EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/269/57

Zaak C-405/07 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 september 2007 door het Koninkrijk der Nederlanden tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 27 juni 2007 in zaak T-182/06, Koninkrijk der Nederlanden tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 269 van 10.11.2007, p. 33–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/33


Hogere voorziening ingesteld op 3 september 2007 door het Koninkrijk der Nederlanden tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 27 juni 2007 in zaak T-182/06, Koninkrijk der Nederlanden tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-405/07 P)

(2007/C 269/57)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: D.J.M. de Grave en C.M. Wissels, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

Vernietiging van het bestreden arrest;

Terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht voor uitspraak over de andere beroepsmiddelen;

Verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant twee middelen aan:

Met zijn eerste middel voert rekwirant aan dat het Gerecht een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de zorgvuldigheidsplicht alsmede de motiveringsplicht ex artikel 253 EG door te oordelen dat van schending van de genoemde plichten door de Commissie geen sprake is in het geval dat door de belanghebbende lidstaat tijdig voorafgaand aan de aangevochten beschikking (1) aangeleverde relevante gegevens, zonder enige nadere motivering, in die beschikking buiten beschouwing worden gelaten.

Met zijn tweede middel voert rekwirant aan dat het Gerecht onjuiste juridische criteria heeft gebruikt door bij het onderzoek van het bestaan van een specifiek probleem in de zin van artikel 95, lid 5, EG te oordelen dat:

i)

het bestaan van een specifiek probleem in verband met luchtkwaliteit enkel dient te worden beoordeeld op basis van de criteria van richtlijn 1999/30/EG (2) zonder dat de onmogelijkheid voor een lidstaat om maatregelen te nemen om grensoverschrijdende verontreiniging te voorkomen en criteria als hoge bevolkingsdichtheid, intensiteit van het wegverkeer in veel zones en lokalisering van woongebieden langs de verkeersaders daarbij een rol mogen spelen en

ii)

reeds geen sprake kan zijn van een specifiek probleem in voornoemde zin indien een zeer gering aantal lidstaten eveneens een probleem kent in verband met luchtkwaliteit.


(1)  Beschikking 2006/372/EG van de Commissie van 3 mei 2006 betreffende een ontwerp van nationale bepalingen ter beperking van deeltjesemissies door voertuigen met dieselmotor waarvan door het Koninkrijk der Nederlanden overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag kennis is gegeven (PB L 142, blz. 16).

(2)  Richtlijn van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PB L 163, blz. 41).


Top