Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2008/211/06

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de volgende voorstellen: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten COM(2007) 528 final — 2007/0195 (COD), — COM(2007) 529 final — 2007/0196 (COD), — COM(2007) 530 final — 2007/0197 (COD), — COM(2007) 531 final — 2007/0198 (COD), — COM(2007) 532 final — 2007/0199 (COD)

    PB C 211 van 19.8.2008, p. 23–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.8.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 211/23


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de volgende voorstellen:

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten

    COM(2007) 528 final — 2007/0195 (COD),

    COM(2007) 529 final — 2007/0196 (COD),

    COM(2007) 530 final — 2007/0197 (COD),

    COM(2007) 531 final — 2007/0198 (COD),

    COM(2007) 532 final — 2007/0199 (COD)

    (2008/C 211/06)

    De Raad heeft op 18 oktober 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 44, lid 2, artikel 55 en artikel 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over:

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten.

    De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 april 2008 goedgekeurd. Rapporteur was de heer CEDRONE.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 444e zitting op 22 en 23 april 2008 (vergadering van 22 april 2008) onderstaand advies uitgebracht, dat met 100 stemmen voor, 4 tegen, bij 7 onthoudingen werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en voorstellen

    1.1   Conclusies

    1.1.1

    Over het algemeen stemt het EESC in met de redenen die de Commissie ertoe hebben aangezet om het derde energiepakket te presenteren, een complexe en moeilijke materie met wettelijke en economische haken en ogen, dat tot tegengestelde oordelen en reacties heeft geleid.

    1.1.2

    Volgens het EESC mag de huidige situatie in de energiesector niet langer voortduren. Nadat de integratie en liberalisering op gang zijn gebracht, staan we nu op een kruispunt: we moeten kiezen welke kant we op gaan. De liberalisering van de energiemarkt stagneert, wat hoge overgangskosten met zich meebrengt die hoger zouden kunnen worden dan de voordelen. Deze kosten hangen samen met het ontbreken van een samenhangend regelgevingskader op Europees niveau, met in bepaalde gevallen een gebrek aan politieke wil om te liberaliseren en met de afwezigheid van een duidelijke taakverdeling tussen de betrokkenen. De mogelijke consequenties van deze onzekerheden op regelgevingsgebied zijn: geringe investeringen in de sector en een concurrentie die nauwelijks van de grond komt. Dit heeft geleid tot een versnipperde Europese markt, met in sommige gevallen aan het hoofd de voormalige monopolisten, reden waarom men zich er terdege van bewust dient te zijn dat het liberaliseringsproces vastberaden moet worden voortgezet.

    1.1.3   Politieke aspecten: de interne markt

    1.1.3.1

    Kern van deze strategie is de verwezenlijking van een Europese interne markt voor energie. De Unie dient een gemeenschappelijke strategie uit te werken om snel te kunnen reageren, met één stem te kunnen spreken en tijdens internationale onderhandelingen beter beslagen ten ijs te komen. Samenwerking tussen de lidstaten, regelgevers en transmissiesysteembeheerders is dringend geboden. Er zijn dus structurele veranderingen nodig voor de integratie van het systeembeheer en de systeemontwikkeling op regionaal niveau. De lidstaten dienen hun ervaringen, kennis en regels te delen, samen op te trekken, een eigen beleid te formuleren (op te leggen) voor de kosten van de energievoorziening, om op die manier een zo concurrerend mogelijk scenario te creëren dat leidt tot zo billijk mogelijke prijzen, waarbij financiële speculatie vermeden wordt. De staten moeten meer een eenheid gaan vormen en overeengekomen regels naleven in het belang van de gebruiker-consument, waarbij zij de eerder goedgekeurde EU-wetgeving in nationale wetgeving omzetten.

    1.1.4   Economische aspecten

    1.1.4.1

    Volgens het EESC zou een eerlijke en goed geregelde concurrentie (met het huidige voorstel van de Commissie is dit niet mogelijk) leiden tot meer alternatieve bronnen en hogere investeringen in infrastructuur voor energievoorziening. Deze zorgen op hun beurt weer voor een hogere productiviteit van de ondernemingen (bijv. het MKB). Door die hogere productiviteit zijn billijke prijzen mogelijk, zou er meer transparantie komen en zou de kans op overheersende posities afnemen.

    1.1.4.2

    Een van de prioriteiten van het derde pakket is het aanmoedigen van investeringen in energie-infrastructuur en het garanderen van de coördinatie hiervan op Europees niveau. De desbetreffende maatregelen van de Commissie zijn een stap in de goede richting, al dienen ze wel investeringen in de opwekking van elektriciteit mogelijk te maken, en vertrouwen te wekken bij de investeerders. Wat de ontwikkeling van de netten betreft, dienen de maatregelen tot een goede planning te leiden, waarbij met alle betrokken partijen rekening wordt gehouden en deze planning zowel qua termijnen als qua ambitieniveau gehaald wordt. Verder dient er een controle te zijn van die investeringen op Europees niveau (uitgevoerd door het Agentschap voor regelgevers). Tegenover een weinig elastische markt, met ondernemingen die zich als oligopolisten gedragen, met enkele staten die onwillig zijn om de bevoegdheid voor de leveringen te delegeren, neemt het vertrouwen van de operatoren en gebruikers af, met een bijbehorende blokkering van de liquiditeit: aan die situatie moet een einde worden gemaakt.

    1.1.5   Sociale aspecten

    1.1.5.1

    De herstructurering die voortvloeit uit het derde pakket dient gepaard te gaan met een werkgelegenheidsbeleid, met volwaardige inbreng van de vakbonden en ondernemingen aan de hand van instrumenten als „corporate social restructuring” en een op Europees en nationaal niveau opgezet sociaal vangnet. Het is geruststellend om vast te stellen dat de eigendomsscheiding die sommige landen hebben doorgevoerd in de transmissienetwerken geen negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid heeft gehad.

    1.1.5.2

    Hoewel de bescherming van zwakkeren in de samenleving en van kwetsbare consumenten een strikt nationale bevoegdheid is en blijft, is het fundamenteel dat de Commissie het belang van deze internationale maatregelen erkent. De Commissie moet ook de uitvoering van deze maatregelen volgen om ervoor te zorgen dat zij stroken met de voorwaarden voor een open en concurrerende markt. Zo is het nodig om in Europees verband het begrip energie-armoede (tarief voor sociale minima) in te voeren en de openbaredienstverplichtingen in het algemeen belang na te komen, zoals in de huidige richtlijnen is vastgelegd.

    1.1.6   Verbruikers (ondernemingen en consumenten)

    1.1.6.1

    Een nieuwe strategie voor het energiebeleid moet heuse concurrentie tussen ondernemingen dus bevorderen zodat de verbruikers een bredere keuze krijgen. De transportnetten moeten toegankelijk zijn voor een ieder die ze wil gebruiken. Voor grote, energieverslindende bedrijven dient er een Europees contract te komen voor de aanschaf van energie, met homogene prijzen (vergelijkbare prijzen of de „wet van de unieke prijs”) en afschaffing van staatssteun (oneerlijke concurrentie). De door de EU voorziene rechten van consumenten moeten worden erkend; consumenten moeten zelf hun energieleverancier kunnen kiezen tegen de laagst mogelijke prijs.

    1.1.7

    Tot slot meent het EESC dat het Commissievoorstel zich dient te richten op het voorkómen van de „status quo” als resultaat van het onvrijwillige gecombineerde optreden van grote, als monopolisten werkzame ondernemingen die hun bevoorrechte positie willen behouden, en van de vakbonden die terecht op de bres staan voor de werkgelegenheid.

    1.2   De voorstellen van het EESC

    1.2.1   Een energiemarkt

    1.2.1.1

    Om de overstap naar één energiemarkt vlotter te doen verlopen, dient de Commissie de voorstellen voor het derde energiepakket te wijzigen teneinde in internationaal verband autonoom te kunnen optreden, met name wat betreft de energiebronnen. Hiertoe moeten de voorstellen in het pakket die over regionale samenwerking gaan, beschouwd worden als de opmaat naar het uiteindelijke doel: één energiemarkt. Verder moeten de lidstaten hun elektriciteitsmarkten trachten te integreren; systeembeheerders zouden diverse lidstaten tegelijk moeten bedienen. Volgens het EESC moet de voorgestelde regionale samenwerking tussen netwerkbeheerders geenszins gezien worden als tijdelijke vervanging van of alternatief voor de interne energiemarkt. Regionale samenwerking tussen netwerkbeheerders, gebaseerd op „ontkoppeling van de eigendom” is fundamenteel, alsook dat zij daadwerkelijk gescheiden zijn van de productie/verkoop. Aan de hand van de in de afgelopen jaren door de Europese groep van regelgevers, ERGEG, gestimuleerde initiatieven moet ook worden nagegaan hoe consistent de regelgeving en de marktregels zijn.

    1.2.2   Geïntegreerde verticale scheiding (ontkoppeling)

    1.2.2.1

    Het EESC meent dat de EU, om de investeringen te bevorderen, de voorkeur moet geven aan ontkoppeling van de eigendom (ownership unbundling), die zeker beter is dan functionele scheiding. Hierdoor zouden de transparantie en het vertrouwen van de operatoren toenemen, alsook de veiligheid van het systeem en de controle met betrekking tot monopolie-activiteiten. Discriminatoir gedrag wordt zo voorkomen en gebruik en onderhoud van het netwerk moeten worden geoptimaliseerd.

    1.2.2.2

    Verdere studie en analyse zijn geboden van de strategische gevolgen in verband met de eigendom van de netwerken en met de noodzaak om de onafhankelijkheid daarvan te garanderen, ook gezien eventuele belangen van derde landen, inclusief de keuze van de eigendom van de netwerken (publiek of privé). Met de ontkoppeling van de eigendom, voorziet het voorstel van de Commissie niet in privatisering van de transportnetwerken die nu nog in handen van de overheid zijn.

    1.2.2.3

    De verschillen tussen de elektriciteits- en gassector (zie de VS, Denemarken, Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Zweden) zijn niet dermate groot dat deze een verschillende behandeling rechtvaardigen ten aanzien van ontkoppeling. De ontkoppeling tussen productie/verkoop en vervoer is nodig in beide sectoren. Het eventuele discriminerend gedrag in geval van te weinig verticale scheiding is gelijk. De maatschappijen die gas verkopen, zouden niet geïnteresseerd moeten zijn in wie hun gas wil transporteren, maar uitsluitend in de vraag of hun partner betrouwbaar en financieel solide is, zijn contractverplichtingen kan nakomen en „hun” gas kan verkopen.

    1.2.3   Europees Agentschap

    Het EESC is er vast van overtuigd dat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers (ACER) meer bevoegdheden moet krijgen om:

    op regelgevingsgebied autonoom en onafhankelijk op te treden;

    het optreden van het Europese netwerk van transmissiesysteembeheerders (ENTSO) te volgen; samen met het ENTSO en het permanente marktcomité de Commissie te adviseren over een lijst die moet worden gemaakt van benodigde technische en marktregels voor de uitwerking en goedkeuring van richtsnoeren en codes;

    criteria vast te stellen; technische en marktcodes goed te keuren;

    tariefmethoden te bepalen, alsook tarieven voor de regeling waarmee de kosten van netwerkbeheerders voor grensoverschrijdend transport van elektriciteit worden vergoed;

    ontwerprichtsnoeren op te stellen over de beginselen voor de ontwikkeling van de netwerken, en om het door de ENTSO voorgestelde investeringsplan voor de komende 10 jaar goed te keuren;

    standpunten en adviezen uiteen te zetten aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

    de marktpartijen te raadplegen;

    het werk van de nationale overheden te coördineren;

    de transparantie te bevorderen, met inbegrip van de wijze waarop het bestuur wordt benoemd.

    1.2.4   Nationale overheden

    1.2.4.1

    De nationale instanties voor regelgeving zijn essentieel voor de bevordering van de concurrentie en voor een correcte uitvoering van de richtlijnen op nationaal niveau, vooral wat betreft de naleving van de regels voor onpartijdig gebruik van de infrastructuur. Het is dus zaak hun bevoegdheden te harmoniseren en hun onafhankelijkheid ten opzichte van regeringen en ondernemingen op nationaal niveau uit te breiden, zodat nationale regelgevers misbruik van dominante posities kunnen vaststellen en voorkómen. Een onafhankelijker regelgever zal vertrouwen weten te wekken in de markt en beter kunnen samenwerken met het ACER.

    1.2.5   Mechanisme voor de coördinatie van beheerders van nationale netwerken (Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders, ENTSO)

    1.2.5.1

    Volgens het EESC dient er meer coördinatie te komen tussen de beheerders van nationale netwerken ter wille van de uitvoering van investeringen en een optimaal beheer van de voor de ontwikkeling van een geïntegreerd Europees netwerk vereiste infrastructuur. Het agentschap zou een uitgebreidere rol moeten krijgen dan is voorgesteld: codes ontwerpen, onder toezicht houden en goedkeuren om te garanderen dat het publieke belang voldoende in aanmerking wordt genomen. De rol van ENTSO dient beperkt te blijven tot zijn bevoegdheden en vaardigheden. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van richtsnoeren en codes zou voorbehouden moeten blijven aan het ACER.

    1.2.6   Europese netwerken en investeringen

    1.2.6.1

    Het EESC meent dat de Unie vooruit moet lopen op de ontwikkeling van het gebruik van de netwerken aan de hand van een programma van investeringen voor de aanleg van een systeem van openbare en/of particuliere Europese, door de Unie gecontroleerde netwerken die voor iedereen toegankelijk zijn, zowel voor de transmissie als het gebruik van energie. Te dien einde zou zij voor transparante, op marktprocedures gebaseerde procedures voor het beheer van verbindingen moeten zorgen. Dat zou zeer goed zijn voor de handel. Er moet geïnvesteerd worden indien dit voor een regio maatschappelijk-economische voordelen oplevert; alle marktpartijen dienen naar behoren te worden betrokken bij de besluitvorming over de ontwikkeling van codes en het investeringsplan voor de komende 10 jaar.

    1.2.7   Democratie en vertegenwoordiging

    1.2.7.1

    Op basis van reeds bestaande of in uitwerking zijnde bepalingen meent het EESC dat de consumenten vertegenwoordigd moeten zijn in de raad van bestuur van het Agentschap. Hetzelfde geldt voor alle andere betrokken partijen (actoren, vakbonden, bedrijven) die, behalve in de raad van bestuur, ook vertegenwoordigd zouden kunnen zijn in een speciale raad van toezicht. Op die manier is er van meet af aan, en dus niet slechts in de eindfase, bij de ontwikkeling van wetgeving sprake van een zo groot mogelijke consensus en participatie.

    2.   Inleiding

    2.1

    Na circa tien jaar heeft de Commissie (met veel vertraging) de eerste stappen gezet op weg naar Europese wetgeving voor een interne gas- en elektriciteitsmarkt. Het EESC heeft zich daarom in de loop der jaren herhaaldelijk kunnen uitspreken over dit steeds belangrijker en omstreden thema en legde soms andere accenten dan de Commissie.

    2.2

    Met de goedkeuring van dit derde wetgevingspakket voor de gas- en elektriciteitsmarkt wil de Commisie het reeds begonnen werk afronden, in het licht van de ingrijpend gewijzigde internationale context die iedereen voor nieuwe problemen stelt. De lidstaten scharen zich niet unaniem achter de voorstellen, met het gevaar dat de goedkeuring en toepassing van de nieuwe voorstellen vertraging oploopt waardoor de voltooiing van de interne Europese energiemarkt in het gedrang komt.

    2.3

    Hier ligt een belangrijke taak voor het EESC: een advies uitbrengen over een van de ingrijpendste (en meest explosieve) dossiers van de laatste jaren, waarvan niet alleen de energiemarkt afhangt, maar ook het lot van Europese ondernemingen in deze sector, de consumenten en ondernemingen in derde landen.

    2.4

    Het EESC is positief over de effectbeoordeling van de Commissie, die nu al goede aanknopingspunten biedt voor de doeltreffendheid van een liberalisering en van „eerlijke” concurrentie (zie tekst).

    3.   Doelstellingen die de Commissie met haar voorstellen nastreeft:

    3.1

    Garanderen dat de consument daadwerkelijk uit een breed aanbod zijn leverancier kan kiezen en dat hij profiteert van de „voordelen” die deze keuze met zich mee „zou moeten brengen”. Voor die betere voorwaarden voor de verbruiker moeten worden ingestaan, ook door bedrijven uit derde landen die in de EU werkzaam zijn.

    3.2

    Zorgen voor de ontkoppeling van de productie en transmissie enerzijds en de eigendom en het beheer van de netwerken voor de transmissie van elektriciteit en gas anderzijds. Er is ook een tweede optie, namelijk die van „onafhankelijke systeembeheerder”, waarbij verticaal geïntegreerde ondernemingen uitsluitend eigenaar van het netwerk kunnen blijven als het beheer van hun vermogen wordt toevertrouwd aan een onafhankelijk orgaan of een andere onderneming. Dit zou de investeringen in de infrastructuur ten goede moeten komen.

    3.3

    Concrete oplossingen bieden voor het probleem van de versnippering van de markt door de nationale grenzen, de bestaande verticale integratie en de sterke concentratie van het aanbod, die tot nu toe daadwerkelijke concurrentie en de verwezenlijking van een interne energiemarkt in de weg hebben gestaan.

    3.4

    Grensoverschrijdende handel vereenvoudigen, door middel van een specifiek agentschap dat wordt opgericht voor de coördinatie van de nationale regelgevingsautoriteiten en voor het aanbieden van dezelfde mogelijkheden aan ondernemingen uit de sector die in verschillende landen actief zijn; dit zou moeten garanderen dat er een heus Europees netwerk ontstaat dat bijdraagt tot de voorzieningszekerheid en de diversifiëring van het aanbod. De nationale autoriteiten zouden hierdoor hun onafhankelijkheid uitgebreid en gegarandeerd moeten zien.

    3.5

    De samenwerking bevorderen doordat de beheerders van de Europese netwerken nieuwe regels uitvaardigen; meer samenwerking tussen de diverse nationale markten garanderen, ook als de energievoorziening op één markt in gevaar is.

    3.6

    Zorgen voor meer transparantie door vereenvoudiging van de marktregels en informatie voor de consument om het vertrouwen van de verbruikers dat de markt het beste met hen voorheeft, te vergroten (is dat echt tot nu toe altijd zo geweest?).

    3.7

    De consumenten volgend jaar energieverbruikersrechten laten genieten, gegarandeerd door een verplicht speciaal Handvest met o.a. het recht op informatie over de leveranciers, de diverse marktopties, de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten, armoede in verband met energieverbruik (fuel poverty), enz. (1).

    4.   De richtlijnvoorstellen (elektriciteit en gas)

    4.1

    Daadwerkelijke ontkoppeling (juridisch en functioneel) van het systeem voor de levering en transmissie van elektriciteit en gas via niet-verticaal geïntegreerde systemen in alle lidstaten. Dit is een belangrijk onderdeel om eventuele belangenconflicten op te lossen en om:

    adequate investeringen te garanderen in een efficiënter systeem voor aanbod en transmissie, met inbegrip van verbeteringen in het beheer van grensoverschrijdend verkeer;

    privileges of gunstige behandelingen te vermijden voor bedrijven die deel uitmaken van verticaal geïntegreerde transmissie- en productiesystemen;

    alle marktspelers en niet uitsluitend degenen die aan de onderneming in kwestie gelieerd zijn, een correcte en transparante toegang tot informatie te waarborgen.

    4.2

    In geval van verticaal geïntegreerde ondernemingen die feitelijke scheiding van de eigendom tegenwerken, kan bij wijze van alternatief gedacht worden aan de instelling van een onafhankelijk systeembeheerder (ISO). Deze beheerder staat de ondernemingen toe eigenaar te blijven van het netwerk, maar niet om het te beheren. Zijn onafhankelijkheid staat of valt met de aanwezigheid van een deugdelijk werkend systeem voor regelgeving.

    4.2.1

    Zijn onafhankelijkheid geldt zowel voor overheids- als voor particuliere ondernemingen, alsook voor de scheiding tussen eigendom van het transmissienetwerk en de productiesystemen.

    4.2.2

    Hoofddoelstelling is dat het in alle landen van de EU zover komt dat de ondernemingen die actief zijn in de productie- en leveringssector van elektriciteit en gas geheel gescheiden gaan werken.

    4.2.3

    Het richtlijnvoorstel voorziet in tijdelijke afwijkingen van de voorschriften voor ontkoppeling van de eigendom in geval van investeringen in energie-infrastructuur.

    4.3

    Het is de bedoeling dat niet alleen op nationaal niveau maar in de gehele EU de beheerders van systemen losgekoppeld worden van degenen die zich met levering en productie bezighouden. Geen enkel energieproducerend bedrijf mag in een andere lidstaat een systeem voor transmissie beheren of bezitten. Iedere partij die deel wil uitmaken van het systeem, moet aantonen dat hij geen deel heeft aan activiteiten voor levering en productie.

    4.4

    De ontkoppeling van de eigendom moet een correct werkende markt en netwerk opleveren, hetgeen zich uiteindelijk vertaalt in billijke prijsvorming voor elektriciteit en gas en een eventuele prijsdaling, met duidelijke voordelen voor de consument en de beleggers in de sector.

    4.5

    Correct optreden van de onafhankelijk systeembeheerder en de feitelijke ontkoppeling van de eigendom van systemen voor productie en levering is slechts mogelijk als er een onafhankelijk en goed werkende regelgevingsautoriteit is. De autoriteiten voor regelgeving dienen juridisch verschillend en functioneel onafhankelijk te zijn van enig ander overheids- of particulier orgaan, alsmede van enig marktbelang. Ze moeten een volledig mandaat hebben en onderling van land tot land kunnen samenwerken om:

    na te gaan of de diverse marktpartijen de transparantieverplichtingen nakomen;

    te waarborgen dat de beschermende maatregelen voor de consument werken;

    na te gaan of de transmissie van elektriciteit en gas goed verloopt;

    de investeringsplannen van de beheerders van het transmissiesysteem te controleren en om te bekijken of deze onderling verenigbaar zijn;

    na te gaan of er marktsmisbruik plaatsvindt en of dominerende posities een correcte prijsvorming belemmeren.

    Externe agentschappen (CESR, agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers) dienen de Commissie van advies over de toepassing van de vastgelegde normen.

    5.   De voorstellen voor een verordening (oprichting van een agentschap voor samenwerking, toegang tot het netwerk voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en toegang tot aardgastransmissienetten)

    5.1

    De consolidatie van de interne markt, met gemeenschappelijke regels en verplichtingen is een kernvoorwaarde om de Europese energiemarkt te ontwikkelen en om de vereiste grensoverschrijdende handel tot stand te brengen. Harmonisatie tussen de diverse landen van de bestaande normen (bijv. de technische regels volgens welke de elektriciteitsbedrijven de codes voor transmissie en verzending moeten toepassen) is nodig, maar lijkt momenteel met ERGEG nog niet te zijn verwezenlijkt. Een dergelijke harmonisatie kan uitsluitend tot stand gebracht worden door een duidelijk afgebakend en onafhankelijk orgaan dat, gelet op de desbetreffende bepalingen in het Verdrag, in de vorm van een agentschap kan worden gegoten.

    5.2

    De belangrijkste taken van het agentschap zouden de volgende moeten zijn:

    verbeteren van de aanpak van grensoverschrijdende situaties;

    toezien op de werkzaamheden van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas;

    nagaan of de 10-jareninvesteringsplannen voor de netwerken doeltreffend zijn;

    garanderen dat de samenwerking tussen de beheerders vlot en transparant verloopt ten gunste van de interne markt;

    ingrijpen met eigen beslissingen over technische aspecten en over aanvragen voor vrijstelling;

    advies verlenen over marktreguleringskwesties; richtsnoeren opstellen ter verbetering van de praktijken van nationale regelgevingsorganen.

    5.3

    Voor de structuur kan gekozen worden voor het gebruikelijke organigram van communautaire regelgevingsagentschappen, waarbij er vooral op moet worden gelet dat een systeem wordt gekozen dat instaat voor de onafhankelijkheid van de regelgevingstaken. Behalve de raad van bestuur, die de directeur van het agentschap benoemt, kan er ook een raad van regelgevers worden ingesteld, die bevoegd is voor alle regelgevingskwesties, en een raad van beroep, die bevoegd is beroep tegen beslissingen van het agentschap te behandelen. Het agentschap krijgt maximaal 40 à 50 leden en zal per jaar in totaal 6 à 7 miljoen euro kosten, die gedekt worden door communautaire subsidies.

    5.4

    De Commissie treedt op als hoedster van de verdragen en als „controleur van de controleur”. Het agentschap heeft uitsluitend beslissingsbevoegdheid en is alleen oordeelkundig t.a.v. specifieke technische kwesties. Besluiten om op te treden voor de bescherming van de samenwerking of om de markt goed te laten werken, kan de Commissie — zelfstandig of in reactie op signalen van het agentschap — nemen.

    5.5

    Doeltreffende samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders is onontbeerlijk voor daadwerkelijke marktintegratie. Momenteel bestaat er slechts vrijwillige samenwerking, die evenwel geen bevredigende resultaten heeft opgeleverd, met name ten aanzien van de aanpak van netwerkincidenten en elektriciteitsstoringen. De samenwerking tussen regionale transmissiesysteembeheerders dient te worden versterkt met het oog op het volgende:

    vastlegging van een reeks coherente technische en marktcodes met internationale geldigheid;

    vastlegging van technische codes waarop kan worden teruggevallen als de netwerken niet doeltreffend samenwerken;

    waarborging van niet-discriminatoir gedrag in verband met netwerkbeheer en -ontwikkeling;

    vergemakkelijking van de marktintegratie, waardoor prijsconvergentie mogelijk wordt, de bezorgdheid over marktconcentratie afneemt, de liquiditeit toeneemt, enz.;

    bevordering van de financiering en het beheer van onderzoek en innovatie.

    5.6

    De samenwerkingsstructuren van transmissiesysteembeheerders dienen op Europees niveau volledig te worden erkend. Hiertoe kan gekozen worden voor de bestaande structuren als GTE en ENTSO of kunnen centrale en permanente structuren in het leven worden geroepen, zowel wat de organisatie als wat de praktische instrumenten voor netwerkplanning en -beheer betreft.

    6.   Algemene opmerkingen

    6.1

    Het probleem van de netwerken betreft niet zozeer de liberalisering op zich, als wel de vraag hoe de burger en de ondernemingen er voordeel van kunnen hebben, met name als het gaat om de elektriciteitsnetwerken. Te denken valt bijv. aan Europese openbare, of door de Unie gereguleerde netwerken die voor een ieder toegankelijk zijn.

    6.2

    Het zou een goede zaak zijn als de Commissie investeringen zou ondersteunen in de ontwikkeling van een volledig innovatief transmissiesysteem, dat het mogelijk maakt om elektriciteit op Europees niveau te gebruiken, door middel van een intelligent interactief net. Te denken valt aan een netwerk dat met internet te vergelijken is en waarin, dankzij intelligente tellers, de energiestroom in beide richtingen verloopt.

    6.3

    Dit zou investeringen zeer ten goede komen, nieuwe arbeidsplaatsen opleveren en de oude leuze „power to the people” concreet gestalte geven: energie uitwisselen op grond van ieders behoefte via voor ieder toegankelijke netwerken, met gelijke regels die zonder uitzondering in alle EU-landen worden toegepast (zoals al het geval is met internet).

    6.4

    Daarom kan worden overgegaan tot een volledige ontkoppeling in het systeem voor distributie van elektriciteit en tot een keuze tussen ontkoppeling en een „onafhankelijke systeembeheerder” voor de gasnetwerken.

    6.5

    De de door de Commissie nagestreefde doelstellingen (versterking van de nationale autoriteiten, meer samenwerking tussen transportbeheerders (ISO, TSO), meer transparantie op de markt, enz.) zijn slechts te verwezenlijken als niet langer „nationaal” wordt gedacht, niet alleen wat betreft de netwerken, maar ook wat betreft de energievoorziening, de investeringen, enz. Dit zijn de enige maatregelen waarmee betere dienstverlening kan worden gegarandeerd, hoe ontoereikend ook om de prijzen te beteugelen.

    6.6

    De concentratie van aardoliereserves in een paar gebieden ter wereld (61,8 % in het Midden-Oosten, 11,7 % in Europa en Rusland, 9,4 % in Afrika, 8,5 % in Zuid-Amerika, 5,1 % in Noord-Amerika en 3,5 % in het Verre Oosten, F. Profumo, Politecnico di Torino) zou de Commissie moeten aanzetten tot een gemeenschappelijk en scherper geformuleerd beleid, zowel voor deze gebieden als in de internationale organisaties waar overeenkomsten worden gesloten en besluiten vallen. In het tegenovergestelde geval kan domweg liberaliseren op zich verworden tot een illusie, omdat daarmee de prijzen niet in de hand kunnen worden gehouden. Vaak stijgen deze ten gevolge van monopolies die de wet uitmaken, ook in de politiek.

    6.7

    De EU dient verder te gaan op de weg van gereguleerde concurrentie en transparantie om het economisch systeem concurrerender en doorzichtiger te maken. De overwinningen op Microsoft en WW zijn opstekers voor de concurrentie, ook al is dit alleen niet genoeg. Tegelijk moeten er doeltreffender maatregelen komen om de gevolgen voor de werkgelegenheid te beperken; maatregelen en investeringen die de economie dynamischer maken om werknemers en jongeren meer kansen te bieden, die dan dus minder „bescherming” nodig hebben. De laatste gegevens over de economische groei in Europa zijn nu eenmaal niet bemoedigend (zie de mededeling van de Commissie): dat komt niet alleen door de sterke euro, maar ook door het geringe concurrentievermogen van de ondernemingen en de „bescherming” die vele van hen genieten. De na de Europese Akte begonnen ontmanteling van monopolies is veroordeeld tot succes, omdat in geval van falen het belang van de burger-consument zal worden gefnuikt door de desorganisatie en wellicht ook doordat er weer overheidsmiddelen worden gestoken in het overleven van de netwerken, zoals gebeurd is met de Britse spoorwegen.

    6.8

    Het debat over dit pakket mag niet beperkt blijven tot de instellingen of specialisten op dit gebied. De Commissie en het EESC moeten een open discussie aangaan met betrokken burgers-consumenten, werknemers en ondernemers, om te voorkomen dat het alleen de — vaak monopolistische — concerns uit de sector zijn die de besluitvorming beïnvloeden. Burgers zouden bijvoorbeeld op een speciale blog kunnen reageren, in de meeste lidstaten en in sommige Europese steden zou men openbare hoorzittingen moeten houden, en de resultaten ervan zouden dan tijdens een openbare communautaire conferentie moeten worden besproken. Bovendien zou het toezicht van de Commissie op de Europese agentschappen voor regelgeving ook een democratische dimensie moeten hebben en aangevuld moeten worden met een controle door het Europees Parlement.

    7.   Specifieke opmerkingen

    7.1

    Ontkoppeling van het eigenaarschap van de activiteiten binnen de keten betekent dat voorziening en productie van het beheer van het netwerk worden gescheiden (ownership unbundling). Toepassing van deze maatregelen is onontbeerlijk om de belemmeringen voor markttoetreding terug te dringen. Wat vermeden moet worden, is dat geïntegreerde ondernemingen (d.w.z. ondernemingen die meerdere activiteiten in de keten hebben) de kosten van de geliberaliseerde activiteiten deels „overhevelen” naar gereguleerde acitviteiten en dus een onterecht concurrentievoordeel genieten ten opzichte van bedrijven die slechts geliberaliseerde activiteiten hebben. De lidstaten hebben op uiteenlopende wijze de richtlijnen inzake de aardgas- en elektriciteitsmarkt uitgevoerd, wat soms heeft geleid tot verticaal geïntegreerde productie- en leveringsbedrijven en bedrijven voor het beheer van transmissienetwerken.

    7.2

    Uitbreiding van de bevoegdheden van de nationale organen voor de regelgeving biedt de garantie van de neutraliteit van het netwerkbeheer en, meer in het algemeen, van de in concessie beheerde infrastructuur die cruciaal is voor de liberalisering (transmissie, distributie en meting in de energiesector; vervoer, distributie, meting, opslag en hervergassing in de gassector).

    7.3

    De rol van het agentschap voor de samenwerking tussen organen voor regelgeving in de energiesector is doorslaggevend, omdat hiermee de handelwijze van onafhankelijke nationale instanties onder controle kan worden gehouden. De oprichting van een supranationaal regulerend orgaan dat moet toezien op de gang van zaken in de betrokken landen, zou leiden tot welomschreven samenwerking voor de reguleringswerkzaamheden, waardoor de scheve verhouding wordt gecorrigeerd tussen de invalshoek van de EU in haar geheel en die van de afzonderlijke lidstaten, wat ten gunste is van een geïntegreerde energiemarkt.

    7.4

    De instelling van transmissiesysteembeheerders die losstaan van het productiesysteem en onderling samenwerken heeft tot doel om voor een efficiënte aanpak van distributieproblemen te zorgen. De transmissiesysteembeheerders van verticaal geïntegreerde ondernemingen neigen ertoe gelieerde ondernemingen een voorkeursbehandeling te geven, waardoor nieuwe concurrenten met een ernstig gebrek aan informatie worden geconfronteerd. Investeringen in sterk geïntegreerde bedrijven blijken vaak hun doel voorbij te schieten, aangezien de dominante onderneming geen enkel belang heeft bij de verbetering van het netwerk; dit zou immers vooral de concurrenten ten goede komen. Een officiële en wezenlijke loskoppeling van de transmissiesysteembeheerders zou alle distributiebedrijven dezelfde garanties voor toegang tot de netwerken bieden, waardoor de voor een doeltreffender beheer noodzakelijke technologische verbeteringen mogelijk worden, alsook uiteindelijk lagere tarieven voor de klant.

    7.5

    Meer transparantie en ruimere markttoegang heeft tot doel om de liquiditeit van de elektriciteits- en gasmarkt te vergroten. Er blijkt te weinig informatie te zijn over de betrouwbaarheid en punctualiteit op de markt (tussen de bedrijven die deel uitmaken van de keten). Het verschil in voorlichting tussen de gevestigde ondernemingen en hun concurrenten is opmerkelijk. Meer transparantie zou de toegangsrisico's en belemmeringen voor nieuwe marktspelers fors terugdringen en zou het vertrouwen in groothandelsmarkten, en dus ook in de prijssignalen doen toenemen. Het is evenwel nodig dat er een zekere uniformiteit/overeenkomst in de informatie is die geen ruimte laat voor vage interpretaties die een daadwerkelijk transparantie van de markt op het spel zet, zonder dat het belang voor ondernemingen van strategische of commerciële geheimhouding uit het oog verloren wordt.

    7.6

    Ervoor zorgen dat informatie beschikbaar is voor alle marktpartijen betekent dat vertrouwen in de markt mogelijk wordt en de correcte ontwikkeling daarvan wordt gegarandeerd. Veel partijen hebben weinig fiducie in het prijsvormingsmechanisme. De contracten voor de invoer van gas worden opgesteld op basis van prijsindexen die uitgaan van een mand van aardoliegerelateerde producten; de prijzen volgen dus nauwgezet de ontwikkelingen op de aardoliemarkt. Dit verband heeft zijn weerslag op de groothandelsprijzen, die dus niet tot stand komen door het spel van vraag en aanbod, wat ten koste gaat van de leveringsgarantie (aanbod). Voor de langetermijncontracten voor invoer zijn er geen duidelijke trends te bespeuren in de richting van prijsvormingsmechanismen die uitgaan van de marktwerking.

    7.7

    Vastlegging van zeer gedetailleerde vereisten dient ter waarborging van transparantie in de opwekking van elektriciteit en de productie van gas. Er moet nauwkeurige informatie beschikbaar zijn over de ontwikkeling van vraag en aanbod op korte termijn. Elektriciteitsproducenten zouden aan deze vereisten moeten voldoen; hiertoe moeten de nationale regelgevers dus meer bevoegdheden krijgen.

    7.8

    Oprichting van derivatenmarkten. Derivaten zijn een doeltreffend middel om prijsrisico's te beheren en vormen een geschikt instrument voor de ontwikkeling van de elektriciteits- en gasmarkt. Terwijl op de elektriciteitsmarkt al geruimte direct of indirect onderhandeld wordt over derivatencontracten, wat betekent dat dus al stappen zijn gezet naar uniformiteit op dit gebied (hoewel nog voor verbetering vastbaar), is de situatie op de Europese aardgasmarkt daarentegen verre van homogeen. Sommige markten zijn weliswaar alflink geliberaliseerd (bijv. in het Verenigd Koninkrijk), maar in andere landen is sprake van een markt die nog niet eens in staat is tot contantenhandel in aardgas (Italië).

    7.9

    Regulering van de opslagvelden en -lagen dient om ervoor te zorgen dat alle voor derden beschikbare reserve wordt aangeboden op transparante en billijke wijze, waarbij accumulatie van capaciteit vermeden wordt.

    7.10

    Er moeten openbare en uniforme criteria worden vastgelegd voor de vraag wanneer en hoe derden toegang hebben tot de opslagcapaciteit op de markt.

    7.11

    Vastlegging van transparante en gedetailleerde normen voor de toegang tot LNG-terminals is bedoeld om de infrastructuur te kunnen bepalen die voor vrijstelling in aanmerking komt. Er moeten correcte normen komen voor de toepassing van de zogenoemde „open season”-procedure. Deze procedure voorziet in een mechanisme om voorafgaand aan de bouw capaciteit te reserveren, hoewel dit misschien niet toereikend is om operatoren een ruimere toegang te garanderen. In deze procedure heeft de onderneming die de gasleiding of LNG-terminal bouwt en een vrijstelling geniet, immers voorrang bij de toewijzing van de vervoerscapaciteit op het nationale netwerk. Verder zou de de concurrentie op de leveringsmarkt kunnen worden afgeremd door de procedure voor de toewijzing van het resterende quotum van 20 %, die in het voordeel speelt van ondernemingen die dit deel opvullen met langetermijncontracten, en in het nadeel speelt van de spotmarkt en flexibele leveringen.

    7.12

    Er moet worden nagegaan welke bilaterale overeenkomsten voor de langetermijnvoorziening verderop in de keten verenigbaar zijn met het Europese mededingingsrecht. De mate van concurrentie op de detailhandelmarkt is zeer beperkt. Het gecumuleerde effect van langetermijncontracten, contracten voor onbepaalde duur, contracten met optie op stilzwijgende verlenging of met lange termijnen voor de afbetaling kan een serieuze belemmering voor het concurrentievermogen zijn. De contractbepalingen die industriële cliënten en producenten (gevestigde ondernemingen) voor de lange termijn binden, verschillen van land tot land. De vraag naar een concurrerender aanbod, van andere dan de gevestigde ondernemingen, neemt evenwel toe; wat ontbreekt, is een pan-Europees aanbod, wat serieuze aandacht verdient. De huidige concurrentie (weinig aanbieders) is in sommige lidstaten met een hoge mate van concentratie (Oostenrijk, België) zeer onbevredigend. De beperkingen voor afnemers op de wijze waarop zij kunnen beschikken over het hen toegewezen gas, in combinatie met de beperkingen voor de leveranciers ten aanzien van de leveringspunten, geven dus aanleiding tot gerede zorg over de mededinging.

    7.13

    De detailhandelsmarkt voor gas en elektriciteit moet worden gestimuleerd om de liberalisering daadwerkelijk gestalte te geven. Slechts met een heuse markt voor de kleinhandel kan de Europese consument profiteren van de concurrentie. Dit betekent dat er vereenvoudigde regels voor de markttoegang moeten komen, zodat ook kleine producenten en distributeurs aan de markt kunnen deelnemen. Zo kan de liquiditeit van de markt worden vergroot en kunnen de marktprijzen concurrerender worden. Liquiditeit is cruciaal voor het vertrouwen van marktpartijen in de prijsvorming, zowel in de marktplaatsen voor elektriciteit als in de gashubs, omdat die liquiditeit, vooral in het geval van gashubs, het mogelijk maakt om zich los te maken van de link met de producten.

    7.14

    Een geliberaliseerde elektriciteits- en gasmarkt is van groot belang om ondernemingen en burgers bewust te maken van mogelijke vormen van „intelligente” energieconsumptie, die kunnen bijdragen aan beteugeling van de kosten en het beheersen van de uitstoot. Hiertoe moet de burger worden voorgelicht over de momenteel beschikbare energiebronnen en over de mogelijke alternatieven (hernieuwbare energie). Als zij op de huidige schaarste worden gewezen, zullen zij het vitale belang ervan beseffen. Het aanbod aan eindgebruikers van op het persoonlijk verbruik afgestemde contracten is noodzakelijk, zowel om energie als om kosten te besparen.

    7.15

    Als verantwoordelijke eindverbruikers moeten de burgers ook geïnformeerd worden over de naleving van de regels door de organen voor regelgeving en over eventueel misbruik daarbij. Zo kan consument zijn rechten laten gelden, eventueel met behulp van verenigingen voor de bescherming van de rechten van de consument.

    7.16

    Er moet worden gegarandeerd dat aan de vraag wordt voldaan, ook tijdens piekperioden. In het geval van elektriciteit gaat het daarbij om opwekkings- en transportcapaciteit van energie in het net; bij gas moet er gezorgd worden voor voldoende invoer- en opslagcapaciteit. Het is evenwel bekend dat de invoercapaciteit zeer beperkt is omdat het vervoer van capaciteit gereserveerd is door de gevestigde ondernemingen met meerjarencontracten, met een looptijd van soms meer dan twintig jaar. Dit betekent dat de nieuwe projecten en de projecten voor herstructurering en/of uitbreiding van de infrastructuur, zowel voor elektriciteit als voor aardgas (leidingen), op nationaal en Europees niveau voortvarend ter hand moeten worden genomen. De installaties voor hervergasssing zijn uiterst belangrijk: vooral in het Middellandse-Zeegebied spelen zij een cruciale rol in de verbinding met de voornaamste aardgas producerende landen (Libië, Algerije).

    7.17

    Meer solidariteit: de EU-landen dienen op regionaal en bilateraal niveau zich in te zetten voor een overeenkomst voor samenwerking en wederzijdse bijstand voor het geval een lidstaat te kampen krijgt met een energietekort om diverse redenen die niet rechtstreeks aan die lidstaat te wijten zijn.

    Brussel, 22 april 2008.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Dimitris DIMITRIADIS


    (1)  Zie het advies van het EESC over de „Mededeling van de CommissieNaar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument”, CESE 71/2008.


    Top