Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1433

Verordening (EG) nr. 1433/2003 van de Commissie van 11 augustus 2003 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van financiële steun betreft

PB L 203 van 12/08/2003, p. 25–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007; opgeheven door 32007R1580

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1433/oj

32003R1433

Verordening (EG) nr. 1433/2003 van de Commissie van 11 augustus 2003 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van financiële steun betreft

Publicatieblad Nr. L 203 van 12/08/2003 blz. 0025 - 0038


Verordening (EG) nr. 1433/2003 van de Commissie

van 11 augustus 2003

tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van financiële steun betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie(2), en met name op artikel 48,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het licht van de ervaring die de laatste jaren is opgedaan, moet Verordening (EG) nr. 609/2001 van de Commissie van 28 maart 2001 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad voor wat de operationele programma's, de actiefondsen en de toekenning van communautaire financiële steun betreft, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 411/97(3) worden gewijzigd. Duidelijkheidshalve en uit rationaliteitsoverwegingen dient die verordening te worden ingetrokken en vervangen.

(2) Bij artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2200/96 is voorzien in de toekenning van financiële steun aan telersverenigingen die een actiefonds vormen, volgens bepaalde regels en binnen bepaalde limieten. In artikel 16 van die verordening zijn bepaalde regels vastgesteld voor de uitvoering van operationele programma's. Voor de toepassing van die regels moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

(3) Om bundeling van het aanbod te bevorderen en de uitvoering van bepaalde maatregelen in het kader van operationele programma's te vergemakkelijken, moeten de telersverenigingen de uitvoering van de acties in het raam van hun operationele programma geheel of gedeeltelijk kunnen overlaten aan een erkende groepering van telersverenigingen. Er zijn echter specifieke bepalingen nodig om misbruik of dubbele steunverlening te voorkomen.

(4) Om de toepassing van de regeling te vergemakkelijken, moet de verkochte productie van de telersverenigingen nauwkeurig worden omschreven, waarbij ook moet worden aangegeven welke productie in aanmerking komt en in welk handelsstadium de waarde van de productie berekend moet worden. Met het oog op een gelijke behandeling van alle voor verwerking bestemde producten die voor steun in aanmerking komen op grond van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 453/2002 van de Commissie(5), en Verordening (EG) nr. 2202/96 van de Raad van 28 oktober 1996 tot invoering van een steunregeling voor telers van bepaalde citrussoorten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1933/2001 van de Commissie(7), moet de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2201/96 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2202/96 bedoelde steun aan de corresponderende waarde van de verkochte productie worden toegevoegd. Met het oog op een samenhangende regeling moeten de maxima voor de steun berekend worden op basis van de waarde van de in een periode van twaalf maanden verkochte productie. Om deze regeling voor de marktdeelnemers voldoende flexibel te maken, wordt de lidstaten voor de bepaling van deze periode van twaalf maanden een beperkte marge gelaten. Bij jaarlijkse schommelingen of onvoldoende gegevens moeten ook nog andere methoden voor de berekening van de verkoopbare productie worden toegestaan. Om misbruik van de regeling te voorkomen, moet worden voorgeschreven dat de telersverenigingen de referentieperiode niet mogen wijzigen gedurende de looptijd van een operationeel programma.

(5) Ter wille van een correcte besteding van de steun moeten regels worden vastgesteld voor het beheer van de actiefondsen en de financiële bijdragen van de leden van de telersverenigingen in deze fondsen. Bepaald dient te worden dat de lidstaten de telersverenigingen toestemming kunnen geven om hun eigen middelen te gebruiken en de hoogte van de bijdragen te differentiëren op voorwaarde dat alle telers bijdragen in en profiteren van het actiefonds.

(6) Met het oog op een deugdelijk beheer moeten voorschriften voor de indiening en goedkeuring van operationele programma's, onder meer de termijnen hiervoor, worden vastgesteld teneinde een adequate beoordeling van de gegevens door de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, en moet ook worden bepaald welke maatregelen en werkzaamheden in de programma's moeten worden opgenomen, respectievelijk er niet in mogen worden opgenomen. Aangezien de programma's op jaarbasis beheerd worden, moet worden bepaald dat de vóór een bepaalde datum nog niet goedgekeurde programma's met één jaar worden uitgesteld.

(7) Er moet worden voorzien in een jaarlijkse procedure voor de wijziging van de operationele programma's voor het daaropvolgende jaar met het oog op aanpassing aan eventuele nieuwe omstandigheden die bij de indiening van de programma's niet te voorzien waren. Bovendien moet het mogelijk zijn maatregelen en bedragen van het actiefonds te wijzigen in de loop van een jaar van uitvoering van een programma. Voor al die wijzigingen dienen bepaalde door de lidstaten vast te stellen grenzen en voorwaarden te gelden, onder meer de voorwaarde dat ze aan de bevoegde autoriteiten moeten worden gemeld, om te garanderen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelstellingen van de goedgekeurde programma's.

(8) Met het oog op financiële en rechtszekerheid moeten lijsten worden opgesteld van acties en uitgaven die wel, respectievelijk niet in een operationeel programma kunnen worden opgenomen. Deze lijsten dienen limitatief te zijn. Ter wille van transparante en gemakkelijk toepasbare communautaire regels moeten, wanneer dat dienstig is, de subsidiabiliteitscriteria voor bepaalde acties aansluiten bij de voorschriften krachtens Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1105/2003(9). Bepaalde acties en uitgaven moeten tijdelijk of binnen bepaalde grenzen worden toegestaan.

(9) Wat investeringen op individuele landbouwbedrijven betreft dienen, ter voorkoming van ongerechtvaardigde verrijking door een particuliere partij die gedurende de nuttige levensduur van een dergelijke investering haar banden met de telersvereniging heeft verbroken, bepalingen te worden vastgesteld om het de telersvereniging mogelijk te maken de restwaarde van de investering te recupereren, ongeacht of deze het eigendom van het lid dan wel van de vereniging is.

(10) Voor een deugdelijk beheer van de steun moet de telersvereniging in eigen naam en namens haar leden schriftelijk verklaren dat zij niet tweemaal communautaire of nationale steun ontvangen voor maatregelen waarvoor op grond van deze verordening door de Gemeenschap steun wordt verleend.

(11) Om ervoor te zorgen dat de operationele programma's op doeltreffende wijze kunnen worden uitgevoerd, moeten de telersverenigingen uiterlijk op 15 december van het jaar dat aan de uitvoering van het programma voorafgaat, door de bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van het besluit over het operationele programma en van het goedgekeurde bedrag van de steun.

(12) Om liquiditeitsproblemen te voorkomen, moet ten behoeve van de telersverenigingen een systeem van voorschotten met bijbehorende zekerheid worden toegepast. Om systematische terugvordering te voorkomen, moet worden bepaald dat de voorschotten niet hoger mogen zijn dan het minimumbedrag van de steun. Naarmate de uitvoering van het operationele programma vordert, moeten de gestelde zekerheden geleidelijk vrijgegeven kunnen worden tot maximaal 80 % van het voorgeschoten bedrag, met dien verstande dat het resterende bedrag moet worden ingehouden totdat het saldo van de steun is betaald. Daarnaast moet gekozen kunnen worden voor een ander systeem waarbij reeds eerder gedane uitgaven op gezette tijden in het jaar worden vergoed.

(13) Voor een correcte toepassing van de regeling moet worden bepaald welke gegevens in de steunaanvragen moeten worden vermeld. Om het hoofd te kunnen bieden aan onvoorziene omstandigheden bij de uitvoering van operationele programma's, moeten voorschot- of betalingsaanvragen voor acties die door omstandigheden buiten de wil van de betrokken telersvereniging niet binnen de vastgestelde termijn uitgevoerd konden worden, naar het volgende jaar kunnen worden overgedragen. Alle aanvragen moeten aan een administratieve controle worden onderworpen. Ter wille van een deugdelijk financieel beheer moeten sancties bij te laat indienen van de steunaanvragen worden vastgesteld.

(14) De begrenzing van de steun, als bepaald in artikel 15, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96, dient voor alle aanvragen te gelden.

(15) Er moet toezicht worden gehouden op de activiteiten van de telersverenigingen en op de doeltreffendheid van hun acties. Dit doel kan worden bereikt door periodieke verslagen en een evaluatiestudie voor te schrijven.

(16) Wegens de ruime bevoegdheden en initiatiefmogelijkheden van de telersverenigingen moeten strikte controleprocedures en strenge sancties bij overtreding worden vastgesteld. Deze sancties moeten in verhouding staan tot de ernst van de overtreding. Billijkheidshalve moeten voorschriften worden vastgesteld voor het geval dat de telersvereniging bij vergissing niet-subsidiabele acties opgenomen heeft in een operationeel programma dat door de lidstaat is goedgekeurd; overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie is de lidstaat dan niet verplicht de steun in te houden of de reeds uitbetaalde steun terug te vorderen.

(17) De autoriteiten die moeten nagaan of de in de operationele programma's voorgestelde maatregelen subsidiabel zijn en uitgevoerd worden, moeten aanvullende nationale maatregelen kunnen invoeren met het oog op een correcte toepassing van deze regeling.

(18) Deze verordening moet van toepassing zijn voor alle operationele programma's die in of na 2004 worden uitgevoerd. Reeds goedgekeurde programma's die in 2004 worden voortgezet, moeten worden aangepast, tenzij dit niet raadzaam is omdat de uitvoering ervan reeds vergevorderd is.

(19) Met het oog op een correcte toepassing van deze regeling, moeten de lidstaten alle gegevens meedelen over de aanvullende maatregelen die zij in het kader van deze verordening treffen. Voor statistische, begrotings- en controledoeleinden moet aan de Commissie toereikende informatie over de activiteiten van de telersverenigingen en de aanwending van de actiefondsen worden verstrekt.

(20) Het Comité van beheer van groenten en fruit heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I VOORWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Voorwerp en werkingssfeer

1. Deze verordening bevat toepassingsbepalingen betreffende de communautaire financiële steun, hierna "steun" te noemen, de actiefondsen en de operationele programma's als bedoeld in de artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 2200/96.

2. Aan de telersverenigingen kan op de in de artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 2200/96 en in de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden steun worden verleend.

Artikel 2

Definities

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "telersverenigingen" verstaan die welke overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2200/96 zijn erkend.

2. Een erkende "groepering van telersverenigingen" die overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2200/96 namens haar leden het volledige of gedeeltelijke beheer voert over de actiefondsen en de operationele programma's van die leden, wordt voor de toepassing van deze verordening als een telersvereniging beschouwd.

HOOFDSTUK II WAARDE VAN DE VERKOCHTE PRODUCTIE

Artikel 3

Grondslag voor de berekening

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt de waarde van de verkochte productie overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 berekend op basis van de productie van de leden van de telersverenigingen.

2. De productie omvat het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2201/96 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2202/96 bedoelde steunbedrag dat de telersverenigingen ontvangen hebben voor dezelfde referentieperiode als bedoeld in artikel 4.

3. De productie omvat de productie van telers die tot de telersvereniging toetreden, respectievelijk deze verlaten. De lidstaten stellen de voorwaarden om dubbeltelling te voorkomen vast.

4. De productie omvat de waarde van de producten die uit de markt zijn genomen voor gratis uitreiking als bedoeld in artikel 30, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 2200/96, welke waarde wordt geschat op basis van de gemiddelde prijs waartegen deze producten door de telersvereniging zijn verkocht.

5. De productie moet zijn verkocht overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, lid 1, onder c), punt 3, eerste en tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2200/96.

De voorwaarden die zijn vastgesteld in het eerste streepje van dat punt en, wanneer het gaat om marginale hoeveelheden die de aangesloten telers zelf vers verkopen of aan verwerkingsbedrijven verkopen, in het tweede streepje van dat punt, zijn evenwel niet van toepassing.

6. De productie moet zijn gefactureerd in het stadium "af telersvereniging":

a) in voorkomend geval, als "verpakt of bereid, maar onverwerkt product";

b) exclusief BTW;

c) exclusief kosten voor intern transport wanneer de verzamel- of verpakkingscentra van de telersvereniging op een aanzienlijke afstand van haar distributiecentrum gelegen zijn.

De lidstaat stelt de verlagingen van de factuurwaarde van producten vast die gelden bij facturatie in andere verwerkings-, leverings- of vervoersstadia.

Artikel 4

Referentieperiode

1. Het in artikel 15, lid 5, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde maximum van de steun wordt elk jaar berekend op basis van de waarde van de in een door de lidstaten vast te stellen referentieperiode van twaalf maanden verkochte productie.

2. De referentieperiode kan zijn:

a) een periode van twaalf maanden die niet eerder begint dan op 1 januari twee jaar vóór het jaar waarin het operationele programma wordt uitgevoerd, en uiterlijk eindigt op 1 juli van dit uitvoeringsjaar, of

b) de gemiddelde waarde over drie opeenvolgende perioden van twaalf maanden die niet eerder beginnen dan op 1 januari vier jaar vóór het jaar waarin het operationele programma wordt uitgevoerd, en uiterlijk eindigen op 1 juli van dit uitvoeringsjaar.

3. De lidstaten kunnen verschillende referentieperioden naar gelang van de telersverenigingen gebruiken om rekening te houden met uiteenlopende productie-, verkoop- en boekingsperioden voor verschillende producten of productgroepen.

De referentieperiode mag gedurende de looptijd van een operationeel programma niet worden gewijzigd, tenzij daarvoor gegronde redenen worden aangevoerd.

4. Bij een waardevermindering van een product door ten genoegen van de lidstaat naar behoren aangetoonde oorzaken die buiten de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de telersvereniging vallen, mag de in lid 1 bedoelde waarde van de verkochte productie niet minder bedragen dan 65 % van de waarde van het betrokken product in de voorafgaande referentieperiode.

De in de eerste alinea bedoelde oorzaken dienen naar behoren te worden aangetoond.

5. Wanneer onlangs erkende telersverenigingen over onvoldoende gegevens betreffende de verkochte productie beschikken voor de toepassing van lid 2, wordt de waarde van de verkoopbare productie die de telersvereniging met het oog op haar erkenning aangegeven heeft, als waarde van de verkochte productie aangemerkt.

6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gegevens te verzamelen over de waarde van de verkochte productie van de telersverenigingen die geen operationeel programma hebben ingediend.

HOOFDSTUK III ACTIEFONDSEN

Artikel 5

Beheer

1. Een overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2200/96 door telersverenigingen gevormd actiefonds is uitsluitend bestemd voor financiële verrichtingen in verband met:

a) de uitvoering van het operationele programma;

b) het beheer van het actiefonds;

c) een communautaire compensatie voor uit de markt genomen producten overeenkomstig artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2200/96.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de actiefondsen zo worden beheerd dat de uitgaven en inkomsten ervan jaarlijks door externe accountants kunnen worden geïdentificeerd, gecontroleerd en gecertificeerd.

3. Uitgaven betreffende het actiefonds kunnen worden uitgevoerd door een dochteronderneming van de telersvereniging als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1432/2003(10).

Artikel 6

Financiering van de actiefondsen

1. De financiële bijdragen van de leden voor het actiefonds als bedoeld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2200/96 worden bepaald op basis van de hoeveelheden en/of de waarde van de verkochte productie.

2. De lidstaten kunnen telersverenigingen toestemming geven om:

a) hun eigen middelen die verkregen zijn door de verkoop van groente- en fruitproducten van hun leden die behoren tot de categorieën waarvoor de erkenning geldt, volledig of voor een deel te gebruiken, met uitzondering van eigen middelen die afkomstig zijn van andere overheidssteun;

b) van de aangesloten telers geheven individuele bijdragen op verschillende niveaus vast te stellen.

In geval van toepassing van de eerste alinea moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) alle telers dragen bij in het actiefonds;

b) alle telers hebben de gelegenheid om van het actiefonds te profiteren;

c) alle telers hebben de gelegenheid om op democratische wijze deel te nemen aan de besluitvorming over het gebruik van de financiële middelen van de telersvereniging en over de financiële bijdragen in het actiefonds.

Artikel 7

Mededeling van het geraamde bedrag

De telersverenigingen delen de lidstaten uiterlijk op 15 september, gelijktijdig met de operationele programma's of de verzoeken wijzigingen goed te keuren, de geraamde bedragen van de actiefondsen voor het volgende jaar mee.

Het geraamde bedrag van de actiefondsen wordt berekend op basis van de operationele programma's, de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn voor het uit de markt nemen van producten, en de waarde van de verkochte productie.

HOOFDSTUK IV OPERATIONELE PROGRAMMA'S

Artikel 8

Inhoud van de operationele programma's

1. De operationele programma's moeten de volgende gegevens bevatten:

a) een beschrijving van de uitgangssituatie, met name wat productie, afzet en uitrusting betreft;

b) de doelstellingen van het operationele programma, rekening houdend met de verwachte ontwikkelingen inzake productie en afzetmogelijkheden;

c) voor elke jaarperiode, een gedetailleerde beschrijving van de ter bereiking van de doelstellingen te nemen maatregelen, die afzonderlijke acties omvatten, en van de daarvoor aan te wenden middelen;

d) de looptijd van het operationele programma;

e) de financiële aspecten, namelijk:

i) de wijze van berekening en de hoogte van de financiële bijdragen;

ii) de wijze van financiering van het actiefonds;

iii) de nodige gegevens om een differentiëring van de geheven bijdrage te rechtvaardigen;

iv) voor elke jaarperiode, de begroting en het tijdschema voor de uitvoering van de acties.

2. Operationele programma's mogen niet in lid 1 vermelde punten bevatten, meer in het bijzonder de in bijlage I genoemde punten.

3. Operationele programma's mogen geen acties of uitgaven bevatten die voorkomen op de lijst in bijlage II, en evenmin andere acties of uitgaven die zijn opgenomen in overeenkomstig artikel 25 door de lidstaten genomen maatregelen.

Artikel 9

In te dienen documenten

Operationele programma's dienen vergezeld te gaan van:

a) het bewijs dat een actiefonds is opgericht;

b) een schriftelijke verbintenis van de telersvereniging dat zij Verordening (EG) nr. 2200/96 en de onderhavige verordening in acht zal nemen;

c) een schriftelijke verbintenis van de telersvereniging en haar leden dat zij voor maatregelen en/of acties die in aanmerking komen voor in het kader van deze verordening verleende steun, direct noch indirect een dubbele financiering uit communautaire dan wel nationale bron hebben ontvangen.

Artikel 10

Operationele deelprogramma's

1. In geval van toepassing van artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2200/96 kunnen de lidstaten toestaan dat erkende groeperingen van telersverenigingen een eigen operationeel deelprogramma indienen met acties die door de aangesloten telersverenigingen in hun operationele programma's worden aangegeven, maar die niet door hen worden uitgevoerd in het kader van die programma's.

2. Voor operationele deelprogramma's gelden dezelfde regels als voor andere operationele programma's en de deelprogramma's moeten samen met de operationele programma's van de aangesloten telersverenigingen worden behandeld.

3. De lidstaten vergewissen zich ervan dat:

a) de acties volledig gefinancierd worden met bijdragen uit de actiefondsen van de aangesloten telersverenigingen;

b) de acties en de overeenkomstige financiële bijdrage zijn aangegeven in het operationele programma van elke betrokken telersvereniging;

c) dubbele steun uitgesloten is.

Artikel 11

Uiterste indieningsdatum

Operationele programma's worden door de telersvereniging uiterlijk op 15 september van het jaar vóór dat van de uitvoering van die programma's ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de telersvereniging haar hoofdzetel heeft.

De lidstaten mogen die termijn evenwel verlengen.

Artikel 12

Verificatie

De bevoegde nationale autoriteit vergewist zich met alle dienstige middelen, waaronder controles ter plaatse, ervan of:

a) de op grond van artikel 8, lid 1, onder a), b) en e), meegedeelde gegevens juist zijn;

b) de doelstellingen van het programma in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2200/96;

c) de voorgestelde acties en uitgaven voor subsidiëring in aanmerking komen, rekening houdend met het bepaalde in artikel 8, leden 2 en 3;

d) het programma economisch coherent is en uit het oogpunt van technische kwaliteit voldoet en de ramingen en het steunplan en het desbetreffende uitvoeringsschema deugdelijk zijn.

Artikel 13

Besluitvorming

1. De bevoegde nationale autoriteit besluit, naar gelang van het geval:

a) de bedragen en het programma die aan het bepaalde in de artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 2200/96 en in het onderhavige hoofdstuk beantwoorden, goed te keuren;

b) het programma goed te keuren op voorwaarde dat de telersvereniging instemt met bepaalde wijzigingen; of

c) het programma af te wijzen.

2. De bevoegde nationale autoriteit neemt een besluit over de programma's en actiefondsen uiterlijk op 15 december van het jaar waarin deze zijn voorgelegd.

De bevoegde nationale autoriteit stelt de telersvereniging uiterlijk op 15 december van dat besluit in kennis.

Artikel 14

Wijzigingen in de operationele programma's voor de volgende jaren

1. Telersverenigingen kunnen uiterlijk op 15 september een verzoek indienen om in de operationele programma's wijzigingen te mogen aanbrengen die op 1 januari van het volgende jaar ingaan.

De lidstaten kunnen de termijn voor de indiening van deze verzoeken evenwel verlengen.

2. Bij het verzoek tot wijziging worden documenten gevoegd waarin de reden, de aard en de gevolgen van de voorgenomen wijzigingen worden aangegeven.

3. Na onderzoek van de ingediende documenten neemt de bevoegde autoriteit uiterlijk op 15 december overeenkomstig artikel 12 een besluit over de verzoeken tot wijziging van operationele programma's. Een wijzigingsverzoek waarover op die datum geen besluit is genomen, moet als afgewezen worden beschouwd.

Artikel 15

Wijzigingen in de operationele programma's gedurende het jaar

1. De lidstaten kunnen wijzigingen in de operationele programma's gedurende het jaar toestaan op door hen te bepalen voorwaarden.

2. De bevoegde nationale autoriteit kan de telersverenigingen gedurende het jaar toestaan om:

a) hun operationele programma's slechts gedeeltelijk uit te voeren;

b) het operationele programma inhoudelijk aan te passen, waarbij het programma ook mag worden verlengd voorzover een totale looptijd van vijf jaar niet overschreden wordt;

c) het bedrag van het actiefonds met ten hoogste 20 % van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag te wijzigen voorzover geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelstellingen van het programma.

3. De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden de operationele programma's gedurende het jaar zonder de voorafgaande goedkeuring van de bevoegde nationale autoriteit mogen worden gewijzigd.

De bevoegde autoriteit moet echter in elk geval vooraf instemmen met welke verhoging ook van het bedrag uit het actiefonds dat is goedgekeurd voor de steun in verband met het uit de markt nemen van producten als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2200/96.

Deze wijzigingen komen slechts voor steun in aanmerking, voorzover de telersvereniging ze onverwijld aan de bevoegde autoriteit meedeelt.

Artikel 16

Looptijd van de operationele programma's

1. De operationele programma's worden uitgevoerd in jaarperioden die van 1 januari tot en met 31 december lopen.

2. Met de uitvoering van een uiterlijk op 15 december goedgekeurd operationeel programma wordt op 1 januari daaropvolgende begonnen.

De uitvoering van na 15 december goedgekeurde programma's wordt met een jaar uitgesteld.

HOOFDSTUK V STEUN

Artikel 17

Goedgekeurd steunbedrag

Nadat de programma's zijn goedgekeurd, stellen de lidstaten het goedgekeurde bedrag van de steun als bedoeld in artikel 16, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vast.

De lidstaten stellen de telersverenigingen uiterlijk op 15 december in kennis van het goedgekeurde bedrag van de steun.

Artikel 18

Aanvragen

1. Voor elk operationeel programma waarvoor steun wordt aangevraagd, dient de telersvereniging bij de bevoegde autoriteit een aanvraag om toekenning van de steun of van het saldo van de steun in uiterlijk op 31 januari van het jaar na dat waarvoor de steun wordt aangevraagd.

2. Bij de aanvraag worden de nodige bewijsstukken gevoegd met betrekking tot:

a) de waarde van de verkochte productie;

b) de financiële bijdragen die de leden aan het actiefonds hebben afgedragen;

c) de uitgaven die voor het operationele programma zijn gedaan;

d) het deel van het actiefonds dat is besteed aan steun voor het uit de markt nemen van producten;

e) de hoogte van de aan de leden uitgekeerde compensaties en/of toeslagen;

f) de inachtneming van de in artikel 15, lid 3, en artikel 23, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96 vastgestelde maxima.

3. De aanvraag mag betrekking hebben op geprogrammeerde, maar niet daadwerkelijk gedane uitgaven indien de volgende elementen worden aangetoond:

a) de betrokken acties konden door omstandigheden buiten de wil van de betrokken telersvereniging niet worden uitgevoerd uiterlijk op 31 december van het jaar waarin het operationele programma liep;

b) die acties kunnen wel worden uitgevoerd uiterlijk op 30 april van het volgende jaar;

c) een corresponderende eigen bijdrage van de telersvereniging blijft in het actiefonds.

De steun wordt slechts uitbetaald en de overeenkomstig artikel 20, lid 3, gestelde zekerheid slechts vrijgeven, als het bewijs wordt geleverd dat de in de eerste alinea, onder b), bedoelde geprogrammeerde uitgaven zijn verricht uiterlijk op 30 april van het jaar na dat waarvoor de betrokken uitgaven waren geprogrammeerd, en voorzover komt vast te staan dat daadwerkelijk op de steun aanspraak kan worden gemaakt.

4. Wanneer de aanvraag na de in lid 1 vastgestelde datum wordt ingediend, wordt de steun per dag overschrijding met 1 % gekort.

In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan de lidstaat aanvragen die na de in lid 1 bepaalde datum zijn ingediend, aannemen, indien de in artikel 23 bedoelde controles zijn uitgevoerd en de in artikel 19 vastgestelde betalingstermijn in acht is genomen.

Artikel 19

Betaling van de steun

De lidstaten betalen de aangevraagde steun uiterlijk op 30 juni van het jaar na dat waarin het programma is uitgevoerd.

De lidstaten kunnen deze datum echter opschuiven tot 15 oktober.

Artikel 20

Voorschotten

1. De telersverenigingen kunnen vragen dat het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de verwachte uitgaven in verband met het operationele programma in de periode van drie maanden die begint in de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, hun wordt voorgeschoten.

2. De voorschotaanvragen worden ingediend in januari, april, juli en oktober.

Het totale bedrag van de voorschotten voor een jaar mag niet hoger zijn dan 90 % van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag van de steun voor het operationele programma.

3. De voorschotten worden betaald nadat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie(11) een met 110 % van het bedrag overeenkomende zekerheid is gesteld.

De lidstaten bepalen voorwaarden die moeten garanderen dat de bijdragen in het actiefonds geheven zijn overeenkomstig artikel 5, lid 2, en artikel 6 en dat de eerdere voorschotten daadwerkelijk besteed zijn.

4. Aanvragen om vrijgave van de zekerheden mogen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, in de loop van het jaar worden ingediend.

De zekerheden worden tot maximaal 80 % van het bedrag van de voorschotten vrijgegeven.

5. Als primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 geldt de uitvoering, met inachtneming van de in artikel 9, onder b) en c), van de onderhavige verordening bedoelde verbintenissen, van de in het operationele programma opgenomen acties.

Indien niet aan de primaire eis wordt voldaan of bij ernstig verzuim ten aanzien van de in artikel 9, onder b) en c), bedoelde verplichtingen, wordt de zekerheid verbeurd, onverminderd andere op grond van artikel 24 toe te passen sancties.

Indien andere eisen niet worden nagekomen, wordt de zekerheid in evenredigheid met de ernst van de geconstateerde onregelmatigheid verbeurd.

Artikel 21

Gedeeltelijke betalingen

1. De telersverenigingen kunnen vragen dat het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de uitgaven in verband met het operationele programma in de voorafgaande drie maanden, hun wordt betaald.

Deze aanvragen worden in april, juli en oktober ingediend. Bij deze aanvragen moeten de nodige bewijsstukken worden gevoegd.

Het totale bedrag van de betalingen op grond van deze aanvragen om betaling van gedeelten van de steun mag niet hoger zijn dan 90 % van hetzij het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag van de steun voor het operationele programma, hetzij, als dat minder is, het bedrag van de werkelijke uitgaven.

2. De telersverenigingen kunnen vragen dat een gedeelte van de steun voor het uit de markt nemen van producten hun wordt betaald.

Deze aanvragen kunnen tegelijk met de in lid 1 bedoelde aanvragen worden ingediend. Voor deze aanvragen gelden de in artikel 15, lid 3, derde alinea, en artikel 23, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde maxima.

HOOFDSTUK VI ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 22

Verslagen van telersverenigingen

1. Over de uitvoering van de operationele programma's en van de voor steun in aanmerking komende acties waarbij met middelen uit het actiefonds producten uit de markt worden genomen, dienen de telersverenigingen jaarverslagen in die bij de aanvragen om steun worden gevoegd.

Deze verslagen hebben betrekking op:

a) de operationele programma's die zijn uitgevoerd in het voorafgaande jaar, en de in dat jaar uitgevoerde maatregelen waarbij producten uit de markt zijn genomen;

b) de belangrijkste wijzigingen in de operationele programma's;

c) verschillen tussen het geraamde en het aangevraagde steunbedrag.

2. Voor het laatste jaar waarin het operationele programma ten uitvoer wordt gelegd, wordt in plaats van het in lid 1 bedoelde verslag een eindverslag ingediend.

Bij het eindverslag wordt een, eventueel met medewerking van een gespecialiseerd bureau opgestelde, evaluatiestudie over het operationele programma gevoegd. In het eindverslag moet worden aangetoond in hoeverre de doelstellingen van het programma zijn bereikt. Ook moet er worden ingegaan op de wijzigingen van de acties en/of methoden die zijn doorgevoerd of zullen worden overwogen bij wijzigingen van het bestaande operationele programma of bij de opstelling van het volgende operationele programma.

Artikel 23

Controles

1. De lidstaten voeren niet of nauwelijks van tevoren aangekondigde controles ter plaatse uit bij de telersverenigingen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun wordt voldaan.

Daarbij vindt met name controle plaats van:

a) de uitvoering van de in het operationele programma opgenomen maatregelen, met bijzondere aandacht voor de maatregelen inzake investeringen;

b) de werkelijke kosten en uitgaven in vergelijking met de opgegeven steunbedragen.

2. Jaarlijks moet een significante steekproef van de steunaanvragen overeenkomstig lid 1 worden gecontroleerd. Deze steekproef moet ten minste 20 % van de telersverenigingen en ten minste 30 % van de totale steun bestrijken.

Indien bij de controles significante onregelmatigheden in een regio, in een deel van een regio of bij een bepaalde telersvereniging aan het licht komen, voert de bevoegde autoriteit in het lopende jaar extra controles uit en verhoogt zij het percentage in het volgende jaar te controleren overeenkomstige aanvragen.

3. De bevoegde autoriteit selecteert de te controleren telersverenigingen op basis van een risicoanalyse en de mate van representativiteit van de betrokken steun.

Bij de risicoanalyse wordt rekening gehouden met:

a) de steunbedragen;

b) de ontwikkeling van de jaarprogramma's in vergelijking met het voorafgaande jaar;

c) de feiten die bij de controles in de voorafgaande jaren zijn geconstateerd;

d) andere door de lidstaten vast te stellen parameters, in het bijzonder de vraag of de telersverenigingen zijn betrokken bij een kwaliteitsbeleid dat door de lidstaat of door een onafhankelijke certificerende instantie officieel is erkend.

4. Bij elke telersvereniging moet ten minste één controle worden uitgevoerd vóór de betaling van de steun of het saldo daarvan voor het laatste jaar van uitvoering van haar operationele programma.

Artikel 24

Terugvordering en sancties

1. Overeenkomstig lid 3 moet ten onrechte uitgekeerde steun of aangevraagde steun worden teruggevorderd of ingehouden en moeten aan de betrokken begunstigde/aanvrager sancties worden opgelegd, wanneer:

a) de werkelijke waarde van de verkochte productie kleiner is dan het voor de berekening van de steun in aanmerking genomen bedrag;

b) het actiefonds van middelen is voorzien op een wijze die strijdig is met het bepaalde in artikel 15, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2200/96, of voor andere dan de in artikel 15, lid 2, van die verordening vastgestelde doeleinden is gebruikt; of

c) het operationele programma is uitgevoerd op een wijze die, onverminderd het bepaalde in de artikelen 14 en 15 van deze verordening, niet in overeenstemming is met de voorwaarden waaronder het door de betrokken lidstaat is goedgekeurd.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad(12), kan de lidstaat voor een maatregel waarvoor later gebleken is dat hij niet voor steun in aanmerking kwam en die overeenkomstig een door de lidstaat goedgekeurd operationeel programma is uitgevoerd, de betrokken verschuldigde steun uitbetalen of de reeds uitbetaalde steun niet terugvorderen, wanneer de lidstaat ook zo zou handelen in vergelijkbare uit de nationale begroting gefinancierde gevallen en er geen sprake is van nalatigheid vanwege de telersvereniging.

3. Indien lid 1 van toepassing is, moet de begunstigde van de steun/aanvrager:

a) wanneer de steun reeds uitbetaald is:

i) bij een kennelijke vergissing, de ten onrechte uitgekeerde steun terugbetalen, vermeerderd met rente;

ii) bij fraude, een bedrag van tweemaal de ten onrechte uitgekeerde steun terugbetalen, vermeerderd met rente;

iii) in alle overige gevallen, de ten onrechte uitgekeerde steun terugbetalen, vermeerderd met 50 %, plus rente;

b) wanneer een steunaanvraag is ingediend, maar geen steun is uitbetaald:

i) bij fraude, de onrechtmatig gevraagde steun betalen;

ii) in alle andere gevallen, behalve bij een kennelijke vergissing, 50 % van de onrechtmatig gevraagde steun betalen.

4. De in lid 3, onder a), bedoelde rente wordt berekend:

a) op basis van de tussen de betaling en de terugbetaling door de begunstigde verstreken tijd;

b) op basis van de op de datum van de onterechte betaling geldende rentevoet die door de Europese Centrale Bank voor haar voornaamste herfinancieringstransacties wordt toegepast en in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C, wordt bekendgemaakt, verhoogd met drie procentpunten.

5. De overeenkomstig lid 3 ingevorderde steun wordt aan het bevoegde betaalorgaan overgemaakt en door dit betaalorgaan op de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven in mindering gebracht.

6. Indien opzettelijk of door grove nalatigheid een valse aangifte wordt ingediend, wordt de betrokken telersvereniging voor het jaar volgend op dat waarvoor de valse aangifte is geconstateerd, van steun uitgesloten.

Artikel 25

Voorschriften van de lidstaten

De lidstaten kunnen voorschriften ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 2200/96 en van de onderhavige verordening vaststellen met betrekking tot voor steun in aanmerking komende acties of uitgaven.

Artikel 26

Informatieverstrekking door de lidstaten

1. De lidstaten moeten vóór 1 juni van elk jaar overeenkomstig bijlage III financiële en kwalitatieve informatie verstrekken over de telersverenigingen, de actiefondsen, de operationele programma's en de controles en sancties.

2. De lidstaten delen de Commissie alle door hen in het kader van deze verordening vastgestelde maatregelen en voorwaarden mee, en meer in het bijzonder:

a) de in artikel 8, lid 1, onder e), i), ii) en iii), bedoelde wijze van berekening en financiering en gegevens;

b) de in artikel 7 bedoelde geraamde bedragen van de actiefondsen;

c) nadere gegevens over de steunaanvragen;

d) de voorwaarden waaronder overeenkomstig artikel 15 het operationele programma in de loop van het jaar mag worden gewijzigd;

e) in voorkomend geval, de voorwaarden voor de toepassing van artikel 24, lid 2;

f) de op grond van artikel 25 vastgestelde voorschriften.

HOOFDSTUK VII INTREKKING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Intrekking

Verordening (EG) nr. 609/2001 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 28

Overgangsbepalingen

Operationele programma's die vóór de inwerkingtreding van deze verordening door de lidstaten zijn goedgekeurd en ook nog in 2004 worden toegepast, moeten aan deze verordening voldoen. De telersverenigingen moeten het verzoek de nodige wijzigingen te mogen aanbrengen uiterlijk op 15 september 2003 indienen.

De lidstaten kunnen bepalen dat vóór de inwerkingtreding van deze verordening goedgekeurde programma's mogen worden gehandhaafd.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

(2) PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64.

(3) PB L 90 van 30.3.2001, blz. 4.

(4) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29.

(5) PB L 72 van 14.3.2002, blz. 9.

(6) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 49.

(7) PB L 262 van 2.10.2001, blz. 6.

(8) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

(9) PB L 158 van 27.6.2003, blz. 3.

(10) Zie bladzijde 18 van dit Publicatieblad.

(11) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(12) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

BIJLAGE I

Facultatieve inhoud van operationele programma's

1. Kosten voor plantgoed voor blijvende gewassen (vaste planten, bomen, struiken).

2. Voor maximaal tien jaar per actie, specifieke kosten voor:

a) biologische, geïntegreerde of experimentele productie(1);

b) biologische gewasbeschermingsmiddelen(2);

c) milieumaatregelen, inclusief kosten als gevolg van het milieubeheer van verpakkingen(3);

d) maatregelen ter verbetering van de kwaliteit (inclusief gecertificeerd zaaizaad, mycelium en poot- en plantgoed).

Voor elke categorie van subsidiabele specifieke kosten als hierboven bedoeld kunnen de lidstaten, met het oog op de berekening van de extra kosten in vergelijking met de conventionele kosten, op naar behoren gerechtvaardigde wijze forfaitaire standaardtarieven vaststellen.

3. Overheadkosten die specifiek betrekking hebben op het actiefonds of het operationele programma(4) en waarvoor een forfaitaire vergoeding ten belope van 2 % van het goedgekeurde bedrag van het actiefonds, met een maximum van 180000 EUR(5), wordt toegekend. Deze 2 % bestaat uit 1 % communautaire steun plus 1 % van de telersvereniging.

In het geval van een groepering van telersverenigingen als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1432/2003(6) mag deze forfaitaire vergoeding worden vermenigvuldigd met het aantal telersverenigingen dat lid is van deze groepering, met een maximum van 1250000 EUR.

4. Personeelskosten (inclusief lasten in verband met salarissen, wanneer deze door de telersvereniging zelf gedragen worden) die verbonden zijn aan maatregelen om:

a) een hoog niveau inzake kwaliteit of milieubescherming te verbeteren of te behouden;

b) de afzet te verbeteren.

De uitvoering van deze maatregelen dient hoofdzakelijk de inschakeling van vakbekwaam personeel te behelzen. Wanneer de telersvereniging hiervoor eigen werknemers of aangesloten telers inschakelt, moet de door hen gewerkte tijd met bewijsstukken gestaafd worden.

Indien een lidstaat voor alle bovenbedoelde subsidiabele personeelskosten een alternatief wenst te bieden voor het beperken van de financiering tot de werkelijke kosten, stelt hij vooraf en op naar behoren gerechtvaardigde wijze forfaitaire bedragen tot maximaal 20 % van het goedgekeurde actiefonds vast. Dit percentage mag in naar behoren gemotiveerde gevallen worden verhoogd.

Bij het aanvragen van die forfaitaire bedragen leveren de telersverenigingen ten genoegen van de lidstaat het bewijs van de uitvoering van de actie.

5. Investeringen in koeltransport of CA-vervoer.

6. Aanvullende externe vervoerkosten, in vergelijking met wegvervoerkosten, bij vervoer per spoor en/of per schip als onderdeel van een milieubeschermingsmaatregel; deze kosten worden door de lidstaten op een forfaitair bedrag per kilometer vastgesteld.

7. Kosten voor vergaderingen en opleidingsprogramma's in verband met de uitvoering van de maatregelen van het operationele programma, met inbegrip van, in voorkomend geval forfaitair vastgestelde, dagvergoedingen voor reis- en verblijfkosten van de deelnemers.

8. Algemene verkoopbevordering en/of verkoopbevordering voor kwaliteitsmerken. Het gebruik van geografische benamingen is slechts toegestaan voorzover deze:

a) als het een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding betreft, onder Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad(7) vallen of

b) in alle gevallen waarin het bepaalde onder a) niet van toepassing is, ondergeschikt zijn aan de hoofdboodschap.

Voor de visuele media bestemd promotiemateriaal moet voorzien zijn van het embleem van de Europese Gemeenschap en van de volgende vermelding: "Door de Europese Gemeenschap medegefinancierde campagne.".

9. Verkoopbevordering voor merknamen/handelsmerken van telersverenigingen.

10. Juridische kosten en administratiekosten in verband met fusies of overnames van telersverenigingen, alsmede juridische kosten en administratiekosten in verband met de oprichting van transnationale telersverenigingen of transnationale groeperingen van telersverenigingen; met het oog hierop in opdracht van telersverenigingen verrichte uitvoerbaarheidsstudies en geformuleerde voorstellen.

11. Aankoop van tweedehandsmaterieel, voorzover voldaan is aan de voorwaarden van regel nr. 4 van Verordening (EG) nr. 1685/2000 van de Commissie(8).

12. Onbebouwde grond die moet worden aangekocht om een investering in het kader van het programma te kunnen verrichten, voorzover de in punt 1, 1.1, onder a), b) en c), en 1.2, van regel nr. 5 van Verordening (EG) nr. 1685/2000(9) vastgestelde voorwaarden in acht zijn genomen.

13. Leasing binnen de grenzen van de nettomarktwaarde van het goed is mogelijk, voorzover de in punt 3 van regel nr. 10 van Verordening (EG) nr. 1685/2000 vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen.

14. Financieringskosten op de voorwaarden die zijn vastgesteld in regel nr. 3 van Verordening (EG) nr. 1685/2000.

15. Huur als alternatief voor aankoop, wanneer ten genoegen van de lidstaat wordt aangetoond dat dit economisch verantwoord is.

16. Aankoop van een onroerend goed met inachtneming van de in de punten 2.1, 2.2 en 2.3 van regel nr. 6 van Verordening (EG) nr. 1685/2000 vastgestelde voorwaarden.

17. Investeringen of acties voor afzonderlijke landbouwbedrijven, op voorwaarde dat deze een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma. De lidstaten zien erop toe dat de nodige voorzorgen zijn getroffen om de investering of de restwaarde ervan te kunnen terugvorderen, als het betrokken lid de telersvereniging verlaat.

18. Beleggingen in aandelen van bedrijven indien de belegging bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het operationele programma.

19. Vervanging van investeringen, voorzover de restwaarde van de vervangen investering:

a) aan het actiefonds van de telersvereniging wordt toegevoegd of

b) op de vervangingskosten in mindering wordt gebracht.

Investeringen, ook die in het kader van leaseovereenkomsten, met een aflossingstermijn die langer is dan de looptijd van het operationele programma, mogen wanneer daarvoor gegronde economische redenen bestaan, en meer in het bijzonder wanneer de fiscale afschrijvingsperiode langer dan vijf jaar is, ook voor het volgende operationele programma in aanmerking worden genomen.

(1) Voor experimentele productie moet de bevoegde nationale autoriteit, rekening houdend met het innoverende karakter van de werkwijze of het concept en het daaraan verbonden risico, bepalen aan welke criteria een maatregel moet voldoen om in aanmerking te komen.

(2) Biologische gewasbeschermingsmiddelen (bv. lokstoffen en predatoren) die bij biologische, geïntegreerde of conventionele productie worden gebruikt.

(3) Het milieubeheer van de verpakkingen moet naar behoren gerechtvaardigd zijn en in overeenstemming zijn met de criteria die zijn vastgesteld in bijlage II bij Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(4) Met inbegrip van beheers- en personeelskosten en kosten voor het opstellen van verslagen en voor evaluaties; de kosten voor de boekhouding en het beheer van rekeningen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b).

(5) De lidstaten mogen de financiering beperken tot de werkelijke kosten, in welk geval zij de subsidiabele kosten dienen vast te stellen.

(6) Zie bladzijde 18 van dit Publicatieblad.

(7) PB L 27 van 30.1.1997, blz. 50.

(8) PB L 242 van 27.9.2000, blz. 18.

(9) Om speculatie uit te sluiten, kan de bevoegde nationale autoriteit voorwaarden ter aanvulling van regel nr. 5 van Verordening (EG) nr. 1685/2000 vaststellen ten aanzien van de subsidiabiliteit van dergelijke uitgaven; deze voorwaarden kunnen met name omvatten: een verbod op de verkoop van de investering/het terrein gedurende een minimumperiode, en de vaststelling van een maximumverhouding tussen de waarde van het terrein en de hoogte van de investering.

BIJLAGE II

Niet in aanmerking komende acties en uitgaven

1. Algemene productiekosten, en met name:

- zaai-, mycelium en poot- en plantgoed;

- fytosanitaire producten, met inbegrip van middelen voor geïntegreerde bestrijding, meststoffen en andere productiemiddelen;

- verpakkings-, opslag- of opmaakkosten, zelfs in het kader van nieuwe procédés;

- ophaalkosten of kosten voor vervoer en intern transport;

- exploitatiekosten (met name elektriciteit, brandstoffen en onderhoud).

2. Overheadkosten.

3. Inkomens- of prijstoeslagen.

4. Verzekeringskosten, met inbegrip van de individuele of collectieve verzekeringspremies en de oprichting van interne verzekeringsfondsen ten behoeve van de telersvereniging.

5. Aflossing (met name in de vorm van annuïteiten) van kredieten die zijn opgenomen voor een actie die vóór de aanvang van het operationele programma reeds geheel of gedeeltelijk is uitgevoerd.

6. Aankoop van onbebouwde grond.

7. Vergoedingen aan telers die deelnemen aan bijeenkomsten of aan opleidingsprogramma's, ter compensatie van hun inkomensderving.

8. Acties of kosten betreffende hoeveelheden die door leden van de telersvereniging buiten de Gemeenschap worden geproduceerd.

9. Acties die wat de andere economische activiteiten van de telersvereniging betreft tot vormen van concurrentievervalsing kunnen leiden; van acties of maatregelen die direct of indirect ten goede komen aan andere economische activiteiten van de telersvereniging, wordt slechts het gedeelte gefinancierd dat betrekking heeft op sectoren of producten waarvoor de telersvereniging erkenning heeft verkregen.

10. Tweedehandsmaterieel.

11. Investeringen in vervoermiddelen voor het vervoer van goederen in het kader van de afzet of de distributie door de telersvereniging.

12. Huur als alternatief voor aankoop; exploitatiekosten voor de gehuurde goederen.

13. Uitgaven die verband houden met een leaseovereenkomst (belastingen, rente, verzekeringskosten, enz.) en de desbetreffende exploitatiekosten.

14. Reclame voor individuele commerciële merken of merken met een geografische verwijzing.

15. Toeleveringscontracten betreffende de in deze lijst genoemde acties of uitgaven.

16. BTW en andere belastingen en heffingen of lasten, op de in regel nr. 7, punt 4, van Verordening (EG) nr. 1685/2000 bepaalde voorwaarden.

17. Investeringen voor de verwerking van verse producten (door de telersvereniging verrichte behandelingen van producten om ze klaar te maken voor de verkoop, en met name reinigen, snijden, opmaken, drogen en verpakken, worden niet als verwerking beschouwd).

BIJLAGE III

VOORSCHRIFTEN VOOR INFORMATIEVERSTREKKING DOOR DE LIDSTATEN

Door de lidstaten aan de Commissie te verstrekken informatie overeenkomstig door de Commissie vast te stellen formaten

Deel 1: Telersverenigingen:

1. Administratieve gegevens (onder meer erkenningsnummer, rechtsvorm, aantal aangesloten natuurlijke en rechtspersonen).

2. Productiegegevens (inclusief berekening van de waarde van de verkochte productie en gegevens over de voornaamste producten).

Deel 2: Actiefondsen en operationele programma's:

1. Toegepaste referentieperiode(n).

2. Geraamde steunbedragen.

3. Steunaanvragen en daadwerkelijk betaalde steun, met vermelding van het percentage van het actiefonds dat aan het uit de markt nemen van producten is besteed.

4. Belangrijkste uitgavencategorieën (met vermelding van belangrijke veranderingen in de loop van het jaar).

Deel 3: Controles, terugvordering en sancties

1. Gecontroleerde telersverenigingen.

2. Controlerende autoriteiten en samenvatting, met inbegrip van de controleresultaten (alleen de hoofdzaken).

3. De bijgewerkte cijfers betreffende de daadwerkelijk betaalde steun, die uiterlijk op 15 november moeten worden verstrekt.

Top