Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/269/95

    Zaak T-330/07: Beroep ingesteld op 30 augustus 2007 — Kuiburi Fruit Canning/Raad

    PB C 269 van 10.11.2007, p. 53–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.11.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 269/53


    Beroep ingesteld op 30 augustus 2007 — Kuiburi Fruit Canning/Raad

    (Zaak T-330/07)

    (2007/C 269/95)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Kuiburi Fruit Canning Co., Ltd (Bangkok, Thailand) (vertegenwoordigers: F. Graafsma en J. Cornelis, advocaten)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    nietig te verklaren verordening (EG) nr. 682/2007 van de Raad van 18 juni 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand;

    de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten van verzoekster.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Met het onderhavige beroep verzoekt verzoekster om nietigverklaring van verordening nr. 682/2007 (1) van de Raad van 18 juni 2007, op grond dat deze verordening in strijd is met artikel 17, lid 3, van verordening nr. 384/96 (2) en met artikel 6.10.2 van de WTO-Overeenkomst (3), omdat verzoeksters verzoek om een individuele dumpingmarge is afgewezen ondanks het feit dat verzoekster de enige producent/exporteur was die de informatie heeft verstrekt die nodig was om de individuele marge te berekenen.

    In de eerste plaats heeft de Raad een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te concluderen dat er meer dan één verzoek was om een individuele marge te berekenen.

    In de tweede plaats had de Raad, aangezien slechts één producent/exporteur om de berekening van een individuele marge had verzocht, niet de vrijheid om te bepalen of een individueel onderzoek betreffende verzoekster te belastend zou zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zou staan.

    In de derde plaats heeft de Raad, mocht hij die vrijheid hebben, een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door vast te stellen dat een bijkomend onderzoek van één exporteur te belastend zou zijn geweest en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zou hebben gestaan.

    Tot slot heeft de Raad een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te concluderen dat de berekening van een individuele marge voor verzoekster discriminerend zou zijn geweest tegenover andere niet in de steekproef opgenomen exporteurs.


    (1)  Verordening (EG) nr. 682/2007 van de Raad van 18 juni 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand (PB L 159, blz. 14).

    (2)  Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 56, blz. 1).

    (3)  Multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) — Bijlage 1 — Bijlage 1A — Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (WTO-GATT 1994) — Antidumpingovereenkomst (PB L 336, blz. 103).


    Top