EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005IR0084

Initiatiefadvies van het Comité van de Regio's, over het thema EU-zeebeleid — een kwestie van duurzame ontwikkeling voor de lokale en regionale overheden

PB C 81 van 4.4.2006, p. 20–25 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

4.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/20


Initiatiefadvies van het Comité van de Regio's, over het thema EU-zeebeleid — een kwestie van duurzame ontwikkeling voor de lokale en regionale overheden

(2006/C 81/06)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het besluit van zijn bureau van 25 januari 2005 om zijn commissie „Duurzame ontwikkeling” (DEVE) overeenkomstig artikel 265, vijfde alinea, van het EG-Verdag te belasten met het opstellen van een initiatiefadvies over het thema „EU-zeebeleid — een kwestie van duurzame ontwikkeling voor de lokale en regionale overheden”;

gezien het werkprogramma 2005 (1) van zijn commissie „Duurzame ontwikkeling” (DEVE), waarin staat dat speciale aandacht zal uitgaan naar de „horizontale en geïntegreerde aanpak t.a.v. het zeebeleid van de EU”;

gezien de artikelen I-13 en I-14 van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (2), waarin aspecten van het zeebeleid worden genoemd;

gezien zijn advies van 9 april 2003 over de mededeling van de Commissie „Naar een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu” COM(2002) 539 def. (3);

gezien de mededeling van de Commissie van 2 maart 2005„Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie voor de zeeën en oceanen”;

gezien de mededeling van de Commissie „Strategische doelstellingen 2005 — 2009” van 26 januari 2005 (4), waarin staat dat er een bijzondere behoefte is aan een „alomvattend maritiem beleid dat gericht is op de ontwikkeling van een welvarende maritieme economie en het volledige potentieel van op de zee gebaseerde activiteiten op in milieuopzicht duurzame wijze”;

gezien de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2002 betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (5);

gezien het Witboek „Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” van 12 september 2001 (6);

gezien het op 28 juni 2005 door de commissie „Duurzame ontwikkeling” goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 84/2005 rev.1) (rapporteur: de heer Döring, Minister van Justitie, werkgelegenheid en Europese zaken van Sleeswijk-Holstein (D, PSE));

overwegende hetgeen volgt:

1.

De zee is van fundamenteel belang voor het menselijk leven en de economie. Het Europese continent is onlosmakelijk verbonden met de zee: de Europese Unie heeft een kustlengte van zo'n 325 000 km (eilanden aan de kust meegerekend) en bezit de grootste maritieme oppervlakte ter wereld (perifere regio's meegerekend); een derde van haar 450 miljoen inwoners woont aan of in de nabijheid van de kust en meer dan 100 van haar regio's grenzen aan zee.

2.

De zee is bepalend voor het leven van meer dan 14 miljoen mensen die op de eilanden van de Europese Unie wonen en is de belangrijkste determinant van de sociaal-economische ontwikkeling van alle eilandregio's.

3.

Zeeën vormen met een oppervlakte van ca. 1,4 miljard km2 het grootste leefgebied op aarde.

4.

Zee en klimaat zijn nauw met elkaar verbonden; 70 % van de zuurstof die wij inademen, is afkomstig van zeeflora.

5.

De diverse sectoren die met de zee verband houden, zoals de vervoers-, de energie- en de voedingssector, zullen voor de moeilijke taak worden gesteld om de economische groei op duurzame wijze te bevorderen, d.w.z. op een wijze waarbij de natuurlijke rijkdommen in stand worden gehouden.

6.

In de preambule van het VN-verdrag inzake het recht van de zee staat o.m. dat „in een geest van wederzijds begrip en wederzijdse samenwerking alle problemen met betrekking tot het recht van de zee” geregeld moeten worden, dat „de problemen van de oceanen nauw met elkaar zijn verbonden en als een geheel dienen te worden beschouwd”, dat „de internationale verbindingen vergemakkelijkt” moeten worden en een „rechtvaardige en doelmatige gebruik van de rijkdommen ervan” en de „instandhouding van de levende rijkdommen ervan alsmede de bescherming en het behoud van het mariene milieu” bevorderd moeten worden.

7.

De ruime ervaring die vooral de regionale en lokale overheden in kustgebieden reeds met maritieme kwesties hebben opgedaan, zou bij de ontwikkeling van het toekomstige zeebeleid benut moeten worden.

heeft tijdens zijn 61e zitting van 12 en 13 oktober 2005 (vergadering van 12 oktober) het volgende advies goedgekeurd.

1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

Inleiding

1.1

Voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Unie schenkt de politiek aandacht aan de zee als geheel en kunnen de afzonderlijke maatregelen, die de EU soms al vele jaren geleden heeft ingevoerd, door middel van een gemeenschappelijke, constructieve strategie gebundeld worden tot een modern Europees zeebeleid. Zo kunnen de maatregelen geoptimaliseerd worden en synergie-effecten sorteren.

1.2

Het Comité gaat ervan uit dat de Europese Commissie niet alleen een inventaris zal opmaken, maar tijdens haar huidige mandaatperiode al de eerste maatregelen zal treffen om tot een Europees zeebeleid te komen en daartoe ook wetgevingvoorstellen zal indienen.

1.3

Het Comité is ingenomen met het besluit van de Europese Commissie om een Groenboek over maritieme aangelegenheden op te stellen teneinde een inventaris op te maken en de basis voor een duurzame Europese maritieme economie als kerninitiatief voor 2010 te leggen.

1.4

Het Comité steunt de initiatieven van diverse regio's en regionale netwerken om dit proces intensief te begeleiden.

1.5

Het Comité is eveneens te spreken over de Mededeling „Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie voor de zeeën en oceanen” van 2 maart 2005 en over de constateringen en doelstellingen voor de maritieme sector die hierin zijn opgenomen.

1.6

Het feit dat de Europese Commissie heeft besloten ter voorbereiding van het Groenboek een breed overleg te organiseren, is van groot belang. De Europese regionale en lokale overheden komt bij dit overleg een sleutelrol toe.

Geïntegreerde benadering als overkoepelend beginsel

1.7

Doel is dat het grote potentieel van de Europese zeeën erkend wordt en behouden blijft. Er moet een actief zeebeleid worden gevoerd, dat zodanig is opgezet dat ook toekomstige generaties kunnen delen in de economische, biologische en culturele rijkdom die de zee biedt.

1.8

Een duurzaam en doeltreffend Europees zeebeleid moet gestoeld zijn op een geïntegreerde strategie als overkoepelend beginsel, d.w.z. dat maatregelen op de verschillende beleidsterreinen onder één dak worden gebracht.

1.9

Het Comité wijst erop dat ook buiten de Europese Unie al diverse voorbeelden van een actief zeebeleid bestaan.

1.10

Het Comité hoopt dat een geïntegreerd Europees zeebeleid ook een nieuwe impuls geeft aan het proces van Barcelona, waarbij rekening wordt gehouden met de bijdrage die de regionale en lokale overheden kunnen leveren.

Beleidsterreinen

1.11

Het Europese zeebeleid zal een groot aantal verschillende beleidsterreinen raken. Hoewel op sommige daarvan al wel Europese maatregelen zijn getroffen, is er nog geen sprake van een geïntegreerde aanpak.

1.12

Een actief zeebeleid dient de volgende belangrijke beleidsterreinen te omvatten:

Handel, vervoer, scheepsbouw en havenbedrijf

1.13

Het is voor de regio's in de Europese Unie van levensbelang over een concurrerende zeevaart, scheepsbouw en havenbedrijf te beschikken. Uitbreiding van de vaarroutes op binnenwateren en op zee is onontbeerlijk, gezien de geografische omstandigheden en het feit dat de Europese economie sterk gericht is op de export. Verschuiving van het vervoer over land naar het vervoer over zee is een van de mogelijkheden om de toename van het verkeer in goede banen te helpen leiden. Daarnaast moet een Europees zeebeleid zorgen voor de nodige randvoorwaarden om ondernemers in de Europese scheepvaart, scheepsbouw en havenbedrijf gelijke kansen te bieden. Tegelijkertijd is het niet alleen noodzakelijk dat de wereldwijde zeevaart en de veiligheid op zee door duidelijke en bindende veiligheidsvoorschriften worden geregeld, maar ook dat deze voorschriften worden gehandhaafd.

1.14

Europa heeft er een strategisch belang bij om een concurrerende handelsvloot en een solide scheepsbouwindustrie te behouden: dat vergt een doortastend industriebeleid dat gebaseerd is op innovatie, onderzoek en wetenschappelijke kennis.

1.15

De infrastructuur voor onderhoud en reparatie van schepen in de Europese havens moet worden uitgebouwd en de veiligheidsniveau moet worden verhoogd om de sector sterker te maken.

1.16

Er dient te worden bekeken hoe scheepsafval op een milieuvriendelijke wijze kan worden verwijderd, bijv. door de invoering van een specifieke havenbelasting.

Visserij en maricultuur

1.17

Ondanks het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU (GVB) en het feit dat de EU de grootste markt voor verwerkte visproducten ter wereld is, bereikt de traditionele visserij — hoewel nog altijd een bron van inkomsten voor sommige ondernemingen — haar grenzen a.g.v. de overbevissing. Als het GVB niet vastberaden wordt geïmplementeerd en zonodig wordt geflankeerd door nadere gerichte maatregelen voor bepaalde Europese zeeën, is een belangrijk deel van de Europese visbestanden gedoemd te verdwijnen, waardoor vele visserijbedrijven ten onder zullen gaan.

1.18

Naast de traditionele visvangst zijn er ook andere economische mogelijkheden, zoals het kweken van duurdere vissoorten, schaaldieren en wieren op zee en aan land en het winnen en cultiveren van stoffen uit mariene organismen m.b.v. zgn. „blauwe” of mariene biotechnologie. Dit dient dan wel op duurzame wijze te gebeuren.

Energie, maritieme bodemrijkdommen, maritieme techniek

1.19

Op zee wordt windenergie naast olie- en gaswinning als vorm van duurzame energie economisch gezien steeds belangrijker. Aangezien de Europese Unie steeds afhankelijker wordt van invoer om in haar energiebehoefte te voorzien, moet windenergie op zee meer ruimte krijgen.

1.20

De exploitatie van de zeer omvangrijke bodemrijkdommen in zee, die thans nog in de kinderschoenen staat, mag het ecologische evenwicht op de lange termijn niet verstoren.

1.21

Het Comité wijst op de innovatiemogelijkheden van een veelzijdige maritieme techniek met een breed toepassingsgebied, zoals het gehele zeevervoer inclusief scheepsonderhoud, havenbedrijf en scheepswerven, uitrusting voor de offshore-industrie, hydrografie, maricultuur en milieu. Ook milieutechniek biedt een groot economisch potentieel. Zo is de maritieme techniek met haar grote innovatiemogelijkheden enerzijds een belangrijke economische factor en anderzijds een krachtige motor van onderzoek en ontwikkeling.

Marien milieu

1.22

De fysische, chemische en biologische toestand van de zee wordt beïnvloed door externe factoren. Er zijn dringend maatregelen geboden om het hoofd te bieden aan bijv. de toenemende verontreiniging, waaronder verontreiniging die in het verleden is veroorzaakt, het deels verkeerde gebruik van de biologische en niet-biologische grondstoffen in zee en de gevolgen van de klimaatverandering, waardoor de toekomst van de zee als bron van biodiversiteit en als economische hulpbron die voor miljoenen mensen in de Europese Unie van levensbelang is, wordt bedreigd. Voorbeelden hiervan zijn de EU-kaderrichtlijn Water en de jarenlange inspanningen om de toestand van de Oostzee, die nu bijna een binnenzee is geworden, te verbeteren.

Toerisme

1.23

Voldoende mogelijkheden op het gebied van sport, wellness en gezondheid, schoon zwemwater, schoon strand, kust die nog natuurlijk is en niet volgebouwd mag worden en een goed cultuur- en recreatieaanbod zijn criteria op basis waarvan vakantiegangers voor een bepaald kustgebied kiezen. Het is dan ook belangrijk dat het toerisme aan de Europese kusten, waaronder jachthavens voor zeil- en motorboten, verder ontwikkeld wordt. In ieder Europees zeebeleid dient voldoende aandacht uit te gaan naar het bevorderen van de investeringen in deze gebieden, waar veel mensen werken.

Kustbescherming

1.24

I.v.m. de stijgende zeespiegel en de kusterosie moeten rechtstreekse concrete maatregelen worden getroffen om de kust te versterken. Tegelijkertijd dient nagegaan te worden wat de potentiële gevolgen van de klimaatverandering zijn en welke economische impact deze zullen hebben, zodat voor de noodzakelijke beschermingsmaatregelen gezorgd kan worden. Tegen die achtergrond komt het er vooral op aan voorbeelden van goede praktijken op het gebied van een geïntegreerd kustbeheer uit te wisselen: zo kunnen methoden worden ontwikkeld die op de behoeften van kustgebieden zijn afgestemd en tot doel hebben om de kwaliteit van de ruimte en de identiteit van de maritieme regio's te bewaren. Bovendien moeten er stappen worden genomen om de natuurlijke hulpbronnen van kustgebieden, die binnen het mariene milieu het meest productief zijn, te beschermen.

Eilanden

1.25

Het Europese zeebeleid dient rekening te houden met de specifieke kenmerken van eilanden en moet eilanden kunnen helpen hun natuurlijke handicaps, waardoor zij met structurele meerkosten en dus een concurrentienadeel ten opzichte van het vasteland worden geconfronteerd, te overwinnen.

1.26

Aangezien eilanden voor hun economische ontwikkeling sterk afhankelijk zijn van het zeevervoer, moet het EU-zeebeleid dienen als nuttig instrument om eilanden te helpen onder dezelfde voorwaarden als de regio's op het vasteland deel uit te maken van de interne markt.

Maritieme hulpbronnen in het buitenlands beleid en in het beleid t.a.v. buurlanden

1.27

Als „global player” is het voor de EU van groot belang dat maritieme hulpbonnen worden geëxploiteerd op een wijze die voor alle landen fair is en waarbij ook naar duurzaamheid wordt gestreefd. Bovendien moet rekening worden gehouden met de toepasselijke internationale verdragen, met name de wetgeving van de Internationale Maritieme Organisatie.

Instrumenten van een geïntegreerd zeebeleid

Onderzoek en opleiding

1.28

Maritiem onderzoek zou niet slechts een onlosmakelijk deel van het Europese onderzoeksbeleid moeten uitmaken; het zou een van de speerpunten daarvan moeten worden.

1.29

Het Comité steunt de door de Europese maritieme onderzoeksinstituten op 13 mei 2004 aangenomen Verklaring van Galway inzake de ondersteuning van mariene wetenschap en technologie binnen het 7e kaderprogramma voor onderzoek. Niet alleen moet er geld worden uitgetrokken voor sectorgerichte technische onderzoeksterreinen, zoals materiaal- en technologieonderzoek, gezondheids- en levensmiddelenonderzoek en klimaat- en zeebiologisch onderzoek en voor niet-technische onderzoeksterreinen, zoals handel en toerisme, maar ook bestaat dringende behoefte aan steun t.b.v. internationale onderzoeksinstellingen die uitvoerige gegevens over horizontale kwesties kunnen verzamelen.

1.30

Het Comité pleit voor een opleidingssysteem voor maritieme beroepen in de lidstaten en regio's dat aansluit op de behoeften van alle arbeidsmarkten in Europa.

Ruimtelijke ordening en monitoring

1.31

Instrumenten op het vlak van ruimtelijke ordening maken een belangrijk onderdeel uit van een geïntegreerd maritiem beleid. Adequate monitoringsystemen en de evaluatie daarvan kunnen belangrijke gegevens verschaffen i.v.m. de ontwikkeling en de toepassingen van verschillende maritieme parameters. Het beheer van de territoriale wateren alsook van de exclusieve economische zone van de EU zou binnen een geïntegreerd beleid geoptimaliseerd kunnen worden, hetgeen niet in de laatste plaats vanwege de hoge infrastructuurkosten een zaak van gemeenschappelijk Europees belang is.

1.32

Het Comité steunt in dit verband de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2002 betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa (GBKG). Een dergelijk beheer houdt o.m. in dat land, kust en open zee als één geheel wordt beschouwd, dat de verschillende belangen op economisch, sociaal, milieu- en veiligheidsgebied tegen elkaar worden afgewogen en dat politieke en bestuurlijke organen en maatschappelijke organisaties bij een en ander worden betrokken om conflicten in een vroeg stadium te onderkennen en op te lossen.

Bewustmaking

1.33

Jammer genoeg heeft de zee pas in heel Europa op grote schaal aandacht gekregen nadat zich opzienbarende scheepsrampen hadden voorgedaan met schepen die niet aan de EU-normen voldeden, zoals de Erika en de Prestige. Een Europees zeebeleid zal pas succesvol kunnen zijn wanneer vooral mensen ter plaatse op lokaal en regionaal niveau m.b.v. adequate instrumenten bij de uitwerking en uitvoering worden betrokken. Daarbij moeten de vele goede ervaringen die in de Europese regio's zijn opgedaan, worden benut.

Binnenland

1.34

Het binnenland speelt een belangrijke rol in het zeebeleid, omdat activiteiten in het binnenland van grote invloed zijn op de kust en de zee.

2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

2.1

Het Comité vindt het een goede zaak dat in het kader van de overkoepelende doelstellingen van de Lissabonstrategie actief wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een Europees zeebeleid.

2.2

Het Comité verzoekt de Commissie de constructieve bijdrage die lokale en regionale overheden in tal van opzichten aan het beheer van maritieme hulpbronnen leveren, te erkennen en ervoor te zorgen dat deze rol een plaats krijgt binnen het toekomstige zeebeleid.

2.3

Het Comité adviseert de Commissie drie hoofdthema's in aanmerking te nemen: a) kustgebieden uitrusten met voldoende capaciteit en voorzieningen voor wonen en werken — waaronder steun voor innovatie, vaardigheden en ondernemerschap, met name voor de ontwikkeling van nieuwe maritieme technologie waarbij voldoende middelen voor dergelijke voorzieningen en ontwikkeling van de vereiste menselijke hulpbronnen beschikbaar zijn, b) gebruik maken van zee en kust ter ondersteuning van de economische ontwikkeling het herstel van kustgebieden en voor activiteiten aan land die sociaal-economische voordelen opleveren, c) kustgemeenten en achterland bijstaan door de verbindingen met landelijke gebieden en regionale steden te bevorderen.

2.4

Het Comité pleit ervoor dat een overzicht wordt gemaakt van de vigerende wetten en regels met maritieme aspecten en dat wordt bekeken of bij de instrumenten van het regionaal beleid, de verordening inzake het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, de bepalingen van het fonds voor levenslang leren en het 7e kaderprogramma voor onderzoek & ontwikkeling voldoende rekening met deze aspecten wordt gehouden.

2.5

Het Comité acht het wenselijk dat de maritieme dimensie van de EU wordt meegenomen in de toekomstige doelstellingen voor concurrentievermogen en samenwerking, met name als het gaat om transnationale en grensoverschrijdende bestrijding van de luchtvervuiling en vergroting van de maritieme veiligheid en het beheer van luchthavens en vaarwegen, in de programmeringperiode 2007-2013 van het regionaal beleid. Ook vindt het dat de bestaande financieringsinstrumenten van de EU op het gebied van maritieme aangelegenheden gecontroleerd en gecoördineerd moeten worden.

2.6

Het Comité dringt er bij de Commissie op aan voor zover mogelijk de economische en ecologische waarde van iedere maritieme hulpbron vast te leggen en aan de hand daarvan de huidige en de toekomstige exploitatie van de maritieme hulpbronnen te evalueren en zo nodig aan te passen.

2.7

Het Comité dringt er bij de Commissie op aan de huidige en toekomstige mogelijkheden alsook de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in de verschillende economische maritieme sectoren in kaart te brengen en concreet aan te geven hoe dit potentieel gerealiseerd kan worden.

2.8

Het Comité moedigt de Commissie aan de versterking, verbetering en uitbreiding van de vaarwegen in het kader van de trans-Europese netwerken voldoende in het oog te blijven houden en in samenwerking met de lidstaten te bevorderen.

2.9

Het Comité pleit ervoor dat de ontwikkeling van de secundaire netwerken wordt gestimuleerd en eilanden volledig in het netwerk van „maritieme snelwegen” worden opgenomen, teneinde het vervoer van en naar eilanden te verbeteren en eilanden een betere toegang tot de markten op het vasteland te bieden.

2.10

Het Comité dringt aan op een adequaat ruimtelijkeordeningsbeleid, bijv. door het GBKG te implementeren en gebieden met verschillende toepassingsmogelijkheden te verdelen of te reserveren.

2.11

Het Comité steunt het initiatief LeaderSHIP 2015 van de EU-scheepsbouwsector en roept de Commissie op het concurrentievermogen van deze hoogwaardige bedrijfstak te ondersteunen.

2.12

Het Comité roept de Commissie op de preventie van scheepsongevallen op zee, aan de kustlijn en in havens tot prioriteit van de Europese Unie te maken, het veiligheidsgehalte van bindende internationale publieksrechtelijke verdragen, zoals de SOLAS- en MARPOL-verdragen van de Internationale Maritieme Organisatie, door middel van EU-initiatieven te vergroten, de ratificatie van die verdragen te versnellen en hun tenuitvoerlegging en follow-up te verbeteren, waarbij moet worden nagegaan in hoeverre de Structuurfondsen kunnen worden ingezet ten behoeve van het risicobeheer.

2.13

Het Comité vindt dat er meer moet worden gedaan om de capaciteit uit te breiden en/of de toegang over land tot haveninstallaties te verbeteren, logistieke distributienetwerken aan te leggen en nieuwe haveninfrastructuur te ontwikkelen alsook de bestaande haveninfrastructuur te diversifiëren; daarbij moet extra aandacht uitgaan naar de behoeften en infrastructuur van havens op eilanden. Bovendien moeten maatregelen ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen van de kustgebieden bij dit alles in acht worden genomen.

2.14

Het Comité vindt dat meer rekening moet worden gehouden met de sociale facetten van havens, zoals de overnachtingsmogelijkheden voor bemanningen.

2.15

Het Comité dringt erop aan dat de veiligheidsstrategieën en -maatregelen in haveninstallaties en hun onmiddellijke omgeving aan het nieuwe risico van terroristische aanslagen worden aangepast.

2.16

Het Comité roept de Commissie op haar hervorming van het visserijbeleid voort te zetten teneinde het voortbestaan van visbestanden in de Europese wateren alsook de bestaansmiddelen van de vissers te waarborgen.

2.17

Het Comité dringt er bij de Commissie en de Raad op aan dat bij het vernieuwde Euromediterrane beleid een centrale rol wordt toegekend aan het gemeenschappelijk visserijbeleid, mede met het oog op de inspanningen om vóór 2010 een vrijhandelsruimte in het Middellandse-Zeegebied tot stand te brengen.

2.18

Het Comité doet een beroep op de Commissie om de randvoorwaarden voor verdere steun aan windenergie in de Unie te scheppen. In dit verband dient ook meer aandacht uit te gaan naar de mogelijkheden van andere vormen van duurzame energie, zoals de benutting van getijdenstroming. Eventueel moeten deze ook gesteund worden.

2.19

Het Comité verzoekt de Commissie milieuvriendelijke olie- en gaswinning in de wateren van de Unie te waarborgen.

2.20

Het Comité roept de Commissie op aan de hand van de verschillende prognoses m.b.t. de stijgende zeespiegel scenario's op te stellen met maatregelen om de kust te beschermen.

2.21

Naar voorbeeld van „INSPIRE” (de infrastructuur voor ruimtelijke informatie) zou ook op maritiem gebied een instrument ontwikkeld moeten worden waarmee de verschillende exploitatiebelangen aan de hand van solide gegevens tegen elkaar afgewogen kunnen worden.

2.22

Het Comité pleit voor gerichtere bevordering van de scheepsbouw en de zeetechnieksector. Te denken valt bijvoorbeeld aan de invoering van dubbelwandige tankers of aan de ontmanteling van ca. 200 olie- en gasplatforms op zee, die de komende jaren moet plaatsvinden.

2.23

Het Comité roept de Commissie op een impuls te geven aan het opstellen van nationale strategische plannen en transregionale en transnationale GBKB-initiatieven te steunen.

2.24

Het Comité dringt er bij de Commissie op aan meer subsidie toe te kennen aan maritiem onderzoek en deze vooral te bestemmen voor nieuwe technologieën, zoals polartechniek. Daarnaast zouden de voorwaarden in de hele EU gelijkgetrokken moeten worden, bijv. op het vlak van de maricultuur, en dient het bedrijfsleven in een vroeg stadium betrokken te worden.

2.25

Het Comité verzoekt de Commissie het publiek bewuster te maken van de problematiek door een systematische strategie voor een modern zeebeleid te ontwikkelen, zodat dit beleid in de betrokken gebieden wordt verankerd en ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

2.26

Het Comité verzoekt de Commissie oog te hebben voor het binnenland en voor de wisselwerking tussen binnenland, kustregio's en de zee, zodat alle regio's — dus niet alleen de regio's die aan zee liggen — bij het zeebeleid worden betrokken.

2.27

Het Comité verzoekt de Commissie rekening te houden met transregionale initiatieven, met name de initiatieven m.b.t. de vier grote maritieme gebieden in Europa — het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, de Oostzee, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

2.28

Het Comité pleit ervoor dat de Commissie speciale aandacht schenkt aan culturele belangen en lokale kennis in maritieme gebieden en deze in de planning, het beheer en de ontwikkeling van relevant beleid integreert. Voorts dient de maritieme cultuur van kustgebieden beslist bevorderd te blijven worden, vooral daar waar de zee bijdraagt aan de duurzame ontwikkeling van kustgebieden. Dit zal hun toeristische waarde verhogen.

2.29

Het Comité roept de Commissie op ervoor te zorgen dat de regionale en lokale overheden bij het formuleren en uitvoeren van het Europese zeebeleid worden betrokken en dat bij het opstellen van het Groenboek gebruik wordt gemaakt van de deskundigheid waarover de regio's op de verschillende gebieden beschikken. Daarbij kunnen niet alleen zgn. succesvolle praktijkvoorbeelden maar ook maritieme modelregio's van groot belang voor de invoering van een geïntegreerd beleid zijn. Ook het zeer succesvolle LEADER zou model kunnen staan om de uitvoering een lokale dimensie te geven.

2.30

Het Comité adviseert dat in kustregio's diverse regionale conferenties worden georganiseerd tijdens de brede raadpleging over het Groenboek, totdat dit wordt gepubliceerd, met als doel de deskundigheid op regionaal en lokaal niveau in te brengen en daarnaast het publiek meer bewust te maken van maritieme kwesties. De conferenties moeten evenwichtig worden verdeeld over regio's met grote industriële havens en regio's met kleinere havens waarin op ambachtelijke wijze wordt gewerkt.

2.31

Het Comité is bereid een belangrijke rol als partner te spelen in het overleg ter begeleiding van het Groenboek en pleit voor een langdurige publiciteitscampagne waarbij de regionale en lokale overheden worden betrokken.

Brussel, 12 oktober 2005

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB


(1)  CdR 7/2005 rev.1

(2)  PB C 310 van 16.12.2004, blz. 1

(3)  CdR 24/2003 fin

(4)  COM(2005) 12 final

(5)  PB L 148 van 06.06.2002, blz. 24

(6)  COM(2001) 370 final


Top