Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001PC0404(02)

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

    /* COM/2001/0404 def. - COD 2001/0253 */

    PB C 75E van 26/03/2002, p. 216–233 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0404(02)

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik /* COM/2001/0404 def. - COD 2001/0253 */

    Publicatieblad Nr. 075 E van 26/03/2002 blz. 0216 - 0233


    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    I. Algemene overwegingen

    De communautaire bepalingen betreffende het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik zijn bedoeld om een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid te bereiken en een doeltreffende werking van de regels van de interne markt mogelijk te maken. Geen enkel geneesmiddel mag in de handel worden gebracht zonder dat van tevoren de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid ervan zijn aangetoond. Deze waarborgen moeten worden gehandhaafd als het geneesmiddel eenmaal in de handel is gebracht.

    II. Motivering

    A) Doelstellingen

    1. Op 1 januari 1995 zijn, ter vervanging van diverse procedures die op vrijwillige samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten waren gebaseerd, nieuwe procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen in werking getreden. [1] Via de gecentraliseerde procedure kan een aanvrager van de Commissie een vergunning verkrijgen om een geneesmiddel in de Gemeenschap in de handel te brengen nadat de aanvraag door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling is beoordeeld. Deze procedure is verplicht voor met behulp van biotechnieken vervaardigde geneesmiddelen en optioneel voor innoverende geneesmiddelen. Voor de overige geneesmiddelen is sinds 1998 de procedure inzake wederzijdse erkenning verplicht indien de aanvrager een vergunning wil verkrijgen om een geneesmiddel in meer dan een lidstaat in de handel te brengen. Deze procedure is gebaseerd op de beoordeling door een "referentielidstaat" die een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend; deze vergunning wordt gewoonlijk erkend door de bij de aanvraag van een vergunning "betrokken lidstaten". Het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten streven verschillende doelstellingen na, met name gezamenlijk gebruik van het wetenschappelijke onderzoekspotentieel van de lidstaten om een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid te bereiken, vrij verkeer van farmaceutische producten en snellere toegang tot geneesmiddelen, en met name nieuwe generaties geneesmiddelen, voor de Europese burgers. Zes jaar later zijn deze doelstellingen nog steeds actueel. Maar vanwege de evolutie van de internationale en Europese gegevenheden enerzijds en de vooruitgang van de wetenschap en de te verwachten invoering van nieuwe therapieën anderzijds is het noodzakelijk de bestaande wetgeving aan te passen en de grote lijnen uit te zetten van de toekomstige procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen.

    [1] Richtlijnen 93/39/EEG, 93/40/EEG en 93/41/EEG en Verordening (EEG) nr. 2309/93.

    In Verordening (EEG) nr. 2309/93 was rekening gehouden met de mogelijkheid dat deze procedures zouden evolueren. Artikel 71 van deze verordening bepaalt immers het volgende: "Binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening publiceert de Commissie een algemeen verslag over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de procedures die zijn vastgesteld in deze verordening, in hoofdstuk III van Richtlijn 75/319/EEG [geneesmiddelen voor menselijk gebruik] en in hoofdstuk IV van Richtlijn 81/851/EEG [geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik]."

    Overeenkomstig de bepalingen van dat artikel is aan Cameron Mc Kenna en Andersen Consulting opdracht gegeven voor een "audit" van de procedures en van de werking van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling. De resultaten van deze werkzaamheden zijn geanalyseerd en uitgewerkt in het verslag van de Commissie over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen (COM...).

    2. Op grond van de tussen 1995 en 2000 opgedane ervaring en de analyse van de opmerkingen van de diverse betrokken partijen (bevoegde autoriteiten van de lidstaten, farmaceutische bedrijven, brancheorganisaties van de farmaceutische industrie, beroepsorganisaties van artsen en apothekers, patiënten- en consumentenverenigingen) leek het de Commissie noodzakelijk sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2309/93 aan te passen. Ook lijkt aanpassing nodig van de algemene bepalingen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, die nu zijn geconsolideerd in Richtlijn (2001/83/EG) van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, waarop dit voorstel tot wijziging betrekking heeft. Benadrukt moet worden dat het een "aanpassing" betreft: er moeten weliswaar procedureregels of andere bepalingen worden gewijzigd of ingevoerd, maar noch de algemene beginselen, noch de basisstructuur van het systeem, zoals vastgesteld bij de verordening uit 1993, lijken ter discussie te worden gesteld. De Commissie is zich ervan bewust dat enkele lidstaten in verband met de ontwikkeling van het geneesmiddelenassortiment en de toegenomen noodzaak van voorlichting en transparantie op het gebied van geneesmiddelen en het gebruik ervan, een beoordelingssysteem hebben opgezet voor de relatieve werkzaamheid van geneesmiddelen, zodat een nieuw geneesmiddel kan worden vergeleken met de reeds in de handel zijnde geneesmiddelen. Ook de Raad heeft in de op 29 juni 2000 goedgekeurde Conclusies inzake geneesmiddelen en volksgezondheid [2] het belang van een inventarisatie van geneesmiddelen met een significante therapeutische meerwaarde onderstreept. De Commissie is van mening dat in het kader van het verlenen van de vergunning voor het in de handel brengen een dergelijke beoordeling niet moet plaatsvinden, maar dat hiervoor de essentiële criteria (kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid) moeten blijven gelden. Daarom doet de Commissie in dit stadium geen voorstel op dit gebied, hoewel maatregelen op Gemeenschapsniveau nuttig zouden kunnen zijn. Na een brede raadpleging zal de Commissie overwegen een doeltreffend voorstel te doen in een passend juridisch kader.

    [2] PB C 218 van 31.7.2000, blz. 10.

    3. Bij de noodzakelijke aanpassing moet rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan in de zes jaar waarin de procedures zijn toegepast en met de snelle ontwikkeling van de toegepaste wetenschap op farmaceutisch gebied. Deze overwegingen moeten ook in het juiste perspectief worden bekeken in het kader van een steeds sterkere mondialisering, in het bijzonder tussen de drie grote "wereldregio's" op farmaceutisch gebied, namelijk Europa, Noord-Amerika en Japan. De wetenschappelijke mondialisering gaat gepaard met de mondialisering van bepaalde regelgevingspraktijken en met name van de wetenschappelijke en technische criteria voor de beoordeling van geneesmiddelen. Vanwege de steeds snellere invoering van nieuwe technologieën op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen is voortaan een aanpasbaar regelgevingskader nodig dat is gebaseerd op vaste, welomschreven beginselen en een echt internationale dimensie heeft. Deze "mondiale" dimensie van de regelgevingseisen is zeker een van de voornaamste nieuwe factoren waarmee rekening moet worden gehouden in vergelijking met de context van begin jaren negentig, toen het huidige communautaire systeem voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen werd ontworpen. Geen enkel regelgevingskader op het gebied van het verlenen van vergunningen voor geneesmiddelen kan nog als modern, doeltreffend en duurzaam worden beschouwd als het wordt ontwikkeld als op zichzelf staand systeem. De Commissie en de lidstaten nemen in het kader van ICH [3] en VICH [4] reeds zeer actief deel aan de internationale besprekingen over de technische en wetenschappelijke eisen inzake geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik. Het is echter ook zeer belangrijk dat in het regelgevingskader van het communautaire systeem voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen op passende wijze rekening wordt gehouden met dit nieuwe mondiale kader zodat de Europese Gemeenschap op het internationale toneel ten volle haar rol kan spelen naast haar partners, met name Amerika en Japan.

    [3] International Conference on Harmonisation of Technical Requirements for the Registration of Pharmaceuticals for Human Use.

    [4] International Conference on Harmonisation of Technical Requirements for the Registration of Veterinary Pharmaceutical Products.

    4. Er moet voortaan met nog een andere dimensie, die nieuw is ten opzichte van de context van 1993, rekening worden gehouden: de uitbreiding van de Europese Unie. Het is duidelijk dat de toekomstige uitbreiding, zoals ook op andere gebieden het geval is, in het kader van de regelgeving inzake geneesmiddelen vragen doet rijzen over de pertinentie van sommige procedurevoorschriften en vooral over de mogelijkheid om met 20, 25 of 28 lidstaten op doeltreffende wijze wetenschappelijke besprekingen te voeren en besluiten te nemen in een context die voor vijftien lidstaten is bedacht.

    5. Bij al deze overwegingen op regelgevings- en technisch gebied mag uiteraard niet de voornaamste doelstelling van de ontwikkeling en het in de handel brengen van geneesmiddelen uit het oog worden verloren: verbetering van de gezondheid van patiënten. Het gecentraliseerde systeem voor het verlenen van vergunningen heeft zijn waarde voor de beoordeling van geneesmiddelen bewezen. De doeltreffendheid van het systeem van wederzijdse erkenning moet nog worden vergroot. Dit systeem betreft voor een deel nieuwe geneesmiddelen, maar ook geneesmiddelen waarvan de dossiers al ouder zijn en generieke geneesmiddelen. Aan generieke geneesmiddelen moet in het bijzonder aandacht worden besteed omdat het in de handel brengen van deze geneesmiddelen in het algemene kader van de gezondheidszorgstelsels moet worden vergemakkelijkt.

    6. De ontwikkeling van de regelgeving mag niet ten koste gaan van de gebruiksveiligheid voor de patiënt, het markttoezicht en de geneesmiddelenbewaking. De voordelen/risicobeoordeling moet de grondslag blijven waarop elk administratief besluit over een geneesmiddel wordt gebaseerd, ongeacht welke procedures voor het verlenen van vergunningen worden toegepast. Met de geldende bepalingen kon weliswaar een hoog veiligheidsniveau worden gegarandeerd, maar toch is het noodzakelijk enkele bestaande voorschriften te verbeteren om de snelheid van optreden in noodgevallen en de doelmatigheid van het systeem van geneesmiddelenbewaking en markttoezicht te verbeteren, teneinde onder meer rekening te houden met een vergroting van markt waarop toezicht moet worden gehouden als gevolg van de aanstaande uitbreiding van de Europese Unie.

    7. Ten slotte blijkt aanpassing van de regelgeving noodzakelijk in verband met de ervaring die is opgedaan in de jaren van hechte samenwerking tussen de lidstaten, het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en de Commissie.

    8. In het algemeen moet de herziening van de wetgeving op farmaceutisch gebied plaatsvinden binnen het kader van de volgende doelstellingen, die op de conclusies van het verslag van de Commissie zijn gebaseerd:

    - een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de Europese burger verzekeren en een scherper toezicht op de markt houden;

    - de interne markt voor farmaceutische producten voltooien, rekening houdend met de implicaties van de mondialisering, en een juridisch kader vaststellen dat het concurrentievermogen van de Europese industrie bevordert;

    - voorbereid zijn op de uitbreiding van de Europese Unie;

    - het systeem zo veel mogelijk rationaliseren en vereenvoudigen en aldus de algemene samenhang en de zichtbaarheid ervan en de transparantie van de procedures en van de besluitvorming vergroten.

    B) Juridische grondslag en procedure

    De juridische grondslag voor dit voorstel is artikel 95 van het EG-Verdrag. Dit artikel voorziet in de toepassing van de medebeslissingsprocedure van artikel 251 en is de rechtsgrond voor het bereiken van de doelstellingen die in artikel 14 van het EG-Verdrag zijn vermeld, waaronder het vrije verkeer van goederen, en dus ook van geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Alle regelgeving op het gebied van de productie, de handel en het gebruik van geneesmiddelen moet als voornaamste doelstelling de bescherming van de volksgezondheid hebben, maar dit doel moet worden bereikt met middelen die het vrije verkeer van geneesmiddelen in de Gemeenschap niet belemmeren. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam zijn alle door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde wettelijke bepalingen - met uitzondering van richtlijnen die op grond van de aan de Commissie toegekende uitvoeringsbevoegdheden zijn goedgekeurd en die de onderlinge aanpassing van de bepalingen inzake geneesmiddelen betreffen - op grond van dit artikel goedgekeurd. De verschillen in de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen vormen namelijk een belemmering voor de intracommunautaire handel en zijn rechtstreeks van invloed op de werking van de interne markt. Daarom is optreden van de communautaire wetgever gerechtvaardigd om deze belemmeringen te voorkomen of op te heffen.

    III. Gedetailleerde inhoud van het voorstel

    (Omwille van de leesbaarheid wordt hier verwezen naar de artikelen van Richtlijn 2001/83/EG, zoals gewijzigd bij dit voorstel)

    A) Aanpassing van de definities, de terminologie en enkele begrippen

    1. De definitie van "geneesmiddel" wordt aangepast in verband met nieuwe therapieën en hun specifieke wijze van gebruik (met name celtherapie) (artikelen 1 en 2).

    2. Met het oog op de huidige praktijk wordt enerzijds voorgesteld de term "benaming" te vervangen door "naam van het geneesmiddel" voor de talen waarin beide termen worden gebruikt (artikel 1). Bovendien wordt voorgesteld dat in de samenvatting van de kenmerken van het product (artikel 11) en op de verpakking (artikelen 54 en 59) de naam van het geneesmiddel wordt gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm om de informatie aan de patiënten en beroepsbeoefenaars te verbeteren.

    3. De criteria voor de weigering, schorsing of intrekking van vergunningen voor het in de handel brengen zijn aangepast en geharmoniseerd: bij de essentiële criteria voor de beoordeling (kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid) wordt nu ook de voordelen/risicobeoordeling vermeld die de grondslag vormt voor de verlening en voor het behoud van de vergunning (artikelen 26, 116 en 117).

    4. Omdat de eventuele dualiteit van "perifere producten" (medische apparatuur, cosmetica, kiemdodende middelen enz.) heeft geleid tot een verschillende uitlegging van de toepasselijke wetgeving, wordt voorgesteld dat wanneer een product volledig beantwoordt aan de definitie van geneesmiddel, maar tevens aan de definitie van andere gereglementeerde producten kan beantwoorden, de wetgeving inzake geneesmiddelen van toepassing is (artikel 2, lid 2).

    5. Voorgesteld wordt enkele bepalingen betreffende het dossier voor de aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen aan te passen. Deze aanpassingen houden geen wezenlijke wijziging van de bestaande bepalingen in, maar hebben betrekking op een betere afstemming van bepaalde juridische bepalingen, op verouderde formuleringen en op de administratieve, wetenschappelijke en technische realiteit. Bovendien wordt bij deze aanpassingen rekening gehouden met de richtsnoeren die in het kader van de internationale harmonisatie (ICH) zijn opgesteld.

    6. Om in navolging van de gecentraliseerde procedure de transparantie van de procedures te waarborgen, wordt voorgesteld dat de beoordelingsrapporten en de vergunningen met de bijbehorende samenvattingen van de kenmerken van de volgens de gedecentraliseerde procedure of de procedure inzake wederzijdse erkenning toegelaten geneesmiddelen ter beschikking worden gesteld van iedere geïnteresseerde persoon (artikel 21).

    B) Generieke geneesmiddelen

    1. Voor de verkorte procedures voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen wordt voorgesteld het begrip "in wezen gelijke" geneesmiddelen, dat feitelijk betrekking heeft op generieke geneesmiddelen, te schrappen. Er worden definities voorgesteld voor een generiek geneesmiddel en voor een referentiegeneesmiddel, ten opzichte waarvan een generiek geneesmiddel wordt gedefinieerd, zodat de algemeen aanvaarde terminologie wordt gebruikt (artikel 10, lid 2).

    2. Eveneens in overeenstemming met de praktijk wordt voorgesteld de eis dat het referentiegeneesmiddel in de handel wordt gebracht te schrappen en alleen de eis te behouden dat een vergunning voor het in de handel brengen moet zijn verleend (artikel 10, lid 1). Dit is nodig om de mogelijkheden voor het in de handel komen van generieke geneesmiddelen te vergroten.

    3. De periode van administratieve bescherming van de gegevens betreffende het referentiegeneesmiddel moet worden geharmoniseerd tot tien jaar (artikel 10, lid 1). Voor deze termijn is gekozen om ongeacht het soort procedure volgens welke een vergunning voor het in de handel brengen wordt verleend, dezelfde termijn te doen gelden, namelijk die van de gecentraliseerde procedure. Ter bevordering van het onderzoek naar nieuwe therapeutische indicaties die een belangrijk klinisch voordeel inhouden en het welzijn en de levenskwaliteit van de patiënt verbeteren, wordt voorgesteld dat de aanvrager over een extra jaar bescherming van de gegevens beschikt in geval van therapeutische indicaties die aan de bovengenoemde voorwaarden voldoen en tijdens deze periode van tien jaar zijn toegelaten. Het vereiste evenwicht moet echter worden bewaard tussen de bevordering van dergelijke innovaties en de noodzakelijke stimulering van de productie van generieke geneesmiddelen. Daarom wordt voorgesteld dat dit extra jaar alleen wordt toegekend indien de nieuwe indicatie gedurende de eerste acht jaar van de genoemde periode van tien jaar is toegelaten om het ontstaan van een markt voor generieke geneesmiddelen niet te belemmeren (artikel 10, lid 1).

    4. De aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen van een generiek geneesmiddel mag voor het verstrijken van de periode van exclusiviteit de voor de indiening van het dossier noodzakelijke proeven uitvoeren zonder dat dit wordt beschouwd als een schending van het industriële en commerciële eigendomsrecht (artikel 10, lid 4). Deze bepaling dient om te voorkomen dat een groot deel van de vereiste proeven buiten de Gemeenschap wordt uitgevoerd, zoals nu het geval is, zonder dat dit gevolgen heeft voor de datum waarop generieke geneesmiddelen in de handel worden gebracht.

    5. Om de harmonisering van bestaande referentiegeneesmiddelen te vergemakkelijken wordt voorgesteld een jaarlijks plan voor geleidelijke harmonisering in te voeren (artikel 30, lid 2). Hiermee wordt het aanvragen van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen die generiek zijn aan deze referentiegeneesmiddelen volgens de procedure inzake wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure vergemakkelijkt.

    C) De gedecentraliseerde procedure en de procedure inzake wederzijdse erkenning (hoofdstuk 4)

    1. Het toepassingsgebied van deze procedures staat in verband met dat van de gecentraliseerde procedure. In het voorstel tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2309/93 wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de oorspronkelijke verordening grotendeels aan te houden, behoudens enkele wijzigingen die voortvloeien uit de ervaringen in de afgelopen zes jaar en uit de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling. De belangrijkste voorgestelde wijziging beoogt de gecentraliseerde procedure verplicht te stellen voor alle nieuwe werkzame stoffen die in de Gemeenschap in de handel worden gebracht, wat een aanmerkelijke verandering van het toepassingsgebied van de gedecentraliseerde procedure of de procedure inzake wederzijdse erkenning tot gevolg heeft. Alle geneesmiddelen waarvoor de gecentraliseerde procedure niet verplicht is, vallen onder de gedecentraliseerde procedure of de procedure inzake wederzijdse erkenning indien zij bestemd zijn voor de markt van meer dan een lidstaat [5].

    [5] Op geneesmiddelen die uitsluitend voor een nationale markt zijn bestemd is de nationale procedure nog van toepassing.

    Deze procedures blijven dus optioneel toegankelijk voor andere geneesmiddelen die een therapeutische innovatie inhouden en zijn de aangewezen procedures voor generieke geneesmiddelen. In dit kader moet worden benadrukt dat de procedures ook toegankelijk zijn voor generieke geneesmiddelen waarvan het referentiegeneesmiddel volgens de gecentraliseerde procedure is toegelaten. Voorgesteld wordt de lidstaten de mogelijkheid te geven op nationaal niveau geneesmiddelen toe te laten die generiek zijn aan geneesmiddelen die door de Gemeenschap zijn toegelaten mits wordt gezorgd voor de vereiste harmonisatie op Gemeenschapsniveau. Met name moet de samenvatting van de kenmerken van het generieke product overeenstemmen met die van het door de Gemeenschap toegelaten geneesmiddel.

    2. De procedure inzake wederzijdse erkenning is bekritiseerd vanwege de problemen die deze in de praktijk opleverde. In het huidige stelsel moeten de lidstaten een eerste vergunning erkennen die door de referentielidstaat is verleend. Het is altijd moeilijker om terug te komen op een wetenschappelijke beslissing dan om gezamenlijk een eerste beslissing te nemen in het kader van een procedure van wetenschappelijke samenwerking. Daarom wordt voorgesteld om enerzijds de algemene beginselen van de procedure inzake wederzijdse erkenning van de huidige wetgeving te handhaven voor geneesmiddelen waarvoor reeds in een van de lidstaten een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, die de houder van de vergunning ook in andere lidstaten ter beschikking wil stellen (artikel 28, leden 1 en 2) en anderzijds hier een nieuwe gedecentraliseerde procedure aan toe te voegen voor geneesmiddelen die nog niet in de Gemeenschap zijn toegelaten (artikel 28, leden 1 en 3). De samenwerking tussen de lidstaten vindt plaats voordat een beslissing wordt genomen op basis van de beoordeling door een van de lidstaten. Deze procedure is geënt op een bestaande procedure die zijn waarde heeft bewezen, namelijk de procedure voor de toelating van belangrijke wijzigingen van een bestaande vergunning.

    3. De invoering van de procedure inzake wederzijdse erkenning is vergemakkelijkt door een informele werkgroep, de "Mutual recognition facilitation group" (MRFG) bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Omdat deze groep efficiënt is gebleken en de voorgestelde procedurele wijziging veel samenwerking tussen de lidstaten vereist, wordt voorgesteld deze groep een formeel karakter te geven en "coördinatiegroep" te noemen (artikel 27). Op deze groep wordt een beroep gedaan indien in het kader van de nieuwe procedure inzake wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedure verschil van inzicht bestaat (artikel 29, leden 1 en 2); indien binnen deze groep geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt een beroep gedaan op het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (artikel 29, lid 3).

    4. Zowel voor Verordening (EEG) nr. 2309/93 als voor de procedure inzake van wederzijdse erkenning en de gedecentraliseerde procedure wordt voorgesteld de vijfjaarlijkse verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen te schrappen (artikel 24, lid 1). In verband met het wegvallen van de verplichting deze vergunning iedere vijf jaar te verlengen, wordt voorgesteld dat iedere vergunning voor het in de handel brengen zijn geldigheid verliest indien het desbetreffende geneesmiddel gedurende twee opeenvolgende jaren niet in de handel is (artikel 24, leden 2 en 3). Tegelijkertijd worden de procedures voor geneesmiddelenbewaking en markttoezicht versterkt.

    D) Arbitrageprocedures

    De arbitrageprocedures hebben betrekking op gevallen waarin een lidstaat een beoordelingsrapport en een samenvatting van de kenmerken van het product die door een andere lidstaat zijn opgesteld, niet kan erkennen (artikel 29), op gevallen waarin de beslissingen van de lidstaten niet zijn geharmoniseerd (artikel 30) en op gevallen waarin de belangen van de Gemeenschap in het geding zijn (artikel 31). Hoewel het aantal voorgelegde zaken niet erg groot is, hebben de arbitrageprocedures tot zeer veel debatten geleid, met name over de uitlegging en de praktische toepassing. Voor de gevallen waarin een lidstaat een door een andere lidstaat uitgevoerde beoordeling of verleende vergunning niet kan erkennen, wordt voorgesteld dat de arbitrageprocedure automatisch wordt ingeleid. De ervaring heeft namelijk geleerd dat bedrijven hun aanvraag voor lidstaten die hun niet gunstig gezind zijn stelselmatig terugtrekken om te voorkomen dat een arbitrageprocedure wordt ingeleid. Voorgesteld wordt dat de lidstaten die in een dergelijk geval de vergunning wel willen verlenen, dit kunnen doen, hoewel zij deze later, afhankelijk van de uitkomst van de arbitrage, eventueel moeten wijzigen. Voor arbitrage betreffende gevallen waarin de belangen van de Gemeenschap in het geding zijn lijkt, gezien de opgedane ervaring, een aangepaste procedure noodzakelijk, met name voor gevallen die betrekking hebben op een hele therapeutische klasse of op alle geneesmiddelen die een bepaalde werkzame stof bevatten (artikel 31). In deze gevallen kan namelijk een zeer groot aantal geneesmiddelen bij de arbitrage betrokken zijn en moet een zekere efficiëntie bij de procedure worden gewaarborgd.

    Ten slotte wordt omwille van de efficiëntie voorgesteld de totale duur van de procedure van negentig dagen terug te brengen tot zestig dagen (artikel 32, lid 1).

    Na afloop van de arbitrageprocedures stelt de Commissie een beschikking vast die door de lidstaten wordt toegepast (artikelen 33 en 34). Het proces van de vaststelling van een beschikking door de Commissie is sterk bekritiseerd, met name vanwege de lange duur ervan. Dit proces moet, in navolging van dat voor beschikkingen die de Commissie moet vaststellen over aanvragen betreffende vergunningen voor het op de markt brengen volgens de gecentraliseerde procedure, worden aangepast. Momenteel vindt de besluitvorming plaats volgens een "comitologieprocedure" van het type III b) [6]. Ten eerste moet worden vastgesteld dat de Commissie vanaf het begin altijd het advies van het Bureau over strikt wetenschappelijke zaken heeft gevolgd. Bovendien is het advies over het algemeen schriftelijk uitgebracht zonder formele vergadering van het reglementeringscomité, aangezien de wetgeving deze mogelijkheid biedt. Alleen in de "aanloopperiode" van het systeem is enkele malen formeel gestemd tijdens een vergadering.

    [6] In de zin van Besluit 87/373/EEG van de Raad; PB L 197 van 18.7.1987, blz. 33.

    Gezien de opgedane ervaringen en de goedkeuring van een nieuw "comitologiebesluit" door de Raad op 28 juni 1999 (Besluit 1999/468/EG) [7] moet deze procedure voor de vaststelling van beschikkingen worden herzien. Daarom wordt voorgesteld de vaststelling van een beschikking te laten plaatsvinden volgens de raadplegingsprocedure van Besluit 1999/468/EEG indien het door de Commissie ingediende ontwerp het wetenschappelijk advies van het Bureau volgt, en in alle andere gevallen volgens de beheersprocedure van dat besluit. De termijnen voor beide gevallen zijn aangepast om de fase van raadpleging van de lidstaten te bekorten (artikel 34, lid 2).

    [7] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    E) Inspectie en controle

    1. De algemene kwaliteit van geneesmiddelen berust enerzijds op de beoordeling van de informatie die bij het aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen wordt verstrekt en anderzijds op de voortdurende bewaking van de kwaliteit van de vervaardigde en in de handel gebrachte geneesmiddelen om te controleren of zij met de verstrekte gegevens overeenstemmen. Bij de bewaking van de kwaliteit van de vervaardiging van en van de controle op geneesmiddelen moet in brede zin worden gelet op de bescherming van de consument, op de voltooiing van de interne markt en op de internationale dimensie, met name op overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning met derde landen. De kwaliteitsgaranties berusten in hoofdzaak op een kwaliteitsborgingssysteem waarin het overnemen van goede fabricagepraktijken is opgenomen en op inspecties van de bevoegde autoriteiten om te controleren of aan alle wettelijke bepalingen wordt voldaan. De huidige wetgeving heeft betrekking op geneesmiddelen, maar niet specifiek op grondstoffen. Daarom wordt voorgesteld deze uit te breiden tot werkzame stoffen die bij de vervaardiging van geneesmiddelen als grondstof worden gebruikt (artikel 111, lid 1). Aangezien de lidstaten verschillende aanpakken hebben, moet een harmonisering van de toepassing van goede praktijken bij de vervaardiging van deze stoffen worden voorgesteld. In uitvoerige richtsnoeren zullen aangepaste praktische bepalingen worden voorgesteld. Dit geldt ook voor het inspectiesysteem voor de vervaardiging van werkzame stoffen. Ten slotte worden bepalingen voorgesteld om een certificaat van goede fabricagepraktijk toe te kennen waaruit blijkt dat aan de eisen op dit gebied wordt voldaan.

    2. Bovendien moeten de algemene bepalingen voor geneesmiddeleninspecties worden aangescherpt, in voorkomend geval in samenhang met de Europese Farmacopee (artikel 111, leden 1 en 5), en moet de coördinatie op Gemeenschapsniveau worden verbeterd door een communautair register met informatie over goede fabricagepraktijken in te stellen (artikel 111, leden 6 en 7), aangevuld met de instelling van een communautaire databank voor de vergunningen voor de vervaardiging (artikel 40, lid 4). Voorgesteld wordt het inspectiesysteem op basis van de erkenning van inspecties die door een van de lidstaten zijn uitgevoerd aan te vullen met een procedure voor de beslechting van eventuele geschillen tussen lidstaten over de resultaten van een inspectie (artikel 122). Ook wordt voorgesteld de mogelijkheid toe te voegen inspecties op geneesmiddelenbewakingslocaties en in derde landen uit te voeren (artikel 111, lid 4).

    F) Geneesmiddelenbewaking

    Gezien de opgedane ervaring moet meer worden benadrukt dat een preventieve aanpak van geneesmiddelenbewaking nodig is. Zowel in de Gemeenschap als internationaal gezien is grote technische vooruitgang geboekt. Voor de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten, de houders van vergunningen die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van geneesmiddelen en het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling wordt steeds meer gebruikgemaakt van informatietechnologie. De door de partners verzamelde gegevens moeten snel kunnen worden uitgewisseld. Het gebruik van de door de ICH ontwikkelde medische terminologie MedDRA, die sinds 1999 officieel geldig is, moet krachtens de desbetreffende overeenkomst in het belang van de volksgezondheid verplicht worden gesteld om de samenhang van de meldingen van bijwerkingen van geneesmiddelen in een meertalige omgeving te waarborgen (artikel 106). Ook moeten de systemen voor geneesmiddelenbewaking van de lidstaten worden geharmoniseerd en verenigbaar worden gemaakt, zodat efficiënt toezicht kan worden uitgeoefend op alle in de Gemeenschap toegelaten geneesmiddelen. In verband met het voorgestelde vervallen van de vijfjaarlijkse verlenging en om de doeltreffendheid van het systeem te vergroten wordt voorgesteld de termijnen voor de verplichte indiening van bijgewerkte periodieke veiligheidsverslagen te verkorten (artikel 104). Ook wordt voorgesteld dat de Commissie de lidstaten kan verzoeken onverwijld voorlopige maatregelen te treffen indien een dringende maatregel nodig is (artikel 107). Bovendien wordt voorgesteld de inspecties in verband met de op de houder van de vergunning voor het in de handel brengen rustende verplichtingen te verscherpen (artikel 111). Ten slotte wordt voorgesteld de coördinatie tussen de lidstaten van het toezicht op geneesmiddelen waarvoor de procedure inzake wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure wordt toegepast, te verbeteren (artikel 104, lid 5).

    G) Homeopathie (hoofdstuk 2)

    Om deze categorie geneesmiddelen verder te harmoniseren wordt voorgesteld een beperkte procedure inzake wederzijdse erkenning in te voeren. Bovendien mogen onder bepaalde voorwaarden fantasienamen worden gebruikt om het in de handel brengen van deze geneesmiddelen te vergemakkelijken en wordt voorgesteld het algemene verbod op reclame gericht op het publiek op te heffen (artikel 100).

    H) Verpakking

    Volgens de wetgeving moet de verpakking van geneesmiddelen een bijsluiter voor de patiënten bevatten. De rubrieken in de bijsluiter moeten in een verplichte volgorde worden vermeld. Uit de opgedane ervaring blijkt dat de wetgeving moet worden aangepast en dat een volgorde van de rubrieken moet worden voorgesteld die is gebaseerd op de behoeften en gewoonten van patiënten (artikel 59).

    I) Informatie aan patiënten

    Gezien de verbreiding van de moderne informatietechnologie en de groeiende informatiebehoefte van consumenten wordt bij wijze van proef voorgesteld de mogelijkheden voor het geven van informatie over geneesmiddelen die op medisch recept worden geleverd, te verruimen. Momenteel is publieksreclame voor geneesmiddelen die alleen op medisch recept verkrijgbaar zijn namelijk niet toegestaan. Deze bepaling is tevens uitgelegd als een verbod op elke vorm van informatie aan het publiek, zodat alleen reclame en informatie gericht op beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg mogelijk is. Voorgesteld wordt informatie aan het publiek mogelijk te maken voor drie klassen geneesmiddelen. Deze informatie moet voldoen aan door de Commissie goed te keuren beginselen inzake goede praktijken en aan een door de bedrijfstak op te stellen gedragscode. Na vijf jaar wordt deze proef geëvalueerd en wordt besloten welk vervolg eraan zal worden gegeven (artikel 88, lid 2).

    IV. Administratieve en juridische vereenvoudiging

    Dit voorstel houdt terdege rekening met de enorme hoeveelheid werk die is verricht om de richtlijnen betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (31 teksten) te codificeren. Bovendien worden bepalingen voorgesteld om de procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik te rationaliseren en versnellen.

    V. Raadplegingen voorafgaand aan het opstellen van het voorstel

    Zoals aangegeven in deze toelichting, heeft de Commissie een externe consultant een audit laten uitvoeren. Alle betrokken partijen zijn veelvuldig geraadpleegd, onder meer tijdens vergaderingen en hoorzittingen. Bovendien heeft de Commissie vele verslagen en discussiestukken van deze partijen ontvangen, met name van de lidstaten, van patiëntenverenigingen, van de Europese federaties van de farmaceutische industrie, van apothekers en van distributeurs. Al deze stukken en de analyse ervan zijn opgenomen in het eerdergenoemde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen (COM ....).

    2001/0253 (COD)

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

    Gezien het voorstel van de Commissie [8],

    [8] PB C ... van ..., blz. ..

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [9],

    [9] PB C ... van ..., blz. ..

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [10],

    [10] PB C ... van ..., blz. ..

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [11],

    [11] PB C ... van ..., blz. ..

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) In Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik [12] is ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening de communautaire wetgeving betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik gecodificeerd en in één tekst samengebracht.

    [12] PB L ... van ..., blz. ..

    (2) De communautaire wetgeving vormt een belangrijke stap op weg naar het vrije verkeer van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de verwijdering van de belemmeringen van het handelsverkeer in deze producten. Gezien de opgedane ervaring blijken echter nieuwe maatregelen nodig om de resterende belemmeringen van het vrije verkeer weg te nemen.

    (3) Ter bevordering van de werking van de interne markt moeten de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die ten aanzien van de wezenlijke beginselen van elkaar verschillen, daarom onderling worden aangepast.

    (4) Alle regelgeving op het gebied van de productie en distributie van geneesmiddelen voor menselijk gebruik moet de bescherming van de volksgezondheid als hoofddoel hebben. Dit doel moet echter worden bereikt met middelen die de ontwikkeling van de bedrijfstak en de handel in geneesmiddelen binnen de Gemeenschap niet mogen afremmen.

    (5) Krachtens artikel 71 van Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling [13] moest de Commissie binnen zes jaar na de inwerkingtreding van die verordening een algemeen verslag publiceren over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen die in die verordening en in andere bepalingen van de communautaire wetgeving zijn vastgesteld.

    [13] PB L 214 van 21.8.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 649/1998 van de Commissie (PB L 88 van 24.3.1998, blz. 7).

    (6) In hetl licht van het verslag van de Commissie [14] over de opgedane ervaring is het noodzakelijk gebleken de procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen in de Gemeenschap te verbeteren.

    [14] COM (2001) ... definitief.

    (7) Met name wegens de wetenschappelijke en technische vooruitgang moeten de definities en de werkingssfeer van Richtlijn 2001/83/EG worden verduidelijkt, teneinde te waarborgen dat de kwaliteit, de veiligheid en de werkzaamheid van geneesmiddelen voor menselijk gebruik van een hoog niveau zijn. Om rekening te houden met de komst van nieuwe therapieën en met het groeiende aantal "perifere producten", die zich op de scheidingslijn tussen de sector geneesmiddelen en andere sectoren bevinden, moet de definitie van "geneesmiddel" worden gewijzigd om te vermijden dat er twijfel over de toepasselijke wetgeving bestaat indien een product volledig beantwoordt aan de definitie van geneesmiddel, maar tevens aan de definitie van andere gereglementeerde producten kan beantwoorden. In dergelijke gevallen moet, gezien de kenmerken ervan, de geneesmiddelenwetgeving van toepassing zijn. In dit verband is het ook nuttig de terminologische samenhang in de geneesmiddelenwetgeving te verbeteren.

    (8) Voorzover wordt voorgesteld de werkingssfeer van de gecentraliseerde procedure te wijzigen, dient voor nieuwe werkzame stoffen de keuzemogelijkheid ter zake van de procedure voor wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure te komen vervallen. Bij generieke geneesmiddelen waarvan het referentiegeneesmiddel via de gecentraliseerde procedure een vergunning voor het in de handel brengen heeft verkregen, moeten de aanvragers van een vergunning voor het in de handel brengen onder bepaalde voorwaarden wel tussen beide procedures kunnen kiezen. De procedure voor wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure moet eveneens facultatief toegankelijk zijn voor geneesmiddelen die een therapeutische innovatie inhouden of voor geneesmiddelen die een voordeel voor de samenleving of voor de patiënten opleveren.

    (9) Uit de evaluatie van de werking van de procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen blijkt met name dat de procedure voor wederzijdse erkenning moet worden herzien om de mogelijkheid van samenwerking tussen de lidstaten te versterken. Deze samenwerking moet formeel gestalte krijgen door de oprichting van een coördinatiegroep voor deze procedure, waarvan het functioneren moet worden vastgesteld, teneinde verschillen van inzicht te regelen in het kader van een herziene gedecentraliseerde procedure.

    (10) Uit de opgedane ervaring blijkt dat een aangepaste arbitrageprocedure nodig is, met name voor gevallen die betrekking hebben op een hele therapeutische klasse of op alle geneesmiddelen die een bepaalde werkzame stof bevatten.

    (11) Omdat generieke geneesmiddelen een belangrijk deel van de geneesmiddelenmarkt vormen, moet gezien de opgedane ervaring de toegang van deze geneesmiddelen tot de communautaire markt worden vereenvoudigd.

    (12) De criteria voor kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid moeten zodanig zijn dat van ieder geneesmiddel zowel bij het in de handel brengen als daarna een voordelen/risicobeoordeling kan worden uitgevoerd. Ook moeten de criteria voor de weigering, schorsing of intrekking van vergunningen voor het in de handel brengen worden geharmoniseerd en aangepast.

    (13) De geldigheid van vergunningen voor het in de handel brengen moet niet meer worden beperkt tot vijf jaar. Ter compensatie hiervan dient het markttoezicht te worden versterkt. Bovendien dient iedere vergunning die niet wordt gevolgd door het daadwerkelijk in de handel brengen van een geneesmiddel, te worden geacht zijn geldigheid te verliezen.

    (14) De kwaliteit van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik die in de Gemeenschap worden vervaardigd of beschikbaar zijn, moet worden gewaarborgd door te eisen dat voor de werkzame stoffen die bij de samenstelling worden gebruikt de beginselen inzake goede praktijken bij de vervaardiging van deze geneesmiddelen worden gevolgd. Het blijkt noodzakelijk de communautaire bepalingen betreffende inspecties aan te scherpen en een communautair register voor de resultaten van deze inspecties in te stellen.

    (15) De geneesmiddelenbewaking en meer in het algemeen het markttoezicht en de sancties op niet-naleving van de bepalingen, moeten worden versterkt. Bij de geneesmiddelenbewaking moet gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van de moderne informatietechnologie om de uitwisseling tussen de lidstaten te verbeteren.

    (16) Met het oog op een goed gebruik van geneesmiddelen moet de regelgeving inzake verpakkingen worden aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met de opgedane ervaring. Daarnaast moet onder strikte voorwaarden worden toegestaan dat in het belang van patiënten informatie over bepaalde geneesmiddelen wordt verstrekt om aan hun gewettigde behoeften en verwachtingen te beantwoorden. Deze informatie mag niet worden uitgelegd als reclame voor of rechtstreekse promotie van geneesmiddelen waarvoor een medisch recept is vereist.

    (17) Daar de meeste maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van de onderhavige richtlijn maatregelen van individuele strekking zijn, dient de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [15] dan wel de beheersprocedure van artikel 4 van dat besluit te worden toegepast. Maatregelen van algemene strekking in de zin van artikel 2 van genoemd besluit dienen volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit te worden vastgesteld.

    [15] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (18) Richtlijn 2001/83/EG moet derhalve worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 2001/83/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Punt 1 wordt geschrapt.

    b) Punt 2 komt als volgt te luiden:

    "2) Geneesmiddel:

    a) elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens;

    b) elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt teneinde een medische diagnose te stellen of om fysiologische functies bij de mens te herstellen, te verbeteren of te wijzigen."

    c) Punt 20 komt als volgt te luiden:

    "20. Naam van het geneesmiddel:

    de naam, die een fantasienaam kan zijn die geen verwarring doet ontstaan met de algemene benaming, dan wel een algemene of wetenschappelijke benaming vergezeld van een merk of van de naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;"

    2) Artikel 2 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 2

    1. Deze richtlijn is van toepassing op geneesmiddelen voor menselijk gebruik, bestemd om in de lidstaten in de handel te worden gebracht, die industrieel of met gebruikmaking van een industrieel procédé worden vervaardigd.

    2. Wanneer een enkelvoudige of samengestelde substantie aan de definitie van een geneesmiddel beantwoordt, zijn de bepalingen van deze richtlijn ook van toepassing indien deze enkelvoudige of samengestelde substantie tevens binnen de werkingssfeer van andere communautaire wetgeving valt."

    3) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Punt 3 komt als volgt te luiden:

    "3. geneesmiddelen die voor proeven in het kader van onderzoek en ontwikkeling zijn bestemd, onverminderd het bepaalde in Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad*;

    * PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34."

    b) Punt 6 komt als volgt te luiden:

    "6. volledig bloed, plasma of bloedcellen, van menselijke oorsprong met uitzondering van plasma dat met gebruikmaking van een industrieel procédé wordt vervaardigd."

    4) Artikel 5 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 5

    Onverminderd het bepaalde in Verordening [(EEG) nr. 2309/93] mag een lidstaat, overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving en om te voorzien in speciale behoeften, de bepalingen van de onderhavige richtlijn niet van toepassing verklaren op geneesmiddelen die worden geleverd naar aanleiding van een bonafide bestelling op eigen initiatief van een officieel erkend beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, en die worden bereid volgens zijn specificaties en bestemd zijn voor gebruik door zijn eigen patiënten onder zijn rechtstreekse, persoonlijke verantwoordelijkheid."

    5) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Aan lid 1 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    "Voor de verschillende concentraties, farmaceutische vormen, toedieningswijzen en aanbiedingsvormen van een geneesmiddel, alsmede voor iedere wijziging die overeenkomstig artikel 35 wordt aangebracht, moet een vergunning in de zin van de eerste alinea worden verleend; zij worden geacht deel uit te maken van dezelfde vergunning."

    b) Het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

    "1 bis. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen is verantwoordelijk voor het in de handel brengen van het geneesmiddel."

    6) In artikel 8 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

    a) De punten b) en c) komen als volgt te luiden:

    "b) naam van het geneesmiddel;

    c) kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van alle bestanddelen van het geneesmiddel;"

    b) De punten h), i) en j) komen als volgt te luiden:

    "h) beschrijving van de door de fabrikant toegepaste controlemethoden;

    i) resultaten van:

    - de farmaceutische (fysisch-chemische, biologische of microbiologische) proeven,

    - de preklinische (toxicologische en farmacologische) proeven,

    - de klinische proeven;

    j) een samenvatting van de kenmerken van het product overeenkomstig artikel 11, een model van de buitenverpakking waarop de in artikel 54 bedoelde gegevens zijn vermeld en van de primaire verpakking van het geneesmiddel waarop de in artikel 55 bedoelde gegevens zijn vermeld en de bijsluiter overeenkomstig artikel 59;"

    c) Het volgende punt m) wordt toegevoegd:

    "m)een kopie van iedere aanwijzing van het geneesmiddel als weesgeneesmiddel krachtens Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad*, vergezeld van een kopie van het desbetreffende advies van het Bureau.

    * PB L 18 van 22.1.2000, blz. 1."

    d) De volgende derde alinea wordt toegevoegd:

    "De gegevens en bescheiden over de resultaten van de in de eerste alinea, onder i), bedoelde farmaceutische, preklinische en klinische proeven moeten vergezeld gaan van uitvoerige samenvattingen overeenkomstig de bepalingen van artikel 12;".

    7) Artikel 10 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 10

    1. In afwijking van artikel 8, lid 3, onder i), en onverminderd het recht inzake de bescherming van de industriële en commerciële eigendom, is de aanvrager niet gehouden de resultaten van de preklinische en klinische proeven te verschaffen wanneer hij kan aantonen dat het geneesmiddel generiek is ten opzichte van een referentiegeneesmiddel waarvoor sinds ten minste tien jaar in een lidstaat of in de Gemeenschap een vergunning in de zin van artikel 6 is verleend.

    De in de eerste alinea genoemde periode van tien jaar wordt verlengd tot elf jaar indien de houder van de vergunning voor het in de handel brengen gedurende de eerste acht jaar van de genoemde periode van tien jaar een vergunning voor een of meer nieuwe therapeutische indicaties verkrijgt die bij de wetenschappelijke beoordeling met het oog op het verlenen van een vergunning hiervoor worden beschouwd als een belangrijke klinisch voordeel ten opzichte van de bestaande behandelingen.

    2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a) referentiegeneesmiddel: een geneesmiddel waarvoor overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 een vergunning in de zin van artikel 6 is verleend;

    b) generiek geneesmiddel: een geneesmiddel met dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame stoffen en dezelfde farmaceutische vorm, waarvan de biologische equivalentie met het referentiegeneesmiddel is aangetoond in relevante onderzoeken naar de biologische beschikbaarheid. De verschillende orale farmaceutische vormen voor directe vrijgeving worden beschouwd als één farmaceutische vorm. De aanvrager kan van de onderzoeken naar de biologische beschikbaarheid worden vrijgesteld indien hij kan aantonen dat het geneesmiddel aan de criteria van bijlage I voldoet.

    3. Indien de werkzame stof(fen), de therapeutische indicaties, de concentratie, de farmaceutische vorm of de wijze van toediening wordt of worden gewijzigd ten opzichte van die van het referentiegeneesmiddel, is het in lid 1, eerste alinea, bepaalde niet op deze wijzigingen van toepassing en moeten de resultaten van de desbetreffende preklinische of klinische proeven worden verstrekt.

    4. Het uitvoeren van de voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 noodzakelijke proeven op een generiek geneesmiddel wordt niet beschouwd als een inbreuk op rechten ter zake van octrooien en aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen."

    8) De volgende artikelen 10 bis tot en met 10 quater worden ingevoegd:

    "Artikel 10 bis

    In afwijking van artikel 8, lid 3, onder i), en onverminderd het recht inzake de bescherming van de industriële en commerciële eigendom, is de aanvrager niet gehouden de resultaten van de preklinische en klinische proeven te verschaffen wanneer hij kan aantonen dat het bestanddeel of de bestanddelen van het geneesmiddel reeds ten minste tien jaar in de Gemeenschap in de medische praktijk wordt, respectievelijk worden gebruikt en een erkende werkzaamheid alsmede een aanvaardbaar veiligheidsniveau biedt, respectievelijk bieden overeenkomstig de voorwaarden van bijlage I. In dat geval worden de resultaten van deze proeven vervangen door een desbetreffende wetenschappelijke bibliografie.

    Artikel 10 ter

    Wanneer een nieuw geneesmiddel werkzame stoffen bevat die al in toegelaten geneesmiddelen zijn opgenomen, maar die niet eerder met therapeutisch oogmerk zijn samengevoegd, moeten de resultaten van de preklinische en klinische proeven met betrekking tot de samenvoeging worden overgelegd, zonder dat het noodzakelijk is de documentatie voor elke werkzame stof afzonderlijk te verstrekken.

    Artikel 10 quater

    Nadat een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, kan de houder van deze vergunning erin toestemmen dat bij de behandeling van een volgende aanvraag voor een geneesmiddel met dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame stoffen en met dezelfde farmaceutische vorm, gebruik wordt gemaakt van de farmaceutische, preklinische en klinische documentatie in het dossier van het geneesmiddel."

    9) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Punt 1 komt als volgt te luiden:

    "1. naam van het geneesmiddel, gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm;"

    b) Punt 6 komt als volgt te luiden:

    "6. farmaceutische gegevens:

    6.1 excipiënten,

    6.2 houdbaarheid, zo nodig na reconstitutie van het geneesmiddel of wanneer de primaire verpakking voor het eerst wordt geopend,

    6.3 bijzondere voorzorgsmaatregelen bij opslag,

    6.4 aard en inhoud van de primaire verpakking,

    6.5 bijzondere voorzorgsmaatregelen bij de verwijdering van niet gebruikte geneesmiddelen of van van die geneesmiddelen afgeleide afvalstoffen, indien van toepassing;"

    c) Het volgende punt 10 wordt toegevoegd:

    "10. indeling in de zin van artikel 70."

    10) Artikel 12 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 12

    1. De aanvrager ziet erop toe dat de in artikel 8, lid 3, onder j), bedoelde uitvoerige samenvattingen, alvorens bij de bevoegde autoriteiten te worden ingediend, worden opgesteld en ondertekend door personen die de vereiste technische capaciteiten of beroepskwalificaties bezitten.

    2. De personen die de in lid 1 bedoelde technische capaciteiten of beroepskwalificaties bezitten, moeten een eventuele verwijzing naar de in artikel 10 bis, lid 1, bedoelde wetenschappelijke bibliografie overeenkomstig de voorwaarden van bijlage I rechtvaardigen.

    3. Het dossier dat de aanvrager aan de bevoegde autoriteiten overlegt, moet ook de uitvoerige samenvattingen bevatten."

    11) Artikel 13 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 13

    1. De lidstaten zien erop toe dat de in de Gemeenschap vervaardigde en aldaar in de handel gebrachte homeopathische geneesmiddelen overeenkomstig de artikelen 14, 15 en 16 worden geregistreerd of toegelaten, behalve indien deze geneesmiddelen vallen onder een registratie of vergunning, verleend overeenkomstig de nationale wetgeving tot en met 31 december 1993.

    2. De lidstaten voeren een speciale vereenvoudigde registratieprocedure in voor de in artikel 14 bedoelde homeopathische geneesmiddelen."

    12) Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Aan lid 1 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    "Indien nieuwe wetenschappelijke kennis dit rechtvaardigt, kan de Commissie het in de eerste alinea, derde streepje, bepaalde aanpassen overeenkomstig de in artikel 121, lid 2, bedoelde procedure."

    b) Lid 3 wordt geschrapt.

    13) In artikel 15 komt het zesde streepje als volgt te luiden:

    "- een of meer modellen van de buitenverpakking en van de primaire verpakking van de te registreren geneesmiddelen,"

    14) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 1 wordt "de artikelen 8, 10, en 11" vervangen door "de artikelen 8 en 10 tot en met 11".

    b) In lid 2 wordt "toxicologische, farmacologische" vervangen door "preklinische".

    15) De artikelen 17 en 18 komen als volgt te luiden:

    "Artikel 17

    1. De lidstaten nemen alle passende maatregelen om te waarborgen dat de procedure voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen niet langer duurt dan 150 dagen na indiening van een geldige aanvraag, waarvan 120 dagen voor de opstelling van het beoordelingsrapport en de voorbereiding van de samenvatting van de kenmerken van het product.

    Met het oog op de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel in meer dan één lidstaat moeten de aanvragen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 27 tot en met 39 worden ingediend.

    2. Wanneer een lidstaat constateert dat in een andere lidstaat al een onderzoek plaatsvindt naar een aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen van eenzelfde geneesmiddel, weigert de betrokken lidstaat de aanvraag te beoordelen en stelt hij de aanvrager ervan in kennis dat de procedure van de artikelen 27 tot en met 39 wordt toegepast.

    Artikel 18

    Een lidstaat die overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder m), ervan in kennis wordt gesteld dat een andere lidstaat een vergunning heeft afgegeven voor een geneesmiddel waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen is ingediend, weigert de aanvraag indien deze niet overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 27 tot en met 39 is ingediend."

    16) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In de aanhef wordt "artikel 8 en artikel 10, lid 1," vervangen door "de artikelen 8 en 10 tot en met 10 quarter".

    b) In punt 1 wordt "artikel 8 en artikel 10, lid 1," vervangen door "artikel 8, lid 3, en de artikelen 10 tot en met 10 quarter".

    c) In punt 3 wordt "in artikel 8, lid 3, en in artikel 10, lid 1," vervangen door "in artikel 8, lid 3, en in de artikelen 10 tot en met 10 quarter".

    17) In artikel 20 wordt in punt b) "uitzonderlijke en gerechtvaardigde gevallen" vervangen door "gerechtvaardigde gevallen".

    18) Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    De leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

    "3. De bevoegde autoriteit stelt iedere belanghebbende een kopie van de vergunning voor het in de handel brengen, vergezeld van de samenvatting van de kenmerken van het product, ter beschikking.

    4. De bevoegde autoriteit stelt tevens een rapport op met een beoordeling van en opmerkingen over het dossier betreffende de resultaten van de farmaceutische, preklinische en klinische proeven betreffende het betrokken geneesmiddel. Dit beoordelingsrapport wordt bijgewerkt zodra nieuwe gegevens beschikbaar komen die voor de beoordeling van de kwaliteit, de veiligheid en de werkzaamheid van het geneesmiddel van belang zijn.

    De bevoegde autoriteit stelt iedere belanghebbende op diens verzoek het beoordelingsrapport met de motieven voor haar advies ter beschikking, met weglating van alle vertrouwelijke commerciële informatie."

    19) Artikel 22 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 22

    In uitzonderlijke omstandigheden kunnen na overleg met de aanvrager aan de vergunning specifieke verplichtingen worden verbonden met als doel na de verkrijging van de vergunning aanvullend onderzoek te verrichten.

    Deze vergunning kan slechts op objectieve en controleerbare gronden worden verleend en dient te berusten op een van de redenen bedoeld in bijlage I, deel 4, rubriek G."

    20) Aan artikel 23 wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

    "Om na de verlening van de vergunning voor het in de handel brengen, een voortdurende voordelen/risicobeoordeling te kunnen uitvoeren, worden bovendien alle wijzigingen in de gegevens in het dossier en alle informatie die niet in het oorspronkelijke dossier is opgenomen, aan de bevoegde autoriteiten worden meegedeeld."

    21) Artikel 24 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 24

    1. Onverminderd de leden 2 en 3 is de vergunning gedurende onbepaalde tijd geldig.

    2. Iedere vergunning die niet binnen twee jaar na de afgifte ervan wordt gevolgd door het daadwerkelijk in de handel brengen van het desbetreffende geneesmiddel in de lidstaat die de vergunning heeft verleend, verliest zijn geldigheid.

    3. Indien een toegelaten geneesmiddel, dat eerder in de handel is gebracht in de lidstaat die de vergunning heeft verleend, in die lidstaat gedurende twee opeenvolgende jaren niet meer daadwerkelijk in de handel is, verliest de voor dit geneesmiddel verleende vergunning zijn geldigheid."

    22) Artikel 26 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 26

    De vergunning voor het in de handel brengen wordt geweigerd, wanneer na verificatie van de in de artikelen 8 en 10 tot en met 10 quater vermelde gegevens en bescheiden blijkt:

    a) dat de verhouding voordelen/risico's niet gunstig is, of

    b) dat de therapeutische werking van het geneesmiddel door de aanvrager onvoldoende wordt aangetoond, dan wel

    c) dat het geneesmiddel niet de opgegeven kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling bezit.

    De vergunning wordt eveneens geweigerd wanneer de tot staving van de aanvraag verstrekte bescheiden en gegevens niet in overeenstemming zijn met de artikelen 8 en 10 tot en met 10 quater."

    23) De titel van hoofdstuk 4 van titel III komt als volgt te luiden:

    "Hoofdstuk 4

    Procedure voor wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedure".

    24) De artikelen 27 tot en met 32 komen als volgt te luiden:

    "Artikel 27

    1. Er wordt een coördinatiegroep opgericht om alle vraagstukken in verband met de afgifte van vergunningen voor het in de handel brengen van een geneesmiddel in twee of meer lidstaten overeenkomstig de procedures van dit hoofdstuk te onderzoeken. Het secretariaat van deze coördinatiegroep berust bij het Bureau.

    2. De coördinatiegroep bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat, die wordt benoemd voor een termijn van drie jaar met mogelijkheid tot verlening. De leden van de coördinatiegroep kunnen zich doen vergezellen door deskundigen.

    3. De coördinatiegroep stelt zijn reglement van orde vast, dat in werking treedt na gunstig advies van de Commissie.

    Artikel 28

    1. Ter verkrijging van een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel in meer dan een lidstaat dient de aanvrager bij deze lidstaten een aanvraag in op basis van een identiek dossier. Het dossier bevat de in de artikelen 8 en 10 tot en met 11 bedoelde gegevens en bescheiden. De ingediende informatie omvat een lijst van de lidstaten waarop de aanvraag betrekking heeft.

    De aanvrager verzoekt een van deze lidstaten als "referentielidstaat" op te treden en een beoordelingsrapport over het geneesmiddel op te stellen overeenkomstig de leden 2 en 3.

    In voorkomend geval bevat het beoordelingsrapport een analyse ten behoeve van artikel 10, lid 1, tweede alinea.

    2. Indien op het moment van de aanvraag een vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel is verleend, erkennen de betrokken lidstaten de vergunning voor het in de handel brengen die door de referentielidstaat is verleend. Daartoe verzoekt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen de referentielidstaat een beoordelingsrapport over het geneesmiddel op te stellen of, indien nodig, ieder bestaand beoordelingsrapport bij te werken. Binnen zestig dagen na ontvangst van de geldige aanvraag stelt de referentielidstaat het beoordelingsrapport op of werkt deze dit bij. Na goedkeuring worden het beoordelingsrapport, de samenvatting van de kenmerken van het product, de etikettering en de bijsluiter naar de betrokken lidstaten en de aanvrager gezonden.

    3. Indien op het moment van de aanvraag geen vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel is verleend, verzoekt de aanvrager de referentielidstaat een ontwerp-beoordelingsrapport, een ontwerp-samenvatting van de kenmerken van het product, een ontwerp-etikettering en een ontwerp-bijsluiter op te stellen. De referentielidstaat stelt deze ontwerpen binnen 120 dagen na ontvangst van de geldige aanvraag op en zendt deze aan de betrokken lidstaten en de aanvrager.

    4. Binnen negentig dagen na ontvangst van de in de leden 2 en 3 bedoelde documenten keuren de betrokken lidstaten het beoordelingsrapport, de samenvatting van de kenmerken van het product, de etikettering en de bijsluiter goed en stellen de referentielidstaat hiervan in kennis. Deze stelt vast dat algehele overeenstemming is bereikt, sluit de procedure en stelt de aanvrager hiervan in kennis.

    5. Iedere lidstaat waar overeenkomstig de bepalingen van lid 1 een aanvraag is ingediend, neemt binnen dertig dagen na de vaststelling van de algehele overeenstemming een beslissing in overeenstemming met het beoordelingsrapport, de samenvatting van de kenmerken van het product, de etikettering en de bijsluiter, zoals deze zijn goedgekeurd.

    Artikel 29

    1. Indien een lidstaat het beoordelingsrapport, de samenvatting van de kenmerken van het product, de etikettering en de bijsluiter niet binnen de in artikel 28, lid 4, bedoelde termijn kan goedkeuren wegens een mogelijk ernstig risico voor de volksgezondheid, motiveert hij zijn standpunt uitvoerig en stelt hij de referentielidstaat, de andere betrokken lidstaten en de aanvrager in kennis van zijn redenen. De punten waarover verschil van inzicht bestaat worden onverwijld aan de coördinatiegroep meegedeeld.

    2. In de coördinatiegroep stellen alle in lid 1 bedoelde lidstaten alles in het werk om overeenstemming te bereiken over de te nemen maatregelen. Zij bieden de aanvrager de gelegenheid zijn standpunt mondeling of schriftelijk toe te lichten. Indien de lidstaten binnen zestig dagen nadat is meegedeeld over welke punten verschil van inzicht bestaat, overeenstemming bereiken, stelt de referentielidstaat de algehele overeenstemming vast, sluit hij de procedure en stelt hij de aanvrager hiervan in kennis. Artikel 28, lid 5, is van toepassing.

    3. Indien de lidstaten binnen de in lid 2 bedoelde termijn van zestig dagen geen overeenstemming hebben bereikt, wordt het Bureau hiervan onverwijld in kennis gesteld, zodat de procedure van artikel 32 kan worden ingeleid. Het Bureau wordt een uitvoerige beschrijving van de punten waarover geen overeenstemming kon worden bereikt en van de redenen hiervoor verstrekt. De aanvrager ontvangt een kopie van deze informatie.

    4. Zodra de aanvrager ervan in kennis is gesteld dat de zaak aan het Bureau is voorgelegd, zendt hij het Bureau onverwijld een kopie van de in artikel 28, lid 1, eerste alinea, bedoelde gegevens en bescheiden.

    5. In het in lid 3 bedoelde geval kunnen de lidstaten die het beoordelingsrapport, de ontwerp-samenvatting van de kenmerken van het product, de etikettering en de bijsluiter van de referentielidstaat hebben goedgekeurd, op verzoek van de aanvrager het in de handel brengen van het geneesmiddel toestaan zonder de uitkomst van de procedure van artikel 32 af te wachten. In dit geval wordt de vergunning verleend zonder afbreuk te doen aan de uitkomst van deze procedure.

    Artikel 30

    1. Indien voor een geneesmiddel verscheidene aanvragen voor een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig de artikelen 8 en 10 tot en met 11 zijn ingediend en de lidstaten onderling afwijkende beslissingen hebben genomen over de verlening, schorsing of intrekking van deze vergunning, kan een lidstaat, de Commissie of de aanvrager of houder van de vergunning voor het in de handel brengen deze zaak aan het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, hierna "Comité" genoemd, voorleggen om de procedure van artikel 32 te volgen.

    2. Om de harmonisering van al ten minste tien jaar in de Gemeenschap toegelaten geneesmiddelen te bevorderen, kunnen de lidstaten ieder jaar de coördinatiegroep een lijst doen toekomen van de geneesmiddelen waarvoor geharmoniseerde samenvattingen van de kenmerken van het product moeten worden opgesteld.

    De coördinatiegroep stelt, rekening houdend met de voorstellen van alle lidstaten, een lijst vast en doet deze aan de Commissie toekomen.

    De Commissie of een lidstaat kan samen met het Bureau en rekening houdend met de standpunten van de belanghebbenden, op deze geneesmiddelen de bepalingen van lid 1 toepassen.

    Artikel 31

    1. De lidstaten, de Commissie, de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen kunnen in bijzondere gevallen, wanneer de belangen van de Gemeenschap in het geding zijn, de zaak aan het Comité voorleggen om de procedure van artikel 32 te volgen alvorens een beslissing wordt genomen over een aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen, over de schorsing of de intrekking van een vergunning of over een wijziging in de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen die noodzakelijk lijkt, zulks in het bijzonder om rekening te houden met de gegevens die overeenkomstig titel IX zijn verzameld.

    De betrokken lidstaat of de Commissie geeft een duidelijke beschrijving van de zaak die voor advies aan het Comité wordt voorgelegd en stelt de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen hiervan in kennis.

    De lidstaten en de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen verstrekken het Comité alle beschikbare gegevens die met de betrokken zaak verband houden.

    2. Indien de voorgelegde zaak betrekking heeft op een reeks geneesmiddelen of een therapeutische klasse, kan het Bureau de procedure beperken tot enkele specifieke delen van de vergunning.

    In dat geval is artikel 35 uitsluitend op deze geneesmiddelen van toepassing indien zij vallen onder de in dit hoofdstuk bedoelde procedures voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen.

    Artikel 32

    1. Indien naar de procedure van dit artikel wordt verwezen, beraadslaagt het Comité en brengt het, binnen een termijn van zestig dagen nadat de zaak aan het Comité is voorgelegd, een met redenen omkleed advies uit.

    In de overeenkomstig de artikelen 30 en 31 aan het Comité voorgelegde gevallen kan het Comité die termijn echter, rekening houdend met de standpunten van de betrokken aanvragers of houders van de vergunning voor het in de handel brengen, met maximaal negentig dagen verlengen.

    In urgente gevallen kan het Comité op voorstel van zijn voorzitter een kortere termijn vaststellen.

    2. Met het oog op zijn beraadslagingen kan het Comité een van zijn leden tot rapporteur aanwijzen. Het Comité kan ook een beroep doen op onafhankelijke deskundigen om over specifieke zaken advies uit te brengen. Bij de aanwijzing van deskundigen stelt het Comité hun taken vast en geeft het aan binnen welke termijn deze dienen te zijn voltooid.

    3. Alvorens advies uit te brengen stelt het Comité de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen in de gelegenheid een schriftelijke of mondelinge toelichting te geven.

    Bij het advies van het Comité worden de ontwerp-samenvatting van de kenmerken van het product en de ontwerpen voor de etikettering en de bijsluiter gevoegd.

    Indien het Comité het nuttig acht, kan het andere personen uitnodigen om inlichtingen te verstrekken over de zaak die aan het Comité is voorgelegd.

    Het Comité kan de in lid 1 genoemde termijn opschorten om de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen de gelegenheid te bieden zijn toelichting voor te bereiden.

    4. Het Bureau stelt de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen onmiddellijk ervan in kennis, wanneer het Comité van oordeel is dat:

    a) de aanvraag niet aan de vergunningcriteria voldoet, of

    b) de overeenkomstig artikel 11 door de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen ingediende samenvatting van de kenmerken van het product dient te worden gewijzigd, of

    c) aan de vergunning voorwaarden moeten worden verbonden die essentieel worden geacht voor het veilig en werkzaam gebruik van het geneesmiddel alsook voor de geneesmiddelenbewaking, of

    d) een vergunning voor het in de handel brengen dient te worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken.

    Binnen vijftien dagen na ontvangst van het advies kan de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen het Bureau schriftelijk kennis geven van zijn voornemen beroep aan te tekenen. In dat geval zendt hij het Bureau binnen zestig dagen na ontvangst van het advies de gedetailleerde gronden voor zijn beroep. Binnen zestig dagen na ontvangst van de gronden van het beroep heroverweegt het Comité zijn advies overeenkomstig de bepalingen van artikel [53, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2309/93]. De redenen voor het over het beroep genomen besluit worden bij het in lid 5 van dit artikel genoemde beoordelingsrapport gevoegd.

    5. Binnen dertig dagen na de vaststelling van het definitieve advies van het Comité zendt het Bureau dit advies, alsmede een rapport met een beschrijving van de beoordeling van het geneesmiddel en van de redenen voor de genomen besluiten, naar de lidstaten, naar de Commissie en naar de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen.

    Wanneer over de verlening of het behoud van een vergunning voor het in de handel brengen gunstig advies wordt uitgebracht, worden bij dit advies de volgende documenten gevoegd:

    a) een ontwerp-samenvatting van de kenmerken van het product, als bedoeld in artikel 11;

    b) in voorkomend geval, de voorwaarden waaraan de vergunning wordt onderworpen in de zin van lid 4, onder c;

    c) de voorgestelde etikettering en bijsluiter."

    25) Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

    a) in de tweede alinea wordt "in artikel 32, lid 5, punten a) en b)" vervangen door "in artikel 32, lid 5, tweede alinea"

    b) n de vierde alinea worden na "aanvrager" de woorden "of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen" ingevoegd.

    26) Artikel 34 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 34

    1. De Commissie geeft een definitieve beschikking overeenkomstig de in artikel 121, lid 3, bedoelde procedure indien de ontwerp-beschikking overeenstemt met het advies van het Bureau.

    De Commissie geeft een definitieve beschikking overeenkomstig de in artikel 121, lid 4, bedoelde procedure indien de ontwerp-beschikking niet overeenstemt met het advies van het Bureau.

    2. Het reglement van orde van het bij artikel 121, lid 1, ingestelde Permanent Comité wordt aangepast om rekening te houden met de taken waarmee het uit hoofde van dit hoofdstuk wordt belast.

    Deze aanpassingen houden in dat:

    a) behalve in de in artikel 33, derde alinea, bedoelde gevallen, het advies van het Permanent Comité schriftelijk wordt uitgebracht;

    b) de lidstaten over een termijn van vijftien dagen beschikken om schriftelijke opmerkingen over de ontwerp-beschikking bij de Commissie in te dienen. Indien de ontwerp-beschikking evenwel een dringend karakter heeft, kan de voorzitter naargelang de urgentie een kortere termijn vaststellen;

    c) de lidstaten schriftelijk, naar behoren met redenen omkleed, kunnen verzoeken dat het Permanent Comité in een plenaire vergadering de ontwerp-beschikking bespreekt.

    Indien de schriftelijke opmerkingen van een lidstaat volgens de Commissie belangrijke nieuwe vragen van wetenschappelijke of technische aard doen rijzen waarop in het advies van het Bureau niet is ingegaan, schorst de voorzitter de procedure en verwijst hij de aanvraag voor verdere behandeling naar het Bureau.

    De voor de uitvoering van dit lid noodzakelijke bepalingen worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 121, lid 2, bedoelde procedure.

    3. De in lid 1 bedoelde beschikking wordt tot alle lidstaten gericht en wordt ter informatie aan de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of aan de aanvrager meegedeeld. Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beschikking verlenen de betrokken lidstaten en de referentielidstaat de vergunning voor het in de handel brengen of trekken zij deze in dan wel passen zij de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen zodanig aan dat de vergunning aan de beschikking beantwoordt. Hierbij verwijzen zij naar de beschikking. Zij stellen de Commissie en het Bureau hiervan in kennis."

    27). In artikel 35 wordt de derde alinea van lid 1 geschrapt.

    28) In artikel 38 komt lid 2 als volgt te luiden:

    "2. Uiterlijk op [datum] publiceert de Commissie een verslag over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de in dit hoofdstuk beschreven procedures en stelt zij eventueel noodzakelijke wijzigingen ter verbetering van die procedures voor."

    29) Artikel 39 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 39

    De bepalingen van artikel 29, leden 3, 4 en 5, en van de artikelen 30 tot en met 34 zijn niet van toepassing op de in artikel 14 bedoelde homeopathische geneesmiddelen.

    De bepalingen van de artikelen 28 tot en met 34 zijn niet van toepassing op de in artikel 16, lid 2, bedoelde homeopathische geneesmiddelen."

    30) Aan artikel 40 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

    "4. De lidstaten zenden een kopie van de in lid 1 bedoelde vergunning aan het Bureau. Het Bureau neemt deze informatie op in een databank."

    31) In artikel 46 komt punt f) als volgt te luiden:

    "f) de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de vervaardiging van geneesmiddelen na te leven en bijgevolg als werkzame stoffen uitsluitend grondstoffen te gebruiken die vervaardigd zijn overeenkomstig de uitvoerige richtsnoeren inzake goede praktijken bij de vervaardiging van grondstoffen."

    32) Het volgende artikel 46 bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 46 bis

    1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder vervaardiging van als grondstoffen gebruikte werkzame stoffen verstaan de volledige of gedeeltelijke vervaardiging dan wel de invoer van een werkzame stof die als grondstof, zoals gedefinieerd in bijlage I, deel 2, rubriek C, wordt gebruikt, alsmede de verschillende procédés met betrekking tot de verdeling, verpakking of presentatie voorafgaande aan de opname in een geneesmiddel, met inbegrip van het opnieuw verpakken en opnieuw etiketteren, zoals dit met name gebeurt door een groothandelaar in grondstoffen.

    2. Alle wijzigingen die noodzakelijk zijn om de bepalingen van lid 1 aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld volgens de in artikel 121, lid 2, bedoelde procedure."

    33) Aan artikel 47 worden de volgende derde en vierde alinea toegevoegd:

    "De in artikel 46, onder f), bedoelde beginselen inzake goede praktijken bij de vervaardiging van werkzame stoffen die als grondstof worden gebruikt, worden vastgesteld in de vorm van uitvoerige richtsnoeren.

    De Commissie publiceert tevens richtsnoeren over de vorm en de inhoud van de in artikel 40, lid 1, bedoelde vergunning, over de in artikel 111, lid 3, bedoelde verslagen en over de vorm en de inhoud van het in artikel 111, lid 5, bedoelde certificaat van goede fabricagepraktijk."

    34) In artikel 49 wordt in lid 1 "minimumeisen" vervangen door "eisen".

    35) In artikel 50 wordt in lid 1 "in die staat" vervangen door "in de Gemeenschap".

    36) In artikel 51 komt lid 1, onder b), als volgt te luiden:

    "b) voor geneesmiddelen uit derde landen, ook al zijn deze in de Gemeenschap vervaardigd, iedere ingevoerde fabricagepartij in een lidstaat een volledige kwalitatieve analyse, een kwantitatieve analyse van tenminste alle werkzame stoffen en alle andere proeven of controles heeft ondergaan die nodig zijn om de kwaliteit van de geneesmiddelen te waarborgen met inachtneming van de eisen voor de vergunning voor het in de handel brengen."

    37) Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Punt a) komt als volgt te luiden:

    "a) de naam van het geneesmiddel, gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm (in voorkomend geval: zuigelingen, kinderen, volwassenen). Wanneer het geneesmiddel slechts één werkzame stof bevat en de naam van het geneesmiddel een fantasienaam is, moet de algemene benaming worden vermeld;"

    b) In punt d) wordt "richtsnoeren" vervangen door "uitvoerige aanwijzingen".

    c) Punt f) komt als volgt te luiden:

    "f) een speciale waarschuwing dat het geneesmiddel buiten het bereik en buiten het zicht van kinderen dient te worden gehouden;".

    d) Punt k) komt als volgt te luiden:

    "k) naam en adres van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen en, in voorkomend geval, de naam van de door de houder van de vergunning aangewezen vertegenwoordiger;".

    e) Punt n) komt als volgt te luiden:

    "n) voor geneesmiddelen waarvoor geen medisch recept vereist is: een gebruiksaanwijzing."

    38) Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 1 wordt "in de artikelen 54 en 62" vervangen door "in artikel 54".

    b) In lid 2 komt het eerste streepje als volgt te luiden:

    "- de naam van het geneesmiddel, zoals voorgeschreven in artikel 54, onder a);"

    c) In lid 3 komt het eerste streepje als volgt te luiden:

    "- de naam van het geneesmiddel zoals bedoeld in artikel 54, onder a), en, zo nodig, de wijze van toediening".

    39) Aan artikel 57 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    "Wat de geneesmiddelen betreft die overeenkomstig de bepalingen van Verordening [(EEG) nr. 2309/93] zijn toegelaten, nemen de lidstaten bij de toepassing van dit artikel de in artikel 65 van deze richtlijn bedoelde uitvoerige aanwijzingen in acht."

    40) Artikel 59 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 59

    1. De bijsluiter wordt opgesteld overeenkomstig de samenvatting van de kenmerken van het product en bevat, in onderstaande volgorde, de volgende gegevens:

    a) ter identificatie van het geneesmiddel:

    i) de naam van het geneesmiddel, gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm (in voorkomend geval: zuigelingen, kinderen, volwassenen). Wanneer het geneesmiddel slechts één werkzame stof bevat en de naam van het geneesmiddel een fantasienaam is, moet de algemene benaming worden vermeld;

    ii) de farmacotherapeutische categorie of het soort werking, in voor de patiënt gemakkelijk te begrijpen bewoordingen;

    b) de therapeutische indicaties;

    c) de informatie die noodzakelijk is voordat het geneesmiddel wordt gebruikt:

    i) tegenindicaties;

    ii) de nodige voorzorgsmaatregelen bij gebruik;

    iii) interacties met geneesmiddelen en andere interacties (bijvoorbeeld: alcohol, tabak, voedingsmiddelen) die de werking van het geneesmiddel kunnen beïnvloeden;

    iv) speciale waarschuwingen.

    d) een beschrijving van de bijwerkingen die kunnen optreden bij normaal gebruik van het geneesmiddel en, in voorkomend geval, van de maatregelen die dan moeten worden getroffen; de patiënt moet met name uitdrukkelijk worden verzocht zijn arts of apotheker elke bijwerking mede te delen die niet in de bijsluiter wordt genoemd;

    e) de aanwijzingen die nodig en gebruikelijk zijn voor een goed gebruik, in het bijzonder:

    i) de dosering;

    ii) de wijze van gebruik en, zo nodig, de wijze van toediening;

    iii) de toedieningsfrequentie, waarbij zo nodig het juiste tijdstip waarop het geneesmiddel kan of moet worden toegediend, wordt vermeld;

    en, in voorkomend geval, afhankelijk van de aard van het product:

    iv) de duur van de behandeling, indien hiervoor een beperking geldt;

    v) maatregelen in geval van overdosering (bijvoorbeeld symptomen, eerste hulp);

    vi) maatregelen indien een of meer doses niet zijn toegediend;

    vii) aanduiding, indien nodig, dat er ontwenningsverschijnselen kunnen optreden;

    f) een verwijzing naar de uiterste gebruiksdatum op de verpakking met:

    i) een waarschuwing tegen overschrijding van deze datum,

    ii) zo nodig, bijzondere voorzorgsmaatregelen in verband met de bewaring,

    iii) in voorkomend geval, een waarschuwing tegen bepaalde zichtbare tekenen van bederf,

    iv) voor elke aanbiedingsvorm van het geneesmiddel: de volledige kwalitatieve samenstelling (werkzame stoffen en excipiënten) en de kwantitatieve samenstelling (werkzame stoffen) van het geneesmiddel, met vermelding van de algemene benaming,

    v) voor elke aanbiedingsvorm van het geneesmiddel: de farmaceutische vorm en de inhoud, uitgedrukt in gewicht, in volume of in doseringseenheden,

    vi) naam en adres van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen en, in voorkomend geval, de namen van zijn aangewezen vertegenwoordigers in de lidstaten;

    g) indien het geneesmiddel krachtens de procedure van de artikelen 28 tot en met 39 onder verschillende namen in de betrokken lidstaten is toegelaten: een lijst van de namen waaronder het geneesmiddel in de lidstaten is toegelaten;

    h) de datum waarop de bijsluiter voor het laatst is herzien.

    2. Bij de in lid 1, onder c) bedoelde informatie:

    a) moet rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van bepaalde gebruikersgroepen (kinderen, vrouwen tijdens de zwangerschap of de lactatie, bejaarden, personen die aan specifieke ziekten lijden);

    b) moeten, indien nodig, de mogelijke effecten van de behandeling op de rijvaardigheid of op het vermogen om bepaalde machines te bedienen, worden vermeld;

    c) moet de lijst van de excipiënten worden vermeld waarvan de kennis belangrijk is om het geneesmiddel doelmatig en veilig te kunnen gebruiken; deze lijst wordt in de krachtens artikel 65 gepubliceerde uitvoerige aanwijzingen nader omschreven."

    41) In artikel 61 wordt in lid 4 ", in voorkomend geval," geschrapt.

    42) In artikel 62 wordt "tot de gezondheidsvoorlichting bijdraagt" vervangen door "nuttig is voor de patiënt".

    43) Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Aan lid 1 wordt de volgende, derde alinea toegevoegd:

    "Voor bepaalde weesgeneesmiddelen kunnen de in artikel 54 bedoelde gegevens in een van de officiële talen van de Gemeenschap worden vermeld indien hiertoe een met behoorlijke redenen omkleed verzoek wordt ingediend."

    b) Lid 3 komt als volgt te luiden:

    "3. "Wanneer het geneesmiddel niet bestemd is om aan de patiënt te worden geleverd, kan de bevoegde autoriteit ontheffing verlenen van de verplichting om bepaalde gegevens in de etikettering en in de bijsluiter van het betrokken geneesmiddel te vermelden en van de verplichting om de bijsluiter op te stellen in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het geneesmiddel in de handel wordt gebracht."

    44) Artikel 65 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 65

    De Commissie formuleert en publiceert, na raadpleging van de lidstaten en de betrokken partijen, uitvoerige aanwijzingen voor met name:

    a) de formulering van bepaalde speciale waarschuwingen voor bepaalde categorieën geneesmiddelen,

    b) de bijzondere informatiebehoefte in verband met zelfmedicatie,

    c) de leesbaarheid van de vermeldingen op het etiket en in de bijsluiter,

    d) de methoden ter identificatie en authentisering van geneesmiddelen,

    e) de lijst van de excipiënten die moeten voorkomen in de etikettering van geneesmiddelen, alsmede de wijze waarop deze vermeld moeten worden,

    f) de geharmoniseerde voorwaarden voor de uitvoering van artikel 57."

    45) In artikel 69 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

    a) Het eerste streepje komt als volgt te luiden:

    "- de wetenschappelijke benaming van de homeopathische grondstof of grondstoffen, gevolgd door de verdunningsgraad, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de symbolen van een overeenkomstig artikel 1, onder 5, gebruikte farmacopee; indien het homeopathische geneesmiddel is samengesteld uit verschillende homeopathische grondstoffen, kan de wetenschappelijke benaming van deze grondstoffen in de etikettering worden vervangen door een fantasienaam".

    b) Het twaalfde streepje komt als volgt te luiden:

    "- een waarschuwing waarbij de gebruiker wordt geadviseerd een arts te raadplegen indien de klachten aanhouden."

    46) In Artikel 70 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

    a) Punt a) komt als volgt te luiden:

    "a) geneesmiddelen op medisch recept, waarvan de verstrekking al dan niet verlengbaar is".

    b) Punt c) komt als volgt te luiden:

    "c) geneesmiddelen op medisch recept die voor bepaalde groepen specialisten zijn gereserveerd, "beperkt medisch recept" genoemd."

    47) Artikel 74 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 74

    Wanneer nieuwe gegevens ter kennis van de bevoegde autoriteiten worden gebracht, onderzoeken zij de indeling van het betrokken geneesmiddel opnieuw en wijzigen zij deze in voorkomend geval, waarbij zij de in artikel 71 vermelde criteria toepassen."

    48) De titel van titel VII komt als volgt te luiden:

    "Titel VII

    Handel in geneesmiddelen".

    49) Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

    a) De bestaande alinea wordt lid 1.

    b) Het volgende lid 2 wordt toegevoegd:

    "2. Activiteiten op het gebied van groothandel en opslag mogen alleen plaatsvinden indien voor het geneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen is verleend door de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening [(EEG) nr. 2309/93], of door een bevoegde autoriteit van een lidstaat, overeenkomstig deze richtlijn."

    50) In artikel 80 komt in punt e) het tweede streepje als volgt te luiden:

    "- naam van het geneesmiddel"

    51) In artikel 82 komt in de eerste alinea het tweede streepje als volgt te luiden:

    "- de naam en farmaceutische vorm van het geneesmiddel"

    52) Artikel 84 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 84

    De Commissie maakt richtsnoeren inzake goede handelspraktijken bekend. Daartoe raadpleegt zij het Comité en het bij Besluit 75/320/EEG van de Raad* ingestelde Geneesmiddelencomité.

    * PB L 147 van 9.6.1975, blz. 23."

    53) Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 1 komt de aanhef als volgt te luiden:

    "Voor de toepassing van deze titel wordt onder "reclame voor geneesmiddelen" verstaan alle vormen van colportage, marktverkenning of stimulering die bedoeld zijn ter bevordering van het voorschrijven, de levering, de verkoop, het verbruik of de kennis over de beschikbaarheid van geneesmiddelen. Deze reclame houdt met name in:"

    b) In lid 2 komt het vierde streepje als volgt te luiden:

    "- informatie betreffende de volksgezondheid of menselijke ziekten, voorzover die geen verwijzing, zelfs niet indirect, naar een geneesmiddel bevat, onverminderd artikel 88, lid 2."

    54) Artikel 88 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 88

    1. De lidstaten verbieden publieksreclame voor geneesmiddelen:

    a) die overeenkomstig titel VI uitsluitend op medisch recept mogen worden geleverd,

    b) die psychotrope stoffen of verdovende middelen in de zin van de internationale verdragen zoals die van de Verenigde Naties van 1961 en 1971, bevatten.

    2. Onder strikte voorwaarden is het toegestaan in het belang van patiënten informatie over bepaalde geneesmiddelen te verstrekken om te beantwoorden aan rechtmatige behoeften van deze patiënten. Deze bepaling is van toepassing op productinformatie die bij de vergunning voor het in de handel brengen is gevoegd en op alle aanvullende informatie die hierop betrekking heeft.

    In afwijking van het in lid 1, onder a), bedoelde verbod staan de lidstaten toe dat informatie over bepaalde voor de ondergenoemde aandoeningen toegelaten geneesmiddelen wordt verstrekt om te beantwoorden aan door groepen patiënten uitgesproken verwachtingen.

    Deze informatie wordt overeenkomstig de volgende voorwaarden verstrekt:

    a) het betreft geneesmiddelen die voor de volgende aandoeningen zijn toegelaten en voorgeschreven:

    - verworven immuundeficiëntiesyndroom (aids),

    - astma en chronische bronchopulmonale aandoeningen,

    - diabetes;

    b) de inhoud van de verstrekte informatie is in overeenstemming met de beginselen die bij deze titel zijn vastgesteld;

    c) de uitvoering van dit lid is afhankelijk van de vaststelling van zelfcontroleprocedures door de farmaceutische industrie op lidstaatniveau;

    d) de informatie en de verstrekking ervan zijn in overeenstemming met de beginselen inzake goede praktijken die na raadpleging van de belanghebbenden overeenkomstig de in artikel 121, lid 2, bedoelde procedure zijn vastgesteld;

    e) om de controle van de toepassing van de bovengenoemde beginselen inzake goede praktijken te waarborgen:

    - wordt het Bureau in kennis gesteld van de aanvullende informatie over geneesmiddelen. Indien het Bureau niet binnen dertig dagen na deze kennisgeving een beslissing neemt, wordt deze informatie geacht te zijn goedgekeurd;

    - coördineert het Bureau de controle van de informatie over overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn toegelaten geneesmiddelen, in het bijzonder via de databank;

    - stelt het Bureau jaarlijks een verslag op over de toepassing van deze beginselen inzake goede praktijken;

    f) de uitvoering van dit lid wordt uiterlijk op [datum] geëvalueerd en neergelegd in een uitvoerig verslag. De Commissie stelt iedere noodzakelijke wijziging voor om de toepassing van dit lid te verbeteren.

    3. Publieksreclame mag worden gemaakt voor geneesmiddelen die qua samenstelling en doel zijn bedoeld en ontwikkeld om zonodig met het advies van de apotheker maar zonder diagnose, voorschrift of toezicht van een arts te worden gebruikt.

    4. De lidstaten kunnen verbieden dat op hun grondgebied publieksreclame wordt gemaakt voor geneesmiddelen die voor vergoeding in aanmerking komen.

    5. Het in lid 1 bedoelde verbod geldt niet voor door het bedrijfsleven gevoerde inentingscampagnes die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn goedgekeurd.

    6. Het in lid 1 bedoelde verbod geldt onverminderd artikel 14 van Richtlijn 89/552/EEG.

    7. De lidstaten verbieden dat geneesmiddelen door het bedrijfsleven rechtstreeks aan het publiek worden verstrekt voor verkoopbevorderende doeleinden."

    55) Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:

    a) In lid 1, onder b) komt het eerste streepje als volgt te luiden:

    "- de naam van het geneesmiddel en de algemeen gebruikelijke benaming, indien het geneesmiddel slechts één werkzame stof bevat,"

    b) Lid 2 komt als volgt te luiden:

    "2. De lidstaten kunnen bepalen dat publieksreclame voor een geneesmiddel in afwijking van lid 1 slechts de naam van het geneesmiddel behoeft te behelzen, indien de reclame uitsluitend ten doel heeft deze naam in herinnering te brengen."

    56) Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Punt c) komt als volgt te luiden:

    "c) dat suggereert dat de gezondheidstoestand van een persoon door het gebruik van het geneesmiddel onmiddellijk kan worden verbeterd;"

    b) In punt d) wordt "in artikel 88, lid 4" vervangen door "in artikel 88, lid 5".

    c) Punt l) wordt geschrapt.

    57) In artikel 91 komt lid 2 als volgt te luiden:

    "2. De lidstaten kunnen bepalen dat reclame voor een geneesmiddel die gericht is op personen die gerechtigd zijn om het voor te schrijven of af te leveren, in afwijking van lid 1 slechts de naam van het geneesmiddel behoeft te behelzen, indien de reclame uitsluitend ten doel heeft deze naam in herinnering te brengen."

    58) In artikel 96 komt lid 1, punt d), als volgt te luiden:

    "d) elk monster mag niet groter zijn dan de kleinste verpakking die in de handel is".

    59) Aan artikel 98 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

    "3. De lidstaten staan copromotieactiviteiten voor hetzelfde geneesmiddel door de houder van de vergunning van de vergunning voor het in de handel brengen en een of meer door hem aangewezen ondernemingen toe."

    60) Artikel 100 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 100

    Reclame voor de in artikel 14, lid 1, bedoelde homeopathische geneesmiddelen is onderworpen aan de bepalingen van deze titel, met uitzondering van artikel 87, lid 1.

    In reclame voor deze geneesmiddelen mogen echter alleen de in artikel 69, lid 1, genoemde gegevens worden gebruikt."

    61) In artikel 101 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

    "De lidstaten kunnen aan artsen en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg specifieke eisen stellen ten aanzien van de melding van vermoedelijke ernstige of onverwachte bijwerkingen."

    62) Artikel 102 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 102

    Teneinde te waarborgen dat inzake binnen de Gemeenschap toegelaten geneesmiddelen de geëigende geharmoniseerde administratieve besluiten worden genomen, rekening houdend met de verkregen gegevens over bijwerkingen van geneesmiddelen bij normaal gebruik, voeren de lidstaten een systeem voor geneesmiddelenbewaking in. Dit systeem zal worden gebruikt voor de verzameling van voor het toezicht op geneesmiddelen nuttige gegevens, met name over bijwerkingen van geneesmiddelen bij de mens en voor de wetenschappelijke beoordeling van deze gegevens.

    De lidstaten zorgen ervoor dat de relevante met dit systeem verzamelde gegevens aan de overige lidstaten en aan het Bureau worden gezonden. Deze gegevens worden vastgelegd in de in [artikel 51, tweede alinea, onder j), van Verordening (EEG) nr. 2309/93] bedoelde databank en kunnen permanent door alle lidstaten worden geraadpleegd.

    Dit systeem dient ook rekening te houden met alle beschikbare informatie over verkeerd gebruik en misbruik van geneesmiddelen die gevolgen kan hebben voor de beoordeling van hun voordelen en risico's."

    63) In artikel 103 komt de aanhef van de tweede alinea als volgt te luiden:

    "Deze laatste moet in de Gemeenschap zijn gevestigd en is belast met:"

    64) De artikelen 104 tot en met 107 komen als volgt te luiden:

    "Artikel 104

    1. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen is verplicht alle vermoedelijke bijwerkingen die zich in de Gemeenschap of in een derde land voordoen, uitvoerig te registreren.

    Behalve in uitzonderlijke omstandigheden worden deze bijwerkingen elektronisch meegedeeld in de vorm van een verslag overeenkomstig de in artikel 106, lid 1, bedoelde richtsnoeren.

    2. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen is verplicht alle vermoedelijke ernstige bijwerkingen waarvan hij door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg in kennis wordt gesteld, te registreren en deze onmiddellijk en uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst van de informatie te melden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het voorval zich heeft voorgedaan.

    3. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen is verplicht alle andere vermoedelijke ernstige bijwerkingen die overeenkomstig de in artikel 106, lid 1, bedoelde richtsnoeren aan de rapportagecriteria voldoen en waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daarvan op de hoogte is, te registreren en deze onmiddellijk en uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst van de informatie te melden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het voorval zich heeft voorgedaan.

    4. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen zorgt ervoor dat elk vermoeden van ernstige onverwachte bijwerkingen op het grondgebied van een derde land, onmiddellijk en uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst van de informatie overeenkomstig de in artikel 106, lid 1, bedoelde richtsnoeren worden gemeld, zodat deze informatie beschikbaar is voor het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar het geneesmiddel is toegelaten.

    5. In afwijking van de leden 2, 3 en 4 zorgt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, wanneer het gaat om geneesmiddelen die worden geacht binnen de werkingssfeer van Richtlijn 87/22/EEG te vallen of waarvoor de procedures van de artikelen 28 en 29 van deze richtlijn zijn gevolgd, of om geneesmiddelen waarvoor de procedures van de artikelen 32, 33 en 34 van deze richtlijn zijn gevolgd, er bovendien voor dat elk vermoeden van ernstige bijwerkingen in de Gemeenschap op zodanige wijze worden gemeld dat de informatie toegankelijk is voor de referentielidstaat of een bevoegde autoriteit die als referentielidstaat optreedt. De referentielidstaat is verantwoordelijk voor de analyse van en de controle op dergelijke bijwerkingen.

    6. Tenzij als voorwaarde voor de verlening van de vergunning of nadien in de in artikel 106, lid 1, bedoelde richtsnoeren andere eisen zijn vastgesteld, worden meldingen van alle bijwerkingen in de vorm van een periodiek veiligheidsverslag bij de bevoegde autoriteiten ingediend, hetzij onmiddellijk op verzoek, hetzij periodiek volgens het volgende schema: de eerste twee jaar na de toelating om de zes maanden, de volgende twee jaar om de twaalf maanden en vervolgens om de drie jaar. In het periodieke veiligheidsverslag wordt een wetenschappelijke beoordeling van de voordelen en risico's van het geneesmiddel opgenomen.

    7. Na de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen kan de houder volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 541/95 van de Commissie* verzoeken de in lid 6 bedoelde perioden te wijzigen.

    * PB L 55 van 11.3.1995, blz. 7."

    Artikel 105

    1. Het Bureau zet in samenwerking met de lidstaten en de Commissie een netwerk voor gegevensverwerking op om de uitwisseling van informatie in verband met geneesmiddelenbewaking ten aanzien van in de Gemeenschap in de handel gebrachte geneesmiddelen te vergemakkelijken teneinde het mogelijk te maken dat de bevoegde autoriteiten tegelijkertijd over dezelfde informatie beschikken.

    2. Via het in lid 1 bedoelde netwerk zorgen de lidstaten ervoor dat meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen op hun grondgebied, onmiddellijk en uiterlijk binnen vijftien dagen na de kennisgeving ter beschikking van het Bureau en de andere lidstaten worden gesteld.

    3. De lidstaten zorgen ervoor dat meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen op hun grondgebied, onmiddellijk en uiterlijk binnen vijftien dagen na de kennisgeving ter beschikking van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen worden gesteld.

    Artikel 106

    1. Om de uitwisseling van gegevens over geneesmiddelenbewaking in de Gemeenschap te vergemakkelijken stelt de Commissie, in overleg met het Bureau, de lidstaten en de belanghebbenden, richtsnoeren op voor de verzameling, de verifiëring en de presentatie van de verslagen over bijwerkingen en voor technische voorschriften voor de elektronische uitwisseling van informatie over geneesmiddelenbewaking overeenkomstig een internationaal overeengekomen lay-out en publiceert zij een verwijzing naar internationaal overeengekomen medische terminologie.

    De houders van de vergunningen voor het in de handel brengen gebruiken, overeenkomstig de richtsnoeren, de internationaal overeengekomen medische terminologie voor de verslagen over bijwerkingen.

    Deze richtsnoeren worden gepubliceerd in deel 9 van de Voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Gemeenschap en bij de opstelling wordt rekening gehouden met internationale harmonisatiewerkzaamheden op het gebied van de geneesmiddelenbewaking.

    2. Voor de interpretatie van de in artikel 1, punten 11 tot en met 16, gegeven definities en de in deze titel neergelegde beginselen, worden de houder van de vergunning voor het in de handel brengen en de bevoegde autoriteiten verwezen naar de in lid 1 bedoelde richtsnoeren.

    Artikel 107

    1. Indien een lidstaat op grond van de beoordeling van gegevens over geneesmiddelenbewaking van mening is dat een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig de in artikel 106, lid 1, bedoelde richtsnoeren dient te worden geschorst, ingetrokken of gewijzigd, stelt hij het Bureau, de andere lidstaten en de houder van de vergunning voor het in de handel brengen hiervan onverwijld in kennis.

    2. Indien een dringende maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, kan de betrokken lidstaat de vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel schorsen, mits het Bureau, de Commissie en de andere lidstaten daarvan uiterlijk op de volgende werkdag in kennis worden gesteld.

    Indien het Bureau een kennisgeving overeenkomstig lid 1 of de eerste alinea van dit lid ontvangt, moet het Comité binnen een termijn die overeenstemt met de urgentie advies uitbrengen.

    De Commissie kan op grond van dit advies alle lidstaten waar het product in de handel wordt gebracht verzoeken onmiddellijk voorlopige maatregelen te treffen.

    De definitieve maatregelen worden overeenkomstig de in artikel 121, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld indien de ontwerp-beschikking overeenstemt met het advies van het Bureau.

    De definitieve maatregelen worden overeenkomstig de in artikel 121, lid 4, bedoelde procedure vastgesteld indien de ontwerp-beschikking niet overeenstemt met het advies van het Bureau.

    65) Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

    a) Lid 1 komt als volgt te luiden:

    "1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat ziet er door middel van herhaalde inspecties op toe dat de wettelijke voorschriften betreffende geneesmiddelen worden nageleefd.

    De bevoegde autoriteit kan inspecties verrichten bij de fabrikanten van werkzame stoffen die bij de vervaardiging van de geneesmiddelen als grondstof worden gebruikt of in de gebouwen van de houders van de vergunningen voor het in de handel brengen, indien zij ernstige redenen denkt te hebben om aan te nemen dat de in artikel 47 bedoelde beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de vervaardiging niet in acht worden genomen. Deze inspecties kunnen ook worden verricht op verzoek van een lidstaat, de Commissie of het Bureau.

    Ter controle van de overeenstemming van de gegevens die voor het verkrijgen van een certificaat van overeenstemming met de monografieën van de Europese Farmacopee zijn ingediend kan de instantie voor de normalisatie van nomenclaturen en kwaliteitsnormen in de zin van het Verdrag inzake de samenstelling van een Europese farmacopee* (het Europees Directoraat voor de geneesmiddelenkwaliteit) de Commissie of het Bureau om een dergelijke inspectie verzoeken indien de desbetreffende grondstof in een monografie van de Europese Farmacopee voorkomt.

    De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat kan ook op uitdrukkelijk verzoek van een fabrikant van grondstoffen een inspectie bij hem uitvoeren.

    Deze inspecties worden verricht door personeel van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, dat gemachtigd moet zijn om:

    a) inspecties te verrichten in inrichtingen voor de vervaardiging van geneesmiddelen of werkzame stoffen die bij de vervaardiging van geneesmiddelen als grondstof worden gebruikt en in inrichtingen voor de handel alsmede in laboratoria die door de houder van de vergunning voor de vervaardiging met de uitvoering van controles krachtens artikel 20 zijn belast;

    b) monsters te nemen;

    c) alle documenten te onderzoeken die betrekking hebben op hetgeen wordt geïnspecteerd, onder voorbehoud van de op 21 mei 1975 in de lidstaten van kracht zijnde bepalingen die deze bevoegdheid met betrekking tot de omschrijving van het bereidingsprocédé beperken;

    d) inspecties te verrichten in de gebouwen van de houders van vergunningen voor het in de handel brengen of van elke onderneming die door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen is belast met de in titel IX, en met name in de artikelen103 en 104, beschreven activiteiten.

    * PB L 158 van 25.6.1994, blz. 19."

    b) Lid 3 komt als volgt te luiden:

    "3. Het personeel van de bevoegde autoriteit brengt na iedere inspectie als bedoeld in lid 1, verslag uit over de naleving door de fabrikant van de beginselen en richtsnoeren inzake goede fabricagepraktijken als bedoeld in artikel 47, of, in voorkomend geval, van de in de artikelen 101 tot en met 108 gestelde eisen. De inhoud van deze verslagen wordt medegedeeld aan de fabrikant of aan de houder van de vergunning voor het in de handel brengen bij wie de inspectie is verricht."

    c) De volgende leden 4 tot en met 7 worden toegevoegd:

    "4. Onverminderd eventuele overeenkomsten tussen de Gemeenschap en een derde land kan een lidstaat, de Commissie of het Bureau een in een derde land gevestigde fabrikant verzoeken zich aan een in lid 1 bedoelde inspectie te onderwerpen.

    5. Binnen negentig dagen na een in lid 1 bedoelde inspectie ontvangt de fabrikant een certificaat van goede fabricagepraktijk indien de inspectie tot de conclusie leidt dat hij zich aan de beginselen en richtsnoeren inzake goede fabricagepraktijken als bedoeld in de communautaire wetgeving houdt.

    Indien de inspectie in het kader van de procedure voor het verkrijgen van een certificaat van overeenstemming met de monografieën van de Europese Farmacopee wordt uitgevoerd, wordt een certificaat opgesteld.

    6. De lidstaten laten de door hen afgegeven certificaten van goede fabricagepraktijk opnemen in een communautair register dat namens de Gemeenschap door het Bureau wordt bijgehouden.

    7. Indien een inspectie als bedoeld in lid 1 tot de conclusie leidt dat de fabrikant zich niet aan de beginselen en richtsnoeren inzake goede fabricagepraktijken als bedoeld in de communautaire wetgeving houdt, wordt deze informatie opgenomen in het in lid 6 bedoelde communautaire register."

    66) Artikel 116 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 116

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten schorsen de vergunning voor het in de handel brengen of trekken deze in, wanneer wordt geoordeeld dat het geneesmiddel bij normaal gebruik schadelijk is, dat de therapeutische werking ontbreekt of dat de verhouding voordelen/risico's onder de toegelaten gebruiksvoorwaarden niet gunstig is dan wel dat het geneesmiddel niet de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling bezit die is opgegeven. De therapeutische werking ontbreekt, wanneer wordt geoordeeld dat het geneesmiddel geen therapeutische resultaten mogelijk maakt.

    De vergunning wordt eveneens geschorst of ingetrokken, wanneer blijkt dat de krachtens de artikelen 8 en 10 tot en met 11 in het dossier voorkomende gegevens onjuist zijn, of niet zijn gewijzigd in overeenstemming met artikel 23 of wanneer de in artikel 112 bedoelde controles niet hebben plaatsgevonden."

    67) In artikel 117 komt lid 1 als volgt te luiden:

    "1. Onverminderd de maatregelen bedoeld in artikel 116, treffen de lidstaten de nodige maatregelen om te bewerkstelligen dat de levering van het geneesmiddel verboden wordt en het geneesmiddel uit de handel wordt genomen wanneer wordt geoordeeld dat:

    a) het geneesmiddel bij normaal gebruik schadelijk is, of

    b) de therapeutische werking van het geneesmiddel ontbreekt, of

    c) de verhouding voordelen/risico's onder de toegelaten gebruiksvoorwaarden niet gunstig is, of

    d) het geneesmiddel niet de opgegeven kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling bezit, of

    e) de controles op het geneesmiddel en/of op de bestanddelen en op de tussenproducten tijdens de vervaardiging, niet zijn verricht of wanneer een andere eis of verplichting met betrekking tot het verlenen van de vergunning voor de vervaardiging niet in acht is genomen."

    68) Artikel 119 komt als volgt te luiden:

    "Artikel 119

    De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op homeopathische geneesmiddelen."

    69) De artikelen 121 en 122 komen als volgt te luiden:

    "Artikel 121

    1. De Commissie wordt voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen voor de opheffing van de technische handelsbelemmeringen in de sector geneesmiddelen bijgestaan door het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, hierna het "Permanente Comité" genoemd, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van de artikelen 7 en 8 van dat besluit van toepassing.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

    3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van de artikelen 7 en 8 van dat besluit van toepassing.

    4. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van de artikelen 7 en 8 van dat besluit van toepassing.

    De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op een maand vastgesteld.

    5. Het Permanente Comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 122

    1. De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om te bewerkstelligen dat de betrokken bevoegde autoriteiten elkaar de nodige inlichtingen verstrekken om te waarborgen dat aan de eisen voor de verlening van de in artikel 40 bedoelde vergunningen, de in artikel 111, lid 5, bedoelde certificaten of de vergunning voor het in de handel brengen wordt voldaan.

    2. De lidstaten leggen, op een met redenen omkleed verzoek, onmiddellijk de in artikel 111, lid 3, bedoelde verslagen voor aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat.

    De conclusies van de in artikel 111, lid 1, bedoelde inspecties die door de inspectiedienst van de betrokken lidstaat zijn uitgevoerd, zijn in de hele Gemeenschap geldig.

    Wanneer een lidstaat echter in uitzonderlijke omstandigheden om redenen van volksgezondheid de conclusies van de in artikel 111, lid 1, bedoelde inspectie niet kan aanvaarden, stelt hij de Commissie en het Bureau hiervan onverwijld in kennis.

    Wanneer de Commissie in kennis wordt gesteld van deze problemen, kan zij, na raadpleging van de betrokken lidstaten, de inspecteur die de eerste inspectie heeft verricht verzoeken een nieuwe inspectie uit te voeren; deze inspecteur kan worden vergezeld door twee inspecteurs van lidstaten die niet bij het meningsverschil zijn betrokken."

    Artikel 2

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [datum] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitster De Voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. Benaming van de maatregel

    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.

    2. Begrotingsonderdeel

    B5-3260A Beleid ten aanzien van het concurrentievermogen van de industrie voor de EU (administratief beheer)

    3. Rechtsgrond

    Artikel 95 van het EG-Verdrag

    4. Omschrijving van de maatregel

    4.1 Algemeen doel

    Zorgen voor een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van de Europese burger, met name door een omvangrijker toezicht op de markt en versterking van de geneesmiddelenbewakingsprocedures.

    De interne markt voor geneesmiddelen voltooien en een wettelijk en bestuursrechtelijk kader vaststellen ter bevordering van het concurrentievermogen van de farmaceutische industrie.

    De huidige maatregelen aanpassen en maatregelen voor de toekomst voorstellen met het oog op de uitbreiding van de EU.

    4.2 Looptijd, vernieuwing of verlenging

    Tenuitvoerlegging van de voorgestelde maatregelen gepland voor 2005 zonder afloopdatum.

    5. Indeling van uitgaven en ontvangsten

    5.1 Niet-verplichte uitgaven

    5.2 Niet-gesplitste kredieten

    5.3 Verwachte ontvangsten

    Geen

    6. Aard van uitgaven en ontvangsten

    Kosten voor wetenschappelijke expertise en subsidies

    7. Financiële gevolgen

    7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (samenhang tussen de kosten per onderdeel en de totale kosten)

    De kosten van de maatregel voor de Commissie worden berekend op basis van het huidige aantal vergaderingen/comité van deskundigen per jaar voor het soort maatregelen als bedoeld in het voorstel.

    7.2 Kostenverdeling

    Vastleggingskredieten (mln euro, lopende prijzen)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    7.3 Beleidsuitgaven voor studies, deskundigen enz., opgenomen in deel B van de begroting

    Vastleggingskredieten (mln euro, lopende prijzen)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    7.4 Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten

    Vastleggingskredieten in mln euro

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

    Voorgenomen specifieke controlemaatregelen

    Geen

    9. Elementen voor kosteneffectiviteitsanalyse

    9.1 Specifieke (en kwantificeerbare) doelstellingen, doelgroep

    Geen

    9.2 Motivering van de maatregel

    Noodzaak van de communautaire steun, met name gelet op het subsidiariteitsbeginsel

    Wijziging van een bestaande wetgeving teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang en met de toekomstige uitbreiding van de Europese Unie.

    Wijze van steunverlening

    Wijziging van een bestaande wetgeving op basis van artikel 71 van Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad naar aanleiding van een evaluatie van de tenuitvoerlegging van de huidige wetgeving, die is vervat in een verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement.

    Voornaamste onzekerheidsfactoren die een invloed op de specifieke resultaten van de maatregel kunnen hebben

    De voornaamste onzekerheidsfactor houdt verband met de wijze waarop de uitbreiding van de EU zal plaatsvinden, zowel wat de betrokken landen als het tijdschema voor deze uitbreiding betreft. Een andere onzekerheidsfactor ligt in het gebruik dat de industrie zal maken van de ingevoerde procedures: het aantal te beoordelen producten per jaar en de verhouding kosten/moeilijkheid van de wetenschappelijke beoordelingen zijn tot op heden onbekend.

    9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

    Indicatoren voor het meten van de resultaten

    Aantal producten waarvoor volgens de procedures een vergunning wordt verleend, voortgang van de werkzaamheden inzake technische harmonisatie, tijdschema voor de uitbreiding van de procedures, de databanken en de telematicanetten tot de kandidaat-landen.

    Geplande evaluatiemethoden en -frequentie

    Verslag van de Commissie ten minste om de tien jaar na het eerste verslag, dat de basis vormt voor dit voorstel en na zes jaar werd opgesteld.

    Beoordeling van de bereikte resultaten (bij voortzetting of vernieuwing van een bestaande maatregel).

    De sinds 1 januari 1995 (datum van inwerkingtreding van het huidige systeem) bereikte resultaten worden beschreven in een verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement (de schriftelijke procedure met het oog op de goedkeuring is gaande).

    10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, Deel A, van de algemene begroting)

    De effectieve beschikbaarstelling van de vereiste huishoudelijke middelen is afhankelijk van het jaarlijkse besluit van de Commissie betreffende de toewijzing van middelen, rekening houdend met de extra personele en financiële middelen die door de begrotingsautoriteit worden toegekend.

    10.1 Gevolgen voor de personeelssterkte

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Voor het extra personeel aangeven wanneer dit beschikbaar moet zijn.

    10.2 Financiële gevolgen van het extra personeel

    (euro)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen hebben betrekking op de totale kosten voor de gehele looptijd van de maatregel indien deze van bepaalde duur is, anders voor 12 maanden.

    10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van de maatregel, met name kosten van vergaderingen van comités en deskundigengroepen

    (euro)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen hebben betrekking op de totale kosten voor de gehele looptijd van de maatregel indien deze van bepaalde duur is, anders voor 12 maanden.

    EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER [16] EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (MKB)

    [16] Omdat de twee bestaande vergunningsprocedures op communautair niveau (gecentraliseerd - gedecentraliseerd) onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en er een parallellisme bestaat tussen de verschillende delen van de wetgeving over geneesmiddelen voor menselijk gebruik en die voor diergeneeskundig gebruik werd het zinvol geacht één algemeen effectbeoordelingsformulier vast te stellen voor een globaal beeld van de gevolgen van de goedkeuring van de drie wetsontwerpen. Daarom is het effectbeoordelingsformulier van elk van de drie teksten gelijk.

    Titel van het voorstel

    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.

    Referentienummer van het document

    Voorstel

    1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen-

    De voorgestelde wetgeving introduceert nieuwe bepalingen en wijzigt in bepaalde opzichten de bestaande wetgeving met betrekking tot het functioneren van de gecentraliseerde en gedecentraliseerde procedures voor het verlenen en intrekken van vergunningen om geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen.

    Overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EEG) nr. 2309/93 is de Commissie verplicht binnen zes jaar na de inwerkingtreding van de verordening te rapporteren over de ervaring die met de toepassing van de gecentraliseerde en gedecentraliseerde procedures is opgedaan. In een auditverslag dat in opdracht van de Commissie is opgesteld [17], wordt aangegeven welke aspecten van de vergunningsprocedures naar behoren functioneren en welke aspecten voor verbetering vatbaar zijn.

    [17] Evaluation of the operation of Community procedures for the authorisation of medicinal products, CMS Cameron McKenna and Anderson Consulting, oktober 2000.

    Uit zakelijk oogpunt zijn de voorgestelde maatregelen bedoeld om:

    - de harmonisatie van de nationale voorschriften inzake geneesmiddelen te versterken;

    - de gecentraliseerde en gedecentraliseerde procedures efficiënter te maken;

    - zo de toegang tot de Europese markt voor zowel innovatieve als generieke geneesmiddelen te verbeteren en te versnellen; en

    - de industrie in staat te stellen sneller in de marktbehoeften te voorzien.

    De zogenaamde "nieuwe systemen" voor het verlenen van vergunningen, die in 1995 zijn ingevoerd, hebben bijgedragen aan de totstandbrenging van een interne markt voor geneesmiddelen, maar ondanks de gemaakte vorderingen vertonen de procedures nog duidelijk gebreken. Uit het auditverslag over het functioneren van de vergunningsprocedures blijkt namelijk dat de bestaande systemen verder moeten worden uitgewerkt en op bepaalde gebieden zelfs ingrijpend moeten worden gewijzigd. Met name wordt erkend dat de gecentraliseerde procedure goed kan functioneren en dat de uitbreiding van het toepassingsgebied ervan tot andere geneesmiddelen de toegang voor patiënten zou verbeteren en tevens schaalvoordelen voor de ondernemingen zou opleveren.

    Volgens het verslag biedt de gedecentraliseerde procedure als keuzemogelijkheid aanzienlijke voordelen die echter enigszins worden beperkt omdat het systeem niet functioneert op basis van effectieve wederzijdse erkenning door een significant aantal lidstaten.

    De farmaceutische industrie omvat verschillende soorten ondernemingen, waaronder een groot aantal niet-O&O-intensieve ondernemingen die zich voornamelijk op hun eigen nationale markt richten of alleen maar generieke versies van bestaande geneesmiddelen fabriceren. Op dit ogenblik voorzien de bestaande systemen echter nog niet in alle behoeften van deze sectoren van de industrie.

    Voor Europa is het van essentieel belang vergunningsprocedures in te stellen die de volksgezondheid naar behoren beschermen en tegelijkertijd een innovatieve en rendabele farmaceutische industrie bevorderen. De farmaceutische industrie is een strategische sector voor Europa, maar uit de cijfers blijkt dat de Europese industrie in de afgelopen tien jaar concurrentiekracht verliest vergeleken bij de VS en dat haar groei onregelmatiger is dan in de VS of Japan [18]. De oorzaken van deze tendens zijn complex, maar het vermogen van de ondernemingen om efficiënt te concurreren wordt ten minste gedeeltelijk beïnvloed door de aard van het regelgevende kader.

    [18] Zie "Global Competitiveness in Pharmaceuticals", verslag opgesteld voor DG Ondernemingen van de Europese Commissie door Gambardella A., Orsenigol en Pammolli F., november 2000.

    In het komende decennium zullen nieuwe lidstaten toetreden tot de Europese Unie. In principe kan de uitbreiding het concurrentievermogen van de Europese industrie versterken, maar een belangrijke stap naar meer concurrentievermogen bestaat erin de geconstateerde gebreken in de bestaande procedures vóór de uitbreiding weg te werken.

    Het wordt wenselijk geacht een evenwicht tussen de gecentraliseerde en gedecentraliseerde vergunningsprocedures te handhaven. Beide systemen hebben tot dusver - zij het in verschillende mate - aan de ontwikkeling van een interne markt voor geneesmiddelen bijgedragen en hebben voor mens en dier een hoog veiligheidsniveau gewaarborgd. Met de opkomst van nieuwe technologieën worden echter geavanceerde geneesmiddelen geproduceerd waarvoor gecentraliseerde goedkeuring de meest geschikte procedure is.

    Effect op het bedrijfsleven

    2. Waarop is het voorstel van invloed-

    - Welke bedrijfstakken-

    De maatregelen betreffen hoofdzakelijk de fabrikanten van geneesmiddelen en in mindere mate de groothandelaren in en distributeurs van geneesmiddelen.

    De geneesmiddelenindustrie in de EU bestaat uit ondernemingen met een aantal verschillende activiteiten waarbij de geografische klemtoon vaak anders ligt. Het totale aantal farmaceutische bedrijven in de EU wordt op circa 3 000 geraamd [19]. Grote multinationale ondernemingen domineren de markt en nemen 60 à 65% van de verkoop van farmaceutische producten voor hun rekening. Middelgrote ondernemingen (naar internationale normen) hebben een marktaandeel van 30 à 35% en de overige marktdeelnemers zijn kleine lokale ondernemingen. Wat het type ondernemingen betreft, is de biotechnologische component van de Europese geneesmiddelenindustrie nog vrij jong, maar het aantal ondernemingen groeit gestadig en heeft net de 1 000 eenheden overschreden. De generieke geneesmiddelen vertegenwoordigen momenteel circa 10% van de totale verkoop van farmaceutische producten buiten de ziekenhuissector en de marktpenetratie is het sterkst in Duitsland, Denemarken, het VK en Nederland [20]. Ten slotte haalt de sector diergeneesmiddelen ongeveer 5% van de omzet aan geneesmiddelen voor menselijk gebruik [21]. Deze marktsector is echter veel gediversifieerder dan die van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik en weerspiegelt verschillen in de handel in het vee, verschillende productiemethoden en klimaatschommelingen in de hele EU.

    [19] The pharmaceutical industry in figures, Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven, editie 2000.

    [20] Generic Medicines: How to ensure their effective contribution to healthcare, Euro Health Vol. 2 No. 3 September 1996.

    [21] Fountain R. en Thurman D., Animal Health Market to Face Opportunities and Challenges in 98, Feed Stuffs Vol 69 No. 48 November 1997.

    De wetgevingsvoorstellen bestrijken een aantal aspecten van de regelgeving voor geneesmiddelen en zullen bijgevolg in zekere mate van invloed zijn op alle fabrikanten van geneesmiddelen. Sommige voorstellen zullen derhalve effect hebben op alle farmaceutische ondernemingen, ongeacht de aard van hun activiteiten, zoals bijvoorbeeld de bepalingen inzake de geldigheid van vergunningen voor het in de handel brengen, de verstrekking van geneesmiddelen uit medelijden, de toepassing van goede fabricagepraktijken op de uitgangsmaterialen en geneesmiddelenbewaking. Een aantal maatregelen is specifiek voor een bepaalde sector of voor een van beide vergunningsprocedures en het effect ervan zal dus eerder selectief zijn. De gecentraliseerde procedure wordt overwegend toegepast door grote multinationals en kleinere, in innovatie gespecialiseerde ondernemingen. Vandaar dat de voorgestelde wijzigingen in het gecentraliseerde systeem zoals de invoering van voorwaardelijke vergunningen en een snelle procedure, voor dergelijke ondernemingen relevant zullen zijn.

    - Welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen)-

    De gedecentraliseerde procedure (wederzijdse erkenning) wordt niet alleen door grote multinationals maar ook door een significant aantal kleine en middelgrote ondernemingen toegepast. Vandaar dat deze ondernemingen ook de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen in de werking van het gedecentraliseerde systeem zullen ondervinden. De belangrijkste sectorspecifieke maatregelen zijn op de fabrikanten van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, de fabrikanten van generieke geneesmiddelen en de fabrikanten van homeopathische geneesmiddelen gericht.

    - Zijn er bijzondere geografische gebieden van de Gemeenschap waar deze bedrijven voorkomen-

    Neen, er zijn geen verschillen als gevolg van het geografische gebied waarin de betrokken ondernemingen zijn gevestigd.

    3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen-

    De meeste van de voorgestelde maatregelen hebben betrekking op wijzigingen in en bijstelling van de bestaande procedures. Vandaar dat een aantal maatregelen geen directe verplichtingen inhoudt voor het bedrijfsleven. De meeste verplichtingen gelden op het ogenblik dat een vergunning voor het in de handel brengen wordt aangevraagd.

    Ondernemingen die een geneesmiddel in de handel willen brengen dat een nieuwe chemische entiteit ("NCE") bevat, zullen worden verzocht gebruik te maken van de gecentraliseerde vergunningsprocedure. Hierdoor zal dus voor bepaalde geneesmiddelen de keuze wegvallen die ondernemingen momenteel kunnen maken om van lidstaten een vergunning te verkrijgen. Er zij echter op gewezen dat het voor veel geneesmiddelen die een NCE [22] bevatten, al verplicht is de gecentraliseerde procedure te volgen omdat zij met behulp van biotechnologische procédés zijn ontwikkeld. In gevallen waarin een onderneming de procedure kan kiezen voor een geneesmiddel dat een NCE bevat, kiezen de meeste ondernemingen trouwens al de gecentraliseerde procedure. Het is zo dat generieke kopieën van geneesmiddelen waarvoor centraal vergunning is verleend, zowel via de gecentraliseerde als de gedecentraliseerde procedure kunnen worden toegelaten. Voor alle andere geneesmiddelen geldt hetzelfde op voorwaarde dat zij een significante innovatie betekenen in vergelijking met de bestaande therapieën. De uitbreiding van het toepassingsgebied van de gecentraliseerde procedure zal administratieve besparingen opleveren voor ondernemingen die van de gemeenschappelijke aanvraagprocedure kunnen profiteren. Voor sommige ondernemingen, met name die in de sector NCE's bevattende diergeneesmiddelen die slechts voor een beperkt geografisch gebied van de Europese markt relevant zijn, kan dat resulteren in hogere kosten voor de voorbereiding van een gecentraliseerde aanvraag voor het in de handel brengen; dat is ook de reden waarom een afwijking is ingevoerd.

    [22] Hier in ruimere zin opgevat als gelijk welke nieuwe werkzame stof.

    Aanvragers van een vergunning via de gedecentraliseerde procedure zullen verplicht worden arbitrageprocedures in te leiden als een probleem in verband met geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik niet door de betrokken lidstaten kan worden opgelost. Ondernemingen kunnen met extra kosten worden geconfronteerd door de afhandeling van arbitrageprocedures die zij anders door intrekking van de aanvraag zouden vermijden. Dergelijke kosten zouden echter moeten worden gecompenseerd door het feit dat ondernemingen een vergunning kunnen krijgen om een geneesmiddel waarvoor arbitrageprocedures worden ingeleid, in de handel te brengen in die lidstaten die besloten hebben het geneesmiddel toe te laten, zodat die ondernemingen hun investeringskosten sneller kunnen beginnen recupereren dan dat nu het geval is.

    De harmonisatie tot tien jaar (plus, voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, één jaar voor nieuwe therapeutische indicaties) van de aan innoverende ondernemingen toegestane gegevensbeschermingsperiode zal tot gevolg hebben dat aanvragers van een vergunning voor een generiek(e) (kopie van een) geneesmiddel in Oostenrijk [23], Denemarken, Griekenland, Finland, Ierland, Luxemburg, Portugal, en Spanje zes jaar na de datum van de eerste vergunning voor het innoverende geneesmiddel in de EU geen verkorte aanvraag meer hoeven in te dienen. Een verkorte aanvraag is een aanvraag waarbij de aanvrager de resultaten van zijn eigen veiligheids- en doeltreffendheidsproeven niet presenteert, maar vertrouwt op de gegevens waarop de vergunning voor het innoverende geneesmiddel is gebaseerd. Deze beperking wordt evenwel gecompenseerd door het feit dat ondernemingen die een vergunning voor een generiek geneesmiddel willen aanvragen, krachtens een soort "Bolar"-bepaling de nodige proeven zullen mogen verrichten voordat de octrooibeschermingsperiode van het oorspronkelijke geneesmiddel afloopt.

    [23] Momenteel wordt in deze lidstaat de gegevensbeschermingsperiode niet toegepast na de vervaldatum van het octrooi; in het kader van de voorgestelde wijzigingen zal dit verband niet meer bestaan.

    Aangezien de diergeneeskundige sector van de geneesmiddelenindustrie in bepaalde opzichten andere eisen heeft en met andere problemen wordt geconfronteerd, wordt met het voorstel getracht kwesties te behandelen die specifiek zijn voor deze sector. De steeds langere beschermingsperioden voor gegevens waarop uitbreidingen van een vergunning voor het in de handel brengen tot andere, voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoorten zijn gebaseerd, de dertien jaar lange beschermingsperiode voor honingbijen en vis en de invoering van een beperkte beschermingsperiode voor bepaalde gegevens betreffende de maximumwaarden voor residuen zullen een aanmoediging zijn tot innovatie omdat ze een betere bescherming bieden voor de onderzoeksresultaten door verlenging van de termijn waarbinnen aanvragen van een vergunning voor een generiek(e) (kopie van een) geneesmiddel kunnen worden ingewilligd zonder dat de aanvragers zelf het vereiste onderzoek moeten verrichten om een vergunning voor het in de handel brengen te verkrijgen of te behouden. Zoals bij geneesmiddelen voor menselijk gebruik zullen de fabrikanten van generieke geneesmiddelen echter van een soort "Bolar"-bepaling kunnen profiteren.

    Door de intrekking van de eis dat de ondernemingen hun vergunningen voor het in de handel brengen om de vijf jaar moeten vernieuwen, zullen hun kosten worden verminderd. Deze wijziging wordt gecompenseerd door strengere rapportage-eisen op het gebied van geneesmiddelenbewaking; over het algemeen worden voor de ondernemingen kostenbesparingen verwacht, aangezien zij reeds over geneesmiddelenbewakingssystemen beschikken.

    4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben:

    - voor de werkgelegenheid-

    - voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven-

    - voor het concurrentievermogen van de bedrijven-

    Verwacht wordt dat het voorgestelde pakket de geneesmiddelenindustrie in Europa tot voordeel zal strekken en de patiënten in de Gemeenschap eerder toegang tot belangrijke nieuwe geneesmiddelen zal verschaffen.

    Uit het onderzoek van Pammolli et al. [24] naar de concurrentiepositie van de Europese farmaceutische bedrijven in vergelijking met die in de VS blijkt dat de geneesmiddelenindustrie in Europa over het algemeen een ander profiel heeft dan in de VS. De Europese industrie is minder gespecialiseerd in onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en telt veel meer ondernemingen die gespecialiseerd zijn in activiteiten met geringe toegevoegde waarde. De VS hebben een industrie ontwikkeld die niet alleen efficiënt is in de "exploratie", maar ook in de "exploitatie" van nieuwe technologieën. Deze verticale specialisatie bevordert de innovatie - een essentiële factor van het concurrentievermogen - door de voordelen van zowel de kleine biotechnologiebedrijven als de grote multinationale ondernemingen te benutten.

    [24] Zie voetnoot 3.

    Door de versterking van de wetenschappelijk-adviesprocedure binnen het gecentraliseerde systeem zal het onderzoek door de ondernemingen beter kunnen worden gericht, zal het investeringsrisico voor kleine biotechnologiebedrijven worden verminderd en zal deze sector van de industrie bijgevolg worden aangemoedigd. Voorts zal de uitbreiding van de gegevensbeschermingsperiode tot tien jaar in alle lidstaten, met een extra jaar voor latere, klinisch belangrijke indicaties, de innovatie stimuleren door op onderzoek gerichte ondernemingen ruimere mogelijkheden te bieden om de kosten van hun onderzoeksinvesteringen te recupereren. Uit het verslag van Pammolli et al. [25] is gebleken dat er in sommige lidstaten te weinig concurrentie is, wat op zijn beurt inefficiëntie binnen de sector tot gevolg heeft. Vandaar dat er naast innovatiestimulerende maatregelen ook maatregelen zijn gepland om een echte concurrentie aan te moedigen, zoals bijvoorbeeld de invoering van een soort "Bolar"-bepaling en de mogelijkheid tot toepassing van de gecentraliseerde procedure voor generieke kopieën van centraal goedgekeurde geneesmiddelen.

    [25] Zie voetnoot 3.

    Meer innovatie en concurrentie binnen de industrie zal ten slotte de groei versterken en meer werkgelegenheid scheppen binnen de sector. Na het verstrijken van de octrooi- en gegevensbeschermingsperioden zullen de voorstellen tot snellere goedkeuring van generieke kopieën de concurrentie aanwakkeren, waardoor de prijzen zullen dalen en de gezondheidszorgsystemen in de lidstaten over betaalbare geneesmiddelen zullen kunnen beschikken.

    Verwacht wordt dat de patiënten bij het voorstel gebaat zullen zijn omdat geneesmiddelen sneller in de handel zullen worden gebracht en vooral omdat belangrijke nieuwe behandelingen eerder beschikbaar zullen zijn. Dit zal worden bereikt door een combinatie van maatregelen, zoals de halvering van de beschikbare tijd voor de raadpleging van de lidstaten over beschikkingen van de Commissie, de invoering van voorwaardelijke vergunningen en van een snelle procedure, alsmede een formelere benadering van de verstrekking van beschikbare geneesmiddelen uit medelijden. Vroegere toegang tot geneesmiddelen zal wellicht economische voordelen opleveren omdat daardoor de ziekte- en sterftecijfers zullen dalen, wat ook een invloed zal hebben op de nationale budgetten voor gezondheidszorg.

    De sector diergeneeskunde van de geneesmiddelenindustrie heeft problemen gehad met de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor minder voorkomende diersoorten en, sinds de instelling van maximumwaarden voor residuen met betrekking tot voor de productie van levensmiddelen bestemde dieren, voor bepaalde therapeutische gebieden. De langere beschermingsperioden voor gegevens die worden gebruikt om een vergunning tot andere, voor de productie van levensmiddelen bestemde diersoorten uit te breiden, en de langere periode voor minder voorkomende soorten zullen voor de ondernemingen een stimulans zijn om hun geneesmiddelen op een ruimer aantal soorten af te stemmen. Dit zal de landbouwproducenten die op deze gebieden actief zijn, ten goede komen en het tot dusver onaanvaardbare niveau van afwijkend gebruik beperken.

    5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote ondernemingen (minder zware of andere eisen, enz.)-

    Het voorstel bevat geen specifieke maatregelen voor het MKB, maar een aantal van de maatregelen zal bijzonder gunstig zijn voor het MKB, zoals bijvoorbeeld die ter bevordering van innovatie, die ter verbetering van de wetenschappelijk-adviesprocedure (middelgrote en kleine biotechnologiebedrijven) en die ter invoering van een vereenvoudigde registratieprocedure voor homeopathische geneesmiddelen.

    Raadpleging

    6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

    Met de betrokken partijen is uitvoerig overleg gepleegd over het functioneren van de voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie en over de voorgestelde wijzigingen om het systeem te verbeteren. Als onderdeel van de door de Commissie opgedragen enquête naar het functioneren van de communautaire procedures hebben de betrokken adviseurs schriftelijk en mondeling commentaar gevraagd aan talrijke respondenten, namelijk:

    - alle houders van een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen op het ogenblik van de enquête;

    - 159 houders van een vergunning voor het in de handel brengen (o.m. grote multinationals, kleine en middelgrote ondernemingen, fabrikanten van generieke geneesmiddelen, van geneesmiddelen zonder recept en van diergeneesmiddelen uit diverse lidstaten), die gebruik hadden gemaakt van de gedecentraliseerde procedure;

    - Europese beroepsverenigingen die de belangen behartigen van de sector geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik, inclusief geneesmiddelen die NCE's bevatten, generieke geneesmiddelen, geneesmiddelen zonder recept, homeopathische en plantaardige geneesmiddelen;

    - 15 nationale consumentenorganisaties en 134 patiëntenverenigingen;

    - beroepsverenigingen die verantwoordelijk zijn voor de regelgeving voor artsen, tandartsen, apothekers en dierenartsen;

    - bevoegde instanties die vergunningen verlenen voor geneesmiddelen;

    - de voorzitters van het Comité voor farmaceutische specialiteiten, het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, de groep ter bevordering van de wederzijdse erkenning en de groep ter bevordering van de wederzijdse erkenning op diergeneeskundig gebied; en

    - de ministeries van Volksgezondheid, Sociale Zaken, Financiën en Landbouw.

    Veel ondernemingen waren er principieel voorstander van om de gecentraliseerde procedure voor andere geneesmiddelen open te stellen. De meeste bedrijven waren het erover eens dat de vertragingen in de besluitvormingsprocedure van de Commissie moesten worden beperkt en waren ook voor het concept van een formele snelle procedure.

    Wat de gedecentraliseerde procedure betreft, waren de ondernemingen over het algemeen tevreden over de prestaties van de lidstaten, maar niet over het feit dat het beginsel van wederzijdse erkenning te weinig wordt toegepast. Veel respondenten waren voor de instelling van een dialoog tussen de lidstaten voordat de vergunning wordt verleend om tot een ruimere acceptatie van de beginselen van wederzijdse erkenning aan te moedigen. De meeste ondernemingen waren niet voor verplichte arbitrage wanneer de lidstaten geen overeenkomst kunnen bereiken, maar waren er daarentegen voorstander van om een geneesmiddel in afwachting van de arbitrage in de handel te laten brengen in die betrokken lidstaten die zich wel in staat achten het geneesmiddel toe te laten.

    Veel ondernemingen hebben gepleit voor de intrekking van de vernieuwingsprocedure voor vergunningen om geneesmiddelen in de handel te brengen.

    Ten slotte waren velen voor harmonisatie van de gegevensbeschermingsperioden, maar men was het minder eens over wat het geharmoniseerde beschermingsniveau moest zijn of hoe het moest worden toegepast op geneesmiddelen die het resultaat zijn van incrementeel onderzoek.

    Top