Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993R0302

Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

PB L 36 van 12/02/1993, p. 1–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/01/2007; opgeheven door 32006R1920

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1993/302/oj

31993R0302

Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

Publicatieblad Nr. L 036 van 12/02/1993 blz. 0001 - 0008
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0071
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0071


VERORDENING (EEG) Nr. 302/93 VAN DE RAAD van 8 februari 1993 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst te Dublin op 25 en 26 juni 1990,

- de "Richtsnoeren voor een Europees drugsbestrijdingsplan" heeft goedgekeurd die hem waren voorgelegd door het Europees Comité voor drugsbestrijding (Celad), en met name de aanbeveling "dat door deskundigen een studie wordt voorbereid over de bestaande informatiebronnen, de betrouwbaarheid en het nut ervan, alsmede over de noodzaak en de eventuele draagwijdte van een drugswaarnemingspost (Drugs Monitoring Centre) en de financiële gevolgen van de oprichting ervan, met dien verstande dat de taken van deze waarnemingspost niet alleen betrekking hebben op de sociale en de gezondheidsaspecten maar ook op de overige aspecten van drugs met inbegrip van handel en bestrijding";

- de verantwoordelijkheid van iedere Lid-Staat heeft benadrukt om een passend programma op te zetten ter vermindering van de vraag naar drugs, en van mening was dat een doeltreffende actie van de afzonderlijke Lid-Staten, gesteund door een gezamenlijke actie van de Twaalf en de Gemeenschap, in de komende jaren een belangrijke prioriteit dient te zijn;

Overwegende de conclusies van deze uitvoerbaarheidsstudie betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en het Europees plan voor drugsbestrijding zoals die zijn voorgelegd aan de Europese Raad van Rome op 13 en 14 december 1990;

Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst in Luxemburg op 28 en 29 juni 1991 "akkoord is gegaan met de oprichting van een Europees drugswaarnemingscentrum, met dien verstande dat de concrete aspecten daarvan, zoals de omvang, de institutionele structuur en de organisatie van de gegevensverwerking, nog moeten worden besproken" en dat hij "het Celad heeft opgedragen de desbetreffende werkzaamheden in overleg met de Commissie en de andere bevoegde politieke organen voort te zetten en met bekwame spoed af te ronden";

Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn vergadering te Maastricht op 9 en 10 december 1991 "de Instellingen van de Europese Gemeenschap heeft verzocht alles in het werk te stellen opdat het besluit tot oprichting van het Europees drugswaarnemingscentrum vóór 30 juni 1992 kan worden aangenomen";

Overwegende dat bij Besluit 90/611/EEG (4) het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, hierna te noemen "het Verdrag van Wenen", namens de Gemeenschap is gesloten en dat overeenkomstig artikel 27 van dat Verdrag een bevoegdheidsverklaring is neergelegd (5);

Overwegende dat de Raad Verordening (EEG) nr. 3677/90 (6) heeft vastgesteld met het oog op de tenuitvoerlegging door de Gemeenschap van het systeem van toezicht op de handel in bepaalde stoffen overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Wenen;

Overwegende dat de Raad op 10 juni 1991 Richtlijn 91/308/EEG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (7) heeft vastgesteld, waarmee met name wordt beoogd de handel in verdovende middelen te bestrijden;

Overwegende dat objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving en de gevolgen daarvan op Europees niveau noodzakelijk zijn om ertoe bij te dragen de Gemeenschap en de Lid-Staten een algemeen overzicht te geven en hun aldus een toegevoegde waarde te verschaffen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsterreinen maatregelen nemen of acties uitstippelen tegen drugs;

Overwegende dat het verschijnsel drugs talrijke en ingewikkelde aspecten heeft die nauw met elkaar verweven zijn en moeilijk los van elkaar kunnen worden gezien; dat derhalve het Waarnemingscentrum een algemene informatietaak moet krijgen die ertoe moet bijdragen dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten een algemeen overzicht van het verschijnsel drugs en drugsverslaving krijgen; dat deze informatietaak geen afbreuk mag doen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten voor zover het de wettelijke bepalingen inzake het aanbod van of de vraag naar drugs betreft;

Overwegende dat de organisatie en de werkmethoden van het Waarnemingscentrum moeten zijn afgestemd op het objectieve karakter van de nagestreefde resultaten, dat wil zeggen vergelijkbaarheid en verenigbaarheid van de bronnen en methodologieën inzake de informatie over drugs;

Overwegende dat de door het Waarnemingscentrum verzamelde informatie betrekking heeft op prioritaire gebieden die moeten worden afgebakend wat de inhoud, de draagwijdte en de wijze van tenuitvoerlegging betreft;

Overwegende dat de eerste drie jaar bijzondere aandacht zal worden geschonken aan de vraag en de vermindering van de vraag;

Overwegende dat de Raad en de ministers van Volksgezondheid van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 16 mei 1989 betreffende een Europees net voor de uitwisseling van gezondheidsgegevens in verband met drugsverslaving (8) de Commissie hebben verzocht eventueel initiatieven inzake een Europees net voor gezondheidsgegevens in verband met drugsverslaving te nemen;

Overwegende dat een Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving dient te worden opgezet, waarvoor de coördinatie en de impulsen op communautair niveau van het Europees Waarnemingscentrum dienen uit te gaan;

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met Verdrag 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde bescherming van persoonsgegevens (1981);

Overwegende dat er reeds nationale, Europese en internationale organisaties en instanties zijn die dergelijke informatie verschaffen en dat het van belang is dat het Waarnemingscentrum zijn taken in nauwe samenwerking daarmee kan vervullen;

Overwegende dat het Waarnemingscentrum rechtspersoonlijkheid moet worden verleend;

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat het Waarnemingscentrum zich houdt aan de hem toevertrouwde informatietaak en dat daartoe aan het Hof van Justitie bevoegdheid moet worden verleend;

Overwegende dat het wenselijk is de mogelijkheid te erkennen dat het Waarnemingscentrum wordt opengesteld voor deelneming door derde landen die het belang van de Gemeenschap en haar Lid-Staten bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het centrum delen, middels tussen deze landen en de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten;

Overwegende dat de huidige verordening in voorkomend geval na het verstrijken van een periode van drie jaar kan worden aangepast, ten einde te besluiten tot een eventuele uitbreiding van de taken van het Waarnemingscentrum, met name in het licht van de ontwikkeling van de communautaire bevoegdheden;

Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 235 voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

1. Bij deze verordening wordt het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) opgericht, hierna te noemen "het Waarnemingscentrum".

2. Het doel van het Waarnemingscentrum is de Gemeenschap en haar Lid-Staten op de in artikel 4 bedoelde gebieden te voorzien van objectieve, betrouwbare en op Europees niveau vergelijkbare informatie over het verschijnsel drugs en drugsverslaving en de gevolgen daarvan.

3. De verwerkte of geproduceerde informatie van statistische, documentaire en technische aard heeft ten doel ertoe bij te dragen dat de Gemeenschap en de Lid-Staten over een algemeen overzicht beschikken van het verschijnsel drugs en drugsverslaving wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsterreinen maatregelen nemen of acties uitstippelen.

4. Het Waarnemingscentrum kan geen maatregelen treffen die verder reiken dan informatieverstrekking en -verwerking.

5. Het Waarnemingscentrum verzamelt geen gegevens die de identificatie van personen of kleine groepen personen mogelijk kunnen maken. Het geeft geen inlichtingen over concrete gevallen waarbij namen worden genoemd.

Artikel 2

Taken

Ten einde het in artikel 1 genoemde doel te bereiken vervult het Waarnemingscentrum op zijn werkterreinen de volgenden taken:

A. Verzamelen en analyseren van de bestaande gegevens

1. het verzamelt, registreert en analyseert gegevens, met inbegrip van onderzoeksresultaten, die door de Lid-Staten verstrekt worden of die afkomstig zijn van communautaire of nationale niet-gouvernementele bronnen of van de bevoegde internationale organisaties;

2. het voert de voor zijn eigen taken noodzakelijke onderzoeken, voorbereidende en haalbaarheidsstudies en proefprojecten uit; het belegt vergaderingen van deskundigen en stelt daartoe zo nodig ad hoc werkgroepen in; het vormt een open bestand van wetenschappelijke documentatie en stelt dit ter beschikking en het stimuleert de bevordering van voorlichtingsactiviteiten;

3. het biedt een organisatorisch en technisch systeem dat informatie kan verschaffen over gelijksoortige of complementaire programma's of acties in de Lid-Staten;

4. het draagt, in overleg en samenwerking met de bevoegde autoriteiten en organisaties in de Lid-Staten, zorg voor het opzetten en coördineren van het in artikel 5 genoemde netwerk;

5. het vergemakkelijkt uitwisseling van informatie tussen besluitvormers, onderzoekers, voorlichters en andere personen die in gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties bij de drugsbestrijding betrokken zijn;

B. Verbetering van de methodologie voor gegevensvergelijking

6. het bewerkstelligt een betere vergelijkbaarheid en een grotere objectiviteit en betrouwbaarheid van de gegevens op Europees niveau door gemeenschappelijke indicatoren en criteria te definiëren, die niet dwingend van aard zijn maar waarvan het Waarnemingscentrum de inachtneming kan aanbevelen met het oog op een betere samenhang tussen de door de Lid-Staten en de Gemeenschap gebruikte meetmethoden;

7. het bevordert en structureert de uitwisseling van kwalitatieve en kwantitatieve informatie (gegevensbank);

C. Verspreiding van de gegevens

8. het stelt de geproduceerde informatie ter beschikking van de Gemeenschap, de Lid-Staten en de bevoegde organisaties;

9. het draag zorg voor een ruime verspreiding van de resultaten van het werk dat verricht is in elke Lid-Staat en door de Gemeenschap zelf, alsmede eventueel door derde landen of internationale organisaties;

10. het draagt zorg voor ruime verspreiding van betrouwbare, niet-vertrouwelijke informatie; het publiceert een jaarverslag over de stand van de drugsproblematiek;

D. Samenwerking met Europese en internationale instanties en organisaties alsmede met derde landen

11. het draagt bij tot een betere coördinatie tussen de nationale en communautaire acties die zijn werkterreinen betreffen;

12. onverminderd de verplichtingen van de Lid-Staten inzake het toezenden van inlichtingen krachtens de verdragen van de Verenigde Naties betreffende drugs, bevordert het de opneming van de in de Lid-Staten verzamelde of uit de Gemeenschap afkomstige gegevens over drugs en drugsverslaving in de internationale programma's voor toezicht op en controle van drugs, met name de programma's van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde VN-instellingen;

13. het werkt actief samen met de in artikel 12 genoemde organisaties.

Artikel 3

Werkmethode

1. Het Waarnemingscentrum vervult geleidelijk zijn taken naar gelang van de doelstellingen van de driejarige en jaarlijkse werkprogramma's en de beschikbaar middelen.

2. Bij de uitoefening van zijn activiteiten houdt het Waarnemingscentrum, om iedere overlapping te vermijden, rekening met de werkzaamheden die reeds door andere bestaande of op te richten instellingen en instanties, met name de Europese Politiedienst (Europol), worden verricht en draagt het er zorg voor daaraan een toegevoegde waarde te geven.

Artikel 4

Prioritaire werkterreinen

De in de artikelen 1 en 2 omschreven doelstellingen en taken van het Waarnemingscentrum worden ten uitvoer gelegd op basis van de volgorde van prioriteiten in de bijlage.

Artikel 5

Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox)

1. Het Waarnemingscentrum beschikt over een geïnformatiseerd netwerk dat de infrastructuur vormt voor het verzamelen en uitwisselen van informatie en documentatie, Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox) genaamd; dit netwerk steunt onder meer op een eigen computersysteem dat in verbinding staat met de nationale netwerken voor informatie over drugs, de gespecialiseerde centra in de Lid-Staten en de informatiesystemen van de internationale en Europese organisaties en instanties die met het Waarnemingscentrum samenwerken.

2. Om het Reitox zo spoedig en efficiënt mogelijk te kunnen opzetten, lichten de Lid-Staten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening het Waarnemingscentrum in over de voornaamste elementen waaruit hun nationale informatienetwerken inzake de in artikel 4 bedoelde werkterreinen bestaan, eventueel met inbegrip van de nationale waarnemingscentra, en noemen zij de gespecialiseerde centra die naar hun oordeel een nuttige bijdrage tot het werk van het Waarnemingscentrum kunnen leveren.

3. De gespecialiseerde centra worden aangewezen met instemming van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze centra zich bevinden, bij een met eenparigheid van stemmen genomen besluit van de leden van de raad van bestuur als bedoeld in artikel 8, lid 2, tweede alinea, en wel voor een periode van niet langer dan elk van de in artikel 8, lid 3, bedoelde meerjarenprogramma's. Deze selectie kan herhaald worden.

4. Het Waarnemingscentrum mag met instemming van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze centra zich bevinden met de in lid 3 bedoelde al dan niet gouvernementele gespecialiseerde centra contractuele betrekkingen aangaan, met name uitbesteding, voor de vervulling van de taken die het aan die centra kan opdragen. Het mag op ad hoc basis en voor specifieke taken ook, met instemming van de respectieve Lid-Staten, verbintenissen aangaan met instanties die geen deel uitmaken van het Reitox.

5. De toewijzing van specifieke taken aan de gespecialiseerde centra dient vermeld te worden in het in artikel 8, lid 3, bedoelde meerjarenprogramma van het Waarnemingscentrum.

Artikel 6

Bescherming en vertrouwelijkheid van de gegevens

1. Voor zover uit hoofde van deze verordening en overeenkomstig het nationale recht ook persoonsgegevens, aan de hand waarvan de identificatie van natuurlijke personen niet mogelijk is, aan het Waarnemingscentrum worden verstrekt, is het gebruik van die gegevens alleen toegestaan voor het vermelde doel en onder de voorwaarden als gesteld door de instantie die deze gegevens verstrekt. Dit geldt mutatis mutandis ook voor persoonsgegevens die door het Waarnemingscentrum worden verstrekt aan de bevoegde instanties van de Lid-Staten of aan internationale organisaties en andere Europese instanties.

2. De aan of door het Waarnemingscentrum verschafte gegevens over drugs en drugsverslaving mogen worden gepubliceerd onder voorbehoud van naleving van de communautaire en nationale bepalingen betreffende de verspreiding en de vertrouwelijkheid van informatie. Persoonsgegevens mogen niet worden gepubliceerd of voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.

3. De Lid-Staten en de gespecialiseerde centra zijn niet verplicht krachtens hun nationale wet als vertrouwelijk bestempelde informatie te verstrekken.

Artikel 7

Handelingsbevoegdheid

Het Waarnemingscentrum bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in elk der Lid-Staten de ruimste handelingsbevoegdheid die in de wetgeving van de respectieve Lid-Staten aan rechtspersonen wordt toegekend; het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen en vervreemden, en in rechte optreden.

Artikel 8

Raad van bestuur

1. Het Waarnemingscentrum heeft een raad van bestuur, bestaande uit een vertegenwoordiger van elke Lid-Staat, twee vertegenwoordigers van de Commissie en twee personen met een bijzondere wetenschappelijke deskundigheid op het gebied van drugs die door het Europees Parlement zijn aangewezen op grond van hun bijzondere deskundigheid op dit gebied.

Ieder lid van de raad van bestuur mag door een plaatsvervangend lid worden bijgestaan of vertegenwoordigd. Bij afwezigheid van het gewone lid mag diens stemrecht door het plaatsvervangende lid worden uitgeoefend. De raad van bestuur mag vertegenwoordigers van internationale organisaties waarmee het Waarnemingscentrum samenwerkt overeenkomstig artikel 12 als waarnemer zonder stemrecht uitnodigen.

2. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter voor een periode van drie jaar; de voorzitter is eenmaal herkiesbaar. De voorzitter neemt aan de stemming deel. Ieder lid van de raad van bestuur heeft één stem.

De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derde van de leden genomen, behoudens in de in artikel 5, lid 3, bedoelde gevallen, waarin de besluiten genomen worden met eenparigheid van stemmen van de leden, en in de in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde gevallen.

De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.

3. De raad van bestuur stelt, aan de hand van een door de directeur van het Waarnemingscentrum ingediend ontwerp, na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité en na advies van de Commissie en de Raad, een driejarig programma vast. Het eerste driejarig programma wordt binnen negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening met eenparigheid van stemmen vastgesteld. De raad van bestuur besluit met een meerderheid van drie vierde van zijn leden of de verdere driejarenprogramma's worden aangenomen met de in lid 2, tweede alinea, van het onderhavige artikel vermelde meerderheid van stemmen, of met eenparigheid van stemmen.

4. In het kader van het driejarig werkprogramma stelt de raad van bestuur ieder jaar het jaarlijks werkprogramma van het Waarnemingscentrum vast, aan de hand van een door de directeur ingediend ontwerp, na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité en na advies van de Commissie. Het programma kan volgens dezelfde procedure in de loop van het jaar worden gewijzigd.

5. De raad van bestuur stelt jaarlijks uiterlijk op 31 januari een algemeen jaarverslag over de activiteiten van het Waarnemingscentrum vast. De directeur zendt dit verslag aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Lid-Staten.

Artikel 9

Directeur

1. Het Waarnemingscentrum staat onder leiding van een directeur die voor een periode van vijf jaar op voordracht van de Commissie door de raad van bestuur wordt benoemd; hij kan worden herbenoemd. De directeur is verantwoordelijk voor:

- de opstelling en uitvoering van de door de raad van bestuur vastgestelde besluiten en programma's;

- het dagelijks bestuur;

- de voorbereiding van de werkprogramma's;

- de voorbereiding van de staat van ontvangsten en uitgaven, en de uitvoering van de begroting;

- de voorbereiding en publikatie van de in deze verordening bedoelde verslagen;

- alle personeelszaken;

- de uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 genoemde taken.

2. De directeur legt aan de raad van bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden en woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij.

3. De directeur is de wettige vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum.

Artikel 10

Wetenschappelijk Comité

1. De raad van bestuur en de directeur worden bijgestaan door een Wetenschappelijk Comité dat tot taak heeft in de in deze verordening bepaalde gevallen advies uit te brengen over alle door de raad van bestuur of door de directeur aan dat Comité voorgelegde wetenschappelijke vraagstukken betreffende de activiteiten van het Waarnemingscentrum.

De adviezen van het Wetenschappelijk Comité worden gepubliceerd.

2. Het Wetenschappelijk Comité bestaat uit een vertegenwoordiger van elke Lid-Staat. De raad van bestuur kan maximaal zes andere leden aanwijzen op grond van hun bijzondere deskundigheid.

3. De leden van het Wetenschappelijk Comité worden benoemd voor een periode van drie jaar; zij kunnen worden herbenoemd.

4. Het Wetenschappelijk Comité kiest zijn voorzitter voor een periode van drie jaar.

5. Het Wetenschappelijk Comité wordt ten minste eenmaal per jaar door zijn voorzitter bijeengeroepen.

Artikel 11

Begroting

1. Alle ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum worden voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, geraamd en worden in de begroting van het Waarnemingscentrum opgenomen.

2. De directeur stelt ieder jaar uiterlijk vóór 15 februari een voorontwerp van begroting voor het volgende begrotingsjaar op. Het voorontwerp van begroting omvat de huishoudelijke uitgaven en het geplande werkprogramma voor het volgende begrotingsjaar. De directeur legt dit voorontwerp, vergezeld van de personeelsformatie, aan de raad van bestuur voor.

3. De ontvangsten en de uitgaven dienen op de begroting in evenwicht te zijn.

4. De ontvangsten van het Waarnemingscentrum bestaan, afgezien van andere bronnen van inkomsten, uit een op een specifieke lijn van de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen (afdeling Commissie) opgevoerde subsidie van de Gemeenschap, betalingen voor verleende diensten, en eventuele financiële bijdragen van de respectievelijk in de artikelen 12 en 13 bedoelde organisaties en instanties alsmede derde landen.

5. De uitgaven van het Waarnemingscentrum omvatten met name:

- de salarissen van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke uitgaven;

- de uitgaven ter ondersteuning van de nationale informatienetwerken die deel uitmaken van het Reitox en de uitgaven in verband met de contracten met de gespecialiseerde centra.

6. De raad van bestuur stelt de ontwerp-begroting vast en zendt deze toe aan de Commissie, die op grond daarvan de overeenkomstige ramingen in het voorontwerp van de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen opstelt, hetwelk zij ingevolge artikel 203 van het Verdrag aan de Raad voorlegt.

7. De raad van bestuur stelt de definitieve begroting van het Waarnemingscentrum vóór het begin van het begrotingsjaar vast, zo nodig na aanpassing ervan aan de subsidie van de Gemeenschap en aan de andere middelen van het Waarnemingscentrum.

8. De directeur voert de begroting uit.

9. De controle op de betalingsverplichtingen en op de betaling van alle uitgaven van het Waarnemingscentrum alsmede die op de vaststelling en de inning van alle ontvangsten worden uitgeoefend door de financieel controleur van de Commissie.

10. De directeur zendt jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum over het afgelopen begrotingsjaar aan de Commissie, de raad van bestuur en de Rekenkamer.

De Rekenkamer onderwerpt deze aan een onderzoek overeenkomstig artikel 206 bis van het Verdrag.

11. De raad van bestuur verleent de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting.

12. Het Financieel Reglement dat van toepassing is op de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het Waarnemingscentrum. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de raad van bestuur, afwijkingen van de bepalingen van het Financieel Reglement toestaan ingeval de specifieke vereisten voor het functioneren van het Waarnemingscentrum zulks noodzakelijk maken.

Artikel 12

Samenwerking met andere organisaties en instanties

Onverminderd de betrekkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 229 van het Verdrag kan onderhouden, streeft het Waarnemingscentrum actief naar samenwerking met internationale organisaties en andere, met name Europese, gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties die bevoegd zijn op het gebied van drugs.

Artikel 13

Openstelling voor derde landen

1. Het Waarnemingscentrum staat open voor deelneming door derde landen die het belang van de Gemeenschap en van haar Lid-Staten bij de doelstellingen en het werk van het Waarnemingscentrum delen, krachtens akkoorden tussen deze derde landen en de Gemeenschap op grond van artikel 235 van het Verdrag.

2. De raad van bestuur kan over de deelneming van door derde landen voorgestelde deskundigen aan de in artikel 2, punt 2, bedoelde ad hoc werkgroepen besluiten, op voorwaarde dat de betrokkenen zich ertoe verbinden de bepalingen van artikel 6 in acht te nemen.

Artikel 14

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Waarnemingscentrum van toepassing.

Artikel 15

Personeelsstatuut

Het personeel van het Waarnemingscentrum is onderworpen aan de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

Het Waarnemingscentrum oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend.

De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de passende uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 16

Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum is geregeld bij de wet die op het betreffende contract van toepassing is. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding dat in een door het Waarnemingscentrum gesloten contract is opgenomen.

2. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid betreft dient het Waarnemingscentrum, overeenkomstig de algemene beginselen van de rechtsstelsels die de Lid-Staten gemeen hebben, de door het Waarnemingscentrum of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun functies veroorzaakte schade te vergoeden. Het Hof van Justitie is bevoegd in geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade uitspraak te doen.

3. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden ten opzichte van het Waarnemingscentrum wordt geregeld bij de bepalingen die op het personeel van het Waarnemingscentrum van toepassing zijn.

Artikel 17

Bevoegdheid van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig artikel 173 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen het Waarnemingscentrum.

Artikel 18

Verslag

In het derde jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over hetgeen het Waarnemingscentrum heeft verwezenlijkt, alsmede eventueel voorstellen tot aanpassing of tot uitbreiding van de taken van het Waarnemingscentrum, met name in het licht van de ontwikkeling van de bevoegdheden van de Gemeenschap.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop de bevoegde autoriteiten een beslissing over de vestigingsplaats van het Waarnemingscentrum hebben genomen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 8 februari 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. TRØJBORG

(1) PB nr. C 43 van 18. 2. 1992, blz. 2.

(2) PB nr. C 150 van 15. 6. 1992, blz. 54.

(3) PB nr. C 223 van 31. 8. 1992, blz. 26.

(4) PB nr. L 326 van 24. 11. 1990, blz. 56.

(5) PB nr. L 326 van 24. 11. 1990, blz. 57.

(6) PB nr. L 357 van 20. 12. 1990, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 900/92 (PB nr. L 96 van 10. 4. 1992, blz. 1).

(7) PB nr. L 166 van 28. 6. 1991, blz. 77.

(8) PB nr. C 185 van 22. 7. 1989, blz. 1.

BIJLAGE

A. De werkzaamheden van het Waarnemingscentrum worden verricht met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en van haar Lid-Staten op het gebied van drugs zoals vastgelegd in het Verdrag.

De door het Waarnemingscentrum ingewonnen informatie zal betrekking hebben op de volgende prioritaire werkterreinen:

1. vraag en terugdringing van de vraag naar drugs;

2. nationale en communautaire strategieën en beleid (in het bijzonder: beleid, actieplannen, wetgeving, internationale, bilaterale en communautaire activiteiten en overeenkomsten);

3. internationale samenwerking en geopolitiek van het aanbod (in het bijzonder: samenwerkingsprogramma's, informatie over producerende landen en doorvoerlanden);

4. controle op de handel in drugs, psychotrope stoffen en precursoren overeenkomstig de internationale overeenkomsten en de bestaande en toekomstige communautaire besluiten ter zake (1);

5. gevolgen van het verschijnsel drugs voor de producerende, verbruikende en doorvoerlanden, binnen de grenzen van de door het Verdrag bestreken gebieden, met inbegrip van het witwassen van geld, zoals omschreven in de bestaande of toekomstige communautaire besluiten ter zake (2).

B. De Commissie stelt, met het oog op de verspreiding ervan, de informatie en statistische gegevens waarover zij krachtens haar bevoegdheden beschikt, ter beschikking van het Waarnemingscentrum.

C. Gedurende de eerste drie jaar wordt bijzondere aandacht besteed aan de vraag en de terugdringing van de vraag.

(1) - Wat de vigerende internationale overeenkomsten ter zake betreft, worden met name de VN-overeenkomsten bedoeld voor zover de Gemeenschap daarbij partij is of zou kunnen worden. - Wat de vigerende communautaire besluiten ter zake betreft, wordt met name bedoeld Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. - Het betreft alleen informatie die de Lid-Staten krachtens het huidige en toekomstige Gemeenschapsrecht aan de Commissie moeten verstrekken.

(2) - Wat de vigerende communautaire besluiten ter zake betreft, gaat het, wat het witwassen van geld betreft, om Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. - Het betreft alleen de informatie die de Lid-Staten krachtens het huidige en toekomstige Gemeenschapsrecht aan de Commissie moeten verstrekken.

Top