EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0096

Zaak C-96/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 38 de Barcelona (Spanje) op 17 februari 2016 — Banco Santander, S.A./Mahamadou Demba en Mercedes Godoy Bonet

PB C 145 van 25.4.2016, p. 24–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/24


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 38 de Barcelona (Spanje) op 17 februari 2016 — Banco Santander, S.A./Mahamadou Demba en Mercedes Godoy Bonet

(Zaak C-96/16)

(2016/C 145/30)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia no 38 de Barcelona

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Banco Santander, S.A.

Verwerende partijen: Mahamadou Demba en Mercedes Godoy Bonet

Prejudiciële vragen

1)

Is de ondernemerspraktijk van overdracht respectievelijk aankoop van vorderingen zonder dat de consument de mogelijkheid wordt geboden de schuld af te lossen door aan de cessionaris de overdrachtsprijs plus de rente, kosten en proceskosten te betalen, verenigbaar met het Unierecht, concreet artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (1), artikel 2 C van het Verdrag van Lissabon, en de artikelen 4, lid 2, 12 en 169, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie?

2)

Is die ondernemerspraktijk van aankoop van de schuld van de consument voor een uiterst lage prijs, zonder diens toestemming of medeweten, die niet als een algemene voorwaarde of als een afgedwongen oneerlijk beding in het contract is opgenomen, en zonder dat de consument de mogelijkheid wordt geboden in die transactie te participeren door het recht van terugkoop uit te oefenen, verenigbaar met de beginselen die in richtlijn 93/13/EEG (2) van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten zijn neergelegd en, bij uitbreiding, met het doeltreffendheidsbeginsel en de artikelen 3, lid 1, en 7, lid 1, van die richtlijn?

3)

Is het, teneinde de bescherming van consumenten en gebruikers en de naleving van de Unierechtspraak daarover te waarborgen, verenigbaar met het Unierecht, richtlijn 93/13 en in het bijzonder de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, daarvan om als eenduidig criterium vast te stellen dat in met consumenten gesloten geldleenovereenkomsten zonder zakelijke zekerheid een beding waarover niet is onderhandeld oneerlijk is, wanneer dat voorziet in een vertragingsrente die meer dan twee procentpunten hoger is dan de overeengekomen leningrente?

4)

Is het, teneinde de bescherming van consumenten en gebruikers en de naleving van de Unierechtspraak daarover te waarborgen, verenigbaar met het Unierecht, richtlijn 93/13 en in het bijzonder de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, daarvan om daaraan de consequentie te verbinden dat de leningrente verschuldigd blijft totdat de schuld volledig is voldaan?


(1)  PB 2000, C 364, blz. 1.

(2)  PB L 95, blz. 29.


Top