This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document JOL_2004_078_R_0022_01
2004/246/EC: Council Decision of 2 March 2004 authorising the Member States to sign, ratify or accede to, in the interest of the European Community, the Protocol of 2003 to the International Convention on the Establishment of an International Fund for Compensation for Oil Pollution Damage, 1992, and authorising Austria and Luxembourg, in the interest of the European Community, to accede to the underlying instruments - Protocol of 2003 to the International Convention on the Establishment of an International Fund for Compensation for Oil Pollution Damage, 1992 - Protocol of 1992 to Amend the International Convention on Civil Liability for Oil Pollution Damage 1969 - Protocol of 1992 to amend the International Convention on the Establishment of an International Fund for Compensation for Oil Pollution Damage of 1971
2004/246/EG: Beschikking van de Raad van 2 maart 2004 houdende machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Gemeenschap het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 te ondertekenen, te bekrachtigen of ertoe toe te treden en houdende machtiging van Oostenrijk en Luxemburg om in het belang van de Europese Gemeenschap toe te treden tot de basisakten - Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 - Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 1969 - Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1971
2004/246/EG: Beschikking van de Raad van 2 maart 2004 houdende machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Gemeenschap het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 te ondertekenen, te bekrachtigen of ertoe toe te treden en houdende machtiging van Oostenrijk en Luxemburg om in het belang van de Europese Gemeenschap toe te treden tot de basisakten - Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 - Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 1969 - Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1971
PB L 78 van 16.3.2004, p. 22–49
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992
Publicatieblad Nr. L 078 van 16/03/2004 blz. 0024 - 0031
Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 DE STATEN DIE PARTIJ ZIJN BIJ DIT PROTOCOL, GELET OP het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 1992 (hierna "het aansprakelijkheidsverdrag van 1992" genoemd), GEZIEN het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 (hierna "het fondsverdrag van 1992" genoemd), BEVESTIGEND dat het belangrijk is een levensvatbaar internationaal aansprakelijkheids- en vergoedingssysteem voor verontreiniging door olie in stand te houden, OPMERKEND dat de maximumvergoeding die door het fondsverdrag van 1992 wordt toegekend, in bepaalde omstandigheden ontoereikend kan zijn om de vergoedingen te dekken die in een aantal staten die partij zijn bij dat verdrag, vereist zijn, ERKENNEND dat een aantal staten die partij zijn bij het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992, het noodzakelijk en urgent achten extra vergoedingsfondsen beschikbaar te stellen door de instelling van een aanvullende regeling waartoe landen desgewenst kunnen toetreden, ERVAN OVERTUIGD ZIJNDE dat de aanvullende regeling moet trachten te waarborgen dat slachtoffers van schade door olieverontreiniging volledig worden vergoed voor geleden schade, en tevens de moeilijkheden moet beperken waarmee de slachtoffers worden geconfronteerd als de krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992 beschikbare vergoeding ontoereikend is om een geldige vordering volledig te vergoeden en dat het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992 bijgevolg heeft besloten voorlopig slechts een gedeelte van een geldige vordering te vergoeden, OVERWEGENDE dat alleen staten die partij zijn bij het fondsverdrag van 1992 tot de aanvullende regeling kunnen toetreden, ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder: 1. "aansprakelijkheidsverdrag van 1992": het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie van 1992; 2. "fondsverdrag van 1992": het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992; 3. "fonds van 1992": het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie van 1992, dat bij het fondsverdrag van 1992 is ingesteld; 4. "verdragsluitende staat": een staat die partij bij dit protocol is, tenzij anders vermeld; 5. wanneer in dit protocol naar bepalingen van het fondsverdrag van 1992 wordt verwezen, wordt onder "fonds" in dat verdrag verstaan "aanvullend fonds", tenzij anders vermeld; 6. "schip", "persoon", "eigenaar", "olie", "schade door verontreiniging", "preventieve maatregelen" en "voorval" hebben dezelfde betekenis als in artikel I van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992; 7. "bijdragende olie", "rekeneenheid", "ton", "borg" en "terminalinstallatie" hebben dezelfde betekenis als in artikel 1 van het fondsverdrag van 1992, tenzij anders vermeld; 8. "geldige vordering": een vordering die door het fonds van 1992 is erkend of ontvankelijk is verklaard door een beslissing van een bevoegde rechtbank die voor het fonds van 1992 verbindend is en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, en die volledig zou zijn vergoed indien het in artikel 4, lid 4, van het fondsverdrag van 1992 vastgestelde plafond niet op dat voorval zou zijn toegepast; 9. "algemene vergadering": de algemene vergadering van het Internationaal Aanvullend Fonds voor vergoeding van verontreiniging door olie van 2003, tenzij anders vermeld; 10. "organisatie": de Internationale Maritieme Organisatie; 11. "secretaris-generaal": de secretaris-generaal van de organisatie. Artikel 2 1. Hierbij wordt een internationaal aanvullend fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging, te noemen "het Internationaal Aanvullend Fonds voor vergoeding van verontreiniging door olie van 2003" (hierna "het aanvullend fonds" genoemd), ingesteld. 2. Het aanvullend fonds wordt in elke verdragsluitende staat erkend als een rechtspersoon die ingevolge de wetgeving van die staat bevoegd is rechten en verplichtingen te aanvaarden en partij te zijn bij gedingen voor de rechtbanken van die staat. Elke verdragsluitende staat erkent de directeur van het aanvullend fonds als wettelijk vertegenwoordiger van het aanvullend fonds. Artikel 3 Dit protocol is uitsluitend van toepassing op: a) schade door verontreiniging veroorzaakt: i) op het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, van een verdragsluitende staat, en ii) binnen de exclusieve economische zone van een verdragsluitende staat, vastgesteld overeenkomstig het internationale recht of, indien een verdragsluitende staat een dergelijke zone niet heeft vastgesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van die staat, door die staat vastgesteld overeenkomstig het internationale recht en zich niet verder uitstrekkend dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvandaan de breedte van zijn territoriale zee wordt gemeten; b) preventieve maatregelen, waar ook genomen, ter voorkoming of ter beperking van zodanige schade. AANVULLENDE SCHADEVERGOEDING Artikel 4 1. Het aanvullend fonds betaalt schadevergoeding aan iedere persoon die schade door verontreiniging heeft geleden, indien deze persoon geen volledige en toereikende vergoeding voor een geldige vordering voor zodanige schade op grond van het fondsverdrag van 1992 heeft kunnen verkrijgen, omdat de totale schade de maximumvergoeding, zoals vastgesteld in artikel 4, lid 4, van het fondsverdrag van 1992 per voorval, overschrijdt of dreigt te overschrijden. 2. a) Het totale schadevergoedingsbedrag dat krachtens dit artikel door het aanvullend fonds moet worden betaald, is per voorval zodanig beperkt dat de som van dit bedrag en het schadevergoedingsbedrag dat krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992 werkelijk wordt uitbetaald, binnen het toepassingsgebied van dit protocol niet meer bedraagt dan 750 miljoen rekeneenheden. b) Het onder a) vermelde bedrag van 750 miljoen rekeneenheden wordt in de nationale munteenheid omgezet op basis van de waarde van die munteenheid ten opzichte van het bijzondere trekkingsrecht op de datum die de algemene vergadering van het fonds van 1992 vaststelt voor de omrekening van het maximumbedrag dat krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992 moet worden betaald. 3. Wanneer het bedrag van geldige vorderingen ten aanzien van het aanvullend fonds het totale bedrag dat ingevolge lid 2 aan vergoeding moet worden betaald, te boven gaat, wordt het beschikbare bedrag zodanig verdeeld dat de verhouding tussen een geldige vordering en het door de schuldeiser krachtens dit protocol werkelijk ontvangen vergoedingsbedrag voor alle schuldeisers dezelfde is. 4. Het aanvullend fonds betaalt schadevergoeding voor geldige vorderingen zoals omschreven in artikel 1, punt 8, en alleen voor die vorderingen. Artikel 5 Het aanvullend fonds betaalt schadevergoeding, wanneer de algemene vergadering van het fonds van 1992 van oordeel is dat de totaliteit van de geldige vorderingen het totale vergoedingsbedrag dat krachtens artikel 4, lid 4, van het fondsverdrag van 1992 beschikbaar is, overschrijdt of dreigt te overschrijden en de algemene vergadering van het fonds van 1992 bijgevolg voorlopig of definitief heeft besloten dat slechts een gedeelte van elke geldige vordering zal worden vergoed. De algemene vergadering van het aanvullend fonds beslist dan of, en, zo ja, in welke mate, het aanvullend fonds het gedeelte van de geldige vorderingen zal betalen dat niet is vergoed op grond van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 en het fondsverdrag van 1992. Artikel 6 1. Onverminderd artikel 15, leden 2 en 3, vervalt het recht op vergoeding uit het aanvullend fonds alleen indien het recht op vergoeding uit het fonds van 1992 krachtens artikel 6 van het fondsverdrag van 1992 vervalt. 2. Een vordering tegen het fonds van 1992 wordt beschouwd als een vordering van dezelfde eiser tegen het aanvullend fonds. Artikel 7 1. De bepalingen van artikel 7, leden 1, 2, 4, 5 en 6, van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op vorderingen tot schadevergoeding die krachtens artikel 4, lid 1, van dit protocol tegen het aanvullend fonds zijn ingesteld. 2. Indien een vordering tot vergoeding voor schade door verontreiniging tegen de eigenaar van een schip of zijn borg bij een op grond van artikel IX van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 bevoegde rechter is ingesteld, heeft deze rechter uitsluitende rechtsbevoegdheid over alle vorderingen tot schadevergoeding met betrekking tot hetzelfde schadegeval die tegen het aanvullend fonds zijn ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van dit protocol. Indien echter een vordering tot vergoeding voor schade door verontreiniging krachtens het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 is ingesteld bij een rechter in een staat die partij is bij het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 maar niet bij dit protocol, wordt de vordering tegen het aanvullend fonds krachtens artikel 4 van dit protocol, naar keuze van de eiser, ingesteld bij een rechter van de staat waar de hoofdzetel van het aanvullend fonds is gevestigd of bij een op grond van artikel IX van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 bevoegde rechter van een staat die partij is bij dit protocol. 3. Ongeacht lid 1, wordt, indien een vordering tot vergoeding voor schade door verontreiniging tegen het fonds van 1992 is ingesteld bij een rechter in een staat die partij is bij het fondsverdrag van 1992 maar niet bij dit protocol, een daarmee samenhangende vordering tegen het aanvullend fonds, naar keuze van de eiser, ingesteld bij een rechter van de staat waar de hoofdzetel van het aanvullend fonds is gevestigd of bij een op grond van lid 1 bevoegde rechter van een verdragsluitende staat. Artikel 8 1. Onverminderd de besluiten betreffende de in artikel 4, lid 3, van dit protocol bedoelde verdeling, worden beslissingen van een uit hoofde van artikel 7 van dit protocol bevoegde rechter ten aanzien van het aanvullend fonds die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in de staat waar zij zijn gegeven, en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, in elke verdragsluitende staat erkend en zijn zij voor tenuitvoerlegging vatbaar op dezelfde voorwaarden als voorgeschreven in artikel X van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992. 2. Een verdragsluitende staat kan andere regels voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen toepassen, mits deze waarborgen dat de beslissingen ten minste in dezelfde mate als overeenkomstig lid 1 erkend en ten uitvoer gelegd worden. Artikel 9 1. Het aanvullend fonds treedt voor elk bedrag dat het aan vergoeding voor schade door verontreiniging in overeenstemming met artikel 4, lid 1, van dit protocol heeft betaald, bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade aldus is vergoed, op grond van het aansprakelijkheidsverdrag van 1992 kan doen gelden ten aanzien van de eigenaar of zijn borg. 2. Het aanvullend fonds treedt bij wege van subrogatie in de rechten die de door dit fonds vergoede persoon op grond van het fondsverdrag van 1992 kan doen gelden ten aanzien van het fonds van 1992. 3. Niets in dit protocol tast enig recht van verhaal of subrogatie aan dat het aanvullend fonds kan doen gelden ten aanzien van andere dan de in de voorgaande leden bedoelde personen. In elk geval is het recht dat het aanvullend fonds bij wege van subrogatie ten aanzien van dergelijke personen heeft, ten minste gelijkwaardig aan dat van een verzekeraar van de persoon aan wie de schadevergoeding is betaald. 4. Onverminderd enig ander recht van subrogatie of verhaal op het aanvullend fonds treedt een verdragsluitende staat (of een orgaan daarvan) die vergoeding voor schade door verontreiniging heeft betaald overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving van die staat, bij wege van subrogatie in de rechten die de persoon wiens schade aldus is vergoed, op grond van dit protocol zou hebben gehad. BIJDRAGEN Artikel 10 1. Jaarlijkse bijdragen aan het aanvullend fonds worden ten aanzien van elke verdragsluitende staat gedaan door iedere persoon die in het in artikel 11, lid 2, onder a) of b), bedoelde kalenderjaar een totale hoeveelheid van meer dan 150000 ton heeft ontvangen: a) in de havens of terminalinstallaties op het grondgebied van die staat, aan bijdragende olie welke over zee is aangevoerd naar die havens of terminalinstallaties en b) in installaties op het grondgebied van die verdragsluitende staat, aan bijdragende olie welke over zee is vervoerd en gelost in een haven of terminalinstallatie van een niet-verdragsluitende staat, met dien verstande dat de bijdragende olie in het kader van dit punt slechts in aanmerking wordt genomen bij de eerste ontvangst in een verdragsluitende staat na het lossen in die niet-verdragsluitende staat. 2. De bepalingen van artikel 10, lid 2, van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op de verplichting om bijdragen aan het aanvullend fonds te betalen. Artikel 11 1. Teneinde het bedrag van de eventueel verschuldigde jaarlijkse bijdragen te bepalen en rekening houdend met de noodzaak steeds voldoende middelen beschikbaar te hebben, maakt de algemene vergadering voor elk kalenderjaar een raming in de vorm van een begroting van: i) uitgaven: a) kosten en uitgaven voor de administratie van het aanvullend fonds in het betreffende jaar en tekorten die voortvloeien uit verrichtingen in de voorgaande jaren; b) door het aanvullend fonds in het betreffende jaar te verrichten betalingen in verband met vorderingen tegen het aanvullend fonds op grond van artikel 4, met inbegrip van aflossingen op leningen die het aanvullend fonds heeft opgenomen om die vorderingen te kunnen betalen; ii) inkomsten: a) overschotten uit verrichtingen in de voorgaande jaren, met inbegrip van eventuele renten, b) jaarlijkse bijdragen die nodig kunnen zijn voor een sluitende begroting, c) andere inkomsten. 2. De algemene vergadering beslist welk totaalbedrag aan jaarlijkse bijdragen wordt geheven. Op basis van die beslissing berekent de directeur van het aanvullend fonds, ten aanzien van elke verdragsluitende staat, voor elke in artikel 10 bedoelde persoon, het bedrag van de jaarlijkse bijdrage van die persoon: a) voorzover de bijdrage bestemd is voor in lid 1, onder i), a) bedoelde betalingen, uitgaande van een vast bedrag per ton bijdragende olie die de betrokken persoon in de betreffende staat heeft ontvangen in het voorgaande kalenderjaar en b) voorzover de bijdrage bestemd is voor in lid 1, onder i), b) bedoelde betalingen, uitgaande van een vast bedrag per ton bijdragende olie die de betrokken persoon heeft ontvangen in het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin het voorval in kwestie zich heeft voorgedaan, mits die staat partij bij dit protocol was op de datum van het voorval. 3. De in lid 2 bedoelde bedragen worden verkregen door het totaal van de verschuldigde bijdragen te delen door de totale hoeveelheid bijdragende olie die in het betreffende jaar in alle verdragsluitende staten is ontvangen. 4. De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd op de datum die in het reglement van orde van het aanvullend fonds is vastgesteld. De algemene vergadering kan een andere datum van betaling vaststellen. 5. De algemene vergadering kan, op voorwaarden die in het financieel reglement van het aanvullend fonds worden vastgesteld, besluiten geld over te boeken van fondsen die overeenkomstig lid 2, onder a) zijn ontvangen, naar fondsen die overeenkomstig lid 2, onder b), zijn ontvangen, en omgekeerd. Artikel 12 1. De bepalingen van artikel 13 van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op bijdragen aan het aanvullend fonds. 2. Een verdragsluitende staat kan zelf de verplichting op zich nemen bijdragen aan het aanvullend fonds te betalen overeenkomstig de procedure van artikel 14 van het fondsverdrag van 1992. Artikel 13 1. Verdragsluitende staten verstrekken de directeur van het aanvullend fonds informatie over olieontvangsten overeenkomstig artikel 15 van het fondsverdrag van 1992, met dien verstande echter dat mededelingen die aan de directeur van het fonds van 1992 overeenkomstig artikel 15, lid 2, van het fondsverdrag van 1992 zijn gedaan, geacht worden ook overeenkomstig dit protocol te zijn gedaan. 2. Wanneer een verdragsluitende staat niet aan zijn verplichtingen voldoet om de in lid 1 bedoelde informatie te verstrekken en dit tot een financieel verlies voor het aanvullend fonds leidt, is die verdragsluitende staat gehouden het aanvullend fonds hiervoor schadeloos te stellen. De algemene vergadering bepaalt, na aanbeveling van de directeur van het aanvullend fonds, of die schadeloosstelling invorderbaar is bij die verdragsluitende staat. Artikel 14 1. Ongeacht artikel 10, wordt voor de doeleinden van dit protocol uitgegaan van een minimumontvangst van 1 miljoen ton bijdragende olie in elke verdragsluitende staat. 2. Wanneer de totaliteit van de in een verdragsluitende staat ontvangen bijdragende olie minder dan 1 miljoen ton bedraagt, neemt de verdragsluitende staat de verplichtingen over die op grond van dit protocol zouden rusten op personen die gehouden zijn aan het aanvullend fonds bij te dragen voor olie die op het grondgebied van die staat is ontvangen, voorzover geen aansprakelijke persoon bestaat voor de totale hoeveelheid ontvangen olie. Artikel 15 1. Indien in een verdragsluitende staat geen enkele persoon aan de voorwaarden van artikel 10 voldoet, stelt de verdragsluitende staat voor de doeleinden van dit protocol de directeur van het aanvullend fonds daarvan in kennis. 2. Door het aanvullend fonds wordt geen vergoeding betaald voor schade door verontreiniging binnen het grondgebied, de territoriale zee, de exclusieve economische zone of het overeenkomstig artikel 3, onder a) ii), van dit protocol vastgestelde gebied van een verdragsluitende staat voor een bepaald voorval of voor preventieve maatregelen die, waar dan ook, zijn genomen om die schade te voorkomen of te beperken, zolang niet is voldaan aan de verplichting om aan de directeur van het aanvullend fonds de in artikel 13, lid 1, en lid 1 van dit artikel bedoelde informatie te verstrekken met betrekking tot die verdragsluitende staat voor alle jaren die voorafgaan aan dat voorval. De algemene vergadering stelt in het reglement van orde vast in welke omstandigheden een verdragsluitende staat wordt geacht zijn verplichtingen niet te zijn nagekomen. 3. Wanneer de vergoeding tijdelijk is geweigerd in overeenstemming met het bepaalde in lid 2, wordt zij voor het voorval in kwestie definitief geweigerd, indien aan de verplichting om aan de directeur van het aanvullend fonds de in artikel 13, lid 1, en lid 1 van dit artikel bedoelde informatie te verstrekken, niet wordt voldaan binnen één jaar nadat de directeur van het aanvullend fonds de verdragsluitende staat in kennis heeft gesteld van deze nalatigheid. 4. Betalingen van aan het aanvullend fonds verschuldigde bijdragen worden in mindering gebracht op vergoedingen die aan de schuldenaar of diens lasthebbers zijn verschuldigd. ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE Artikel 16 1. Het aanvullend fonds heeft een algemene vergadering en een secretariaat dat onder leiding van een directeur staat. 2. De artikelen 17 tot en met 20 en 28 tot en met 33 van het fondsverdrag van 1992 zijn van toepassing op de algemene vergadering, het secretariaat en de directeur van het aanvullend fonds. 3. Artikel 34 van het fondsverdrag van 1992 is van toepassing op het aanvullend fonds. Artikel 17 1. Het secretariaat van het fonds van 1992 onder leiding van de directeur van het fonds van 1992 kan eveneens als secretariaat en directeur van het aanvullend fonds fungeren. 2. Indien overeenkomstig lid 1 het secretariaat en de directeur van het fonds van 1992 tevens als secretariaat en directeur van het aanvullend fonds fungeren, wordt het aanvullend fonds in gevallen van belangenconflict tussen het fonds van 1992 en het aanvullend fonds vertegenwoordigd door de voorzitter van de algemene vergadering. 3. De directeur van het aanvullend fonds en de door hem aangestelde personeelsleden en deskundigen die hun taken overeenkomstig dit protocol en het fondsverdrag van 1992 verrichten, worden niet geacht de bepalingen van artikel 30 van het fondsverdrag van 1992, zoals toegepast door artikel 16, lid 2, van dit protocol, te overtreden, voorzover zij hun taken in overeenstemming met dit artikel vervullen. 4. De algemene vergadering streeft ernaar geen besluiten te nemen die onverenigbaar zijn met door de algemene vergadering van het fonds van 1992 genomen besluiten. Indien met betrekking tot gemeenschappelijke administratieve kwesties meningsverschillen rijzen, tracht de algemene vergadering een consensus met de algemene vergadering van het fonds van 1992 te bereiken in een geest van onderlinge samenwerking en met de gemeenschappelijke doelstellingen van beide organisaties voor ogen. 5. Het aanvullend fonds betaalt het fonds van 1992 alle kosten en uitgaven terug in verband met administratieve diensten die het fonds van 1992 namens het aanvullend fonds heeft verricht. OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 18 1. Onverminderd lid 4, mag het totaalbedrag van de jaarlijkse bijdragen die moeten worden betaald voor bijdragende olie die gedurende een kalenderjaar in één verdragsluitende staat is ontvangen, niet meer bedragen dan 20 % van het totaalbedrag van de jaarlijkse bijdragen die op grond van dit protocol voor dat kalenderjaar zijn betaald. 2. Indien de toepassing van de bepalingen in artikel 11, leden 2 en 3, ertoe leidt dat het totaalbedrag van de bijdragen die in een bepaald kalenderjaar in één verdragsluitende staat moeten worden betaald, meer dan 20 % van de totale jaarlijkse bijdragen beloopt, worden de in die staat te betalen bijdragen pro rato verminderd, zodat de totaliteit van de bijdragen gelijk is aan 20 % van de totale jaarlijkse bijdragen aan het aanvullend fonds voor dat jaar. 3. Indien de bijdragen die personen in een bepaalde verdragsluitende staat moeten betalen, overeenkomstig lid 2 worden verminderd, worden de bijdragen die personen in alle andere verdragsluitende staten moeten betalen, pro rato verhoogd, zodat het totale bedrag van de bijdragen die moeten worden betaald door alle personen die aan het aanvullende fonds moeten bijdragen voor het kalenderjaar in kwestie, het door de algemene vergadering vastgestelde totaalbedrag van de bijdragen bereikt. 4. De bepalingen in de leden 1 tot en met 3 blijven van kracht totdat de totale hoeveelheid bijdragende olie die in een kalenderjaar in alle verdragsluitende staten, inclusief de in artikel 14, lid 1, bedoelde hoeveelheden, 1 miljard ton heeft bereikt of, indien zulks zich eerder voordoet, totdat een periode van tien jaar na de datum van inwerkingtreding van dit protocol is verstreken. SLOTBEPALINGEN Artikel 19 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding 1. Dit protocol staat van 31 juli 2003 tot en met 30 juli 2004 te Londen open voor ondertekening. 2. Staten kunnen het feit dat zij ermee instemmen door dit protocol te worden gebonden, tot uitdrukking brengen door: a) ondertekening zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of b) ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of c) toetreding. 3. Alleen staten die partij zijn bij het fondsverdrag van 1992, kunnen partij bij dit protocol worden. 4. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de secretaris-generaal. Artikel 20 Gegevens over bijdragende olie Voordat dit protocol voor een staat in werking treedt, deelt die staat, bij de ondertekening van dit protocol overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder a), of bij de nederlegging van een in artikel 19, lid 4, van dit protocol bedoelde akte, en daarna jaarlijks op een door de secretaris-generaal te bepalen tijdstip, de secretaris-generaal de naam en het adres mede van elke persoon die voor die staat ingevolge artikel 10 gehouden is bij te dragen aan het aanvullend fonds, alsmede gegevens betreffende de relevante hoeveelheden bijdragende olie die elke persoon op het grondgebied van die staat in het voorafgaande kalenderjaar heeft ontvangen. Artikel 21 Inwerkingtreding 1. Dit protocol treedt in werking drie maanden na de datum waarop aan de volgende vereisten is voldaan: a) ten minste acht staten hebben het protocol zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring ondertekend of bij de secretaris-generaal een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nedergelegd, en b) de secretaris-generaal heeft van de directeur van het fonds van 1992 de mededeling ontvangen dat de personen die op grond van artikel 10 gehouden zijn bij te dragen, gedurende het voorgaande kalenderjaar in totaal een hoeveelheid van ten minste 450 miljoen ton bijdragende olie, inclusief de in artikel 14, lid 1, bedoelde hoeveelheden, hebben ontvangen. 2. Voor elke staat die dit protocol zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring ondertekent of die dit protocol bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, nadat aan de voorwaarden van lid 1 voor de inwerkingtreding is voldaan, treedt het protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de geëigende akte door die staat. 3. Ongeacht de leden 1 en 2, treedt dit protocol voor een staat pas in werking, nadat het fondsverdrag van 1992 voor die staat in werking is getreden. Artikel 22 Eerste zitting van de algemene vergadering De secretaris-generaal roept de eerste zitting van de algemene vergadering bijeen. Deze zitting vindt plaats zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit protocol en in elk geval uiterlijk 30 dagen na die inwerkingtreding. Artikel 23 Herziening en wijziging 1. De organisatie kan een conferentie tot herziening of wijziging van dit protocol bijeenroepen. 2. De organisatie roept een conferentie van verdragsluitende staten tot herziening of wijziging van dit protocol bijeen als ten minste een derde van alle verdragsluitende staten daartoe een verzoek indient. Artikel 24 Wijziging van de vergoedingslimiet 1. Als ten minste een vierde van de verdragsluitende staten daarom verzoekt, worden voorstellen tot wijziging van de in artikel 4, lid 2, onder a), bepaalde limiet van het vergoedingsbedrag door de secretaris-generaal aan alle leden van de organisatie en aan alle verdragsluitende staten toegezonden. 2. Elke zoals hierboven aangegeven voorgestelde en toegezonden wijziging wordt voorgelegd aan de juridische commissie van de organisatie, opdat deze de wijziging binnen zes maanden na de datum van toezending bestudeert. 3. Alle staten die partij zijn bij dit protocol, ongeacht of zij lid zijn van de organisatie, zijn gerechtigd deel te nemen aan de werkzaamheden van de juridische commissie ter bestudering en aanneming van wijzigingen. 4. Wijzigingen worden aangenomen met een tweederde meerderheid van de verdragsluitende staten die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen in de juridische commissie, die is uitgebreid overeenkomstig lid 3, mits ten minste de helft van de verdragsluitende staten bij de stemming aanwezig is. 5. Wanneer de juridische commissie een voorstel tot wijziging van de limiet bespreekt, houdt zij rekening met de ervaring opgedaan bij voorvallen en in het bijzonder het bedrag van de daaruit voortvloeiende schade en met wijzigingen in muntwaarden. 6. a) Er mag geen wijziging van de limiet ingevolge dit artikel in overweging worden genomen vóór de datum van inwerkingtreding van dit protocol en evenmin binnen drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van een voorgaande wijziging ingevolge dit artikel. b) De limiet mag niet zodanig worden verhoogd dat een bedrag wordt overschreden dat overeenkomt met de in dit protocol vastgestelde limiet, verhoogd met 6 % per jaar, berekend op samengestelde basis vanaf de datum waarop dit protocol voor ondertekening werd opengesteld tot de datum waarop het besluit van de juridische commissie in werking treedt. c) De limiet mag niet zodanig worden verhoogd dat een bedrag wordt overschreden dat overeenkomt met de in dit protocol vastgestelde limiet, vermenigvuldigd met drie. 7. Elke overeenkomstig lid 4 aangenomen wijziging wordt door de organisatie aan alle verdragsluitende staten ter kennis gebracht. De wijziging wordt geacht te zijn aanvaard aan het einde van een tijdvak van twaalf maanden na de datum van kennisgeving, tenzij binnen dat tijdvak ten minste een vierde van de staten die verdragsluitende staten waren op het tijdstip van de aanneming van de wijziging door de juridische commissie, aan de organisatie hebben meegedeeld dat zij de wijziging niet aanvaarden, in welk geval de wijziging is verworpen en niet van kracht wordt. 8. Een wijziging die wordt geacht te zijn aanvaard overeenkomstig lid 7, treedt in werking twaalf maanden na aanvaarding daarvan. 9. Alle verdragsluitende staten zijn door de wijziging gebonden, tenzij zij ten minste zes maanden voordat de wijziging in werking treedt, dit protocol opzeggen overeenkomstig artikel 26, leden 1 en 2. De opzegging wordt van kracht wanneer de wijziging van kracht wordt. 10. Wanneer een wijziging door de juridische commissie is aangenomen, maar het tijdvak van twaalf maanden voor de aanvaarding ervan nog niet is verstreken, is een staat die gedurende dat tijdvak een verdragsluitende staat wordt, door de wijziging gebonden indien deze van kracht wordt. Een staat die na dat tijdvak een verdragsluitende staat wordt, is gebonden door een wijziging die overeenkomstig lid 7 is aanvaard. In de in dit lid bedoelde gevallen wordt een staat gebonden door een wijziging, wanneer deze wijziging van kracht wordt of wanneer dit protocol voor die staat in werking treedt, indien deze datum later valt. Artikel 25 Protocollen bij het fondsverdrag van 1992 1. Indien de in het fondsverdrag van 1992 vastgestelde limieten zijn verhoogd door een protocol bij dat verdrag, mag de in artikel 4, lid 2, onder a), vastgestelde limiet met hetzelfde bedrag worden verhoogd volgens de procedure van artikel 24. De bepalingen van artikel 24, lid 6, zijn in die gevallen niet van toepassing. 2. Indien de in lid 1 bedoelde procedure is toegepast, worden verdere wijzigingen van de in artikel 4, lid 2, vastgestelde limiet door toepassing van de procedure van artikel 24, voor de doeleinden van artikel 24, lid 6, onder b) en c), berekend op basis van de nieuwe overeenkomstig lid 1 verhoogde limiet. Artikel 26 Opzegging 1. Een verdragsluitende staat kan dit protocol na de datum waarop het voor die verdragsluitende staat in werking is getreden, te allen tijde opzeggen. 2. Opzegging geschiedt door nederlegging van een akte van opzegging bij de secretaris-generaal. 3. Een opzegging wordt van kracht twaalf maanden na de nederlegging van de akte van opzegging bij de secretaris-generaal of na een langere termijn wanneer zulks in de akte is bepaald. 4. Opzegging van het fondsverdrag van 1992 wordt beschouwd als een opzegging van dit protocol. Deze opzegging wordt van kracht op de datum waarop de opzegging van het protocol van 1992 tot wijziging van het fondsverdrag van 1971 van kracht wordt overeenkomstig artikel 34 van dat protocol. 5. Niettegenstaande een opzegging van het onderhavige protocol ingevolge dit artikel door een verdragsluitende staat, blijven de bepalingen van dit protocol die verband houden met de verplichtingen om op grond van artikel 11, lid 2, onder b), bij te dragen aan het aanvullend fonds voor een voorval dat zich heeft voorgedaan voordat de opzegging van kracht wordt, van toepassing. Artikel 27 Buitengewone zittingen van de algemene vergadering 1. Iedere verdragsluitende staat kan binnen 90 dagen na de nederlegging van een akte van opzegging die naar zijn mening een aanzienlijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende verdragsluitende staten ten gevolge zal hebben, de directeur van het aanvullend fonds verzoeken een buitengewone zitting van de algemene vergadering bijeen te roepen. Uiterlijk 60 dagen na ontvangst van het verzoek roept de directeur van het aanvullend fonds de algemene vergadering bijeen. 2. De directeur van het aanvullend fonds kan op eigen initiatief een buitengewone zitting van de algemene vergadering bijeenroepen binnen 60 dagen na de nederlegging van een akte van opzegging, indien hij van mening is dat deze opzegging zal leiden tot een aanzienlijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende verdragsluitende staten. 3. Indien de algemene vergadering in een buitengewone zitting, bijeengeroepen overeenkomstig lid 1 of lid 2, besluit dat de opzegging zal leiden tot een aanzienlijke stijging van de bijdragen voor de overblijvende verdragsluitende staten, kan ieder van deze staten, uiterlijk 120 dagen vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt, dit protocol opzeggen met ingang van dezelfde datum. Artikel 28 Beëindiging 1. Dit protocol houdt op van kracht te zijn op de datum waarop het aantal verdragsluitende staten minder dan zeven wordt of de totale hoeveelheid bijdragende olie die in de overblijvende verdragsluitende staten is ontvangen, inclusief de in artikel 14, lid 1, bedoelde hoeveelheden, minder dan 350 miljoen ton bedraagt, al naar gelang van welke datum eerder valt. 2. De staten die door dit protocol zijn gebonden op de dag voorafgaand aan die waarop het ophoudt van kracht te zijn, stellen het aanvullend fonds in staat zijn functies, zoals beschreven in artikel 29, uit te oefenen en blijven slechts voor dat doel door dit protocol gebonden. Artikel 29 Vereffening van het aanvullend fonds 1. Indien dit protocol ophoudt van kracht te zijn, is het aanvullend fonds niettemin: a) gehouden zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van een voorval dat zich heeft voorgedaan toen het protocol nog van kracht was; b) gerechtigd zijn rechten op bijdragen uit te oefenen in zoverre deze bijdragen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen ingevolge letter a), met inbegrip van de daartoe noodzakelijke uitgaven ten behoeve van het beheer van het aanvullend fonds. 2. De algemene vergadering neemt de passende maatregelen voor de vereffening van het aanvullend fonds, met inbegrip van een billijke verdeling van eventueel overblijvende activa onder de personen die aan het aanvullend fonds hebben bijgedragen. 3. Voor de doeleinden van dit artikel blijft het aanvullend fonds een rechtspersoon. Artikel 30 Depositaris 1. Dit protocol en alle ingevolge artikel 24 aangenomen wijzigingen worden nedergelegd bij de secretaris-generaal. 2. De secretaris-generaal: a) stelt alle staten die dit protocol hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, in kennis van: i) elke nieuwe ondertekening of nederlegging van een akte en de datum daarvan; ii) de datum van inwerkingtreding van dit protocol; iii) alle voorstellen tot wijziging van de limiet van het vergoedingsbedrag die zijn gedaan overeenkomstig artikel 24, lid 1; iv) alle wijzigingen die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 24, lid 4; v) alle wijzigingen die ingevolge artikel 24, lid 7, worden geacht te zijn aanvaard en de datum waarop de wijziging in werking treedt overeenkomstig de leden 8 en 9 van dat artikel; vi) de nederlegging van elke akte van opzegging van dit protocol, de datum van nederlegging en de datum waarop de opzegging van kracht wordt; vii) alle mededelingen die ingevolge een artikel van dit protocol zijn vereist; b) zendt voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit protocol toe aan alle staten die het hebben ondertekend en aan alle staten die ertoe toetreden. 3. Zodra dit protocol in werking treedt, wordt de tekst daarvan door de secretaris-generaal toegezonden aan het secretariaat van de Verenigde Naties ter registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties. Artikel 31 Talen Dit protocol is opgesteld in een enkel oorspronkelijk exemplaar in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. GEDAAN TE LONDEN, de zestiende mei tweeduizenddrie. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit protocol hebben ondertekend.