EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0679

Verordening (EG) nr. 679/2009 van de Raad van 7 juli 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1386/2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan

PB L 197 van 29/07/2009, p. 1–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 16/06/2019; stilzwijgende opheffing door 32019R0833

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/679/oj

29.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/1


VERORDENING (EG) Nr. 679/2009 VAN DE RAAD

van 7 juli 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1386/2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (1), en met name op artikel 70,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1386/2007 worden bepaalde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan („NAFO”) ten uitvoer gelegd. Deze verordening is vervolgens bij Verordening (EG) nr. 538/2008 van de Raad (2) gewijzigd. Bovendien blijken er inconsistenties tussen Verordening (EG) nr. 1386/2007 en de NAFO-voorschriften inzake instandhouding en handhaving te bestaan.

(2)

Tijdens haar 30e jaarlijkse vergadering in september 2008 heeft de NAFO een aantal wijzigingen van haar instandhoudings- en handhavingsmaatregelen goedgekeurd. De wijzigingen hebben betrekking op bepalingen inzake de bodemvisserij, gesloten gebieden ter bescherming van onderzeese bergen, etiketteringsvereisten en extra havenstaatmaatregelen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (3) wordt op 1 januari 2010 van toepassing.

(4)

Verordening (EG) nr. 1386/2007 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1386/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd:

„21.

„bodemvisserijactiviteiten”: visserijactiviteiten waarbij het vistuig gedurende het normale verloop van de visserij in contact komt of wellicht in contact komt met de zeebodem.

22.

„bestaande bodemvisserijgebieden”: gebieden waarin volgens VMS-gegevens en/of andere beschikbare geografische referentiegegevens ten minste twee jaar bodemvisserijactiviteiten zijn uitgeoefend gedurende een referentieperiode van 1987 tot en met 2007.

23.

„nieuwe bodemvisserijgebieden”: gebieden waarin bodemvisserijactiviteiten worden uitgevoerd en die geen bestaand bodemvisserijgebied zijn.”.

2.

Aan artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap registreren de coördinaten van de begin- en eindlocatie van elke overeenkomstig lid 3 uitgevoerde proeftrek.”.

3.

Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Vaartuigen waarmee gericht wordt gevist op andere dan de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel vermelde soorten, mogen gereglementeerde soorten vangen met netten met een maaswijdte die kleiner is dan de in die leden bepaalde grootte, op voorwaarde dat is voldaan aan de in artikel 4 gestelde eisen betreffende bijvangsten.”.

4.

Artikel 8, lid 2, komt als volgt te luiden:

„2.   De vaartuigen van de Gemeenschap waarmee buiten het gereglementeerde NAFO-gebied wordt gevist, mogen netten met een maaswijdte die kleiner is dan de in artikel 7 bepaalde grootte aan boord hebben, op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en opgeborgen, en niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt.”.

5.

Artikel 11 komt als volgt te luiden:

„Artikel 11

Bijzondere bepalingen voor de garnalenvisserij in sector 3L

In sector 3L mag uitsluitend op garnaal worden gevist in wateren van ten minste 200 m diep.”.

6.

Artikel 12 komt als volgt te luiden:

„Artikel 12

Voor de visserij beperkte gebieden

1.   Het uitvoeren van bodemvisserijactiviteiten is verboden in de volgende gebieden:

Gebied

Coördinaat 1

Coördinaat 2

Coördinaat 3

Coördinaat 4

Orphan Knoll

50.00.30 NB

45.00.30 WL

51.00.30 NB

45.00.30 WL

51.00.30 NB

47.00.30 WL

50.00.30 NB

47.00.30 WL

Corner

Seamounts

35.00.00 NB

48.00.00 WL

36.00.00 NB

48.00.00 WL

36.00.00 NB

52.00.00 WL

35.00.00 NB

52.00.00 WL

Newfoundland

Seamounts

43.29.00 NB

43.20.00 WL

44.00.00 NB

43.20.00 WL

44.00.00 NB

46.40.00 WL

43.29.00 NB

46.40.00 WL

New England

Seamounts

35.00.00 NB

57.00.00 WL

39.00.00 NB

57.00.00 WL

39.00.00 NB

64.00.00 WL

35.00.00 NB

64.00.00 WL

Fogo

Seamount 1

42.31.33 NB

53.23.17 WL

42.31.33 NB

52.33.37 WL

41.55.48 NB

53.23.17 WL

41.55.48 NB

52.33.37 WL

Fogo

Seamount 2

41.07.22 NB

52.27.49 WL

41.07.22 NB

51.38.10 WL

40.31.37 NB

52.27.49 WL

40.31.37 NB

51.38.10 WL

2.   Het gebied in NAFO-sector 30 dat binnen de volgende onderling verbonden coördinaten valt (in volgorde van nummering en terug tot coördinaat 1, wordt gesloten voor alle bodemvisserijactiviteiten:

Coördinaat nr.

Breedte

Lengte

1

42°53′00″NB

51°00′00″WL

2

42°52′04″NB

51°31′44″WL

3

43°24′13″NB

51°58′12″WL

4

43°24′20″NB

51°58′18″WL

5

43°39′38″NB

52°13′10″WL

6

43°40′59″NB

52°27′52″WL

7

43°56′19″NB

52°39′48″WL

8

44°04′53″NB

52°58′12″WL

9

44°18′38″NB

53°06′00″WL

10

44°18′36″NB

53°24′07″WL

11

44°49′59″NB

54°30′00″WL

12

44°29′55″NB

54°30′00″WL

13

43°26′59″NB

52°55′59″WL

14

42°48′00″NB

51°41′06″WL

15

42°33′02″NB

51°00′00″WL”.

7.

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK II bis

BESCHERMING VAN KWETSBARE MARIENE ECOSYSTEMEN

Artikel 12 bis

Definitie van kwetsbare mariene ecosystemen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder „kwetsbare mariene ecosystemen”:

a)

mariene ecosystemen die uniek zijn of die zeldzame soorten bevatten waarvan het verlies niet door soortgelijke gebieden of ecosystemen kan worden gecompenseerd. Het gaat hierbij onder meer om:

i)

habitats die endemische soorten bevatten;

ii)

habitats van zeldzame of bedreigde soorten die slechts in specifieke gebieden voorkomen;

iii)

kraamgebieden of specifieke voeder-, broed-, of paaigebieden;

b)

mariene ecosystemen die noodzakelijk zijn voor het overleven, functioneren, paaien/voortplanten of herstellen van visbestanden, dieren in specifieke levensfasen (bijv. kraam- of kweekgebieden) of zeldzame of bedreigde mariene soorten;

c)

mariene ecosystemen die zeer vatbaar zijn voor achteruitgang als gevolg van antropogene activiteiten;

d)

mariene ecosystemen die worden gekenmerkt door populaties of groepen van soorten met één of meer van de volgende kenmerken:

i)

langzame groei;

ii)

late volwassenheid;

iii)

lage of onvoorspelbare rekrutering, of

iv)

lange levensduur;

e)

mariene ecosystemen die worden gekenmerkt door complexe fysieke structuren die tot stand zijn gebracht door belangrijke concentraties van biotische en abiotische kenmerken. In deze ecosystemen zijn de ecologische processen gewoonlijk zeer afhankelijk van deze gestructureerde systemen. Bovendien bestaat er in dergelijke ecosystemen vaak een hoge diversiteit, die afhangt van de structuurorganismen.

Artikel 12 ter

Definitie van significante negatieve effecten

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder „significante negatieve effecten”: effecten die de structuur of functie van het ecosysteem in het gedrang kunnen brengen op een manier die:

a)

de mogelijkheid van de getroffen populaties om zichzelf te herstellen, in gevaar brengt;

b)

de natuurlijke langetermijnproductiviteit van habitats in gevaar brengt, of

c)

op een meer dan tijdelijke basis leidt tot een aanzienlijk verlies van soortenrijkdom, habitats of gemeenschapstypes.

Artikel 12 quater

Definitie van indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder „indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen”: de antipatharia, gorgonacea, velden van kokeranemonen, lophelia en velden van zeeveren.

Artikel 12 quinquies

Definitie van een contact met kwetsbare mariene ecosystemen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder „contact met kwetsbare mariene ecosystemen”: de vangst, per uitzetting, van indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen, boven de drempel van 100 kg levend koraal en/of 1 000 kg levende sponzen.

Artikel 12 sexies

Beoordeling van de bodemvisserij

1.   Lidstaten waarvan de vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO bodemvisserijactiviteiten willen uitoefenen, verrichten in 2009 een beoordeling van de gekende en verwachte effecten van die activiteiten op kwetsbare mariene ecosystemen. De lidstaten laten bodemvisserijactiviteiten alleen toe wanneer uit de beoordeling is gebleken dat dergelijke activiteiten waarschijnlijk geen significante negatieve effecten zullen hebben op kwetsbare mariene ecosystemen.

2.   Voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde effectbeoordeling baseren de lidstaten zich op de beste beschikbare wetenschappelijke en technische informatie over de locatie van kwetsbare mariene ecosystemen in de gebieden waar hun vissersvaartuigen voornemens zijn te vissen. Deze informatie bevat, voor zover deze voorhanden zijn, wetenschappelijke gegevens op basis waarvan de vermoedelijke aanwezigheid van dergelijke ecosystemen kan worden ingeschat.

3.   In de in het kader van de in lid 1 bedoelde beoordeling uitgevoerde risico-evaluatie van de significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen dient rekening te worden gehouden met de diverse omstandigheden in nieuwe bodemvisserijgebieden en bestaande bodemvisserijgebieden.

4.   De lidstaten bezorgen de in lid 1 bedoelde beoordeling zo snel mogelijk en niet later dan 30 juni 2009 aan de Commissie. De beoordeling dient vergezeld te gaan van een beschrijving van de geplande risicobeperkingsmaatregelen ter voorkoming van de significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het NAFO-secretariaat.

Artikel 12 septies

Bodemvisserijactiviteiten in nieuwe bodemvisserijgebieden

1.   Alle visserijactiviteiten in nieuwe bodemvisserijgebieden of met niet eerder in het betrokken gebied gebruikt bodemvistuig worden beschouwd als experimentele visserij en dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig een protocol voor experimentele visserij als bedoeld in lid 2.

2.   Lidstaten waarvan de vaartuigen voornemens zijn bodemvisserijactiviteiten uit te oefenen in nieuwe bodemvisserijgebieden of met niet eerder in het betrokken gebied gebruikt bodemvistuig, stellen een Protocol voor experimentele visserij op volgens de modellen in bijlage XVI.

3.   Het Protocol voor experimentele visserij omvat de volgende informatie:

a)

een bevissingsplan dat doelsoorten, data en gebieden omschrijft. Met het oog op het geleidelijke verloop van de visserijactiviteiten in een beperkt geografisch gebied wordt rekening gehouden met gebieds- en inspanningsbeperkingen;

b)

een risicobeperkingsplan met maatregelen ter voorkoming van significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen waarmee tijdens de visserij contact wordt gemaakt;

c)

een vangstmonitoringsplan dat voorziet in de registratie en melding van alle gevangen soorten, met 100 % satellietvolging en 100 % waarnemerstoezicht. De registratie en melding moeten voldoende gedetailleerd zijn om, indien nodig, een beoordeling van de activiteit te kunnen uitvoeren;

d)

een plan voor het verzamelen van gegevens, teneinde de identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen en soorten in het beviste gebied te vergemakkelijken.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de experimentele bodemvisserijactiviteiten overeenkomstig de procedure van artikel 12 sexies worden beoordeeld.

5.   De lidstaten bezorgen het in lid 2 bedoelde Protocol voor experimentele visserij en de in artikel 12 sexies, lid 1, bedoelde beoordeling aan de Commissie, die ze doorstuurt naar het NAFO-secretariaat. De lidstaten zorgen ervoor dat geen experimentele visserijactiviteiten worden toegestaan alvorens het NAFO-secretariaat deze informatie heeft ontvangen.

Artikel 12 octies

Onverwacht contact met kwetsbare mariene ecosystemen in bestaande bodemvisserijgebieden

1.   Wanneer een vaartuig dat visserijactiviteiten in bestaande bodemvisserijgebieden uitvoert, tijdens haar visserijactiviteiten contact maakt met indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen, dient de kapitein de gevangen indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen te kwantificeren.

2.   Indien de hoeveelheid indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen, die gevangen zijn tijdens visserijactiviteiten, bijvoorbeeld een trawltrek of uitzetting van een kieuwnet of beuglijn, de in artikel 12 quinquies bepaalde drempel overschrijdt, zijn de bepalingen van de leden 3 en 4 van het onderhavige artikel van toepassing.

3.   De kapitein van het vaartuig meldt het incident aan de vlaggenlidstaat, die de informatie onverwijld via de Commissie doorstuurt naar de uitvoerend secretaris. De Commissie brengt onmiddellijk de andere lidstaten met actieve vaartuigen in het gebied op de hoogte. De betrokken lidstaten brengen onmiddellijk alle vissersvaartuigen in het gebied die onder hun vlag varen, op de hoogte.

4.   De kapitein van het vaartuig stopt met vissen en vaart ten minste 2 zeemijl weg van het eindpunt van de trek of uitzetting in de richting die het minst waarschijnlijk verdere contacten zal opleveren. De kapitein oordeelt naar best vermogen op grond van alle beschikbare informatiebronnen.

Artikel 12 nonies

Onverwacht contact met kwetsbare mariene ecosystemen in nieuwe bodemvisserijgebieden

1.   Wanneer een vaartuig dat visserijactiviteiten in nieuwe bodemvisserijgebieden uitvoert, tijdens haar visserijactiviteiten contact maakt met indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosysteem, dient de kapitein de gevangen indicatorsoorten van kwetsbare mariene ecosystemen te kwantificeren. De waarnemers identificeren koralen, sponzen en andere organismen tot op het laagst mogelijke taxonomische niveau.

2.   Indien de hoeveelheid van die soorten per uitzetting, bijvoorbeeld een trawltrek of uitzetting van een kieuwnet of beuglijn, de in artikel 12 quinquies bepaalde drempel overschrijdt, zijn de bepalingen van de leden 3, 4 en 5 van het onderhavige artikel van toepassing.

3.   De kapitein van het vaartuig meldt het incident aan de vlaggenlidstaat, die de informatie onverwijld via de Commissie doorstuurt naar de uitvoerend secretaris. De Commissie brengt onmiddellijk de andere lidstaten met actieve vaartuigen in het gebied op de hoogte. De betrokken lidstaten brengen onmiddellijk alle vissersvaartuigen in het gebied die onder hun vlag varen, op de hoogte.

4.   Een tijdelijke sluiting is van toepassing in een straal van een 2 mijl rond de contactlocatie die werd gemeld door een vaartuig dat onder de vlag van een NAFO-partij vaart. De positie is die welke door het vaartuig werd gemeld, en is het eindpunt van de trek/uitzetting of een andere positie die volgens de aanwijzingen het dichtst is gelegen bij de exacte contactlocatie. Deze tijdelijke sluiting blijft gelden totdat het NAFO-secretariaat ter kennis brengt dat het gebied opnieuw kan worden geopend.

5.   Het vaartuig stopt met vissen en vaart ten minste 2 zeemijl weg van het eindpunt van de trek of uitzetting in de richting die het minst waarschijnlijk verdere contacten zal opleveren. De kapitein oordeelt naar beste vermogen op grond van alle beschikbare informatiebronnen.”.

8.

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Alle verwerkte vis die in het gereglementeerde NAFO-gebied is gevangen, wordt zo geëtiketteerd dat iedere soort en iedere in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (4) bedoelde productcategorie, en in geval van garnaal ook de vangstdatum, duidelijk identificeerbaar is; daarbij wordt respectievelijk gebruikgemaakt van de drielettercode in bijlage I bij die verordening en de codes voor de aanbiedingsvorm in bijlage XIV(b) bij deze verordening.

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Op alle garnaal die wordt gevangen in de sectoren 3L en 3M en op alle zwarte heilbot die wordt gevangen in deelgebied 2 en in de sectoren 3KLMNO moet worden aangegeven in welk gebied deze zijn gevangen.”.

9.

Aan artikel 47 wordt het volgende punt toegevoegd:

„g)

geeft een inspecteur op verzoek de coördinaten van de begin- en eindlocatie van een overeenkomstig artikel 6, lid 4, uitgevoerde proeftrek.”.

10.

Hoofdstuk V komt als volgt te luiden:

„HOOFDSTUK V

HAVENSTAATCONTROLE VAN VAARTUIGEN DIE ONDER DE VLAG VAN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE PARTIJ VAREN

Artikel 62

Toepassingsgebied

1.   Dit hoofdstuk is van toepassing op de aanvoer of overlading in havens van de lidstaten door vissersvaartuigen die varen onder de vlag van een andere NAFO-verdragsluitende partij, van vis die is gevangen in het gereglementeerde gebied van de NAFO of visproducten die van die vis afkomstig zijn, en die niet eerder in een haven zijn aangevoerd of gelost.

2.   Dit hoofdstuk is van toepassing onverminderd Verordening (EEG) nr. 2847/93 en Verordening (EG) nr. 1005/2008.

Artikel 63

Aangewezen havens

De lidstaten wijzen de havens aan waartoe de vissersvaartuigen toegang hebben met het oog op de aanvoer of overlading. De lidstaten delen hun aangewezen havens mee aan de Commissie, die de lijst van deze havens doorstuurt naar het NAFO-secretariaat. Wijzigingen aan de lijst dienen ten minste vijftien dagen vóór de wijziging van toepassing wordt, te worden gemeld aan het NAFO-secretariaat.

Artikel 63 bis

Bevoegde instantie

1.   De lidstaten wijzen de bevoegde instantie aan die als contactpunt dient voor het ontvangen van meldingen overeenkomstig artikel 63 ter, voor het ontvangen van bevestiging en voor de afgifte van vergunningen overeenkomstig artikel 63 quater.

2.   De lidstaten delen de Commissie de naam en contactgegevens van de bevoegde instantie mee. De Commissie stuurt deze informatie onverwijld door naar het NAFO-secretariaat.

Artikel 63 ter

Voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven

1.   In afwijking van artikel 28 sexies, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 brengt de kapitein van een in artikel 62, lid 1, van deze verordening bedoeld vissersvaartuig of diens vertegenwoordiger, die voornemens is een haven aan te doen voor aanvoer of overlading, de in artikel 63 bis van deze verordening bedoelde bevoegde instantie van de havenlidstaat ten minste drie werkdagen vóór de verwachte tijd van aankomst op de hoogte.

2.   Niettemin mag een lidstaat voorzien in een andere termijn voor voorafgaande melding, met inachtneming van, onder meer, de afstand tussen de visgronden en zijn haven. De lidstaten brengen de Commissie of een door haar aangewezen orgaan op de hoogte van die voorafgaande meldingstermijn. De Commissie stuurt deze informatie onverwijld door naar het NAFO-secretariaat.

3.   De voorafgaande melding dient vergezeld te gaan van de volgende formulieren, waarvan deel A naar behoren dient te zijn ingevuld:

a)

formulier PSC 1, als bedoeld in bijlage XV, punt A, indien het vaartuig voornemens is de eigen vangst aan te voeren of over te laden;

b)

formulier PSC 2, als bedoeld in bijlage XV, punt B, indien het vaartuig voornemens is een overgeladen vangst aan te voeren of over te laden. Per overladend vaartuig dient een apart formulier te worden ingevuld;

c)

zowel formulier PSC 1 als PSC 2, indien het vaartuig voornemens is zowel de eigen als een overgeladen vangst aan te voeren of over te laden.

4.   De kapitein of diens vertegenwoordiger kan een eerder gedane voorafgaande melding intrekken door de bevoegde instanties van de haven die hij wilde aandoen, daarvan ten minste 24 uur vóór het gemelde vermoedelijke tijdstip van aankomst in de haven in kennis te stellen. Niettemin kan de havenlidstaat voorzien in een andere termijn voor voorafgaande melding. De melding dient vergezeld te gaan van een exemplaar van het originele PSC 1- of PSC 2-formulier waarop het woord „cancelled” (geannuleerd) wordt aangebracht.

5.   De bevoegde instantie van de havenlidstaat stuurt onverwijld een exemplaar van het in de leden 3 en 4 bedoelde voorafgaande kennisgevingsformulier naar de verdragsluitende vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat voornemens is over te gaan tot aanvoer of overlading en, indien het vaartuig overladingsactiviteiten heeft verricht, naar de verdragsluitende vlaggenstaat van de overladende vaartuigen.

6.   Er wordt ook een exemplaar van het formulier gestuurd naar de Commissie of een door haar aangewezen orgaan, die/dat het onverwijld doorstuurt naar het NAFO-secretariaat.

Artikel 63 quater

Toestemming om vis aan te voeren of over te laden

1.   Met de aanvoer- of overladingsverrichtingen mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde instantie van de havenlidstaat daarvoor toestemming heeft gegeven. Die toestemming wordt pas verleend nadat de vlaggenstaat het overeenkomstig artikel 63 ter, lid 5, verstuurde exemplaar van formulier PSC 1 en/of PSC 2, waarvan deel B naar behoren is ingevuld, heeft doorgestuurd met de bevestiging dat:

a)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een toereikend quotum voor de aangegeven soort beschikte;

b)

de gemelde hoeveelheden aan boord gehouden vis per soort naar behoren zijn aangegeven en zijn verrekend in de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen;

c)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een vergunning beschikte om in de opgegeven gebieden te vissen, en

d)

de aanwezigheid van het vaartuig in het gebied waar het volgens de melding zijn vangst heeft gedaan, geverifieerd is via VMS-gegevens.

2.   In afwijking van lid 1 kan de bevoegde instantie van de havenlidstaat de volledige of gedeeltelijke aanvoer toestaan zonder de in lid 1 bedoelde bevestiging. In dat geval wordt de vis opgeslagen onder het toezicht van de bevoegde instantie. De vis wordt slechts vrijgegeven voor verkoop, overname of vervoer na ontvangst en controle door de bevoegde instantie van de in lid 1 bedoelde bevestiging. Wanneer 14 dagen na de aanvoer nog geen bevestiging is ontvangen, mogen de bevoegde instanties van de havenlidstaat de vis in beslag nemen en verwijderen overeenkomstig de geldende nationale bepalingen.

3.   De bevoegde instantie van de havenlidstaat brengt de kapitein onverwijld op de hoogte van haar besluit om de aanvoer of overlading al dan niet toe te staan, door een exemplaar van formulier PSC 1 en/of PSC 2, waarvan deel C naar behoren is ingevuld, terug te sturen. Dit exemplaar wordt ook onverwijld naar de Commissie of een door haar aangewezen orgaan gestuurd, die/dat deze informatie doorstuurt naar het NAFO-secretariaat.

Artikel 63 quinquies

Inspecties

1.   Tenzij anders bepaald in een herstelplan voert de havenlidstaat tijdens elk rapportagejaar inspecties uit van ten minste 15 % van alle aanvoer- of overladingsverrichtingen.

2.   De inspecties worden uitgevoerd door erkende nationale inspecteurs die vóór de inspectie hun identificatiedocument laten zien aan de kapitein van het vaartuig.

3.   De havenlidstaat kan inspecteurs van andere verdragsluitende partijen vragen zijn eigen inspecteurs te begeleiden en toe te zien op de inspectie van aanvoer- of overladingsverrichtingen in de zin van dit hoofdstuk.

4.   Een inspectie omvat het uitoefenen van toezicht op de volledige los- of overladingsverrichtingen in die haven en de nationale inspecteurs dienen ten minste:

a)

de hoeveelheden van elke aangevoerde of overgeladen soort te vergelijken met:

i)

de in het logboek geregistreerde hoeveelheden per soort,

ii)

de vangst- en activiteitenverslagen, en

iii)

alle informatie over vangsten die in de voorafgaande melding (PSC 1 of PSC 2) werd verstrekt;

b)

de hoeveelheden van de aan boord gehouden vangst per soort na voltooiing van de aanvoer of overlading te verifiëren en te registreren;

c)

alle informatie van op zee uitgevoerde inspecties te verifiëren;

d)

alle netten aan boord te controleren en metingen van de mazen te registreren;

e)

de maat van de vis te toetsen aan de voorschriften inzake de minimummaat.

5.   De nationale inspecteurs stellen alles in het werk om het vissersvaartuig niet onnodig lang op te houden, de werkzaamheden van het vaartuig zo min mogelijk te verstoren en onnodig kwaliteitsverlies van de vis te vermijden.

6.   De kapitein van een vissersvaartuig dient:

a)

mee te werken aan en hulp te verlenen bij de inspectie overeenkomstig deze procedures, zonder de controleurs van de havenstaat van de uitvoering van hun taken te weerhouden, hen te intimideren of te hinderen;

b)

toegang te verlenen tot de plaatsen, dekken, ruimten, vangst, netten of ander vistuig of materiaal en op verzoek van de inspecteur van de havenstaat relevante informatie te verstrekken, inclusief exemplaren van relevante documenten.

Artikel 63 sexies

Ernstige inbreuken

1.   De volgende inbreuken worden als ernstig beschouwd:

a)

inspecteurs beletten hun taken te vervullen;

b)

aanvoer- of overladingsactiviteiten verrichten in een niet-aangewezen haven;

c)

de bepalingen betreffende de voorafgaande melding van aankomst niet naleven;

d)

aanvoer- of overladingsactiviteiten verrichten zonder toestemming van de havenlidstaat.

2.   De havenlidstaat neemt handhavingsmaatregelen ten aanzien van een vissersvaartuig waarvan overeenkomstig zijn nationale recht is vastgesteld dat het een in lid 1 bedoelde ernstige inbreuk heeft gepleegd. Deze maatregelen kunnen met name, afhankelijk van de ernst van de overtreding en overeenkomstig de relevante bepalingen van het nationale recht, het volgende omvatten:

a)

boetes;

b)

inbeslagneming van illegaal vistuig en illegale vangsten;

c)

conservatoir beslag op het vaartuig.

Artikel 63 septies

Inspectieverslagen

1.   Voor elke inspectie dient het in bijlage XII bedoelde haveninspectieverslag te worden ingevuld.

2.   Het inspectieverslag mag door de kapitein van opmerkingen worden voorzien en wordt bij het einde van de inspectie ondertekend door de inspecteur en de kapitein. Een exemplaar van het verslag wordt aan de kapitein van het vissersvaartuig overhandigd.

3.   Een exemplaar van elk inspectieverslag wordt onverwijld toegezonden aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en, wanneer het vaartuig vis heeft overgeladen, aan de vlaggenstaat van het overladende vaartuig. Voorts wordt een exemplaar onverwijld naar de Commissie of een door haar aangewezen orgaan gestuurd, die/dat deze informatie doorstuurt naar het NAFO-secretariaat. Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk inspectieverslag wordt aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig toegestuurd wanneer deze daarom verzoekt.”.

11.

Artikel 68 komt als volgt te luiden:

„Artikel 68

Binnenvaren van de haven

1.   Onverminderd de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1005/2008 zorgen de lidstaten ervoor dat de kapiteins van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen alleen havens aandoen die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 63. Een kapitein die voornemens is een aangewezen haven aan te doen, brengt de bevoegde instantie van de havenlidstaat daarvan op de hoogte overeenkomstig de bepalingen van artikel 63 ter. De havenlidstaat stuurt deze informatie onverwijld naar de vlaggenstaat van het vaartuig en naar de Commissie of een door haar aangewezen orgaan, die/dat deze informatie doorstuurt naar het NAFO-secretariaat.

2.   De bepalingen van de artikelen 63 ter en 63 quater zijn van overeenkomstige toepassing. De havenlidstaat ontzegt de toegang tot zijn havens aan vaartuigen die niet de in lid 1 bedoelde vereiste voorafgaande melding hebben gedaan en waarvoor de in artikel 63 quater, lid 1, bedoelde bevestiging door de vlaggenstaat niet is verstrekt.

3.   Een lidstaat die aanvoer of overlading weigert, stelt de kapitein van het betrokken vaartuig in kennis van dat besluit.”.

12.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 68 bis

Inspectie in de haven

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat elk vaartuig van een niet-verdragsluitende partij dat een van hun havens binnenvaart, door hun bevoegde instanties wordt geïnspecteerd. Het vaartuig mag geen aanvoer- of overladingsverrichtingen uitvoeren alvorens deze inspectie is uitgevoerd. De inspecties hebben betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de aan boord gehouden vangsten, alsmede alle andere zaken die verband houden met de activiteiten van het vaartuig in het gereglementeerde NAFO-gebied.

2.   Indien de bevoegde instanties na de inspectie constateren dat een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij vis van de door de NAFO gereglementeerde of in bijlage II bij deze verordening bedoelde visbestanden of groepen visbestanden aan boord heeft, verbiedt de betrokken lidstaat de aanvoer en/of overlading van vangsten van dat vaartuig.

3.   Dit verbod geldt echter niet indien de kapitein van het geïnspecteerde vaartuig of diens vertegenwoordiger ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat aantoont dat:

a)

de aan boord gehouden soorten zijn gevangen buiten het gereglementeerde NAFO-gebied, of

b)

de aan boord gehouden, in bijlage II vermelde soorten zijn gevangen met inachtneming van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO.

4.   Een lidstaat die aanvoer of overlading weigert, stelt de kapitein van het betrokken vaartuig in kennis van dat besluit.

5.   Voor elke inspectie dient ten minste het in bijlage XII bedoelde haveninpectieverslag te worden ingevuld.

6.   De informatie over de resultaten van alle in de havens van de lidstaten uitgevoerde inspecties van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen, en de eventuele follow-up daarvan, wordt onverwijld bezorgd aan de vlaggenstaat van het vaartuig en aan de Commissie of een door haar aangewezen orgaan, die/dat deze informatie onverwijld doorstuurt naar het NAFO-secretariaat.”.

13.

Punt 3 van bijlage V wordt geschrapt;

14.

Punt A van bijlage XII wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij de onderhavige verordening.

15.

De tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als bijlage XV.

16.

De tekst in bijlage III bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als bijlage XVI.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BORG


(1)  PB L 318 van 5.12.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 538/2008 van de Raad van 29 mei 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1386/2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (PB L 157 van 17.6.2008, blz. 1).

(3)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(4)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.”;


BIJLAGE I

„A.   FORMULIER VOOR HET HAVENINSPECTIEVERSLAG

Image

Image

Image


BIJLAGE II

„BIJLAGE XV

FORMULIEREN VOOR KENNISGEVING VAN HAVENSTAATINSPECTIE

Image

Image


BIJLAGE III

„BIJLAGE XVI

MODELLEN VOOR HET PROTOCOL VOOR EXPERIMENTELE VISSERIJ IN NIEUWE VISSERIJGEBIEDEN WAARBIJ HET VISTUIG WAARSCHIJNLIJK IN CONTACT KOMT MET DE ZEEBODEM

I.   De lidstaat brengt het NAFO-secretariaat via de Commissie op de hoogte van zijn voornemen om experimentele visserijactiviteiten uit te voeren

Bevissingsplan

Risicobeperkingsplan

Vangstmonitoringsplan

Gegevensverzameling

Doelsoorten

Maatregelen om significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen te voorkomen

Identificeren en registreren van alle aan boord gebrachte soorten tot op het laagst mogelijke taxonomische niveau

Gegevens worden verzameld en geregistreerd in gestandaardiseerd formaat

Data van de visserijactiviteiten

 

100 % satellietdekking

 

Beschrijving van het te bevissen gebied

 

100 % waarnemerstoezicht

 

Verwachte inspanning

 

 

 

Gebruikt type vistuig voor bodemvisserij

 

 

 

II.   De lidstaat legt het visreisverslag via de Commissie voor aan het NAFO-secretariaat

VOORAFGAANDE KENNISGEVING VAN VOORNEMEN OM TOT EXPERIMENTELE VISSERIJ OVER TE GAAN (1)

NAAM VAN HET VAARTUIG:

VLAGGENSTAAT VAN HET VAARTUIG:

VOORZIENE LOCATIE(S) VAN DE EXPERIMENTELE VISSERIJ (INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

VOORZIENE DATA VAN DE EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN:

WERD ER REEDS EERDER GEVIST IN AANGRENZENDE GEBIEDEN (ZO JA, VERMELD DE INFORMATIEBRON):

VERWACHTE DIEPTES TIJDENS DE EXPERIMENTELE VISSERIJ:

BESTAAN ER HABITATKAARTEN VAN HET GEBIED (ZO JA, GELIEVE DE BRON(NEN) TE VERMELDEN):

ZIJN ER TAXONOMISCHE SLEUTELS BESCHIKBAAR VOOR DE IDENTIFICATIE VAN EVENTUEEL KWETSBARE SOORTEN (ZO JA, GELIEVE DE BRON(NEN) TE VERMELDEN):

GEKENDE KWETSBARE MARIENE ECOSYSTEMEN (KME’S) (2) IN HET TE BEVISSEN GEBIED:

RISICOBEPERKINGSMAATREGELEN OM BIJ CONTACT MET KME’S SIGNIFICANTE NEGATIEVE EFFECTEN OP DE KME’S TE VOORKOMEN:

BESTAAN ER BATHYMETRISCHE KAARTEN VAN HET EXPERIMENTELEVISSERIJGEBIED (ZO JA, GELIEVE DE BRON(NEN) TE VERMELDEN):

BESTAAT ER WETENSCHAPPELIJKE VISSERIJINFORMATIE OVER HET EXPERIMENTELEVISSERIJGEBIED (ZO JA, GELIEVE DE BRON(NEN) TE VERMELDEN):

BEOOGDE DOELSOORTEN:

WELK(E) TYPE(S) VISTUIG ZAL/ZULLEN WORDEN GEBRUIKT (GELIEVE TE IDENTIFICEREN) IN WELKE GEBIEDEN (INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

III.   Bij de Wetenschappelijke Raad van de NAFO door de lidstaten ingediend visreisverslag betreffende experimentele visserij  (3)

NAAM VAN HET VAARTUIG:

VLAGGENSTAAT VAN HET VAARTUIG:

LOCATIE(S) VAN DE BEVISTE GEBIEDEN (INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

DATA VAN VISSERIJACTIVITEITEN:

AANGETROFFEN DIEPTE TIJDENS DE VISSERIJ (VOOR IEDERE TREK, INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

TOTAAL AANTAL UREN PER BEVIST GEBIED (VOOR IEDERE TREK, INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

GEBRUIKT(E) TYPE(S) VISTUIG (GELIEVE TE IDENTIFICEREN) IN WELKE GEBIEDEN (INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

CONTACT MET KWETSBARE MARIENE ECOSYSTEMEN (KME’S) (4) (VOOR IEDERE TREK, INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

RISICOBEPERKINGSMAATREGELEN OM BIJ CONTACT MET KME’S SIGNIFICANTE NEGATIEVE EFFECTEN OP DE KME’S TE VOORKOMEN:

LIJST VAN ALLE ORGANISMEN (AAN BOORD GEHOUDEN, BIJVANGST) DIE AAN BOORD WORDEN GEBRACHT (GEÏDENTIFICEERD TOT OP HET LAAGSTE TAXONOMISCHE NIVEAU):

LIJST VAN AAN BOORD GEBRACHTE POTENTIEEL KWETSBARE INDICATORSOORTEN (5) PER LOCATIE (INCLUSIEF BREEDTE-/LENGTEGRAAD):

LIJST VAN ORGANISMEN DIE WORDEN BEWAARD VOOR BIOLOGISCHE BEMONSTERING (BIJV. LENGTE-GEWICHT, GESLACHT, LEEFTIJD):

Opmerking: De gegevens dienen volgens gestandaardiseerde specificaties te worden gerapporteerd, bijvoorbeeld zoals vastgesteld bij programma’s van wetenschappelijke waarnemers.


(1)  Experimentele visserij omvat alle bodemvisserijactiviteiten in nieuwe gebieden of met niet eerder in het betrokken gebied gebruikt bodemvistuig.

(2)  Gelieve te verwijzen naar de internationale richtsnoeren voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee van FAO.

(3)  Experimentele visserij omvat alle bodemvisserijactiviteiten in nieuwe gebieden of met niet eerder in het betrokken gebied gebruikt bodemvistuig.

(4)  Gelieve te verwijzen naar de internationale richtsnoeren voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee van FAO.

(5)  Gelieve te verwijzen naar de internationale richtsnoeren voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee van FAO (bijlage 1).”.


Top