten om, wegens nader te bepalen objectieve redenen, karkassen uit de voor de analyse te gebruiken steekproef te weren.

2.

Voor de certificeringsproef:

a)

wordt elke bevleesdheids- en vetheidsklasse onderverdeeld in drie subklassen;

b)

is een steekproef van ten minste 600 gevalideerde karkassen vereist;

c)

bedraagt het percentage weigeringen ten hoogste 5 % van het aantal karkassen dat geschikt is voor indeling met behulp van geautomatiseerde indelingsmethoden.

3.

Voor elk gevalideerd karkas wordt de mediaan van de resultaten van de leden van de jury als de juiste indeling van het betrokken karkas beschouwd.

Om de prestaties van de geautomatiseerde indelingsmethode te beoordelen worden de resultaten van die methode voor elk gevalideerd karkas vergeleken met de mediaan van de resultaten van de jury. De nauwkeurigheid van de indeling met behulp van geautomatiseerde indelingsmethoden wordt vastgesteld aan de hand van een systeem van punten die als volgt worden toegekend:

 

Bevleesdheid

Vetheid

Geen fouten

10

10

Fout van 1 eenheid (d.w.z. 1 subklasse te hoog of te laag ingedeeld)

6

9

Fout van 2 eenheden (d.w.z. 2 subklassen te hoog of te laag ingedeeld)

– 9

0

Fout van 3 eenheden (d.w.z. 3 subklassen te hoog of te laag ingedeeld)

– 27

– 13

Fout van meer dan 3 eenheden (d.w.z. meer dan 3 subklassen te hoog of te laag ingedeeld)

– 48

– 30

Om te worden goedgekeurd, moeten de geautomatiseerde indelingsmethoden ten minste 60 % van het maximum aantal punten voor zowel bevleesdheid als vetheid behalen.

Bovendien moet de indeling met behulp van geautomatiseerde indelingsmethoden binnen de volgende grenswaarden blijven:

 

Bevleesdheid

Vetheid

Vertekening

± 0,30

± 0,60

Helling van de regressielijn

1 ± 0,15

1 ± 0,30

Wanneer bij een certificeringsproef meer dan een aanbiedingsvorm van karkassen wordt gebruikt, mogen de verschillen in aanbiedingsvorm niet leiden tot verschillen in de indelingsresultaten.

DEEL B

Door de lidstaten aan de Commissie te verstrekken informatie met betrekking tot de organisatie van een certificeringsproef

a)

De data waarop de certificeringsproef zal plaatsvinden;

b)

een uitvoerige beschrijving van de karkassen van runderen van ten minste acht maanden oud die in de betrokken lidstaat of een deel daarvan worden ingedeeld;

c)

de statistische methoden die worden gebruikt voor de samenstelling van de steekproef van karkassen, die vanuit het oogpunt van categorie en bevleesdheids- en vetheidsklasse representatief moet zijn voor de runderen van ten minste acht maanden oud en de schapen die in de betrokken lidstaat of een deel daarvan worden geslacht;

d)

de naam en het adres van het slachthuis (de slachthuizen) waar de certificeringsproef zal plaatsvinden, een toelichting bij de organisatie en de prestaties van de productielijn(en), met opgave van de snelheid per uur;

e)

de aanbiedingsvorm(en) van karkassen die bij de certificeringsproef zal (zullen) worden gebruikt;

f)

een beschrijving van de geautomatiseerde indelingstechniek en de technische functies daarvan, in het bijzonder wat betreft de beveiliging van het toestel tegen alle vormen van manipulatie;

g)

de naam van de erkende deskundigen die door de betrokken lidstaat zijn aangewezen om als lid van de jury aan de certificeringsproef deel te nemen;

h)

de naam van de coördinator van de certificeringsproef, en het bewijs dat hij/zij over voldoende technische kennis beschikt en volledig onafhankelijk is;

i)

de naam en het adres van de door de betrokken lidstaat aangewezen onafhankelijke instantie die de resultaten van de certificeringsproef zal analyseren.

DEEL C

Door de lidstaten aan de Commissie te verstrekken informatie met betrekking tot de resultaten van een certificeringsproef

a)

Een door de leden van de jury en door de coördinator bij de certificeringsproef ondertekende samenvatting van de indelingsresultaten;

b)

een verslag van de coördinator over de organisatie van de certificeringsproef, vanuit het oogpunt van de in deel A vastgestelde voorwaarden en minimumeisen;

c)

een kwantitatieve analyse, volgens een door de Commissie goedgekeurde methodologie, van de resultaten van de certificeringsproef, met opgave van de indelingsresultaten van elke indelingsdeskundige en die van de geautomatiseerde indelingsmethoden. De analysegegevens moeten in een door de Commissie goedgekeurd elektronisch formaat worden meegedeeld;

d)

de nauwkeurigheid van de geautomatiseerde indelingsmethoden, vastgesteld overeenkomstig deel A, punt 3, van deze bijlage.


BIJLAGE V

In artikel 11 bedoelde goedkeuring van indelingsmethoden voor varkenskarkassen

DEEL A

1.   VOORWAARDEN EN MINIMUMEISEN VOOR EEN GOEDKEURING

De certificeringsproef omvat:

a)

de samenstelling van een representatieve steekproef van varkenskarkassen die zal worden gebruikt bij de versnijdingsproef.

De steekproef moet voldoende representatief zijn voor de betrokken varkenspopulatie en bestaat uit ten minste 120 karkassen;

b)

de registratie van metingen (voorspellende variabelen) bij de representatieve steekproef van varkenskarkassen.

De metingen die zijn aangewend voor de schatting van het magervleesaandeel, worden geregistreerd in één of meer slachthuizen die gebruikmaken van de indelingstechniek(en) waarvoor een goedkeuring wordt aangevraagd;

c)

een versnijdingsproef voor de beoordeling van het referentieaandeel mager vlees van de varkenskarkassen als beschreven in deel A, punt 2.

Bij die proef wordt de steekproef van varkenskarkassen versneden in vlees, vet en beenderen. Onder het magervleesaandeel van een varkenskarkas wordt de verhouding verstaan tussen het totale gewicht van de rode dwarsgestreepte spieren, voor zover die met een mes kunnen worden afgescheiden, enerzijds, en het karkasgewicht anderzijds. Het totale gewicht van de rode dwarsgestreepte spieren wordt verkregen:

i)

ofwel door volledige versnijding van het karkas, als vastgesteld in deel A, punt 2.2;

ii)

ofwel door gedeeltelijke versnijding van het karkas, als vastgesteld in deel A, punt 2.3;

iii)

ofwel door een combinatie van volledige of gedeeltelijke versnijding met een nationale snellebeoordelingsmethode op basis van aanvaarde statistische methoden.

De in punt i) bedoelde volledige versnijding mag ook worden vervangen door een beoordeling van het magervleesaandeel met behulp van een computertomograaf (CT-scanner), op voorwaarde dat er bevredigende vergelijkende versnijdingsresultaten worden voorgelegd.

Indien wordt gebruikgemaakt van een combinatie met een nationale snellebeoordelingsmethode als bedoeld in punt iii), mag het aantal karkassen voor volledige of gedeeltelijke versnijding tot 50 worden verlaagd mits de lidstaat kan aantonen dat ten minste dezelfde nauwkeurigheid kan worden verkregen als bij toepassing van de statistische standaardmethode op 120 karkassen;

d)

de berekening van een wiskundige vergelijking (formule) voor de indelingsmethode waarvoor een goedkeuring wordt aangevraagd.

Voor de raming van het magervleesaandeel van de representatieve steekproef van karkassen moet een vergelijking worden afgeleid van de op deze karkassen gemeten voorspellende variabelen.

Het magervleesaandeel van elk karkas dat wordt versneden bij de proef, wordt geraamd op basis van deze formule;

e)

de statistische standaardmethode voor de beoordeling van de resultaten van de versnijdingsproef.

Het aan de hand van de indelingsmethode geraamde magervleesaandeel wordt vergeleken met het referentieaandeel mager vlees dat werd verkregen bij de versnijdingsproef;

f)

de invoering of wijziging van een wiskundige vergelijking voor de indelingsmethode voor de raming van het magervleesaandeel van een varkenskarkas.

De vergelijking wordt geïntegreerd in de indelingstechniek nadat de Commissie toestemming heeft verleend voor de toepassing van de indelingsmethoden.

Indelingsmethoden worden slechts goedgekeurd als de predictiefout (RMSEP — root mean squared error of prediction) die wordt berekend met een volledige kruisvalidatietechniek of een testvalidatie bij een representatieve steekproef van ten minste 60 karkassen, minder dan 2,5 bedraagt. Bovendien moeten uitbijters in aanmerking worden genomen bij de berekening van de RMSEP.

Wanneer bij een certificeringsproef meer dan een aanbiedingsvorm van karkassen wordt gebruikt, mogen de verschillen in aanbiedingsvorm niet leiden tot verschillen in de indelingsresultaten.

2.   PROCEDURE VOOR RAMING VAN HET REFERENTIEAANDEEL MAGER VLEES VAN EEN VARKENSKARKAS AAN DE HAND VAN DE VERSNIJDINGSPROEF

2.1.

De raming van het referentieaandeel mager vlees is gebaseerd op de volledige versnijding van een linkerhelft van een karkas volgens de referentiemethode als vastgesteld in deel 1, onder c).

2.2.

Als het karkas volledig wordt versneden, wordt het referentieaandeel mager vlees (YTD) als volgt berekend:

Formula

Het gewicht van het mager vlees wordt berekend door het totaalgewicht van alle andere bestanddelen dan mager vlees af te trekken van het totale karkasgewicht vóór versnijding. De kop, met uitzondering van de wangen, en de poten worden niet versneden.

2.3.

Als het karkas gedeeltelijk wordt versneden, wordt het referentieaandeel mager vlees (YPD) geraamd op basis van de versnijding van de vier belangrijkste deelstukken (schouder, lende, ham en buik), vermeerderd met het gewicht van de haas. Het referentieaandeel mager vlees wordt bij gedeeltelijke versnijding als volgt berekend:

Formula

Het gewicht van het mager vlees in de vier belangrijkste deelstukken (schouder, lende, ham en buik) wordt berekend door het totaalgewicht van alle andere bestanddelen dan mager vlees van die vier deelstukken af te trekken van het totaalgewicht van die deelstukken vóór versnijding.

De vertekening tussen volledige en gedeeltelijke versnijding wordt gecorrigeerd op basis van een deelsteekproef met volledige versnijding.

2.4.

Het magervleesaandeel kan worden geraamd aan de hand van een analytische procedure op basis van een CT-scan van de linkerhelft van het karkas. Indien de CT niet is geijkt voor de volledige versnijding van karkassen, wordt een mogelijke vertekening gecorrigeerd op basis van een deelsteekproef die volledig wordt versneden volgens de referentiemethode. Enkel het gedeelte van de linkerhelft van het karkas dat mager vlees bevat, als gedefinieerd in het kader van de methode voor volledige versnijding, moet worden gescand; de kop, met uitzondering van de wangen, en de poten hoeven dus niet te worden gescand.

2.5.

De correctie van de vertekening die nodig is wegens gedeeltelijke versnijding of voor een CT-procedure gebeurt op basis van een representatieve deelsteekproef die alle combinaties van de steekproef bevat op het vlak van de stratificatiefactoren die zijn gehanteerd voor de samenstelling van de totale steekproef (zoals ras, geslacht of vetheid). Voor deze correctie worden ten minste 10 karkassen geselecteerd.

Indien de populatie slachtvarkens waaruit een steekproef zal worden getrokken, dezelfde kenmerken vertoont als de populatie waarvoor voorheen een correctie is toegepast wegens vertekening door gedeeltelijke versnijding of voor een CT-procedure, is geen extra volledige versnijding vereist.

Indien een CT-procedure wordt beschreven en kan worden herleid tot volledige versnijding of tot een andere gecorrigeerde CT-procedure, is geen extra volledige versnijding vereist.

DEEL B

Informatie die door de betrokken lidstaat aan de Commissie en de andere lidstaten moet worden verstrekt door middel van protocollen voor de certificeringsproef

1.

In het eerste deel van het protocol wordt een nadere beschrijving van de versnijdingsproef gegeven, en met name van:

a)

de proefnemingsperiode en het tijdschema van de volledige goedkeuringsprocedure;

b)

het aantal slachthuizen en de adressen;

c)

een beschrijving van de bij de beoordelingsmethode betrokken varkenspopulatie;

d)

de gekozen versnijdingsmethode (volledig of gedeeltelijk);

e)

als gebruik wordt gemaakt van een computertomograaf als bedoeld in deel A, deel 1, van deze bijlage: een beschrijving van de werkwijze;

f)

een beschrijving van de in verband met de gekozen steekproefmethode gebruikte statistische methoden;

g)

in voorkomend geval, een beschrijving van de nationale snellebeoordelingsmethode;

h)

de exacte aanbiedingsvorm van de te versnijden karkassen.

2.

In het tweede deel van het protocol wordt een nadere beschrijving van de resultaten van de versnijdingsproef gegeven, en meer in het bijzonder:

a)

een beschrijving van de in verband met de gekozen steekproefmethode gebruikte statistische methoden;

b)

de wiskundige vergelijking die zal worden toegepast of die is gewijzigd;

c)

een weergave van de resultaten in cijfers, tabellen en grafieken;

d)

een beschrijving van het (de) gebruikte toestel(len);

e)

de limiet inzake het gewicht van de varkens waarvoor de nieuwe methode kan worden aangewend en alle andere beperkingen met betrekking tot de toepassing van de methode in de praktijk;

f)

de analysegegevens moeten in een elektronisch formaat worden meegedeeld.


BIJLAGE VI

Concordantietabel

1.   Verordening (EG) nr. 1249/2008

Verordening (EG) nr. 1249/2008

De onderhavige verordening

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184

artikel 2, lid 4

artikel 1

 

artikel 3

artikel 3, lid 1

 

artikel 4

artikel 4

 

artikel 5

artikel 2, lid 1

 

artikel 6, lid 1

artikel 7, lid 1

 

artikel 6, lid 2, eerste alinea

artikel 7, lid 3, onder a)

 

artikel 6, lid 2, tweede alinea

artikel 7, lid 5

 

artikel 6, lid 3

artikel 8, lid 2, onder a)

 

artikel 6, lid 3, tweede en derde alinea

artikel 8, lid 3, onder a)

 

artikel 6, lid 3, tweede alinea

artikel 8, lid 4

 

artikel 6, lid 4, onder c)

artikel 8, lid 4

 

artikel 6, lid 4, onder d)

artikel 8, lid 5

 

artikel 6, lid 7

artikel 8, lid 6, onder b)

 

artikel 7

 

artikel 1

artikel 8

artikel 9

 

artikel 9

artikel 10

 

artikel 10

artikel 12

 

artikel 11, lid 1

 

artikel 2, lid 2

artikel 11, lid 2, eerste alinea

 

artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 2, onder a)

artikel 11, lid 2, tweede alinea

 

artikel 3, lid 2, onder c), punt i)

artikel 11, lid 2, derde alinea

artikel 25, lid 5

 

artikel 11, lid 3

 

artikel 3, lid 3

artikel 11, lid 4

 

artikel 2, lid 3

artikel 12

 

artikel 4

artikel 13, lid 1

artikel 14, leden 1 en 2

 

artikel 13, lid 2

artikel 14, lid 3

 

artikel 13, lid 3

artikel 6, lid 3

 

artikel 13, lid 4

artikel 6, lid 4

 

artikel 13, lid 5, eerste alinea

 

artikel 5, lid 1

artikel 13, lid 5, tweede alinea

 

artikel 5, lid 2

artikel 14, lid 1

 

artikel 7

artikel 14, lid 2

 

artikel 6

artikel 15

 

artikel 8

artikel 16, lid 1, eerste alinea

 

artikel 14

artikel 16, lid 1, tweede alinea

 

artikel 13, lid 1, eerste alinea

artikel 16, lid 2

artikel 14, lid 4

 

artikel 16, lid 3

artikel 17, lid 2

 

artikel 16, lid 4, tweede alinea

artikel 17, lid 1

 

artikel 16, lid 5

 

artikel 13, lid 2, eerste en tweede alinea

artikel 16, lid 7, onder a)

 

artikel 13, lid 2, derde alinea

artikel 18

artikel 18

 

artikel 19

artikel 25, leden 1 en 2

 

artikel 20, lid 2, onder a)

artikel 2, lid 1, onder b)

 

artikel 20, lid 2, onder b)

artikel 2, lid 2, onder a)

 

artikel 21, lid 1, eerste alinea

artikel 7, lid 1

 

artikel 21, lid 1, tweede alinea

artikel 7, lid 2

 

artikel 21, lid 2

artikel 5, tweede alinea

 

artikel 21, lid 3, eerste alinea

artikel 8, lid 1 en artikel 8, lid 2, onder b)

 

artikel 21, lid 3, tweede alinea

artikel 8, lid 4

 

artikel 21, lid 3, vierde alinea

artikel 8, lid 3, onder c)

 

artikel 21, lid 4

artikel 8, lid 6, onder a)

 

artikel 21, lid 5

artikel 6, lid 1

 

artikel 22, lid 2, eerste alinea

artikel 7, lid 3, onder b)

 

artikel 22, lid 2, tweede alinea

artikel 14, lid 3

 

artikel 22, lid 2, derde alinea

artikel 7, lid 4, onder a)

 

artikel 23, lid 4

artikel 11, lid 3

 

artikel 23, lid 5

artikel 11, lid 5

 

artikel 24, lid 2, eerste alinea

 

artikel 2, lid 1 en artikel 3, lid 2, onder b)

artikel 24, lid 2, tweede alinea

 

artikel 3, lid 2, onder c), punt ii)

artikel 24, lid 4

 

artikel 2, lid 3

artikel 25, lid 2

 

artikel 9

artikel 26, lid 1

artikel 14, lid 1

 

artikel 26, lid 2

artikel 14, leden 2 en 3

 

artikel 26, lid 3

artikelen 19 en 25

 

artikel 27, lid 3

artikel 25, lid 3

 

artikel 28

artikel 3, lid 2

 

artikel 29

artikel 3, lid 1

 

artikel 30, lid 2

artikel 7, lid 3, onder a)

 

artikel 30, lid 3, eerste alinea

artikel 8, lid 2, onder a) en lid 3, onder b)

 

artikel 30, lid 3, tweede alinea

artikel 8, lid 4

 

artikel 30, lid 4

artikel 8, lid 5

 

artikel 31

artikel 9

 

artikel 33, lid 1

artikel 15, lid 1, eerste alinea

 

artikel 33, lid 2

artikel 15, lid 4

 

artikel 35

artikel 21

 

artikel 38

 

artikelen 16, 17 en 18

2.   Verordening (EG) nr. 315/2002

Verordening (EG) nr. 315/2002

De onderhavige verordening

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184

artikel 2

artikel 15, lid 1, onder b)

 

3.   Verordening (EU) nr. 807/2013

Verordening (EU) nr. 807/2013

De onderhavige verordening

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184

artikel 1, lid 1

artikel 22

 

artikel 1, lid 2, eerste alinea

 

artikel 22

artikel 1, lid 2, tweede alinea

artikel 16, lid 2

 

artikel 1, lid 3

artikel 16, lid 1, onder a)

 

artikel 2, lid 1

artikel 23

 

artikel 2, lid 2, eerste alinea

 

artikel 12

artikel 2, lid 2, tweede alinea

artikel 16, lid 2

 

artikel 2, lid 3

artikel 16, lid 1, onder b)

 

artikel 3, lid 1

artikel 20

 

artikel 3, lid 2, eerste alinea

 

artikel 10

artikel 3, lid 2, tweede alinea

artikel 15, lid 1

 

artikel 3, lid 3, onder a) tot en met d)

artikel 6, lid 2

 

artikel 3, lid 3, tweede alinea

 

artikel 5, lid 1

artikel 3, lid 4

artikel 15, lid 3

 

artikel 4, lid 1

 

artikel 13, lid 1


Top